'Doe Maar' verleden tijd Wervelende volksdans Achalay en Mioritza 'Geelzucht' in Leiden 'Iiederkranz' en Exultate Deo' aan elkaar gewaagd Moreel verval als amusement bij De Appel MAANDAG 16 APRIL 1984 Kunst PAGINA 11 Bij elk danspasje van Hennie Vrienten vielen de fans bij bosjes flauw. <foto ANP) DEN BOSCH (GPD) - Om en na bij vijfhonderd jeugdige fans werden uit het publiek geplukt, over de koppen van anderen heen richting podium gerold en vervolgens afgevoerd naar EH- BO-posten. De muziek werd goeddeels overstemd door ge krijs en ongevraagde communi ty-singing van de vijfduizend aanwezigen. De merchandising beleefde top-uren: sjaaltjes, but tons, t-shirts en zelfs badlakens met passende opdruk wisselden opmerkelijk snel - het was ten slotte het laatste concert - van eigenaar. De vier muzikanten deden zichzelf in Den Bosch voor de laatste maal geweld aan, durfden zich ook tijdens dit optreden nauwe lijks te bewegen: even swingen stond namelijk garant voor mini maal vijf flauwvallende fans. En om elf uur, na de laatste Doe Maar-klanken, waren er de tra nen, veel tranen. Maar ook ou ders of vrienden, buiten, bij de uitgang. Claudette, elf jaar, uit Schevenin- gen, heeft het getrek, geduw en de temperaturen van rond de veertig graden vlak voor het po dium, waarop op dat moment het voorprogramma wordt afge werkt, verwisseld voor een tribu ne boven. Aanmerkelijk rustiger, minder warm en een prima uit zicht op het gebeuren zo'n zes meter beneden haar. Bovendien heb je hier zeker één vierkante meter voor jezelf: in tegenstel ling tot de begane grond is er ruimte genoeg om te dansen. Het is haar vierde Doe Maar-concert, maar dit optreden is zonder twij fel het beste: „Helemaal te gek". Ze is de avond tevoren met haar vader, die wordt verondersteld daar beneden ergens te zijn; een arm met Doe Maar-zweetbandjes wijst naar een van de ruimten achterin het sportcentrum De Maaspoort. Daar staan niet al leen stands opgesteld waar aller hande Doe Maar-attributen wor den verkocht, maar ook een vijf tal bars. Wat ze na dit concert gaat doen, is haar nog niet hele maal duidelijk: „Ik denk gewoon Doe Maar-fan blijven, of mis schien wel fan van Ernst Jansz worden, want die maakt toch wel de mooiste muziek". door Rob Schoonen Ernst Jansz (zang en toetsinstru menten) komt een paar minuten later achter Jan Hendriks (gi taar), Jan Pijnenburg (slagwerk) en Hennie Vrienten (zang, basgi taar) het podium op. Een vol strekt pandemonium is het resul taat: de dertig man van de orde dienst die zich tussen podium en dranghekken bevindt, krijgt bin nen drie minuten plots 40 wezen loze fans te verwerken. Pijnen burg geeft één mep op zijn base- drumm, één tikje op zijn kleine bekken, en de zaal barst los: Eén nacht alleen, ingezet door de 3000 fanatiekste Doe Maar-lief hebbers. Vrienten en Jansz ko men er met moeite bovenuit. Kortom: het afscheidsconcert van de populairste band uit de geschiedenis van de Nederland se popmuziek is begonnen. Het besluit om ermee te stoppen viel al op 13 februari van dit jaar. Tot grote ontsteltenis van platen maatschappij Telstar, de Doe Maar-fanclub en de tienduizen den liefhebbers van de muziek. De vier leden van de groep zagen er geen brood meer in: waren de publiciteit, de hysterie, de terug lopende muzikale prestaties, de prestatiedrang ook kotsbeu. Ze werden er steeds depressiever van. Het succes dat zijn kinderen opvrat, dat is het verhaal van Doe Maar. En intussen lappen de 48 hulpver leners koortsachtig veelal jeugdi ge fans op. „Een kwestie van te weinig zuurstof en een teveel aan emoties", vertelt een van de ver pleegkundigen. „Wat wij doen, is niet veel meer dan een natte spons over het gezicht halen en ze bij de deur - en dus frisse lucht - neerleggen. Afgezien van een polsfractuur tijdens het mid dagconcert is er nog niets ern stigs voorgevallen. Ik denk ook niet dat dat gebeurt: ze kunnen nogal veel hebben". Dat schijnt te kloppen. Als je ziet hoe iemand zo'n meter of zes over de hoofden van andere fans heen naar voren wordt gerold, daar door drie man van de orde dienst bij shirt en riem uit die deinende massa wordt geplukt en veilig achter de coulissen wordt neergezet, dan vraag je je inderdaad het een en ander af. Dat doet ook een 73-jarige oma uit Amsterdam, die hoog en droog, maar vooral ook veilig, de mu ziek en de randverschijnselen aan zich voorbij laat trekken. Haar kleindochter is een van de faps die per se bij dat afscheids concert aanwezig wilden zijn. Nee, echt bang is ze niet. Haar kleindochter heet tamelijk zelf standig te zijn. De zweetdruppel tjes op haar voorhoofd zijn dan ook waarschijnlijk te wijten aan de steeds maar toenemende hit te. Naast haar een kalende vijftiger: „Een kennis van de familie, toe vallig in het bezit van een rijbe wijs en auto". Bovendien een groot liefhebber van barokmu ziek, „vooral Albinoni en Bach". Het concert typeert hij met: „Als of er een trein over je heen den dert". De groep besluit er, na vier keer te zijn teruggeroepen, dan toch echt een punt achter te zetten. Na het speciaal voor dit concert gecomponeerde nummer „Alles gaat voorbij, aan alles komt een end", is er een zwaai en een kus hand. De leden van de groep gaan feest vieren met zeshon derd genodigden, de fans blijven onthutst achter. Naast de talloze vertrapte plastic glazen op de vloer, hier en daar een Doe Maar- speldje. Maar vooral ook huilen de fans. Voor wie zich in een droom verwart, komt de realiteit wel heel erg hard aan. Doe Maar BV is niet meer: er kan weer met het nodige plezier ongecompli ceerde, Nederlandstalige muziek worden gemaakt. Voor zolang het duurt. 'Drachenfels'-lezing herdacht Rienk Visser, voorzitter van de maatschappij der Nederlandse Letter kunde, onthult een gedenksteen aan de gevel van Rapenburg 95, waar Jacob Geel heeft gewoond. (foto Holvast) Bewondering voor Bachkoor met Johannes Passion Johannes Passion van J.S. Bach. Bachkoor Holland o.l.v. Charles de Wolff m.m.v. het Amsterdams Kamerorkest. Solisten: Hein Meens tenor (evangelist), Max van Egmond bas (Christus); aria's: Ma rianne Koopman sopraan, Rose- marle Lang alt, Howard Crook te nor en Hermann Olster bas. LEIDEN Hoewel de Johannes Passion minder 'populair' is bij het grote publiek dan de Mat- thaus Passion, wist de uitvoe ring door het Bachkoor op een gewone zaterdagmiddag, en dan nog wel de eerste echte lentedag, toch een volle Pie terskerk te trekken. Terecht, want ook deze Passion, wat be knopter en met een andere vi sie op het lijdensverhaal, bevat een schat aan schitterende aria's en even dramatische hoogtepunten als de Matthaus Passion. Het Bachkoor, dat door zijn se- mi-professionalisme klein van omvang kan zijn, dwong we derom grote bewondering af door de zeer homogene en ver zorgde koorzang. Dynamiek, articulatie en koordiscipline la ten weinig of niets te wensen over. De hoge kwaliteit van het koor manifesteert zich het dui delijkst in de levendige licht gezongen 'turba' gedeelten, die delen waarin de volksmenigte op het gebeuren reageert. Het bijbelverhaal werd op zeer beeldende wijze vertelt door Hein Meens, bij wie op de hoogtepunten van het verhaal de bewogenheid terecht door brak. Max van Egmond was een. waardige en toch warme Christus. Marianne Koopmans zong haar aria's 'Ich folge dir gleichfalls' en 'Zerfliesse' met een stralend stemgeluid. Ex pressief was Rosemarie Lang in de beroemde aria 'Es ist voll- bracht'. Howard Crook zong zijn lastige aria's moeiteloos en met een grote bewogenheid en ook Hermann Polster was dra matisch zonder de grenzen te overschrijden. De grote instrumentale en artis tieke kwaliteiten van het Am sterdams Kamerorkest, be staande uit leden van ht Con certgebouw Orkest, manifes teerden zich in begeleiding en solistische bijdragen. De conti- nuospelers Hans Broekman or gel en Henk Sekreve cello zorgden voor een betrouwbaar fundament. MIES ALBARDA. Folkloristisch dansensemble Acha lay in samenwerking met het Roe meens volsmuziekorkest Mioritza. Gehoord en gezien op 14 april in de Leidse Schouwburg. LEIDEN - De twee bekende Leidse groepen Achalay en Mioritza brachten zaterdag avond een wervelende show van folkloristische dansen en muziek afkomstig uit Zuid- en Oost Europese landen, Israël en Nederland. Schitterende en rijk versierde authentieke kos tuums voegden aan dit spekta kel een extra dimensie toe. In een tijd van aerobic, electric boogie- en disco-dans doet het zedig en rolbevestigend karak ter van deze dansen enigzins bevreemdend aan. Jonge meis jes gehuld in pronkgewaden met de rok over de knie, buik en borst verhullend verpakt in rijkgeborduurde kledingstuk ken, braaf smoezend en hoog stens schuifelend voortbewe gend, het is allemaal echt even wennen. Brutale haantjes te genover ingetogen hennetjes gedrag uit de dorpen in het achterland van de Middelland se en Zwarte 'Zee, met maar één doel: om een degelijk ei in de wieg te krijgen. Het zal in het verleden allemaal zijn functie wel gehad hebben. De professionele choreografie van Achalay en het tempera- Gesang Verein 'Liederkranz' (Sand- hausen aan de Neckar), C.O.V. "EXuItate Deo" (Voorschoten) ga ven een "uitwisselingsconcert". Dirigenten, resp.: prof.dr. Hans Rectanus en Sander van Marion. Begeleiders: Aad van der Hoeven (orgel) en Addie de Jong (piano). Plaats: Stadsgehoorzaal. Gehoord op zaterdag 14 april. LEIDEN - Het Voorschotense koor 'Exultate Deo' had dit weekeinde het Duitse koor 'Liederkranz' te gast. De gezel schappen gaven in de Stadsge hoorzaal een gezamenlijke uit voering. Een kritische vergelijking is bij zoveel gastvrijheid niet pas send. Beide koren bezitten de gewenste concertkwaliteiten in ruime mate. 'Exultate Deo' zong steeds met begeleiding van orgel en vleugel, de Duit sers echter uitsluitend a capel- la. mentvolle optreden van Mio ritza maakten van deze avond vullende show een kleurrijk gebeuren. De dansen van Achalay zijn authentiek en vin den hun oorsprong in het des betreffende land, al werden de kringen en rijen door ballet- meester Josef Vodoza enigzins aangepast aan het optreden op een podium. Erg leuk was de choreografie in de zogeheten 'Hooivorken- dans' van Nederlandse origine. Ook 'Féstova' afkomstig uit Italië en het Israëlische 'Rihud Aliz' vormde door de elegante choreografie en kleding een charmant geheel. De kleedpau zes van Achalay verstreken on gemerkt door het meeslepende optreden van het Roemeense volksmuziekorkest Mioritza met muziek afkomstig uit alle windstreken van Roemenië, waarvan sommige teksten en liederen teruggaan naar een oude voor-Christelijke oor sprong. Op virtuoze wijze en met flair wist Mioritza de oude instrumenten tot leven te wek ken in een boeiende doina, da- ma of meeslepende Hora. Prachtvolle kostuums en volkse taferelen in de werve lende dans uit Trakya (Bulga rije) zorgden voor een kleurrijk slot aan dit folkloristisch kijk spel. ANNEKE VAN VLIET. Van de Voorschotenaars kon men. gelet op hun oratorium praktijk, nauwelijks anders verwachten. Toch braken ook zij voor éénmaal, met een se lectie uit Rodgers' populaire musical 'The sound of music', uit hun gewone doen. Dat de gasten zich in het lichtere gen re veelvuldig bewegen, werd men gewaar in een serie herfst liederen van Helmut Sadler, volkszangen uit Duitsland, Tsjechoslowakije en Kroatië, en romantische liederen van Bach en Mendelssohn. Heel goed waren ze in het geestelij ke genre. Tenminste wat het onderlinge evenwicht en de soepele rusti ge voortgang betreft. Ik luister de met veel genoegen naar Da Victoria's motet 'Popule meus' (voor dubbelkoor), 'Ehre und Preis sei Gott dem Herren' (uit Bachs 'Magnificat' en bovenal Nageli's motet 'Der Mensch lebt und bestehet'. Zonder emotionele overdrijving en toch fijn gevoeld klonk 'Ich be te an die Macht der Liebe' (Bortniansky). Het viel mij op dat, ofschoon de uitspraak niet overduidelijk was, de slot-n's en de voor vele Nederlandse koristen beruchte "ich" zo goed doorklonken. De Voorschotenaren zetten fraai en overtuigend in met 'Let all things now living' en toonden zich ook toon- en stijlvast in koren uit "Paulus" (Mendels sohn). Beide accompagna- teurs, op orgel en aan de vleu gel, bleken, zoals trouwens van zulke kunstenaars mocht wor den verwacht, heel wat mans. De merkwaardige combinatie ter begeleiding van gezamen lijk gezongen koren uit 'Die Schöpfung' klonk verrassend goed. In september a.s. bren gen de Voorschotenaren een tegenbezoek aan het Neckar- dal en Heidelberg. JOHAN VAN WOLFSWINKEL LEIDEN Aan het Rapenburg 95 werd zaterdagmiddag het plu chen gordijntje weggetrokken voor een gedenksteen met de in scriptie: "Hier woonde Jacob Geel, 1822-1835". De heer Rienk Visser, de voorzitter van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, was de eer te beurt gevallen deze onthulling te ver richten. Hij voerde zijn taak uit met een élan, gelijkend op dat van de bedrogen echtgenoot die op het punt staat zijn vrouw met haar minnaar in het hemelbed te betrappen. Even sober als de tekst op de monumentale gevel steen was de toespraak van de onthuller. Hij sprak de hoop uit dat Leidenaars die in de toe komst de steen mochten passe ren zich eens zouden afvragen: "Hé, wie zou dat zijn, die Geel?" Jacob Geel genoot in de eerste helft van de negentiende eeuw in Leiden bekendheid als letter kundige. Hij moest weinig heb ben van de deftige en pedante li teraire clubjes waarvan Leiden destijds was vergeven. Zijn scherpe pen werd gevreesd. Een soort Gerrit Komrij avant la let- tre dus. Zijn bekendste geschrift is het op stel 'Gesprek op den Drachen fels', dat hij op 15 april 1834, 150 jaar geleden, voordroeg in de Leidse Stadsgehoorzaal voor een gezelschap, bestaande uit leden van de Hollandse Maatschappij voor Fraaije Kunsten en Weten schappen, en belangstellenden onder wie Nicolaas Beets. door Cees van Hoore In dit opstel laat Geel een ik-figuur en twee Duitse geleerden de Dra chenfels, de uit sagen bekende rots bij Königswinter, beklim men. Op hun weg naar de top spreken ze over de Romantiek. Als ze daar zijn aangekomen trekt één van de twee vrienden fel van leer tegen de romantici, wier produkten hij veroordeelt als "verdoemde kunst, die smaak en schoonheidsgevoel op den dwaalweg brengt". Zijn tirade richt zich in het bijzonder tegen de 'misselijke beschrijvings kunst' van deze literatoren. Hij beschuldigt hen ervan dat ze zich verlustigen in het minutieus weergeven van alles wat afgrijse lijk en afzichtelijk is. Vóór de onthulling van de gedenk steen hield dr. W. van den Berg in de Leidse Stadsgehoorzaal, op dezelfde plaats waar Geel 150 jaar eerder had gestaan, een le zing over de 'Drachenfels', dat in letterkundige kringen wordt be schouwd als het hoogtepunt van de Nederlandse discussie over de Romantiek. Uit voerig ging hij in op de corres pondentie die Geel en staatsman Thorbecke met elkaar hebben gevoerd. De laatste had nogal wat kritiek op Geels werk. Hij wierp hem onder meer voor de voeten dat hij zich in de Dra chenfels zelf ook aan "misselijke beschrijvingskunst" had schul dig gemaakt, daarmee doelend op een fragment waarin Geel be schrijft hoe één van de persona ges als gevolg van zijn lagere po sitie op de berg door de benen van de ander heen kan kijken. Thorbecke hekelt deze passage als 'pederastisch'. Geel, de aan klager van de Romantiek, zit hier dus zelf in de beklaagdenbank. Teloorgang Van den Berg ziet de Drachenfels niet zozeer als een aanval van Ja cob Geel op de buitenlandse ro mantische stromingen maar veeleer als het resultaat van een meningsverschil tussen Geel en de literatoren in zijn eigen stad. Een Leids conflict dus. Alsof Geel met een omweg wilde zeg gen: "Jongens, ik zal jullie eens vertellen hoe het moet". Voor Van den Berg is de Drachen fels vooral een Nederlandse posi tiebepaling ten opzichte van de buitenlandse Romantiek. Hij sprak de hoop uit dat de Dra chenfels nog eens een toeristi sche attractie zal worden waar de interpretatoren elkaar op de top zullen vinden. Na deze interes sante - maar voor niet-ingewij- den nogal pittige - lezing, kwam negentiende-eeuw-kenner Peter van Zonneveld met wat lichtere kost. Met een eloquentie, niet van deze tijd, behandelde hij de ontstaansgeschiedenis en teloor gang van de Rederijkerskamer voor Uiterlijke Welsprekend heid, ook wel "De Romantische Club" genaamd, waarin Leidse student-auteurs als Beets, Hase- broek en Kneppelhout actief wa- Tegen vijven, na afloop van de plechtigheden, spoedden geno digden en organisatoren zich naar een etablissement, gelegen naast de Leidse Burcht. Of ik het goed gezien heb, weet ik niet, maar na enkele glazen jus d'oran- ge meende ik drie grijsaards de trappen van de Burcht te zien be klimmen. Op de top van deze 'Drachenfels' aangekomen, stie ten zij gedrieën hun wandelstok omhoog, als in een poging te bil jarten met de maan. Wat een romantiek! Scène uit 'Doctor Nero' met v.l.n.r. Eric Schneider, Trudy Labij, Peter v Robert Prager. "Doctor Nero", muziektheater van Louis Andries- sen en Lodewijk de Boer door De Appel m.m.v. Het Gamba Consort. Regie: Lodewijk dc Boer. Gezien in het Appeltheater op 12 april (try-out). SCHEVENINGEN - Na de ontdekking van de decadentie als levensstijl groeide de be langstelling voor het vermeende "morele verval" tijdens het Romeinse keizerrijk, en dus ook voor dat deel van het culturele erf goed waarin een neerslag van deze verval- stendens merkbaar was. In Huysmans' ro man 'Tegen de keer' (1884), de bijbel van het decadentisme, verlustigt de hoofdper soon zich in de overgeleverde brokstukken van Petronius' 'Satyricon', waarin met een schijn van objectiviteit de liederlijkheid van het oude Rome wordt beschreven. De typisch decadente vermenging van erotiek en doodsdrift, van geperfectioneerde es thetiek, een wegrottende samenleving en het streven naar een maximaal genot is daarna tot de verbeelding blijven spreken. Dit resulteerde in de afgelopen decennia tot verschillende film- en theaterbewerkin gen van 'Satyricon' (Fellini, Maderna), die vooral de nadruk legden op de extravagan te aspecten. In 'Doctor Nero' ligt de extravagantie echter vooral in de overvloedigheid waarmee de meeste decadentie-aspecten en hun sym bolen in de voorstelling teruggevonden kunnen worden. Het toneelbeeld van Frank Raven is één enorme rode, geplasti ficeerde ruimte, galerie en bordeel tegelijk, waarin de kunst kunstmatig is en het kunstmatige als doel op zich weer kunst wordt. De personages, gedeeltelijk ont leend aan de roman van Petronius, zijn met behoud van hun oorspronkelijke namen verplaatst naar onze tijd, waarin zij won derwel blijken te passen. Doctor Nero (Peter van der Linden), die het snobisme cultiveert, leeft in de eerste eeuw na Jean des Bouvrie tussen de reproduc ties en de replica's, ook op het fysieke vlak, want als plastisch chirurg heeft hij van zijn zoon zijn dochter gemaakt en omgekeerd (ook transsexuelen en hermafrodieten be horen tot de vaste rekwisieten in de wereld van de decadentie). De gasten op zijn party zijn geïnteresseerd in alle soorten van ge not, zolang dat maar niet ordinair heterose- xueel van aard is, en bewegen zich onder leiding van de berucht vulgaire Trimalchio binnen een constant spanningsveld van li chamelijke aftakeling en de dood. Die verplaatsing naar onze tijd en het daar door ontstane spiegeleffect is een van de sterkste punten van 'Doctor Nero'. Belang rijker was echter de beslissing van Lode wijk de Boer en Louis Andriessen om te streven naar een vorm van muziektheater, waarin de (soms grove) overdaad van Felli ni en Maderna wordt vervangen door verfijning en humor. Zonder het decadente karakter aan te tasten creëerden zij een voorstelling met een relativerende onder toon die door onverwachte wendingen of kleine details zelfs liederlijkheid amusant weet te maken. Aan verrassingen is geen gebfek (en de beste daarvan zal ik zeker niet verraden) maar aan zelfbeheersing evenmin en het resul taat is dat 'Doctor Nero' nooit het gevaar loopt te ontaarden in kluchtig effcctwerk. Wel maakt de fragmentarische opbouw aan het begin enige verwarring mogelijk, met name door het invlechten van gespeelde scènes uit zijn door de tonecl-Petronius (Eric Schneider) voorgelezen boek. De een heid van de voorstelling is echter voor een niet gering deel te danken aan de muziek van Louis Andriessen die zich bewust op een veelheid van stijlen baseerde, varië rend van de recitatiefbehandeling in de vroege Florentijnse opera tot de heden daagse musical. De uitvoering zelf door vijf barokinstrumenten zorgt voor een verbluf fende homogeniteit, maar de onvoorberei de toeschouwer zal niet minder verrast worden door de muzikale kwaliteiten die het volledige Appel-gezelschap in deze merkwaardige voorstelling ten toon spreidt. PAUL KORENHOF

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 11