Altijd op het gras lopen,
dan spaarde je de zolen
E>'"
AFLEVERING 3: HAZERSWOUDE
ZATERDAG 14 APRIL 1984
De Hoge Rijndijk richting Alphen aan den Rijn, omstreeks
door Sjak Jansen
Zeven eeuwen geleden had Ha-
zerswoude een welhaast Frie
se naam. Haduardswoud
heette het toen. Raar mis
schien, maar waar. En boven
dien verklaarbaar als men
weet dat Hazerswoude toen
al een dorp van uitersten
was. Wie er kwam vergat het
niet licht, al was het maar
vanwege het toenmalige
smalle ruiterpad, dat nu de
glad geasfalteerde Gemene
weg is, maar indertijd zo hob
belig was dat je ongewild je
ergste vijanden groette.
Zevenhonderd jaar later heeft Ha
zerswoude nog steeds dat ge
denkwaardige. Toneelliefheb
bers vinden er 's lands oudste to
neelvereniging. Onze beste tafel-
tennisster woont er. En aan de
Rijndijk ontmoet men de drie
het minst op elkaar afgestelde
stoplichten hier te lande.
Ook leek Hazerswoude zo'n twin
tig jaar geleden in de persoon
van Stientje Kranenburg een
tweede Anna Magnani te hebben
voortgebracht. Maar dat moet
nog altijd blijken, waarover later.
Een dorp van uitersten dus. Tuur
maar eens over het vlakke pol
derlandschap en zie hoe daar
middenin opeens het Rietveld
ligt: een door water, veel water
omgeven buurtschap waar - nog
méér dan in Giethoorn - de boot
het enige transportmiddel is. Elk
erf heeft er een aanlegsteiger.
Maar er komt nu een weg die de
twintig gezinnen in het Rietveld
met de vaste oever moet verbin
den.
Is die weg er, dan kent Hazerswou
de nog maar één scheiding: die
tussen Hazerswoude-Dorp en
Hazerswoude-Rijndijk. Twee
dorpskernen met elk ruim zes
duizend inwoners, waartussen
een afstand gaapt van bijna vier
kilometer. Groot genoeg om de
protestante inwoners van Rijn
dijk in een andere gemeente ter
kerke te laten gaan. Koudekerk,
aan de overkant van de Rijn, is
voor hen veel dichterbij dan Ha
zerswoude-Dorp.
Onbewoonbaar
Het lijkt er dus op dat Hazerswou
de in geografisch opzicht een
steek heeft laten vallen. Wanneer
is niet bekend. Wel geloven his
torici dat het dorp al zeker twee
eeuwen bestond toen het in 1281
voor het eerst werd genoemd in
een officiële oorkonde van Floris
V.
Uit speurwerk van de Hazers-
woudse amateurhistoricus Cees
Kroon blijkt dat de kleiboorden
van de Rijn al veel eerder werden
bewoond. Enkele bodemvond
sten in de omgeving van het in
1420 verwoeste kasteel Rijnen-
burg aan de Rijndijk duiden erop
dat het grondgebied van Hazers
woude incidenteel al door de Ro
meinen bewoond is geweest. Na
hun vertrek, aan het einde van de
vierde eeuw, waren er grote
volksverhuizingen en enkele
overstromingen, waardoor de be
woners wegtrokken.
Aangenomen wordt dan ook dat
Hazerswoude in de vroege mid
deleeuwen lange tijd onbewoon
baar is geweest. Maar de geleide
lijke bevolkingsgroei in Zuid-
Holland noopte in de tiende
eeuw tot het winnen van nieuwe
akkerbouwgronden teneinde in
de eerste levensbehoeften te
kunnen voorzien, vooral die van
broodgraan. Daarom werden
langs de rivieren dijken aange
legd en werd het onbewoonde
veengebied in cultuur gebracht.
Hazerswoude werd een dorp van
turfstekers, veetelers en later
ook elzenkwekers.
Nóg later, in 1530, kwam er het
veenbaggeren in tel. Dit zoge
naamde slagturven verhoogde
de turfopbrengst, maar was fu
nest voor het land. Dat verander
de immers in water. En door het
almaar dieper baggeren liep uit
eindelijk ook veel ander land on
der. Een uit 1687 daterende kaart
van Rijnland toont ten zuiden
van Hazerswoude dan ook één
grote plas, strekkend totaan de
landscheiding met Schieland.
Tussen 1759 en 1765 is deze on
vruchtbare watermassa droogge
legd. Onnodig te zeggen dat
zulks een gigantisch werk was.
Wind
Tot zover de gegevens van Cees
Kroon. Over nu naar de stamtafel
waar vijf Hazerswoudenaren
hebben plaatsgenomen. Het zijn:
Jan Wesselingh (64), gelouterd
waterschapsbestuurder en secre
taris-penningmeester van 's
lands oudste toneelvereniging
'Onder Ons'; Jacques Straver
(54), expeditiechef bij de plaatse
lijke vleeswarenfabriek en voor
zitter van voetbalvereniging Ber-
nardus; Hugo de Kort (60), ook al
zo'n verenigingsdier en rechter
hand van notaris Heenk. Vierde
gesprekspartner is Wim van
Vliet (64), beter bekend als de bo-
_tervcntcr. Hij is vergezeld van
Jan Dekker (57), behalve archi
tect ook heemraad van het water
schap Noordwoude en voorzitter
van zowel de tennisvereniging
THDo als de plaatselijke WD.
Twee laatstgenoemden wonen in
de dorpskern, de anderen komen
uit Hazerswoude-Rijndijk.
In dat dorpsdeel heeft Van Vliet
zijn zuivelprodukten nimmer
aan de man gebracht. Er woon
den te veel boeren die zelf kaas
en boter maakten en de overige
Rijndijkers waren te arm. De
Kort weet nog wel dat zijn
vriendjes altijd op het gras moes
ten lopen; dan spaarden ze de zo
len.
En wie herinnert zich Dré Franken
niet, de hoefsmid uit de Dorps
straat. Een straatarme man, maar
was het bandje van je klomp ka
pot, dan zei hij: geef maar hier en
hij maakte het. Gratis, want ook
al kostte hem dat. een kwartier,
geld wilde hij niet hebben. Een
doodgoed mens.
Dat was Kee Abshoven volgens
Straver ook. Ze dreef een kruide
nierszaakje maar verdiende daar
mee zo weinig dat ze 's ochtends
de boeren hielp met melken. Ze
had ook een buitenplee en daar
hadden kwajongens eens een
ballonnetje in gedaan. Heel het
dorp moest de volgende dag van
Kee horen dat ze een uitzonder
lijke wind had gelaten: één met
een velletje.
Branden
Het was crisistijd, vrijwel niemand
had iets te besteden. Maar dat
hinderde Kees Kameraad niet.
Hij leverde op tijd zijn kolen; af
rekenen kwam later wel. Jan
Dekker weet nog dat Kees altijd
met zijn hoofd schudde en daar
niks aan kon doen. Voortdurend
was dat hoofd in beweging, maar
kreeg hij een borreltje, dan mor
ste hij geen druppel. Telkenmale
stond men weer versteld hoe hij
'm dat lapte.
Dekkers vader was in die tijd com
mandant van de vrijwillige
brandweer. Zelden heeft die vol
gens Wesselingh zo vaak moeten
uitrukken als in de jaren dertig.
Opvallend veel boerderijen gin
gen toen in brand. En natuurlijk
waren de meeste daarvan royaal
verzekerd.
V.l.n.r. Wim van Vliet, Jan Dekker, Jan Wesselingh, Hugo de Kort en Jacques Straver. (fotoLoek Zuyderdu.. i
.derbroek had uitgedaan, waar
van onverwacht het elastiek was
geknapt. Wel wat koud zonder
broek, maar vier bordjes erwten
soep deden wonderen.
Alleen begon die soep te werken.
En meer dan Geert lief was. Op
een open plek op de Voorweg
hield ze daarom even stil, vertelt
Van Vliet. Ze perste wat en zei
tot zichzelf: Zo Geert, da's me
even een knakkert. En ze ver
volgde haar tocht. Maar een paar
straten verderop moest ze op
nieuw. Andermaal zette ze haar
kruiwagen neer. En toen het ge
beurd was en ze haar creatie be
keek moet ze volgens Van Vliet
hebben uitgeroepen: Zo Geert,
da's me een kniestert.
Juist op dat moment werd ze op
haar schouder getikt. Geert
slaakte een gilletje: het was me
neer pastoor. Blozend vroeg ze of
hij haar al lang achtervolgde.
„Valt mee Geert", zei de eerwaar
de, „enkel van de knakkert tot de
kniestert."
Plezier
Wederom dolle pret aan de stamta
fel van hotel Groenendijk. Een
historisch plekje trouwens,
merkt Straver op. Want vroeger
bestond daar een kruideniers-
zaakje met een cafeetje ernaast.
Eenzelfde nering was er tegen
over Fasson. En daar dronken de
voetballers van Bernardus altoos
hun biertje. Chris Jansen haalde
er voor de voetbalclub de contri
butie op. Maar daar kwam nooit
veel van terecht, omdat hij zich
liet fêteren door de voetballers
die zo hun contributiegeld in
hun zak hoopten te houden.
Met een borreltje viel volgens Stra
ver iedereen wel te paaien. Veld
wachters incluis. Aan de Rijn
dijk had je Vet en Niekerk en in
het dorp hield Jan Plezier de za
ken in het gareel. Alle drie droe
gen ze een grote snor.
Een echte dorpsveldwachter, die
Plezier. Hij schroomde niet
zwaaiend met zijn gummiknup
pel een groep belhamels achter
na te zitten. Maar hij deed dat al
leen als ze het echt te bont had
den gemaakt, want tegen grapjes
kon hij, vertelt Dekker. Plezier
speelde altijd het spelletje mee;
ook als ze belletje bij hem trok
ken of hem beetnamen door mid
den op De Poel te doen alsof ze
er visten. In de stellige verwach
ting ze op de bon te kunnen slin
geren kwam de veldwachter dan
puffend aangeroeid. Maar kwaad
worden als hij in het ootje was
genomen? Nee, dan kende men
hem niet. Ik kook niet gaar, riep
hij altijd.
Boos werden af en toe wel de klan
ten van kapper Henk van Doorn.
Deze Rijndijker had zoveel ont
zag voor zijn vrouw dat hij ter
stond opdraafde als ze hem riep.
Klanten moesten dan maar
wachten. En die liepen dan wel
eens woedend de winkel uit,
soms met het gezicht nog vol
scheerzeep.
Apart
De Gemeneweg was toen zojuist
aangelegd. Jarenlang is daar tol
geheven en volgens Van Vliet
moesten Rijndijkers zich er legi
timeren. Niet dat de dorpers een
hekel aan ze hadden. „Maar we
zijn wel apart", meent Van Vliet.
Rijndijkers verbeeldden zich wel
eens op een hoger plan te staan,
terwijl de dorpers dachten in hèt
Hazerswoude te wonen.
Toch wensen de dorpers en Rijn-
dijkers liever bij elkaar te blijven
dan te worden samen-gevoegd
bij respectievelijk Benthuizen en
Koudekerk, zoals de gemeente-
Een van de gedenkwaardigste
branden woedde in de zomer van
1936 in een boerderij aan de
Dorpsstraat. Gedenkwaardig
omdat de meeste brandweerlie
den op het moment des onheils
ter kerke waren. Bovendien wei
gerde de brandspuit. De boerde
rij en drie hooibergen gingen dan
ook in vlammen op. Prompt
werd een nieuwe brandspuit
aangeschaft en uiteraard was die
mobiel. Maar men moest er niet
aan denken dat je er helemaal
mee de polder in moest. Naar
Jaantje Slootweg bijvoorbeeld.
Verstoken van elektra en stromend
water woonde zij daar op een ei
landje, vertelt Van Vliet. Bij een
beetje hoog water liep haar huis
onder, maar daar maalde ze niet
om. Vandaar misschien dat ze zo
krom liep. Haar rug was gebogen
en daar zat altijd Piet op, haar
kat. Die nam ze volgens Van
Vliet elke avond mee naar bed.
Terwijl zij op haar zij lag, legde
ze hem onder haar achterwerk.
Vogeltjes
Zo ook toen ze haar twee neefjes
had te logeren. Die hadden haar
een mokkataart gébracht met
vruchtjes erop en van die zoete
kogeltjes. Maar in hun gulzig
heid hadden ze die kogeltjes on
derweg opgegeten en vervangen
door echte patronen, die even
klein waren en - naar later bleek -
aan de smaak van de taart geen
afbreuk deden; die was dezelfde
avond nog opgegaan. Maar de
volgende ochtend kreeg Jaantje
volgens Van Vliet de schrik van
haar leven. In haar onderbroek
gaapte van achteren een gat en
Piet was dood.
Dekker slaat zich nu op de benen
van pret en ook Wesselingh, De
Kort en Straver gillen het uit.
Triomfantelijk begint Van Vliet
dan ook te vertellen over een an
dere legendarische Hazerswoud-
se: Geert van der Zwaan, een ar
me vrouw die van de kerk trok
en daarom altijd in het armen-
bankje moest plaatsnemen.
Met Sinterklaas ging de in 1959
overleden Geert gewoonlijk de
deuren langs met een kruiwagen
vol speculaas. Meestal was het
buiten dan stervens koud, maar
bij deze en gene wachtte haar al
tijd wel een bordje snert. Ook die
keer toen ze onderweg haar on-
Grote belangstelling vooreen auto
te water was geraakt. Omstreeks 1920. Haierswoude 7ooi
lijke herindelingsplannen willen.
Rivaliteit is er tussen de twee
kernen dan ook nooit geweest, of
het moest volgens Straver op
sportief gebied zijn. Hazers-
woudse Boys en Bernardus heb
ben elkaar altijd op het scherpst
van de snede bevochten.
Vrolijker waren de uitvoeringen
van 'Onder Ons', de toneelver
eniging die nu 131 jaar bestaat en
daarmee 's lands oudste is. In
den beginne werd nogal eens on
der barre omstandigheden ge
speeld op boerderijen en in var-
kensschuren waarbij hanenge
kraai en het loeien van koeien
dikwijls voor komische effecten
zorgden.
Zeker in die dagen kende gezellig
heid er volgens Wesselingh geen
tijd. Zo gebeurde het wel eens
dat een uitvoering om zes uur be
gon en om vier uur 's nachts ein
digde. Na het afschminken bleek
er dan geen tijd meer over voor
het gebruikelijke nakaarten: de
koeien moesten nodig worden
gemolken.
Passeerde je rond die tijd het Jaag
pad of de Gemeneweg, dan had
je grote kans Koos de Kip en Pie-
ter Zeeman aan te treffen, de
twee landlopers voor wie een
glaasje spiritus niet te versma
den was. Dikwijls sliepen ze in
de openlucht en anders ronkten
ze wel in het cachot. In dat geval
had de veldwachter ze wegens
openbare dronkenschap weer
eens opgepakt.
Schande
In het dorp sprak men daar natuur
lijk schande van. Dat deed men
ook als katholieken en protestan
ten te veel toenadering tot elkaar
zochten. Wesselingh kan zich de
schrobbering van de kapelaan
nog goed heugen. Hij was naar
een paar vrienden wezen luiste
ren die in het hervormd jongens
koor zongen. Een heuse zonde!
Terwijl hij nu als het nodig is or
gel speelt in de protestantse
kerk.
Waar vroeger al geen ophef over
werd gemaakt. Stientje Kranen
burg, de eerste Hazerswoudse
die het nozem-tijdperk omhels
de, kan erover meepraten. Op
haar tiende dirkte ze zich al op en
op haar dertiende droeg ze paar
se kousen. Niet veel later deed ze
in Zandvoort mee aan een miss
verkiezing, wat haar uiteindelijk
een contract met een Parijse
filmstudio opleverde.
Nu, een dikke vijftien jaar later, ac
teert ze nog steeds: in Italiaanse
B-films. En ze heeft een arties
tennaam: Katja Christina. Maar
ze verloochent haar afkomst niet.
Wat ook weer niet wil zeggen dat
ze in Hazerswoudse kleder
dracht over de Via Appia dren
telt.
Dat zou ook sterk zijn. De Rijn
landse kap wordt al sinds de ja
ren twintig niet meer gedragen;
de gewonere mopmuts sedert
1935 niet meer. Bij de kap be
hoorde een gouden ijzer met lan
ge hangers, gouden spelden en
naalden. In de crisistijd gingen
veel van deze kappen van de
hand. Vijftig tot zeventig gulden
kregen de vrouwen er toen voor,
terwijl ze volgens De Kort nu
25.000 gulden opbrengen.
Zoete inval
De tijden zijn veranderd, consta
teert De Kort. Ook in het Riet
veld. De onofficiële burgemees
ter die men er jarenlang had, is er
niet meer. Evenmin zijn Klaas en
Pietje van den Bosch er nog. Bij
dit echtpaar was het altijd een
zoete inval. Pietje, die haar man
'Klaassie mijn kind' noemde,
had voor iedereen de koffie
klaar. Evenals trouwens Han van
Meurs. Hij is in het Rietveld
bootjes gaan verhuren en heeft
er het pension Klein-Giethoorn
gesticht. Menigeen legt daar van
daag de dag nog aan voor een
neutje of een hengeltje uit te
gooien.
De Kort herinnert zich hoe er vroe
ger op de Rijn schaatswedstrij
den werden gehouden ten be
hoeve van de nooddruftigen. Wie
won mocht een zij spek of vijf ki
lo bonen aan een arme doen toe
komen.
Maar al gauw kwam de oorlog en
die bracht ook in Hazerswoude
veel ellende. Luttele uren voor
de capitulatie van Nederland, op
14 mei 1940, bombardeerde de
vijand een groot deel van Koude
kerk en Hazerswoude-Rijndijk.
Niet minder dan vierentwintig
mensen vonden daarbij de dood.
In de dorpskern zouden later bij
een razzia zestig jongelui worden
opgepakt, van wie niet iedereen
levend uit Duitsland wist terug
te keren.
In februari 1944 gaf de Duitse vij
and volgens Dekker te kennen
heel Hazerswoude ten oosten
van de Gemeneweg onder water
te zullen zetten. Tot aan Moer-
kappelle toe. Om have en vee
voor het dreigende water te be
hoeden, legde de Hazerswoudse
bevolking toen met man en
macht dijken aan. In tien dagen
was er tien kilometer dijk aange
legd; op sommige plaatsen wel
twee meter hoog. Dijkbreuken
konden evenwel niet worden
voorkomen. De Katpolder kwam
dan ook blank te staan. Na de be
vrijding is die weer leeggemalen,
aldus De Kort.
Blut
Naar Leiden ging men in die dagen
veelal met de boot. Net als voor
de oorlog, toen de Volharding
nog voer. Een enkeltje naar de
Haven in Leiden kostte een dub
beltje. Daar ging men dan winke
len, vertelt Wesselingh. Men had
er zijn vaste adressen: Driessen
de goudsmid; Verhulst de kle
dingzaak. Sigaren kocht men bij
Walenkamp en een zij spek bij
Johan de Geest; voor maar vijf
kwartjes.
Waren de boodschappen gedaan,
dan gebeurde het niet zelden dat
men blut was. Dat betékende
naar huis lopen. Er reed wel een
bus, en 's zomers mocht je er op
het dak, maar die was nog duur
der dan de boot. De bus was er
dan ook voor de welgestelden.
En namen die eens de boot, dan
zaten ze eerste klas. Op rood plu
che.
Schoolreisjes gingen vroeger ook
per boot. Naar zee bijvoorbeeld,
of de Reeuwijkse Plassen. On
derweg zong je dan religieuze lie
deren, verhaalt Straver. En pas
seerde je een zwembad, dan
moest je de andere kant op kij
ken.
Herinneringen bewaart de voorzit
ter van Bernardus al evenzeer
aan Gerrit Vesseur, in Stravers
jeugd een man van zeventig. Zag
hij jongetjes, dan vroeg hij of ze
een snoepje lustten. En als ze
vervolgens hun hand ophielden,
stopte hij er gauw zijn pruim in
en kneep die fijn zodat het sap
tussen hun vingers doorsijpelde.
Op hun beurt pestten de jongens
dikwijls Elswijk, de meü'schip-
per. Vanuit het Rietveld voer hij
gewoonlijk via de Oostvaart naar
melkfabriek Hollandia aan de
Rijndijk. Kwam hij onder de
brug door, dan spogen ze hem op
zijn kruin. En schelden dat Els-
wijk volgens Straver dan deed.
Niet mooi meer.
Volgende week aflevering 4: Rijnsburg