'Elke dag sport
op tv, dat moet'
Golf niet langer alleen
voor heren van stand
Mart Smeets, bewonderd en verguisd
f
Mart Smeets, commentator, verslaggever maar bij het
grote publiek vooral bekend als presentator van Studio
Sport, is een tamelijk omstreden figuur. Je mag hem of je
mag hem niet als hij zondagavond met zijn forse gestalte
de Nederlandse huiskamer inblikt. Smeets,
oud-topbasketballer, heeft zo zijn eigen ideeën over sport
op tv en de presentatie daarvan. In bijgaand interview
geeft hij zijn mening weer, recht voor z'n raap, zoals
gebruikelijk.
door Hans Engelbrecht
PAGINA 15
Mart Smeets rechts)samen met oud-wereldkampioen schaatsen Eric Heiden uit Amerika, tijdens
de afgelopen Olympische Winterspelen in Sarajewo. (fotoGPD»
ZATERDAG 14 APRIL 1984
We zitten in de kantine, beho
rend bij een villa van de Ne
derlandse Omroep stichting
(NOS) aan de Emmalaan in
Hilversum. De kantinebe
heerster, tante Bep, moet
binnenkort haar zaakje op
doeken, tot ontevredenheid
van Mart Smeets. „Bep moet
blijven. Ze is zoals ze eruit
ziet, rondborstig". Hij bestelt
twee boterhammen met kaas
en een kop soep bij haar. Te
weinig, denk je voor dat
enorme lichaam van Smeets.
Hij is 1.94 meter lang en
weegt 99 kilo. Een gezond
ogende sportman, ondanks
zijn niet echt opvallende
buikje. Smeets lijkt nu ook
veel jonger dan op de televi
sie, wanneer hij de laatste tijd
met een hypermoderne bril
verschijnt.
Marten (zijn echte naam) Smeets,
37 jaar en getrouwd. Geboren in
Arnhem, opgegroeid en nog
steeds woonachtig in Amster
dam. Deed met moeite de hbs,
wist niet wat hij moest doen
(„een typisch naoorlogs pro-
dukt"). Begon zijn journalistieke
loopbaan als medewerker van
het Haarlems Dagblad, schreef
stukjes in het personeelsblad
van Fokker („een oude patriar
chale fabriek, een rechtse toe
stand") en werkte drie jaar bij De
Tijd, „de enige sportkrant die
goed was, daar heb ik het vak ge
leerd. Ik heb veel te danken aan
Ruud van den Ende. Hij maakte
mij duidelijk hoe leuk sport kan
zijn en hoe leuk je erover kunt
schrijven. De liefde voor het vak
is bij De Tijd gekomen". Smeets
kwam in '70 bij de radio terecht
en werkt daar nog steeds als
free-lancer voor Langs de lijn.
Smeets: „Daar heb ik het zo naar
mijn zin. Fantastisch, lachen. Je
mag er allemaal gekke dingen
doen met die idioot van Meur-
ders. Prachtig".
Iedere week schrijft Smeets zijn
column in het dagblad Trouw.
Verder is hij verbonden aan het
maandblad Sport International.
Smeets: „Het schrijven erbij is
een must. Om bij te blijven, om
spits te blijven op wat er gebeurt
op sportgebied. Ik schrijf om mij
ei kwijt te raken. Ik wil altijd
maar bezig zijn, produceren". -
In 1973 zette hij zijn eerste schre
den in de televisiewereld. Kreeg
een gedegen opleiding van vijf
jaar van Bob Spaak, de vroegere
chef van Studio Sport. Daar na
men ze hem in '78 in vaste dienst
Mart Smeets denkt met weemoed
terug aan de tijd van Bob Spaak
en praat daar haast lyrisch over.
„Ik heb een goede baas gehad, de
beste die je kunt hebben. Die liet
echt zien wat je moest doen voor
dit vak, gaf je op je flikker. Fan
tastisch die man, die mis ik zeer.
Ik neem graag iets aan van oude
re mensen waarvan ik denk dat
ze het weten. Zij praten uit erva
ring, daar luister ik naar. Spaak
was een tweede vader voor me.
Is hij nóg soms. Als ik nu iets
niet weet, bel ik hem op en hij
komt met de oplossing. De lei
ding bij Studio Sport zoals die
ooit onder Spaak was, mis ik".
„Ik idealiseer de tijd van Spaak,
daar ben ik me bewust van, maar
dat kan me geen lor schelen.
Tóen leerde je wat. Ik heb een
echte en goede opleiding gehad.
Veel meer dan alles en iedereen
die na mij is gekomen. Heerlijk,
als iemand zo'n vertrouwen in je
heeft. Nu leren ze niets meer. Ik
ga geen beschuldigende vinger
opsteken. Ik heb andere gedach
ten over televisie—maken. Het
begeleiden van mensen is de pri
maire taak van de chef. Het is
waanzin om te produceren met
mensen die niet opgeleid zijn".
Te groot stempel
Bescheiden is hij ook niet, als zijn
persoon bij Studio Sport ter
sprake komt. Maar de woorden
komen uit zijn hart, hoewel hij
wat verontschuldigend zegt „een
te groot stempel op Studio Sport
te drukken". Smeets: „Ik ben
overgebleven van een generatie,
die grote programma's en inter
views deed. Is overheersend ge
bleven. Anderen komen op het
tweede plan. Mijn dikke harses
op de televisie is Studio Sport.
Studio Sport ben ik dan. Komt
bij dat ik een heleboel dingen
nogal duidelijk zeg. Jammer ge
noeg is dat verkeerd gegroeid,
dat ik het gezicht ben van Studio
Sport. Ik ben wie ik ben en ik
doe zoals ik doe. Soms pakt dat
goed uit en soms verkeerd".
Zijn leermeester Spaak wordt er
weer bijgehaald. Smeets: „Die
zei: je mag nooit populair wor
den in het vak. Daarvoor probeer
ik me inderdaad te behoeden. Ik
doe niet mee aan persoonsver
heerlijking. Ik ben sportjourna
list en kom nogal vaak op de tele
visie. Ik heb er zeker het hoofd
en de babbel voor. Ik doe niet po
pulair. Ik wil met sport bezig
zijn, dat is mijn vak. Geen mooi
vak overigens. Ben je gek, ge
woon hard werken. Ik weiger
echter om bij wastobbewedstrij
den commentaar te geven. Ik wil
een zinnige bijdrage leveren aan
het vak waarmee ik bezig ben.
Voor het grote publiek ben ik de
populaire jongen, maar ik wil het
niet accepteren en zijn (hij maakt
een obsceen gebaar met zijn vin
ger). De mensen met wie ik se
rieus praat zijn de conducteurs
in de trein. Niet met schreeuwers
of opmerkingen-makers".
Smeets zegt nog steeds plezier in
zijn werk te hebben. Wat cynisch
merkt hij op dat heel wat mensen
gelukkig zijn als de dag komt,
dat hij er bij Studio Sport wordt
uitgeschopt. Smeets: „Sport was
mijn hobby, is mijn hobby geble
ven en ik kan er alles mee aan. Ik
maak tijdens de presentatie vaak
uitglijers, omdat de tekst er bij
mij spontaan moet uitrollen.
Daarom zeg ik wel eens dingen
die tactisch niet verantwoord
zijn, maar ze zijn oprecht en ge
meend. Tekst bereid ik niet voor,
onzin. Ik ben geen toneelstuk.
Ben je nou gek. Gewoon ervoor
staan en zeggen wat je invalt. Je
denkt er natuurlijk wel over na.
Koen Verhoeff leerde vroeger
teksten uit zijn hoofd. Dan liep
hij door de gang... „goedenavond
dames en heren...", ja, m'n hoela.
Ik heb geen zin om concessies te
doen. Dat doe ik nu eigenlijk al,
want ik treed op in correcte kle
ding. Dat hoort erbij, hoewel het
er bij mij niet om ging hoe je er
uit ziet, maar hoe je een program
ma brengt. Nu weet ik pas dat
het grote televisiepubliek wil dat
je er correct uitziet. Daar is bij
mij een lange tijd overheen ge
gaan".
Direct
- Wat is jouw benadering van de
sport?
Smeets: „Direct, zeggen hoe het er
voor staat. Ik behandel de sport
eerlijk. Ben ik van overtuigd, an
ders stop ik er direct mee. Als ik
dingen niet mag zeggen, moet
verdoezelen, dan stop ik met dit
vak. Ik zoek wel een grap, ben ik
niet vies van. Maar ik ben geen
humorist, ik doe niet altijd leuk.
Eigenlijk ben ik een hele saaie
man. Ik heb wel eens invallen die
kunnen leiden tot een beeldgrap,
die niet altijd leuk zijn. Het is
gek, een inval, maar het moet
kunnen in de sportwereld. Ik
kan enthousiast over sport pra
ten met beladen woorden. Als de
situatie zich daarvoor leent, ja.
De kijkers moeten zelf hun con-
lusies trekken. Ik geef het wel
aan. Hoe de mensen reageren ligt
niet aan de manier waarop ik het
breng, maar waarop jij kijkt. Je
bent bij mij veel ontvankelijker,
meer op je qui-vive als er wat
komt, dan als Heinze (Bakker) of
Marga (van Arnhem) iets zegt. Zij
doen het op hun eigen manier.
Als Heinze presenteert, staat er
een keurige dominee. Het is
maar net hoe je tegenover sport
staat en hoe je die sport wilt be
handelen".
Mart Smeets laat op duidelijke en
niet misteverstane wijze blijken
ontevreden te zijn over sport op
televisie in Nederland en de in
vulling van het programma Stu
dio Sport. Zijn uiteenzetting laat
niets te wensen over.
Smeets: „Sport op televisie is een
ondergeschoven kind. Vijfenvijf
tig minuten op zondag, belache
lijk. Een half uur op zaterdag,
nog belachelijker. Er gebeurt na
tuurlijk veel meer. Ik wil iedere
dag op televisie, want er is iedere
dag sport. Sport moet iedere dag
op televisie, maar wij stappen
hooghartig over de maandag,
dinsdag, donderdag en vrijdag
heen".
„In ieder beschaafd land zit er in
het journaal een stuk sport. Ie
dere dag is er wel een wedstrijd,
kampioenschap of rel. Wij stap
pen daar moeiteloos overheen.
De kijker heeft een vrij stringent
kijkerspatroon opgedrongen ge
kregen. Wij hebben duidelijk ge
maakt hoe het in elkaar steekt,
volkomen ten onrechte. Woens
dag. zaterdag en zondag is er Stu
dio Sport. Je moet sport integre
ren in het journaal".
„Met een schoenlepel moetje er nu
alles inproppen. Wat is Studio
Sport op het ogenblik? Twee
voetbalwedstrijden, het voetbal-
overzicht en twee, klein-ge-
brachte andere sporten. Waar ga
je heen met de competities die ze
in het buitenland hebben laten
zien? Waar ben je met je uitsla
gen handbal, volleybal, tafelten
nis, basketbal, ijshockey? Daar
doen we niets aan, bestaat niet
voor ons".
Daar erger jij je gruwelijk aan?
Smeets: „Waanzin, idioterie ten
top. Die mensen zijn ook met
hun sport bezig. Waarom alleen
voetbaluitslagen? Waarom die
andere sporten eens in de zes we
ken? Ik zal niet ontkennen dat
voetbal de belangrijkste sport is
om te brengen. Absluut niet. De
wet van het getal, want geen en
kele andere sport die voetbal in
de schaduw kan stellen of zelfs
evenaart. Dus voetbal blijft.
Daarmee is niet gezegd dat je de
andere sporten zo maar links laat
liggen".
„Ik ben niet tevreden, dat is duide
lijk. Het evenwicht is zoek. Er
ligt te veel nadruk op voetbal
vóór de hoeveelheid besteedbare
tijd. Als wij beschikken over een
half uur meer zendtijd, zou het
goed liggen. Dan zeg ik prima,
24-26 minuten voetbal. Maar nu
met 55 minuten, waarin nog vijf
minuten knollentoestanden als
een NSF-spotje en de lotto zitten,
is het evenwicht weg. Dat vind ik
heel belangrijk".
Golf, jarenlang in
Nederland een sport
voor de elite, begint
zowaar volkse trekjes
te krijgen. Diverse
gemeenten maken
plannen voor de aanleg
van een golfterrein en
naast de (dure)
particuliere clubs
ontstaan er geleidelijk
ook (goedkope)
openbare clubs waar
de mensen zich bij
bosjes als lid
aanmelden. De
etiquette staat
voorlopig nog
kaarsrecht overeind:
niet met gewone
schoenen op het gras
lopen en zeker niet
vloeken bij een
misslag.
Het is zaterdagochtend nog
maar even over achten; half
Nederland slaapt nog. Maar op
de golfcourse in Wassenaar
vliegen de explosion shots al
door de lucht. Dat zijn slagen,
harde slagen uit een met zand
gevuld gat waarbij het balletje
vrijwel recht omhoog gaat en
een grote hoeveelheid stof
wordt meegeslagen.
Mooi om te zien. Zolang ze
tenminste niet richting
parkeerterrein gaan, want daar
staat veel kostbaar blik,
merendeels Mercedessen, Saabs
en BMW's. Auto's die doen
vermoeden dat golf nog altijd een
sport is van captains of industry en
andere heren van stand.
Maar dat is niet zo. Niet meer
althans. Dat is wel in Alphen aan
den Rijn gebleken, waar de
onlangs opgerichte Openbare
Golfclub Zeegersloot in nog geen
twee weken tijds honderden
mensen aan haar deur kreeg met
allemaal dezelfde vraag: kan ik lid
worden?
„We hadden moeiteloos duizend
nieuwe leden kunnen inschrijven",
zegt initiatiefnemer C. Dinkelaar,
„maar met 275 leden nu en 400
leden straks zitten we echt aan
onze top. We hebben dus al een
ledenstop moeten invoeren en
door Sjak Jansen
land is ontstaan. Dat wordt althans
aangenomen. Wie het niet geloven
wil, raadplege het stadsarchief van
Brielle. Daar is te lezen hoe er in
1387 al sprake was van een
speelverbod. Alleen...'den bal
metter colven slaan buiten den
vesten onser stede'...is geoorloofd.
In het geval golf hier toentertijd al
niet mateloos populair was, moet
het dat wel in de 15de, 16de en 17de
eeuw zijn geweest. De vele prenten
van oude meesters waarop het
golfspel staat afgebeeld zijn daar
de stille getuigen van.
Populair
Hoe dan ook: tegenwoordig
betekent Nederland in de
golfwereld heel weinig, zeker in
verhouding tot landen als
Groot-Britannië, Japan en de
Verenigde Staten.
Laatstgenoemde natie kent maar
liefst twintig miljoen actieve
golfspelers. Daar ontwikkelen zich
dan ook de beste golfers, meent ir.
J. Perié uit Wassenaar.
Perié beijvert zich al jaren voor de
golfsport en is dan ook zeer
ingenomen met de stichting
openbaar golf die onlangs in zijn
woonplaats het licht zag. Het oog
van deze stichting is gericht op een
gebied langs de Voorschotense
Papelaan, dat ooit was bestemd
voor de aanleg van een Leidse
baan.
En dan is er in deze regio nóg een
gegadigde voor een openbare
golfbaan: Den Haag. Samen met de
buurgemeenten Leidschendam,
Zoetermeer, Rijswijk en Voorburg
onderzoekt de gemeente Den Haag
in hoeverre de
Tedingerbroekpolder zich leent als
recreatiegebied met een
wielerbaan, een
volkstuinencomplex én een
golfbaan.
Golf wint zodoende steeds meer
aan populariteit in ons land.
Vandaar ook de plannen in Alphen
voor een particuliere golfcourse
naast de openbare. Zo'n besloten
baan kennen we al in Noordwijk
en in Wassenaar, waar de Haagsche
Golf en Country Club domicilie
houdt. Clubs met hoge
contributies maar evenzogoed
ellenlange wachtlijsten. „Want wat
is duizend gulden nou", zegt
administrateur Denis Mulder van
de Noordwijkse Golfclub, „als je
bedenkt datje voor dat bedrag een
jaar lang dagelijks op de golfcourse
terecht kan."
Fazanten
Perié is het daar roerend mee eens.
„Hoeveel geld kost paardrijden of
zeil- en motorbootvaren wel niet?
Dat is veel duurder dan golf.
Niettemin zijn er in Nederland
250.000 ruiters en evenzoveel
booteigenaren. Nog zoiets: er is in
de Randstad niet voldoende
ruimte voor golfbanen, wordt wel
beweerd. Mag ik er dan even op
wijzen dat de
melkkoeien-dichtheid in de
provincies Utrecht, Noord-Holland
en Zuid-Holland nu ongeveer 185
koeien per vierkante kilometer
grasland is en de inwonerdichtheid
van de vier grote steden 4730
inwoners per vierkante kilometer.
Daaruit blijkt dat een koe hier veel
meer ruimte heeft dan een mens.
En nou vraag ik u: komen de
belangen van de
Randstadbevolking daardoor niet
in het gedrang?"
„Er wordt ook wel beweerd",
betoogt Perié, „dat een golfterrein
het milieu aantast. Mag ik er dan
even op attenderen dat Nederland
na Ierland het bosarmste land van
Europa is en dat een volgroeid
golfterrein tussen de grote
oppervlakten grasland derhalve
een waardevol landschappelijk
contrast is en bovendien een oase
van stilte. Zo'n golfterrein is vooral
in de drukke Randstad een
toevluchtsoord voor vele kleine
diersoorten en vogels. Kijk maar
naar het terrein van de Haagsche.
Daar wemelt het van de fazanten."
Een fijne sport noemt hij golf. En
Mulder vindt dat ook. „Je doet 't
het gehele jaar door, in een mooie
stille omgeving. Je bent niet
afhankelijk van een partner en
leeftijd maakt niks uit. Ons jongste
lid is tien, de oudste 85."
Talent
Talent hoeft de Noordwijkse
Golfclub niet te ontberen.
Zestienjarige Daan Slooter uit
Noord wijk vertegenwoordigde de
clubkleuren afgelopen zomer nog
op een belangrijk toernooi in
Florida en deed dat allesbehalve
slecht. Van de zestig deelnemers
eindigde hij als zesde.
En dan is er binnen de gelederen
ook nog Michiel Peetoom (21) uit
Voorburg, wiens broer Haro
golftrainer is. Zowel Michiel als
Daan zoeken vrijwel dagelijks de
golfcourse op om een flink aantal
ballen te slaan en daarmee hun
swing op peil te houden.
„De swing is het belangrijkste",
legt Michiel Peetoom uit. „Dat is
de bal met het juiste tempo en
ritme raken. Een zodanige mep
geven dat de stok op z'n snelst is en
de bal een rechte weg aflegt Dus
niet te hard, want dat is de
beruchte fout. Iedereen, ook ik, wil
die bal te hard slaan. En als je je
niet goed concentreert, doe je dat
ook. Met het gevolg dat de bal een
eind voorbij de hole (het putje)
komt te liggen."
Peetoom en Slooter worden
intensief begeleid door Ben
Janmaat en Tom O'Mahoney, de
twee trainers die de Noordwijkse
Golfclub in vaste dienst heeft. Met
de administrateur, de
caddiemaster, de buffetbedienden
en de vijf greenkeepers - die
dagelijks met machines van 35.000
gulden per stuk het gras
kortwieken en soepel houden -
heeft de club vijftien mensen op de
loonlijst. Een dure huishouding
dus, die nagenoeg volledig door de
leden moet worden opgebracht.
Miljonair
Hetgeen ook lukt in Noordwijk.
Openbare golfbanen daarentegen
blijken in de praktijk niet of
nauwelijks kostendekkend te
exploiteren. De recreatieschappen
Spaarnwoude en Oude Maas
hebben dit al gemerkt. In
Spaarnwoude komen alleen de
exploitatiekosten terug, in Rhoon
dekken de opbrengsten van de
openbare gólfbaan tachtig procent
van de onkosten. Dat de schappen
het desondanks tot dusverre
hebben weten te redden, danken
ze aan de indertijd verkregen
rijkssubsidies.
Hoe anders is het dan allemaal in
landen als Spanje, Engeland of de
Verenigde Staten, waar golf op een
veel hoger plan staat en waar
wekelijks toernooien worden
gehouden met honderdduizenden
dollars aan prijzengeld,
beschikbaar gesteld door
sponsors.
Topspelers als Severiano
Ballesteros uit Spanje en Tom
Watson en Jack Nicklaus uit
Amerika zijn al vele malen
miljonair dankzij het feit dat zij
slechts een paar beurten nodig
hebben om een balletje over een
paar honderd meter in een putje te
doen belanden. Precisiewerk van
het zuiverste soort, waarbij
absolute stilte geboden is.
Dit geheel volgens de strenge
etiquette die bij golf hoort. Zo
behoren toeschouwers en spelers
zich te allen tijde correct te
gedragen. Wat onder meer wil
zeggen dat bij misslagen niet mag
worden gevloekt en dat op het gras
niet met gewone schoenen mag
worden gelopen. Dat mag alleen
met spikes worden betreden.
Spelers dragen zulk schoeisel dan
ook altijd. En caddies ook, voor
zover die althans nog op de
Nederlandse golfcourses
rondlopen. Tegenwoordig vervoert
bijna elke golfspeler zijn clubs
(stokken) zelf, in een karretje en
heeft hq geen caddie meer nodig.
Golf heeft daarmee een klein
stukje traditie verloren, maar er is
nog voldoende over. „Jammer
alleen", zeggen Muideren Perié,
„dat er in ons land niet genoeg
golfbanen zijn. Dat belemmert de
sport in zijn ontwikkeling. En dat
onthoudt jong talent de kansen om
door te breken."
Daan Slooter uit Noordwijk, 16 jaar, zoekt vrijwel dagelijks de golfcour
se op om zijn swing op peil te houden. (foto Holvast)
omgeslagen. Zo kunnen deze
banen zichzelf bedruipen
Openbare golfbanen kunnen dat
niet en zijn goeddeels afhankelijk
van subsidies. Neem die in Alphen,
daar stopt de gemeente bijna
anderhalf miljoen gulden
provinciale en rijkssubsidie in.
Naar Nederlandse maatstaven is
dat nogal ongewoon. Echter niet
.voor Ierse, Spaanse of
Amerikaanse begrippen.
In deze en tal van andere westerse
landen zijn openbare golfbanen
heel normaal en ook in ruime mate
aanwezig. Daar wordt de sport dan
ook veel meer beoefend dan hier,
hetgeèn ietwat verwonderlijk is
omdat de golfsport ten tijde van
Floris de Vijfde nota bene in ons
Subsidies
En dat terwijl de golfbaan nog
moet worden aangelegd. Na
voltooiing ervan kunnen'leden er
voor 140 gulden een heel jaar
spelen. Partner of kinderen hoeven
dan nog maar honderd gulden te
betalen om ook een balletje te
kunnen slaan.
Heel andere sommen gelds dan die
op de particuliere golfbanen, waar
de jaarlijkse contributie zo'n
duizend tot vijftienhonderd gulden
bedraagt. De kosten van
onderhoud, terreinpacht en aanleg
worden hier in feite hoofdelijk