DE AANSLAG
ZATERDAG 7 JANUARI 1984
PAGINA 15
Uit de courant Het Nieuws van
den Dag, donderdag 6 januari
1944: "In de avonduren van 3
januari 1944 is te Leiden op
den directeur van het
Arbeidsbureau aldaar,
Gerardus Willem Diederix, een
moordaanslag gepleegd.
Diederix werd op den
openbaren weg zwaar gewond
door een van achteren op hem
gelost pistoolschot".
door Wim Brands
Het gebeurde op het Rapenburg.
De daders ontkwamen. De vol
gende dag werden bijna veertig
mensen uit Leiden en omstreken
door de Duitsers opgepakt. "Op
grond van hun politieke gezind
heid moet worden aangenomen
dat zij den laffen moordaanslag
goedkeuren", stond er in Het
Nieuws van den Dag. Drie men
sen kregen de kogel: de huisarts
Flu, de conrector van het Stede
lijk Gymnasium De Jong, en de
Leidse onderwijzer Douma.
In dit verhaal komen twee mensen
voor. Allereerst Johannes, één
van de verzetslieden die betrok
ken waren bij de aanslag op Die
derix. Zijn achternaam wil hij
niet in de krant hebben, "want
voor mij tellen alleen de gebeur
tenissen". En vervolgens Kühler,
behorend bij de groep die werd
opgepakt na de mislukte moord
aanslag. Hij kwam in het concen
tratiekamp Vught terecht.
Verzet
Toen de oorlog was begonnen
kwam Johannes al vrij snel in
het verzet. Via via kwam hij in
contact met mensen die lid wa
ren van de verzetsgroep Vrij Ne
derland. Ze vroegen hem of hij
op een avond wilde meegaan
naar Katwijk. In de duinen zou
een kist met wapens zijn verbor
gen en die gingen ze opgraven.
De hele nacht lag hij in de dui
nen. Uiteindelijk gingen ze met
lege handen naar huis.
Hij wist niet dat hij betrokken was
geweest bij een verzetsdaad. Hij
wist toen ook nog niet dat hij was
benaderd door mensen van een
verzetsgroep, was gewoon mee
gegaan'. Drieëntwintig was hij.
Dat verklaarde veel.
Niet dat hij last had van jongens-
boekromantiek. Nee, zo was hij
niet. Maar hij was wel onervaren.
Pas later, toen hij al een tijdje als
een opgejaagd hert leefde, dacht
hij steeds vaker: "Waar is het ein
de?".
Van het een kwam het ander. Na
het avontuur in de duinen werd
Johannes weer benaderd door
het verzet. In het kantoor van de
WA lag het ledenregister van de
NSB opgeslagen. Het verzet wil
de dat register hebben. Het was
altijd handig om te weten waar je
vijanden zaten, dat register kon
nog goed gebruikt worden.
Op een nacht in '41 gingen ze naar
het gebouw. Ze stalen het regis
ter en staken het kantoor in
brand. Niet lang daarna werden
ze gearresteerd. Éen van de jon
gens had een bazuin meegeno
men, als souvenir. Stom. De
Duitsers hadden dat voorwerp
gevonden. Wie nam er nou ook
een bazuin mee? Maar ja, die din
gen gebeurden in de oorlog.
Gedurende acht weken werden ze
verhoord op het politiebureau.
Ze bekenden niets. Trouwens, ze
werden goed geholpen door
sommige agenten. Die zeiden:
"Pas op, je vriend heeft net dét
gezegd tegen die NSB-er. Het is
maar dat je het'weet".
Voorzichtig
Uiteindelijk werd Johannes over
gebracht naar de gevangenis in
Haarlem. Hy kreeg een jaar ge
vangenisstraf. Hij mocht nog van
geluk spreken, welbeschouwd.
Het had beroerder gekund.
Begin '43 kwam hij vrij. Ergens in
Leiden werd hij, gewoon op
straat, benaderd door iemand
van de Raad van Verzet. Ze ken
den hem en ze vroegen of hij niet
ingeschakeld wilde worden voor
het zware werk: overvallen ple
gen, mensen doodschieten. Jo
hannes vroeg twee dagen be
denktijd. Eigenlijk had hij nee
willen zeggen, maar aangezien
zijn haat tegen de Duitsers groot
was werd het ja.
Weer kreeg hij te maken met de ge
heimen van het verzet. Het was
zaak goed op te passen. En: niet
teveel praten, dat vooral niet,
want voor je het wist was je erbij.
Je kon maar een paar mensen
vertrouwen. En alles moest voor
zichtig gebeuren. Zo'n gesprek
op straat, dat was eigenlijk al te
link.
Het was veel beter om koeriers te
gebruiken voor je contacten. Dat
gebeurde trouwens ook vaak.
Dan kwam er bijvoorbeeld een
jonge dame uit Amsterdam naar
je toe die een bericht had. Wat er
op het papiertje stond wist die
vrouw meestal niet. Had ze ook
niets mee te maken. Je kon niet
voorzichtig genoeg zijn.
Eén van de grote klussen waarbij
Johannes was betrokken was het
in de lucht laten vliegen van een
paar loodsen van de Leidse vuur
werkfabriek Kat. Op een avond
in '43 zouden ze brandbommen
in een loods leggen, teneinde de
daar opgeslagen springstoffen te
laten ontploffen.
Afgelopen dinsdag precies veertig jaar geleden werd op het Rapenburg in Leiden
door drie verzetsmannen een moordaanslag gepleegd op de directeur van het
Arbeidsbureau, vanwege diens collaboratie met de Duitse bezetter. De aanslag
mislukte, de daders wisten te ontkomen. De volgende dag werd een groep van
ongeveer veertig mannen uit Leiden en omgeving opgepakt. Drie van hen kregen
de kogel. Daarna verdween het incident weer onder het stof. Wim Brands sprak
met twee nog in leven zijnde betrokkenen.
Opgeruimd
zet vond dat die man moest wor
den opgeruimd, want hij stuurde
vreselijk veel jongens naar
Duitsland. Johannes kreeg te ho
ren dat ze zich goed moesten
voorbereiden. Geen half werk
mocht er worden geleverd.
Eind '43 begonnen de voorberei
dingen. Een PTT-beambte sloot
de telefoon van Diederix af. Een
lid van de Raad van Verzet ging
naar de Doezastraat waar het
kantoor van de directeur was. Hij
prutste wat aan de telefoon en
had ondertussen alle tijd om Die
derix goed te bekijken. Hij moest
tenslotte weten wie die man was.
Een paar avonden zijn ze de direc
teur gevolgd. Hij liep altijd door
het Van der Werfpark. Volgens
Johannes was dat de meest ge
schikte plek om hem neer te
schieten. Op de avond van 3 ja
nuari, dan moest het maar ge
beuren. Omstreeks zeven uur.
Met z'n drieën achtervolgden ze
hem die avond. In het Van der
Werfpark snel schieten en dan
was de zaak afgedaan. Er kon
niets meer fout gaan. Dachten ze.
Want wat gebeurde er? Diederix
liep op deze avond juist niet door
het park. Alsof hij een voorge
voel had.
Wat moesten ze doen? Afzien van
het plan? Weglopen en Diederix
laten lopen? Dat nooit! Het plan
was goed voorbereid en allerlei
mensen waren gewaarschuwd
dat ze moesten onderduiken om
dat ze wel eens gezocht zouden
kunnen worden in verband met
de aanslag.
De verzetslieden overlegden. Ze
besloten de directeur dan maar
op het Rapenburg neer te schie
ten. En zo geschiedde. Er werd
geschoten. Diederix viel. Zwaar
gewond. Hij was niet dood. Jo
hannes en zijn metgezellen
maakten zich uit de voeten. Aan
vankelijk wisten de Duitsers niet
dat hij betrokken was geweest
bij de aanslag. Later kregen ze
een vermoeden. Er verschenen
opsporingsbiljetten waarop zijn
hoofd stond.
Maar ze kregen hem nooit te pak
ken. Driemaal ontkwam hij.
Schietend.
Represailles
Eigenlijk hadden ze een vriend van
hem als gijzelaar willen oppak
ken, maar de Duitsers troffen die
man niet thuis. En zo kon het ge
beuren dat ze 's avonds bij Küh
ler aan de deur stonden. Eerst
dacht hij nog dat er ergens brand
was uitgebroken, want als sport
leraar gaf hij les aan de brand
weer en die geüniformeerde man
aan de deur kon evengoed voor
een brandweerman doorgaan.
Dat was niet het geval. In ver
band met de mislukte moordaan
slag werd hij opgepakt door de
Duitse autoriteiten.
Na een half uur kwam de arrestan
tenwagen. Twee mensen die hij
kende zaten daar al in: de ge
meente-ontvanger en een beken
de sigarenfabrikant. Zeker, hij
wilde graag weten waarom ze
hem meenamen. Hij was welis
waar geen vriend van de Duis
ters, maar dat hij zich nou open
lijk verzette tegen de overheer
sers, nee. Zo iemand was hij niet.
Hij kreeg een klein papiertje in
handen gedrukt waarop de be
schuldiging stond: Anti-mann
und Hetzer.
De volgende dag hoorde hij nauw
keurige gegevens over de arres
tatie van bijna veertig mannen
uit Leiden en omgeving. Om één
uur 's middags was de actie be
gonnen. Twee van hen waren zo
genaamd op de vlucht doodge
schoten: een dokter en een hoofd
van een school. Op de Komman-
dantur ontmoetten de gearres
teerden elkaar. Voor het eerst in
zijn leven was Kühler jaloers op
een man die maar liefst veertien
kinderen had. Die vader kon
naar huis. Evenals de conrector
van het gymnasium. Maar op die
man hoefde je bij nader inzien
niet jaloers te zijn. Ook hij werd
later op de dag doodgeschoten.
Het derde slachtoffer.
De gijzelaars werden in twee groe
pen gesplitst: een deel ging naar
het gijzelaarskamp Haren, een
deel naar het concentratiekamp
Vught. Kühler hoorde bij de laat
ste groep. Op het politiebureau
waar hij de nacht doorbracht kon
hij nog snel een briefje naar zijn
vrouw en kinderen sturen. Met
een potlood schreef hij op een
klein stukje papier: "5 januari
om vijf uur naar Vught. Ik reken
op allen om je taai te houden"
Geen lef
Tijdens het transport had hij mis
schien kunnen ontsnappen,
want een agent zei: "Als je er nou
vandoor gaat zal ik niet schie
ten". Dat was nog in Leiden, op
weg naar het station. Hij durfde
niet. En in Woerden had het mis
schien ook nog gekund. Er wa
ren op dat station zoveel treinrei
zigers dat de gijzelaars in de mas
sa niet meer opvielen. Hij had
het lef niet om weg te lopen. In
de trein waarmee ze vervoerd
werden zaten overigens veel
mensen die op de vlucht waren.
In verband met...de mislukte
moordaanslag. Later lach je om
dat aspect van het verhaal.
Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad
Toen de gijzelaars in Vught aan
kwamen maakten ze op niet be
paald vriendelijke wijze kennis
met de Duitsers. Die konden het
namelijk niet verdragen dat
Leidse politieagenten koffers
droegen van de gevangenen en
probeerden daarom meteen te la
ten merken wie de baas was. De
gijzelaars moesten tegen een
muur gaan staan. Dat machtsver
toon van de Duitsers maakte in
druk. Ook Kühler was bang. Nu
nog zou hij de muur met zijn voe
gen en barsten zo kunnen uitte
kenen. De gevangenen werden
kaalgeknipt en kregen een zebra
kostuum aan. Bovendien moes
ten ze al hun spullen inleveren.
Kühler hield stiekem zijn trouw
ring.
Een weeklang moesten de gijze
laars in de quarantaine verblij
ven, zo heette die afdeling. De
eerste dagen van dat verblijf wa
ren niet zwaar. Ze brachten een
dag door met het schoonschuren
van de etensborden. Ook leerden
de gijzelaars exerceren. Zijn eer
ste werkdag - nog steeds zat hij
in de quarantaine - zal Kühler
nooit vergeten. Na het appèl
werd hij ingedeeld bij de metse
laars. Maar gemetseld werd er
niet. Ze moesten zand storten in
een loods.
In korte tijd leerde Kühler trou
wens iets dat hij in zijn 'vrije' be
staan nooit zou hebben gedaan:
saboteren en lijntrekken. Als het
even kon onttrok je je aan het
werk dat je moest doen. In die
begintijd kregen de gijzelaars
ook hun nummer. Op de onder
en overjas van Kühler stond: G
8589.
Prikkeldraad
Vluchten was niet makkelijk. Het
kamp was beveiligd met prikkel
draad. Drie meter hoog was de
omheining. En op regelmatige
afstanden hingen er lege bierfles
sen in en bellen, van die bellen
die koeien om hun hals hebben.
Natuurlijk, er waren ook wacht
torens. Maar toch... toch ont
snapten er in de winter van '44
zeker zo'n tien mensen.
De bewakers in het kamp waren
Hollandse, Duitse en Roemeense
SS'ers. Met deze mensen was het
merkwaardig gesteld: waren ve
len in Amersfoort beestmensen
geweest, in Vught gedroegen ze
zich daarentegen vrij beminne
lijk. Kwam door de invasie
angst. Waarschijnlijk. Hoewel, af
en toe waren ze flink gemeen.
Sloeg één van die SS'ers bijvoor
beeld iemand een gat in z'n
hoofd. Met een glazen asbak.
Gelegenheden om de gevangenen
te vernederen heten ze overigens
nog steeds niet onbenut. Zo ga
ven ze de gevangenen een keer
schoon ondergoed dat bleek te
bestaan uit dameshemdjes, di
rectoires en bustehouders.
De kampvoeding was slecht. Het
brood was twaalf dagen oud en
vaak beschimmeld. Maar geluk
kig kregen de gevangenen ook
pakketten van het Rode Kruis.
En dan waren er nog de zoge
naamde Vught-pakketten, die
belangeloos door de bewoners
van het dorp waren bijeenge
bracht. Aardappelen of vet trof je
in het middagmaal nooit aan.
Tweemaal vond Kühler aardap
pelen in het eten. Eén van de ke
ren kregen de gijzelaars aardap
pelen omdat Hitier jarig was.
De Duitse stiptheid: daarmee werd
je altijd weer geconfronteerd.
Wanneer je 's nachts stierf, moest
je de volgende morgen toch naar
het appèl. Zwaarzieken en doden
werden daarom op een kruiwa
gen gelegd en kwamen zo op het
appèl: het aantal moest kloppen,
want "Ordnung muss sein".
Vier gulden
verschillende karweitjes
te zijn ingeschakeld kreeg Küh
ler eind februari de opdracht om
bij Philips te komen werken. Het
grootste commando - zo'n zeven
honderd mannen en vrouwen -
werkte in de fabriek, die binnen
het kamp was gebouwd. Je kreeg
een loon, vier gulden kampgeld,
waarvoor je in de kantine bij
voorbeeld sigaretten kon kopen.
Het werk dat Kühler moest ver
richten bestond uit het gelijk
trekken van de veertjes voor de
scheerapparaten, het plaatsen
van die dingetjes in het toestel,
een moer erop draaien, nog een
schroefje... en dan het geheel
doorgeven aan de achterbuur
man. Als er Duitsers in de buurt
waren werd er ijverig gebouwd
aan de toestellen. Verdwenen ze,
dan werden de apparaten weer
uit elkaar gehaald. Eens heeft dit
negen weken zo geduurd.
Vriendschappen werden in het
kamp snel gesloten. Begrijpelijk.
Verschillen tussen gevangen en
ach, door de situatie merkte je
daar niet veel van: iedereen zat in
hetzelfde schuitje. Tijdens con
troles lag iedereen in het stof:
professoren, fabrikanten, onder
wijzers, arbeiders.... enzovoort.
De kerkdiensten die stiekem
werden gehouden zorgden trou
wens ook voor een sterke band.
Executies vonden in Vught in het
crematorium plaats. Door mid
del van ophanging. De Duitsers
probeerden het zo stil mogelijk
te doen, toch merkten de gevan
genen het. Zo zagen ze eens een
vijftal geboeide Belgen in bur
gerkleding het kamp binnenko
men. Gemompel over executies
weerklonk. En inderdaad: de
volgende dag rookte de schoor
steen en slingerde de beul dron
ken door het kamp.
x links) Kühler. Deze foto werd gemaakt tijdens
gevangenen uit het
Dronken
Joep, heette die man. Was hij dron
ken, dan wist je genoeg: voor el
ke door hem opgehangene kreeg
hij namelijk een hoeveelheid je
never. Kühler heeft hem vaker
dronken meegemaakt. Een lugu
ber gezicht, want je wist waarom
hij drank had gekregen. Wat zou
er nou van zo'n man zijn gewor
den?
De blokoudste, Piet geheten, dat
was ook zo'n misdadig figuur.
Trappen en slaan, dat deed hy
graag. Maar voor kinderen was
hij aardig. En avondwijdingen
liet hij ook toe, als ze maar voor
hem baden, zoals hij zei. Trou
wens: toen iemand eens een te
kening op de muur maakte van
een stoomboot op de rivier be
gon hij te huilen. Hij was Rijn-
schipper geweest.
26 mei 1944: dat werd de mooiste
dag uit het leven van Kühler. Hy
mocht naar huis, kreeg hij te ho
ren. Eerst .geloofde hij het niet.
Sommige mensen vertelden wel
vaker iets dat niet waar bleek te
zijn. Die hadden kampkolder en
verspreidden geruchten. Maar
dit was geen gerucht: Kühler
mocht naar huis.
Hy moest eerst nog wel een verkla
ring ondertekenen: dat hy in de
maatschappij niet over het kamp
zou praten en dat hij zich aan de
regels van de oorlog zou houden.
Later hoorde Kühler dat veel men
sen verschrikkelijke gevolgen
hebben ondervonden van hun
kampbestaan. Vergeleken met
die mensen is hij er goed van af
gekomen, dat besefte hij toen
heel goed. Ook zag hij toch nog
een lichtpunt in die duistere tijd,
achteraf bekeken: "De winst zijn
de verschillende vrienden, die ik
gekregen heb en de ondervin
ding en levenservaring, die ik,
hoewel niet altijd op prettige ma
nier, ontegenzeggelijk daar opge
daan heb".
Maar die herinneringen... die raak
je nooit meer kwijt. En dat hy
nou juist op 4 mei jarig moet zijn,
nou ja! Hij viert die verjaardag
natuurlijk gewoon, maar 's
avonds... 's avonds zet hij ieder
een buiten de deur. Dan wil hij
alleen zijn.
Offers
Johannes zwijgt liever over de oor
log. Als hij eerlijk is zegt hij nu:
"Ik ben er ingetuind". Natuur
lijk, hij streed voor een goed
doel. Die Duitsers moest je aan
pakken. Maar de offers die hij
moest brengen, die waren groot.
Achteraf bekeken. Twee broers
en een zuster kwamen terug uit
het concentratiekamp, zijn ou
ders niet.
Als hy weer eens een verzetsman
trots hoort beweren dat het ver
zet altijd wist wat het deed, dan
denkt Johannes: onzin