Boodschapper voor
vriend en vijand
De herinneringen van
Jacob van der Gaag
Jacob van der Gaag: pendelen tussen Seiss-Inquart en koningin Wilhelmina.
(foto Loek Zuyderduin)
door Sjak Jansen
Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad
ZATERDAG 3 DECEMBER 1983
Op 13-jarige leeftijd zwierf hij
als lichtmatroos door onze
vroegere koloniën. Niet veel
later trok hij de
Zuidamerikaanse jungle in,
op zoek naar olie. Om vele
jaren later zijn carrière af te
sluiten als consul-generaal in
Bombay en ambassadeur in
Havanna. En in de tussentijd
zag hij ook nog kans om als
boodschapper van
Seiss-Inquart en koningin
Wilhelmina een sleutelrol te
vervullen in het Nederlandse
verzet. Binnenkort
verschijnen de memoires van
Leidenaar Jacob van der Gaag
(78). Een interview.
Waarmee kan de oud-ambassa
deur ons behagen? Met een
sigaar misschien? Als we
maar wel weten wat we af
slaan. Onvervalste, met de
hand gedraaide Havanna's,
nog over uit Cuba. Gekregen
van Fidel Castro. Zomaar, als
aardigheidje; dat doen vrien
den wel meer.
Jacob van der Gaag heeft zijn me
moires geschreven. Het is een lij
vig manuscript geworden, bijna
vijfhonderd pagina's dik, vol
avontuur en handelend over een
half mensenleven in dienst van
het vaderland. Eerst als man in
het verzet en later als diplomaat.
Een carrière die hem voerde naar
Mexico, Tjechoslowakije, Singa
pore, Birma en Chili. Maar ook
naar India, waar hij zeven jaar
consul-generaal was, tot 1965. In
dat jaar werd hij benoemd tot
ambassadeur op Cuba en Haiti.
Hele boeiende jaren, maar niet zo
boeiend als de periode die daar
aan vooraf ging. En dan bedoe
len we vooral de jaren van de
Duitse bezetting. Jaren waarin
de thans in Leiden wonende Van
der Gaag onder de schuilnaam
Richard een hoofdrol in het Ne
derlandse verzet vervulde. Merk
waardig genoeg heeft hij tegen
het einde van de bezettingstijd
kans gezien betrokken te worden
bij onderhandelingen met de be
zetter. Besprekingen die moes
ten voorkomen dat het westelijk
deel van Nederland onder water
werd gezet en de reeds geteister
de havens van Rotterdam en
Amsterdam volledig werden ver
nietigd.
Olie
Deze rampen hingen ons boven het
hoofd voor het geval de geallieer
den de Grebbeünie zouden over
steken. Bovendien boden die on
derhandelingen de mogelijkheid
om voedselaanvoer door onze
bondgenoten te bedingen. Op 1
mei 1945 zou de toch al schamele
distributie geheel worden ge
stopt omdat de voorraden totaal
waren uitgeput. Bij deze twee
voudige besprekingen heeft de
gezochte verzetsman Richard
zich in het hol van de leeuw be
geven en persoonlijk overleg ge
voerd met Seiss-Inquart, bevel
hebber van de Duitse troepen in
Nederland. In diens opdracht
heeft hij de Nederlandse rege
ring in Londen van de stand van
zaken in het bezette gebied op de
hoogte gebracht.
Daar was lef voor nodig. En die
had Van der Gaag. Dat bleek al
op dertienjarige leeftijd, toen hij
aanmonsterde op een vracht
schip en als lichtmatroos maan
denlang door het huidige Indo
nesië zwierf. Amper twintig jaar
oud trok hij de jungle van Vene
zuela in om er voor Shell naar
olie te zoeken. Hetgeen hij als bo-
demnatuurkundige nadien ook
deed in het oerwoud van Cen-
traal-Borneo en de zogenaamde
groene hel in Noord-Argentinië.
Zo bracht hij twaalf jaar in de
bush-bush door. Volledig afge
zonderd van de buitenwereld.
Maar het was niet daarom dat hij
begin 1939 overplaatsing naar
Nederland aanvroeg. Hij voelde
dat er oorlog zou komen en wilde
bij zijn Nederlandse vrienden
zijn, onder wie zich veel joden
bevonden. Mensen met wie hij
bevriend was geraakt in de tijd
dat hij nog naast de synagoge
aan de Utrechtse Springweg
woonde. Zijn vader - die onder
de Smeebrug een bierbottelarij
dreef en als eerste in de Domstad
van de werven aan de Oude
Gracht geliefde terrasjes maakte
- stak daar op sjabbesavond altijd
de gaslampen aan.
Woede
Als Van der Gaag met vrouw en
twee kinderen in Nederland te
rugkeert en in Wassenaar domi
cilie kiest, breken de roerige da
gen alras aan. Mét de jodenver
volging laaide de verontwaardi
ging als een steekvlam op en te
gelijkertijd het verzet.
De eerste maatregelen bestonden
uit het ontslag van de joden uit
de overheidsdienst. De verbol
genheid en woede kenden geen
grenzen. Binnenskamers werd
gevloekt, op de middelbare scho
len en op de universiteiten ston
den de leerlingen en studenten
met rode koppen bij elkaar ge
schoold; op fabrieken en in win
kels gingen de gefluisterde
protesten over en weer. Overal
kookte en broeide het en de Ge
stapo en de NSB-ers legden hun
oren te luisteren om hun slag te
kunnen slaan. Totdat....
Het is 26 november 1940. We zijn in
Leiden. Het is het uur waarop de
joodse professor Meyers zijn col
lege zou aanvangen. Hij ver
schijnt niet. Hij is ontslagen en in
zijn plaats treedt voor een tjok
volle collegezaal professor Cleve
ringa op het kleine podium. Cle-
veringa fluistert niet, schreeuwt
evenmin. Hij staat daar als een
lichtende figuur voor zijn stu
denten en veroordeelt in vlam
mende bewoordingen de ver
krachting van het Nederlandse
recht door de bezetter.
Als hij zijn rede heeft beëindigd, is
het doodstil in de zaal. Een enke
le student kan zijn ontroering
niet bedwingen en snikt met het
hoofd in zijn handen. Dan zegt
Cleveringa: „Dat is alles, wat ik u
vanmorgen te zeggen had. Wan
neer er onder u iemand is die mij
bij de Gestapo wil aangeven,
moet hij zijn gang maar gaan. Hij
kan de tekst van mijn rede van
mij meekrijgen."
Heldenmoed
Het antwoord is het Wilhelmus, dat
klinkt als een ovatie maar ook als
een gebed. Drie uur later is pro
fessor Cleveringa gearresteerd
en op transport gesteld naar een
concentratiekamp. „Dom", heb
ben misschien enkele buiten
staanders gezegd, „overdreven".
Maar Van der Gaag noemt het
ware heldenmoed. Naar zijn me
ning was deze toespraak de stoot
tot het aaneengesloten verzet.
Zelf raakte hij daar steeds dieper
in verwikkeld. „Tot het onmoge
lijk werd mij ervan los te ma
ken", vertelt hij.
Het begon met het verwerven van
onderduikadressen. Dat deed hij
in samenwerking met zijn joodse
buurman Carl Cahn, die via een
stroman de meelfabriek dreef
waar het veel gevraagde Mina
Bakgraagmeel werd gemaakt.
Cahn verdiende daar kapitalen
aan. Geld dat hard nodig was
voor de joodse gezinnen in nood;
onderduiken was een kostbare
zaak.
Van der Gaag zegt in het begin niet
te hebben geweten welke conse
quenties het helpen van onder
duikers had. „Wèl begon ik mij
toen al af te vragen of er in de
ondergrondse niet te véél werd
georganiseerd. Want nog geen
jaar na de Duitse inval wemelde
het al van groepen illegale
werkers. Je had het medisch ver
zet, het kerkelijk verzet, het
hooglerarenverzet, het- studen
tenverzen Op zich heel lovens
waardig, dat vele organiseren.
Maar het nadeel was wel dat je
het daardoor de SD (Sicherheits-
dienst) nogal makkelijk maakte.
En dét verloren de verzetsstrij
ders in hun begrijpelijke ijver
wel eens uit het oog."
Roekeloos
Naast de tientallen, min of meer
zelfstandig opererende illegale
clubjes hadden zich in de loop
der tijd drie grote overkoepelen
de organisaties gevormd: de OD
(ordedienst), de KP (knokploe
gen) en de RW (raad van verzet).
De OD, ook wel „het koude ver
zet" genoemd, bestond vrijwel
uitsluitend uit beroepsmilitairen
en had zich tot taak gesteld een
ordelijke samenleving voor te
bereiden tegen de tijd dat de be
zetting voorbij zou zijn. Het is
Van der Gaag een volslagen
raadsel dat de SD in de gelede
ren van de OD niet harder en
doeltreffender heeft toegeslagen.
„Er vielen onder de OD-ers heel
wat slachtoffers, maar het aantal
is mij meegevallen, als ik zag hoe
roekeloos ze soms te werk gin
gen."
Met de KP had de SD heel wat
meer te stellen. De meeste leden
ervan hoorden thuis in de con
fessionele hoek en lieten zich in
hun daden duidelijk leiden door
hun rotsvast christelijk geloof.
Ze verzorgden onderduikers,
overvielen distributiekantoren
en centra van persoonsbewijzen,
en waar mogelijk bevrijdden ze
politieke gevangenen. „Het was
een uitstekend georganiseerde
beweging met goede leiders en
een behoorlijke discipline",
meent Van der Gaag.
Zelf was hij lid en later leider van
de RW, een conglomeraat van
alle actieve verzetsstrijders.
„Een eigengereide, wilde ben
de", zegt hij zelf, „die toesloeg
waar zij kon en wanneer het toe
vallig zo uitkwam. We saboteer
den spoorwegen, liquideerden
gevaarlijke tegenstanders, distri
bueerden wapens en radiozen
ders, terwijl de leiding - de eigen
lijke Raad - coördinerend tussen
de diverse gevechtsgroepen over
het gehele land werkte en ze van
geld en wapens voorzag."
Verraad
Zijn eerste daad als RW-er zou -
samen met Carl Cahn - het op
richten zijn van een illegaal blad
in de Duitse taal, teneinde dit de
soldaten van de Wehrmacht in
handen te spelen. Samen met
koerierster Miep Oranje had hij
beslag weten te leggen op een
enorme papiervoorraad. Maar
kort daarna werd Miep gearres
teerd. En omdat zij zou kunnen
doorslaan werden alle contacten
radicaal verbroken.
Van der Gaag: „Zes maanden later,
ik was op weg naar huis, stoof ze
opeens op me af. Ze had zich ver
momd en zei dat ze uit gevange
nis in Amersfoort was gevlucht
en nu een onderduikadres nodig
had. Ik weet niet waarom maar
ik voelde dat ze loog. Ik zei daar
om dat ik uit het verzet was ge
stapt en haar niet kon helpen.
Dat geloofde ze. En gelukkig
maar. Want kort daarop werden
Carl Cahn en zijn vrouw opge
pakt en meteen met Miep gecon
fronteerd. Zo heeft zij meer men
sen uit de illegaliteit erbij gelapt.
Na de bevrijding hebben we alle
moeite gedaan om haar voor dit
verraad te laten boeten, maar ze
was totaal onvindbaar."
Richard - die nadien uit veilig
heidsoverwegingen vrijwel altijd
alleen opereerde - sneed zich
naar zijn zeggen al evenzeer in de
vingers met een collegaverzets
man, die allerwegen werd ver
trouwd. „Maar die niettemin na
mens de bezetter vijfhonderd
gulden uitbetaalde voor iedere
jood die men bij hem aangaf. La
ter, om precies te zijn op Bevrij
dingsdag, is hij door de Duitsers
geliquideerd en nadien met
kransen van de verzetsbeweging
begraven!"
Uit deze twee voorvallen moge vol
gens Van der Gaag blijken hoe
moeilijk het was de factor 'ver
raad' uit te sluiten. „Ik geloof
niet dat ik overdrijf wanneer ik
zeg dat meer dan de helft van de
arrestaties in de verzetsbewe
ging op rekening moet worden
geschreven van verraad en
meestal van lieden die dubbel
spel speelden om zich op die ma
nier langs twee wegen te verrij
ken."
Missie
Terwijl de oorlog voortduurt en
Van der Gaag de kost verdient
met het bedenken van gezel
schapsspelletjes, gaat zijn ver
zetswerk volgens de gewone rou
tine maar in versneld tempo
door; zij het in een enigszins an
dere richting dan hij zich had
voorgesteld. Dat stond in nauw
verband met een Koninklijk Be
sluit van 2 augustus 1944 over de
samenstelling van een college
dat de terugkeer van de Neder
landse regering zou moeten
voorbereiden. De drijvende figu
ren achter deze ontwikkeling wa
ren de toenmalige minister-pre
sident Gerbrandy en de minister
van justitie Van Heuven Goed
hart. De officiële naam luidde:
College van Vertrouwensmannen
van de Nederlandse Regering.
Een agent die per parachute in ons
land was aangekomen had in zijn
manchetknoop de bedekte aan
duiding verborgen van vijf voor
aanstaande Nederlanders die in
dit college zitting zouden nemen.
Onder hen: mr. W. Drees sr. alias
Dreyfus (die Van der Gaags le
vensverhaal van een voorwoord
voorzag) en de inmiddels weer
vrijgekomen prof. mr. R. Cleve
ringa alias Cleopatra. Aanduidin
gen die de bezetter niet kon
thuisbrengen, maar die voor ver
zetsmensen zonder meer duide
lijk waren.
De verdere opdracht van de para
chutist was aan het vijftal een
vertegenwoordiger van het over
koepelende Nationaal Comité
van het Verzet (dit werd L. Ne-
her) toe te voegen alsmede een
afgevaardigde van de Raad van
Verzet. Dit werd niet Frans
Goedhart alias Pieter 't Hoen van
Het Parool, maar Jacob van der
Gaag alias Richard.
En in die hoedanigheid viel hem in
januari 1945 een gevaarlijke mis
sie ten deel. Hij moest naar Enge
land: verslag uitbrengen aan de
Nederlandse regering over tal
van zaken, zoals hoge functiona
rissen van wie kon worden aan
genomen dat zij met de vijand
heulden.
Boodschapper
Aanvankelijk was RW-er Johan
Doorn tot boodschapper uitver
koren, maar toen deze in een
Duitse hinderlaag liep, ging Ri
chard. Hij nam een andere weg.
Met drie Engelandvaarders zakte
hij vanuit Hardinxveld 's nachts
met twee kano's de Merwede af
met Lage Zwaluwe als uiteinde
lijke bestemming. „Het was
steenkoud, aardedonker, we
mochten niet praten of roken en
we probeerden zo snel mogelijk
het midden van de rivier te vin
den, waar de stroom het sterkst
was", herinnert Van der Gaag
zich. „Aan weerszijden van de ri
vier lagen de Duitsers; we ped
delden dus zo voorzichtig moge
lijk, maakten geen enkel gerucht
en het wonderlijke was dat ik to
taal geen angst had."
In Lage Zwaluwe wachtte een jeep
om Richard onverwijld naar het
hoofdkwartier van prins Bern-
hard in Breda te brengen. „Hij
vertelde me dat ik onmiddellijk
met een torpedojager naar Lon
den moest. Naar Mevrouw! Dat
was koningin Wilhelmina. Maar
ik had geen uniform. Wacht
maar, zei de prins, en prompt be
noemde hij me tot kapitein. Daar
ging ik dus. Ik die nauwelijks
wist hoe je moest salueren."
In het plaatsje Maidenhead, waar
koningin Wilhelmina een klein
paleis bewoonde, werd Richard
van de trein gehaald door
Van 't Sant, de zeer ver
trouwde en omstreden me
dewerker van de koningin. „U
heet voortaan kapitein Smul
ders". gaf deze hem te verstaan.
Doch bij de koningin gekomen
wilde hij zich voorstellen als Van
der Gaag. „Maar zij was me voor
en zei heel beslist: „Nee, nee,
nee! U bent voor mij kapitein
Smulders". Toen ik dit incident
later aan de toenmalige prinses
Juliana vertelde, zei ze geamu
seerd dat ik dat haar moeder
maar niet kwalijk moest nemen.
„Ze lijdt een heel klein beetje
aan illegalitis". zei ze."
Vertrouwen
Wandelend door de tuin vroeg de
koningin hem naar allerlei
staatszaken en de gedragingen
van hoge ambtenaren. Over zijn
weloverwogen antwoorden zou
de vorstin zich nadien tegenover
Van 't Sant lovend hebben uitge
laten. „Althans die boodschap
bracht hij me de volgende dag
over: de vorstin wenste het ge
sprek voort te zetten."
Om vaker met hem van gedachten
te kunnen wisselen, kreeg Van
der Gaag een naast het paleis ge
legen villa toegewezen. Hij kreeg
de indruk dat er tussen de konin
gin en hem „een absoluut ver
trouwen was ontstaan". En zo
wilde het gebeuren dat hij zich
op aandrang van de koningin sa
men met de politici Beel, Wijffels
en De Quay beraadde over de sa
menstelling van het eerste kabi
net nó de bevrijding. „We zaten
in mijn slaapkamer: Beel in een
stoel, Wijffels en De Quay op
mijn bed en ik op de grond. Plot
seling drong toen het kolderieke
van de situatie tot me door. Ik
die van politiek net zoveel ver
stand had als van balletdansen,
temidden van drie heren die in
alle ernst over een toekomstige
regering zaten te praten. Na twee
uur waren we uitgepraat en
vroeg de koningin: „En... wat
hebben de heren mij te vertel
len?"
Tien dagen lang woonde Van der
Gaag - onze zuidelijke provincies
waren toen al bevrijd - zo de ene
gewichtige bespreking na de an
dere bij, zonder zelf al te veel te
zeggen. En dat terwijl hij in Lon
den nog zo veel te doen had: ge
sprekken met Gerbrandy en met
een aantal andere ministers,
maar vooral besprekingen met
allerlei instanties in verband met
het belangrijkste doel van zijn
zending: een betere coördinatie
tussen het verzet en de officiële
lichamen in Londen. „Ik heb in
alle toonaarden bezongen dat de
illegaliteit wachtte op het ogen
blik om met de wapens in de
hand tegen de moffen op te tre
den, maar dat het met de wapen
voorziening tot dan toe treurig
was gesteld. Ik vertrok uiteinde
lijk met oren vol beloften en toe
zeggingen en met twee koffer
tjes, die de koningin had meege
geven voor mijn vrouw en kinde
ren."
Ongenuanceerd
Op dit punt aangekomen moet Van
der Gaag tot zijn leedwezen ver
wijzen naar een publicatie van
dr. L. de Jong in deel 10b van zijn
studie: 'Het Koninkrijk der Ne
derlanden in de Tweede Wereld
oorlog'. Daarin staat te lezen dat
prinses Wilhelmina tijdens een
interview in 1956 sprekende over
Van der Gaag heeft gezegd: 'Die
meneer vertrouwde ik niet'. Vol
gens Van der Gaag is hier sprake
van een persoonsverwisseling.
„Maar desondanks heeft De
Jong die passage niet willen
schrappen. Ook niet toen dr.
Drees hem dat vroeg. Wel heeft
hij tegenover mij erkend dat er in
de verschillende delen van zijn
werk talrijke ongenuanceerde en
onbillijke uitspraken van konin
gin Wilhelmina voorkomen."
Een last viel van hem af toen hij
twee jaar later prinses Wilhelm ï-
na's boek 'Eenzaam maar niet al
leen' onder ogen kreeg en daarin
las dat het haar „een voldoening
was" de heren Neher en Van der
Gaag, die „steeds bij ons kwa
men eten onze gerechten voor te
zetten die, ofschoon niet bepaald
weelderig, toch een tractatie
voor hen waren."
Het is nog steeds januari "1945 als
Van der Gaag met een door prins
Bernhard gecharterde roeiboot
naar Nederland terugkeert. Toen
PAGINA 15
was al duidelijk dat voor Duits
land de oorlog was verloren. Al
leen kon niemand voorspellen
hoe lang zij hun zinloze weer
stand zouden voortzetten. En dat
terwijl Nederland honger leed.
De voedselvoorraden waren bij
na uitgeput.
Achter de Duitse schermen speel
den zich geheimzinnige taferelen
af, die er ten slotte toe zouden lei
den dat Van der Gaag andermaal
naar Engeland zou gaan, maar nu
als boodschapper voor de vijand.
Ramp
Seiss-Inquart had daar op aange
drongen bij dr. H. Hirschfeld, se
cretaris-generaal van het minis
terie van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart. Hij vertelde hem
dat de Duitse bezettingsautori
teiten Hitier hadden gevraagd
naar Duitsland te mogen terug
keren, omdat ze daar nuttiger
konden zijn dan in een geïso
leerd West-Nederland. Maar de
Führer wilde daarvan niets we
ten en bevool ze het gebied on
der water te zetten, zodra de geal
lieerden de IJssel zouden over
steken.
Seiss-Inquart had laten doorsche
meren dat hij deze ramp kon
voorkomen en tevens de on
houdbare voedseltoestand kon
verbeteren. Maar dan moesten
van Nederlandse zijde daden van
geweld uitblijven. In ruil daar
voor zouden van Duitse kant alle
vijandelijkheden worden ge
staakt. Het kwam erop neer dat
de Canadezen niet verder dan de
Eemlinie mochten trekken. In
dat geval zou slechts een klein
gebied onder water worden ge
zet. Dit werd uiteindelijk de Wie-
ringermeer. Maar trokken de Ca
nadezen verder, dan moest heel
West-Nederland aan het zee- en
polderwater geloven. Wat niet is
gebeurd omdat de Canadezen
precies volgens wens vóór de
Eemlinie zijn gebleven.
Degene die de boodschap in Lon
den moest overbrengen, diende
volgens Seiss-Inquart liefst een
verzetsman te zijn en die wilde
hij persoonlijk nog enige instruc
ties geven.
De keuze viel op Neher en Van der
Gaag. Beiden zouden apart bij
Seiss-Inquart op bezoek gaan en
apart de oversteek maken. Zo
doende meldde Van der Gaag
zich op 13 april 1945 op het mi
nisterie van Buitenlandse Zaken
aan het Plein in Den Haag, waar
Seiss-Inquart zijn hoofdkwartier
had. En sprak de Duitse rijks
commissaris: „Ik wens dat u
voor mij naar de overkant gaat
om de geallieerden erop te wij
zen dat zij dadelijk voor voedsel
en brandstof moeten zorgen. En
u neemt precies dezelfde weg,
die u een paar maanden geleden
hebt genomen om naar Engeland
te gaan. Het is zinloos dat te ont
kennen. Wij weten precies wan
neer en waar u bent vertrokken
en wanneer u bent teruggeko
men. Wij kennen ook uw onder
duikadressen in Amsterdam. Wij
weten alles."
Aangrijpend
„Zo lichtte hij mijn hele doopceel",
beschrijft Van der Gaag het
meest aangrijpende moment in
zijn leven. „Ik kromp ineen. Het
hart bonsde in mijn keel, ik was
doodsbenauwd. Ik vroeg nog
waarom hij - als hij alles van mij
wist - mij nooit had laten arreste
ren. Toen antwoordde hij dat ik
totaal niet interessant voor ze
was omdat ik altijd alleen werk
te. Wir sind nicht interessiert in
Einzelpersonen... nur in Grup-
pen, zei hij."
Van der Gaag en Neher brachten
zonder kleerscheuren hun bood
schap aan de Nederlandse rege
ring in ballingschap over. En in
de nacht van 19 op 20 april ging
Gerbrandy, nadat het voltallige
kabinet door de knieën was ge
gaan, naar Churchill. In Gerbran-
dy's bijzijn nam deze de hotline
naar Washington op en spoedig
kwam daar de zaak aan het rol
len. Van der Gaags taak als bood
schapper voor de vijand was vol
bracht. Twee weken later kon
ons volk zijn vreugde niet op:
Nederland was bevriid.
Extra