Late erkenning voor
Barbara McClintock
HYPOTHEEKZOEKERS
KUNNEN VANDAAG DE DAG
LELIJK TERECHTKOMEN.
Pionier op gebied van
erfelij kheidsonderzoek
DE VEILIGE HYPOTHEKEN VAN HET BOUWFONDS.
Korter werken 'actief
effect op vrije tijd
Export West-Duitsland
groeit met acht procent
DONDERDAG 13 OKTOBER 1983
U weet toch dat er een ongeschre
ven wet voor columnisten is, dat zij
Shakespeare per jaar niet vaker
dan 10 keer mogen citeren (het is
een tijdje 12 keer geweesten dat
één bepaald citaat van Shakespea
re hooguit 2 keer gebruikt mag
worden (voor Goethe, Churchill,
Twain en Johnson gelden nog strik
tere getallen, respectievelijk 6 en 1,
maar La Rochefoucauld en Wilde
staan op hetzelfde niveau als Sha
kespeare)?
Als ik nu voor de tweede keer dit
jaar Wat zegt een naamDat wat
een roos genoemd wordt. Geurd'
even lieflijk als zij anders heette
van Shakespeare gebruik, heb ik
dit citaat voor 1983 in ieder geval
al opgebruikt. Maar ik wou het
toch even hanteren om Shakespea
re in dit geval tegen te kunnen
spreken. En toch weer gelijk te ge
ven...
Het gaat me om de naam Glimmer
veen. Die naam had voor mij sinds
1 december 1965 (de dag waarop de
Dordse dichter C. Buddingh' mij
zijn bundel „Deze kant bovenmet
opdracht toezond) een aangename
klank. Ze geurde als een roos, om
een bekende toneelschrijver te cite
ren. In die bundel stond namelijk
het gedicht „stukje opvoeding", op
gedragen „aan nico scheepmaker".
Het luidde aldus:
„voor de oorlog zag ik zo nu en dan
o.d.s. spelen, er deed een oude
linksbuiten in mee. glimmerveen,
wiens knie de hebbelijkheid had
af en toe uit de kom te schieten
(soms wel een paar keer per wed
strijd)
dan lag hij een ogenblik langs de
lijn,
pakte zijn been beet, drukte de knie
terug in de kom en dribbelde vro
lijk
verder, alsof er niets was gebeurd
nu, een kwart eeuw later,
zeg ik soms, als het tegenzit,
of ik eens in een sombere bui ben:
„vooruit kees, even de knie in de
kom",
en dan gaat het weer.
Vele jaren lang was die Glimmer
veen van ODS die zin knie in de
kom wrikte de enige Glimmerveen
van wie ik ooit gehoord had, totdat
Joop Glimmerveen op het politieke
parket verscheen. De oprichter van
de ultrarechtse, neofascistische, ra
cistische Nederlandse Volkspartij.
Zijn naam kreeg dezelfde onaange
name bijklank als die van Musseri,
Blokzijl, Van Geelkerken, Goe-
dewaagen en Rost van Tonningen.
Voor de nabestaanden, de familie,
maar meer nog voor al die mensen
die geen enkele familieband met
Mussert of Blokzijl hadden maar
ongelukkigerwijs wel precies zo
heetten, moet dat tamelijk onaan
genaam zijn geweest.
De neiging om je zoontje Adolf te
noemen zal na 1945 ook niet al te
groot meer zijn geweest. Hoewel de
voornamen van Mussert, Blokzijl
en Goedewaagen (respectievelijk
Anton, Max en Tobie) vermoedelijk
weinig te lijden hebben gehad van
dit oorlogstrauma. Ze waren of te
gebruikelijk (Max en Anton), of te
onbekend. Bij mijn weten sprak ie
dereen wel van Anton Mussert en
Max Blokzijl, maar niemand van
Tobie Goedewaagen.
Ik heb er het telefoonboek van Am
sterdam even op nagekeken (nog
altijd de grootste stad. van Neder
land, tenslotte), en ik trof daarin 6
x de naam Mussert, 31 x de naam
Blokzijl, 1 x de naam Van Geelker
ken, 2 x de naam Öoedewaagen en
1 x de naam Rost van Tonningen
aan. En ook 12 keer de naam Glim
merveen. Je moet wel een heel pri
mitieve ziel zijn, wil je geloven dat
al die Musserts of Blokzijls of Goe-
dewaagens of Van Geelkerkens
fout geweest moeten zijn in de oor
log. Als één van hen nog in vrijheid
zou leven (ik heb geen idee, ik weet
alleen dat Mussert en Blokzijl zijn
gefusilleerd), zou hij ongetwijfeld
een geheim telefoonnummer hebben
genomen.
Daarom is het zo ontmoedigend dat
in Den Haag de banketbakkerij
van vader en zoon Eickholt door
een brandbom midden in de nacht
iii as werd gelegd. Cas Eickholt,
zijn vrouw, hun vierjarig zoontje
en hun vijfmaanden oude dochter
tje lagen te slapen boven de zaak en
konden zich ternauwernood in vei
ligheid brengen.
Waaraan hadden de Eickholts de
brandbom verdiend? Aan het feit
dat zij twintig jaar geleden de ge
renommeerde banketbakkerij
Glimmerveen hadden, overgeno
men. Een zaak die in Den Haag
blijkbaar een even goede naam
had als Krul, en Kwekkeboom en
Berkhoff in Amsterdam. Als straks
de Nederlandse burgerbevolking
geterroriseerd wordt door een ui-
tralinkse radicale beweging geti
teld Het Rode Peloton, en ene Gerrit
Kwekkeboom blijkt daarvan de
voortvluchtige leider te zijn, zou u
dan de neiging voelen de slagroom
taartjes van Kwekkeboom in de Re-
guliersbreestraat met een brand
bom naar de ratsmodee te helpen?
Ik mag toch hopen van niet. We
gaan volgend jaar. als we herden
ken dat Willem van Oranje 400
jaar geleden door Balthasar Ge-
rards werd vermoord, toch ook niet
alle ruiten ingooien bij r
toevallig Gerards heten?
Vijf jaar geleden was Barbara McClintock een vrijwel
onbekende geleerde, die zich al vijftien jaar in afzon
dering bezighield met de erfelijkheid bij mais. Pas
door de ontwikkeling van het moderne cel-onderzoek
bleek dat zij veel dichter bij de waarheid zat dan ie
mand ooit had begrepen, en haar Nobelprijs is een
erkenning voor het feit dat zij haar tijd ver vooruit
was.
In 1949, toen McClintock haar
eerste resultaten op schrift
stelde, wist men eigenlijk nog
zeer weinig over het mechanis
me van de erfelijkheid. Pas in
1953 slaagden Watson en Crick
erin de structuur van het DNA-
molecuul te ontrafelen. Daarna
begon men meer te begrijpen
van de werking van de cel en
de genen, zodat men kon be
ginnen aan de genetica - de
erfelijkheidsleer - op molecu
lair niveau.
Mendel
McClintock was aangewezen op
de negentiende-eeuwse metho
den van Mendel. Deze had,
door voortdurend allerlei erw
ten met elkaar te kruisen en ze
dan op te kweken, laten zien
hoe erfelijke eigenschappen
zich „voortplanten", door de
generaties heen. Vooral dank
zij eerder onderzoek van
McClintock wist men inmid
dels dat die eigenschappen
verankerd liggen in genen: elk
gen bepaalt een eigenschap.
Zo is er een gen voor blauwe
ogen, een gen voor de aanmaak
van een hormoon (bij een
erfelijke ziekte mist de patiënt
dat gen en kan dat hormoon
dus niet maken), en een gen
voor grote voeten.
Mendel had al ontdekt dat het
ene gen het andere soms kan
domineren - als bijvoorbeeld
een rode tulp met een witte
wordt gekruist, ontstaat er al
tijd een rode tulp, ook al heeft
het „kind" in feite zowel een
gen voor een rode als voor een
witte bloem meegekregen.
Verder wist men dat de genen la
gen gebundeld in chromoso
men, die men onder de micro
scoop kon analyseren, maar de
enige manier om het lot van
een bepaald gen vast te stellen,
was te kijken wat er met de ui
terlijke kenmerken van de
planten van opvolgende gene
raties gebeurde.
Was McClintock veertig jaar lang
bezig mais te kweken, te krui
sen, te zaaien en te bestuderen.
En zo stuitte ze op iets merk
waardigs. Sommige korrels op
haar maiskolVen veranderden
van kleur terwijl ze groeiden.
Dit was in tegenspraak met al
le wetten van de klassieke ge
netica waarin de kleur, een
duidelijke erfelijke eigen
schap, immers voor het leven
vastligt.
Nieuwe theorie
In de winter van 1944 ontdekte
ze bovendien een patroon in de
kleuring (die kleuring bestond
uit roze en paarse vlekjes op
sommige maiskorrels). Het
leek alsof de kleuring tijdens
de groei veranderde onder in
vloed van een of ander mecha
nisme. Tijdens de ontwikke
ling van de plant moest er iets
gebeuren waardoor het erfelijk
materiaal veranderde. Sinds
dien heeft McClintock al haar
tijd besteed aan het zoeken
naar dat mechanisme.
In 1947 begonnen zich voor haar
de omtrekken af te tekenen
van een nieuwe theorie. Ze had
het idee dat het „kleur-gen"
niet geheel zelfstandig is, maar
dat het wordt beheerst door
Barbara McClintock: veertig jaar lang mais kweken.
gezet door een derde gen. Dat
gen hoefde niet eens naast het
eerste controle-gen te liggen,
maar een heel eind verder weg
of zelfs op een ander chromo
soom.
Zo ontdekte McClintock dat het
erfelijk materiaal zichzelf kan
reguleren, en ze ging op zoek
naar de juiste plaats van het
tweede controle-gen. Daarbij
deed ze de volgende merk
waardige ontdekking: dat gen
heeft geen vaste plaats. Het
kan in het rond springen van
de ene plek naar de andere en
zelfs van het ene chromosoom
naar het andere. Daarbij kan
het vaak meer dan één gen ac
tiveren en uitschakelen.
En ten slotte leek het erop dat
die „springende genen" op de
een of andere manier worden
geregeld door de ontwikkeling
van het organisme als geheel.
Op die manier zou een verband
kunnen worden gelegd tussen
erfelijke eigenschappen en
ontwikkeling - een kwestie die
de klassieke erfelijkheidsleer
vanaf het begin heeft achter
volgd: waarom stoppen cellen
met groeien als het organisme
„volwassen" is? In de regule
ring door de springende genen
zag McClintock het antwoord.
Teruggetrokken
Na twee jaar verdere studie,
waarin ze haar berekeningen
nog eens nauwgezet naging,
maakte ze in 1951, op een inter
nationaal biologencongres in
de Verenigde Staten, de resul
taten openbaar.
Haar lezing viel niet erg in goede
aarde - voornamelijk doordat
niemand het begreep. Prof.
Alan Campbell, toen als jong
student op het symposium,
zegt nu dat iedereen haar werk
zeer bewonderde en niets durf
de te zeggen, maar McClintock
voelde zich miskend en trok
zich verder terug in haar werk.
Ze sliep vaak op haar laborato
rium en sprak met vrijwel nie
mand. Ze draagt overigens nog
steeds hetzelfde soort plusfour
en overhemd dat ze in 1920 liet
maken om beter door de mais-
velden te kunnen stappen.
Eens was ze zo geabsorbeerd
bij het schrijven van een arti-
In 1961, het jaar waarin Jacob en
Monod hun Nobelprijs kregen
voor een eenvoudig aan- en uit
schakelmechanisme bij een
bacterie, probeerde ze het op
nieuw, maar toen had ze nog
minder respons dan tien jaar
eerder. De aandacht van de we
tenschappelijke wereld had
zich inmiddels verlegd naar de
moleculaire genetica: de struc
tuur van het DNA was opge
helderd en men kon al bijna
voorspellen wat een gen zou
doen op grond van zijn mole
cuulstructuur. Daarvoor hoef
den niet meer moeizaam plan
ten te worden gekweekt.
Pas aan het eind van de jaren zes
tig ontdekte men dat ook bij
bacteriën de volgorde van het
DNA niet geheel vastligt: ook
bacteriën hebben springende
genen.
Pionier
Tegenwoordig, nu veel van de
erfelijkheid van de lagere orga
nismen duidelijk is geworden
en men weet hoeveel raadsels
er in feite nog zijn, gaan onder
zoekers weer kijken naar de
genetica van de hogere orga
nismen - zoals het fruitvliegje
en de mais. Met de modernste
technieken wordt uitgezocht
hoe de verplaatsbare genen
precies werken. Veel onder
zoekers blijven zich daarbij
overigens afvragen of het orga
nisme als geheel werkelijk het
springen van genen zou kun
nen regelen: dat is niet iets dat
past in het wereldbeeld van de
moleculaire biologie.
Maar niemand weet wat deze
nieuwe kruising tussen klas
sieke en moleculaire genetica
zal opleveren, en het is zeer
waarschijnlijk dat uit deze
hoek veel opzienbarende ont
dekkingen zullen komen. Ze
ker is, dat de nu 81-jarige Bar
bara McClintock de pionier is
van nieuwe, subtielere theo
rieën over de erfelijkheid.
Evelyn Fox Keiler heeft een prachti
ge biografie over McClintock ge
schreven: A feeling for the orga
nism, uitgegeven door Freeman,
Londen.
ADVERTENTIE
Denk even na voordat u ingaat op de huidige rente-
veriagingen van bijvoorbeeld 1 jaar rentevast hypotheken.
Want als de rente 't volgend jaar plotseling een stuk
hoger ligt, zit u onverwachts met zwaardere woonlasten.
Kies dus voor veiligheid. Voorde hypotheken van het
Bouwfonds.
Zoals de RentejRust Hypotheek, die de renteschom-
melingen aftopt. En de 10 jaar RenteVast Hypotheek, die
de lage rente van nu 10 jaar vast houdt. En de nieuwe
20 jaar RenteVast Hypotheek, die de rente zelfs 20 jaar
klem zet en waar u al na 20 jaar van af bent.
Kom er eens over praten bij het Bouwfonds-info
centrum in uw buurt. Of bij uw verzekeringsadviseur of
makelaar.
Over een jaar zult u ons
dankbaar zijn.
nv Bouwfonds!
Nederlandse Gemeenten L
LEIDEN, BOTERMARKT 2,10711134343, HAARLEM, ANEGANG 29,1023) 313852, DEN HAAG, NASSAUPLEIN13,10701650800.
DEN HAAG (ANP) - Korter werken heeft een andere uitwerking
op de besteding van vrije tijd dan werkloos worden. Niet-actie-
ven (werklozen) wijden een derde van hun extra vrye tijd aan
mediagebruik. Zij die wat korter werken besteden een derde
deel van die extra vrije tijd juist aan actieve vrijetijdsbestedin
gen in de sfeer van vorming, verenigingsleven, vrijwilligers
werk, sport of hobby's. Dit büjkt uit een onderzoek van het so
ciaal-cultureel planbureau (SCP). Een woordvoerster heeft dit
bekendgemaakt.
In opdracht van het SCP heeft het onderzoeksbureau Intomarkt
een representatieve steekproef uit de Nederlandse bevolking ge
nomen. Daarbij werden de bezigheden van de ondervraagden
voor een periode van een week van kwartier tot kwartier ge
boekstaafd.
Zij die korter werken reserveren een relatief groter deel (23 pro
cent) van de vrijkomende tijd aan huishoudelijke- en gezinsta
ken dan werklozen of gepensioneerden (17 procent). Aan media
besteden korter werkenden niet 33 procent van de vrijkomende
tijd, zoals zij die hun baan hebben verloren, maar 15 procent.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft verder de effecten van
vier verschillende vormen van arbeidstijdverkorting (atv) op de
vrijetijdsbesteding onderzocht. In het onderzoeksrapport zijn
de effecten gemeten van de atv over alle vijf.werkdagen, een
vrije vrijdagmiddag, een vrije maandagochtend en een vierdaag
se werkweek met langere werkdagen van negen uur.
Volgens de SCP-berekeningen zou een vrije vrijdagmiddag een
aanzienlijke toename van huishoudelijk werk door mannen op
leveren. Een volledig vrije (doordeweekse) dag in ruil voor vier
langere werkdagen zou vooral worden benut voor de actieve
vrijetijdsbesteding: hobby's, sport en ook vorming en vrijwilli
gerswerk. Een vrije vrijdagmiddag zou, behalve voor een uit
breiding van het huishoudelijk werk, voor een ander belangrijk
deel worden gebruikt voor het uitgaan. De vrije maandagmor
gen wordt het minst actief benut. Zou men op die wijze de ar
beidstijd reduceren, dan zou die gewonnen tijd vooral worden
omgezet in uitslapen, langer ontbijten en het uitvoeriger lezen
van de krant, zo merken de opstellers op.
MUNCHEN (DPA) - Deindus-
trie in de Bonsrepubliek
denkt volgend jaar de export
^e kunnen vergroten met acht
procent na een toeneming
met één procent dit jaar. Dit
blijkt uit een enquête onder
411 grote ondernemingen die
is gehouden door het West-
duitse Ifo-Institut. Het opti
misme is gebaseerd op de
verbetering van de afzetmo
gelijkheden in de westerse
industrielanden en op de
concurrentiepositie van de
Bondsrepubliek.
Vooral de export van duurzame
verbruiksgoederen en van
kapitaalgoederen zal verbete
ren. De schatting bedraagt
respectievelijk dertien en ne
gen procent. De fabrikanten
van personen- en bedrijfswa
gens rekenen op een toene
ming van hun uitvoer met
minimaal tien procent.
De totale omzet zal dit jaar twee
en volgend jaar vijf procent
groeien. De reële produktie
neemt dit jaar nog met 1,6
procent af, maar zal volgend
jaar toenemen met 1,9 pro
cent. Met de orderontvangst
en de produktie gaat het de
goede kant op, maar de ver
mindering van het aantal ar
beidsplaatsen in de industrie
gaat verder. Uit de enquête
van het instituut is naar vo
ren gekomen dat de West-
duitse industrie dit jaar de
personeelssterkte vermin
dert met 2,9 procent en vol
gend jaar met 1,1 procent.