Reinheitsgebot houdt Nederlands pilsje van Duitse markt ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1083 Extra Het bestaan van kurort Baden-Baden is bekend. Zo ook het heilige geloof van onze oosterburen in de heilzame werking van bronwater. Maar dat ook de Duitse bierbuik een gezondheidssymbool is, zal voor velen een verrassing zijn.Feit is dat in Duitsland het gerstenat maar op één manier gebrouwen mag worden. Het uit 1516 daterende Reinheitsgebot bepaalt dat slechts gist, water, hop en gerst bij de bereiding gebruikt mogen worden. In de praktijk leidt dat tot een importverbod van (veel) buitenlands bier. Hoe raszuiver is Heineken, dat al jaren op de Duitse markt aast? Is het pils van Nederlandse bodem soms niet goed genoeg voor de Duitser? Waakt het Reinheitsgebot alleen over de Duitse volksgezondheid of ook over de commerciële belangen? De aanval vanuit het buitenland komt op gang. De stellingen zijn betrokken. Hooggestemd klinken de strijdkreten: Tradition und Volksgesundheit nemen het hier op tegen de vrijheid van handel. Kom aan het bier van de Duitser en je komt aan zijn brood. Zum wohl. "Nah". Hij ontwijkt een duidelijk ja of nee. "Es gibt hier doch gar keine wahl. Aber das Bier schmeckt mir prima". Nee, kiezen kan hij niet, de Duitse badgast. Hij moet zich, zwetend op een Noordwijks terras, tevreden stellen met een Hollands glaasje tapbier. Ja, het smaakt hem best. En zijn buik? Die is er sinds hij kein fussball mehr spielt. Met bier heeft dat niets te maken. Een bliksemenquête onder Noordwijkse hotels bevestigt: de Duitser is tevreden als hij maar bier kan drinken. Of het nu gebrouwen is volgens de regels van het Reinheitsgebot of niet. Hotel Golfzicht bijvoorbeeld tapt gewoon Heineken. Je kunt er ook wel een donker glas Hannenalt krijgen, "maar daar is weinig vraag naar". Bij Noordzee - één op de twee gasten komt uit de Bondsrepubliek van hetzelfde laken een pak. De Duitser is er gelukkig met Heineken of Oranjeboom en taalt nauwelijks naar een merk van eigen bodem. Kennelijk weet de Westduitse consument niet wat goed voor hem is. De regering in Bonn weet dat wel: bier van eigen bodem. Want dat is volgens de strikte voorschriften van het Reinheitsgebot vervaardigd. Gerstemout, hop, water, gist. En niets anders. Buitenlands bier komt het land niet in, als het niet aan deze strenge eisen voldoet. De Nederlandse wet is heel wat soepeler en staat het gebruik toe van mais (40 procent) of tarwe. Ook kleur- en smaakstoffen en conserveringsmiddelen, zoals sulfiet, zijn in beperkte mate toegestaan. Allemaal stoffen die ook in tal van Duitse wijnen en levensmiddelen voorkomen. Maar niet in het bier. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat de Europese Gemeenschap het uit 1516 daterende Reinheitsgebot met een scheef oog aanziet. Het voorschrift staat op gespannen voet met de vrijheid van handel, die Brussel binnen de Europese grenzen nastreeft. Het moet, zo is de Westduitsers dan ook begin augustus meegedeeld, afgelopen zijn met deze bescherming van de eigen biermarkt. Maar daarmee is de strijd geenszins gestreden. Europees Commissaris Frans Andriessen had zijn brief nog niet gepost of er lag al een opgewonden reactie vanuit Bonn op zijn bureau. De Duitse volksgezondheid staat op het spel! Hoezo? Omdat het verbruik per hoofd van de Westduitse bevolking zo hoog is, dat bier als een basisvoedingsmiddel beschouwd moet worden. Jawohl, meneer. Nobel i En gezondheidsminister Heiner Geissler vervolgt: "De opheffing van het importverbod op bier dat hullen in een vleugje romantiek. Heineken doet dan ook niet zo zeer pogingen om Limburg een nationaal merk op te dringen, maar is via een achterdeurtje in de markt gekropen: via de overname van brouwerij De Ridder, die ook gewoon het eigen merk blijft produceren. Verscheidenheid Dat kan in Duitsland natuurlijk ook, al zal het daar moeilijker zijn. De Deutscher Brauerbund is een hecht en waakzaam gezelschap. Zeker is, dat 'Pikantje van Gouda' nog lange tijd met Duits bier zal worden weggespoeld in Bonn en wijde omstreken. Frau Antje, het kaasvrouwtje, opzadelen met een kratje Heineken, dat is een gevecht beginnen tegen de bierkaai. De Nederlander die door de Bondsrepubliek trekt moet het misschien doen zonder het eigen vertrouwde Heineken, Grolsch of Brand biertje, maar eerlijk is eerlijk: je kan er kiezen uit een keur van merken. Zoveel dorpen zoveel bieren. Het lijkt wel of ze met elkaar wedijveren. Zo'n rijkdom in verscheidenheid is in dit lage land niet te vinden. Aan merknamen geen gebrek, dat niet Er lijken er zelfs steeds meer te komen. Maar schijn bedriegt. Want het aantal brouwerijen is alleen maar afgenomen. De groten slokken de kleintjes op. Veel ogenschijnlijk verschillende biertjes zijn uit hetzelfde vaatje getapt. Eén pot nat, zoals de Consumentenbond het onlangs uitdrukte. In de praktijk is de Nederlandse biermarkt voor bijna negentig procent in handen van vijf brouwers met Heineken als grootste. Met een aandeel van ongeveer vijftig procent (soms iets meer, nu iets minder) mag Heineken zich, zoals dat in jargon heet, marktleider noemen. Daarna volgen het Britse concern Allied Breweries (zeg maar Skol), Grolsch, Bavaria en het Belgische (Stella) Artois. B-merken Slechts twee kleintjes houden zich nog fier overeind temidden van deze bierreuzen: Brand en Gulpen. Ze hebben maar zo'n zeven procent van de markt in handen. Wat dan nog resteert, als we ons beperken tot het normale blonde pilsje, is een kruimel import. Hier of daar is nog wel eens een Dordtmunder te krijgen. Het zijn vooral Skol, Artois en Bavaria die zich meer en meer richten op de markt van de zogenaamde b-merken. Uit het laatste jaarverslag van Skol blijkt waarom: de afzet van a-merken (Skol en Oranjeboom) aan de horeca stagneert. De goedkopere (huis)merken lopen daarentegen als een trein. Skol levert aan Albert Heijn (het 'eigen' AH-merk Brouwers Bier, maar ook Anker en Waldhoorn), de melkhandel (EMHA), aan de Vivo, A&O (Pils 2000) en de slijters (Keiler). Zoals al aangegeven leeft ook de naam Oranjeboom voort onder de vlag van Allied Breweries. Nog wat Skol-merken: Classe Royale, Schuttersbier, Heraut, Karlsquell, CHV. Bavaria opereert ook stevig op de b-markt met merken als Bergschloss, Club International, De Postkoets, Golden M, Pion en Pitt. Profimarkt, A&O, Edah, Jac Hermans en de SRV zijn enkele afnemers van Bavaria, dat ook 'eigen' merken levert aan de Spar, Vége, Miro en Coop. Artois tenslotte brouwt het slijtersmerk Tap, Brouwmeester (Aldi-markt), Dommelsch en Brau. In handen van dit Belgische concern is ook het vroeger zelfstandige Hengelo. Daarnaast produceert Artois het merk Hertog Jan voor de zelfstandige brouwerij De Kikvorsch, die zich uitsluitend toelegt op bijzondere biersoorten. Smaak Heineken en Grolsch bezondigen zich niet aan deze merk vertroebeling, voelen zich daar te goed voor. Het zou de eigen naam en faam maar kunnen bezoedelen. Heineken is natuurlijk wel eigenaar en producent van Amstel de voormalige Amstelbrouwerij is inmiddels dicht - zoals ook het Limburgse De Ridder sinds een jaar in handen van de marktleider is. De opsomming van al die biermerken is wellicht handig voor wie omhoog zit met een leeg kratje- bier van onbekend merk en afzender. Aardiger is evenwel de vraag of vele merken ook staan voor vele smaken. Er is tenslotte nogal wat verschil in prijs tussen een pijpje Heineken en een flesje Waldhoorn. Naar het antwoord op die vraag zocht de Consumentenbond in haar op 8 augustus gepubliceerde onderzoek. Nou ja, onderzoek. Die benaming verdient eigenlijk alleen de speurtocht naar de verschillen in samenstelling. Over smaak immers valt nauwelijks te twisten. Niettemin zette de bond een groepje niet al te notoire bierdrinkers aan het werk(?), dat tot de conclusie kwam dat de hoofdmerken zich wel onderscheidden van de rest door een eigen smaak. Maar al die b-merken, inderdaad: één pot nat. Al zijn er soms gunstige uitzonderingen. Volgens de Consumentenbond is de Skol-adept net zo goed, maar wel goedkoper af met Brouwers Bier. En wie staat op Hertog Jan, zou er goed aan doen Dommelsch een kans te geven. naar 400 miljoen liter. In marken gemeten bedroeg die stijging zelfs ruim 20 procent. En omdat in de binnenlandse markt geen rek meer zit. richt de Deutscher Brauer Bund zich vefder op de export, zo blijkt uit de laatste marktanalyse. Vóór alles is het echter zaak ervoor te zorgen dat er van die binnenlandse markt niets wordt afgeknabbeld. Daarvan zijn de Duitse brouwers tenslotte voor 97 procent van afhankelijk. Gemopper Een botsing is dus onvermijdelijk. Want de Westduitsers kunnen onbelemmerd het territorium van Heineken betreden, maar omgekeerd kan Amsterdamse Freddy dat niet. Hij stuit aan de grens onvermijdelijk op het Reinheitsgebot. Toch is het vreemd dat Heineken het tot nu toe bij gemopper aan het adres van West-Duitsland laat. Wat let het concern, toch niet voor een kleintje vervaard, bier te brouwen met alleen mout, gist, hop en water? Als het in Duitsland kan. zal het hier toch ook moeten lukken. En zo is het ook. Bij de presentatie van het laatste jaarverslag erkende Freddy Heineken (let op de formulering): "Technologisch zijn we in staat probleemloos 'Duits bier' te brouwen. Met onze eigen Heinekensmaak". Woorden met een lading, zo zal duidelijk zijn. Eigenlijk is het Heinekens eer te na om een knieval te doen voor de Westduitsers met hun Reinheitsgebot en wacht Freddy liever op een definitieve uitspraak van de Europese Gemeenschap. Een koppigheid die Heineken duur kan komen te staan, want in het zakenleven pleegt tijd geld te zijn. Er is dan ook nóg een reden voor de Nederlandse terughoudendheid. Beter gezegd: de Westduitsers hebben een veel machtiger wapen dan het Reinheitsgebot om de buitenlandse brouwers te stuiten. En dat is de wijze waarop de Duitse markt in elkaar steekt. Anders dan in Nederland is er niet een landelijk distributienet. In de Bondsrepubliek heeft bijkans elk dorp zijn eigen brouwerij. Vooral Beieren is bezaaid met brouwerijtjes. die allemaal hun eigen afzetgebiedjes hebben, maar die samen een hechte eenheid vormen. Het totale aantal brouwerijen mag dan in de jaren zeventig zijn ingekrompen van 2034 tot 1447 (waarvan bijna 1000 in Beieren), dat zijn er nog altijd zo'n 1440 meer dan in Nederland. Kom daar maar eens tussen. Bierproduktie bij Heineken: het i niet volgens het Reinheitsgebot is vervaardigd zou tot gevolg hebben dat de Westduitse consumptie van toegevoegde middelen aanzienlijk zou stijgen. Daarmee zou de bondsregering in strijd handelen met het moderne, internationale streven om het gebruik van hulpmiddelen in te dammen". Waarna de Westduitse regering besluit met op te merken, dat van een importbelemmering voor buitenlandse merken geen sprake is. Als ze maar volgens het Reinheitsgebot zijn gebrouwen. Voorwaar een nobele opstelling. Weliswaar bevat het Nederlandse pilsje een hoeveelheid sulfiet, vaak ook nog van natuurlijke herkomst, die in het niet valt bij die in een gemiddeld glas wijn, maar toch... Je zou bijna wensen dat Andriessen radicaal van standpunt zou veranderen en het Reinheitsgebot over heel Europa afkondigde. Ware het niet, dat de dankbare Westduitse brouwers wat al te gretig op het thema gezondheid en Europese belangen voortborduren. Allereerst is daar 'Herr Doktor' Anton Piendl, die ten tonele wordt gevoerd om de voedingswaarde van het bier te onderstrepen: koolhydraten, aminozuren, mineralen, vitaminen. Bier is goed voor de rode bloedlichaampjes, goed voor de bloedsomloop, helpt bij de stofwisseling. Bier als reformartikel. Ziekjes? Ga een avond saufen bij de oosterburen en je komt als herboren terug. Vervolgens steekt een verkapt dreigement de kop op als de Deutscher Brauerbund weet te melden, dat de Europese gedachte wel eens zware averij kan oplopen als Brussel een veto afroept over het Reinheitsgebot. "En dat in een periode, waarin de Europese Gemeenschap alle reden heeft om bij de burgers van de lidstaten vertrouwen te verwerven". Competentiestrijd We zullen er maar niet langer omheen draaien. Achter de papieren ruzie rond het Reinheitsgebot woedt een strijd tussen de Europese bierfabrikanten. Allereerst is er de competentiestrijd. Terwijl de Duitse brouwers het Verzadigd West-Duitsland mag dan het walhalla voor de bierproducent zijn, het is wel een verzadigd walhalla. In dat opzicht is er geen verschil met Nederland: er kan geen druppel méér worden verkocht. Er is zelfs sprake van één procent achteruitgang in de afgelopen zes maanden. Dus is de concurrentie scherp en slokken de grote producenten de kleintjes op Westduitsers zijn kapitale bierdrinkers met een jaarlijkse consumptie van 148 liter per hoofd van de bevolking. Freddy's eer te na om een knieval te doen voor de Westduitsers. biermerken. Maar ook door overname van plaatselijke brouwerijen, zoals dit jaar nog James J. Murphy in het Ierse Cork. Juist die buitenlandse activiteiten hebben Heineken vorig jaar nog een omzetgroei opgeleverd. In totaal had Heineken in 1982 de hand in 2,68 miljard liter bier, de produktie in licentie door derden meegerekend. Het zal niet verbazen dat ook de Westduitse brouwers hun heil over de landsgrenzen zoeken. Vorig jaar steeg de export met 15 procent Ondoordringbaar Er zijn wat buitenlandse merken die wel een poging hebben gewaagd zich een weg te banen in dit ondoordringbare woud van kleinschaligheid, maar tot nu toe zonder veel succes. Hier en daar is langs de grens een Deens, een Belgisch, een Luxemburgs of een Tsjechisch (de echte Pilsener) biertje te krijgen. Maar in totaal gaat het maar om 700.000 liter, een fractie van de Duitse bieromzet. Voor zo'n schijntje laat Freddy Heineken zich dus niet gek maken. De Amsterdamse brouwer speurt wel naar de mogelijkheden, maar neemt er de tijd voor. Een uitgebreide studie naar de mogelijkheden van een nationale aanpak in Duitsland moet het antwoord geven. Maar dat zal, laat exportdirecteur G. Van Schaik weten, vooralsnog niet tot meer kunnen leiden dan een testmarketing. "Je zult eerst moeten weten of je succes kunt hebben. Als je geen behoorlijk distributienet kunt opzetten, kun je het wel vergeten. Voorlopig is West-Duitsland te verwaarlozen." Er is natuurlijk nog een andere methode, reeds beproefd in Zuid-Limburg, waar plaatselijke brouwers als Brand en Gulpen Heineken de baas zijn. Limburg is een voor Nederland 'a-typische markt', meent Van Schaik, waar de lokale merken zich met succes Reinheitsgebot een garantie noemen voor een hoge kwaliteitsstandaard, klaagt Heineken (dat zichzelf niet minder hoog aanslaat) over "wettelijke bepalingen die worden misbruikt voor propagandistische en protectionistische doeleinden ten koste van het image van het bier als zodanig". Daarnaast, vooral, is er de strijd om de gunst van de Westduitse consument. Het vergt enig speurwerk in de paperassen, maar beland bij het hoofdstuk toekomstverwachtingen kan de Brauerbund er in de laatste marktanalyse niet meer omheen: het standpunt van Andriessen vormt een "aanzienlijke bedreiging" voor de Westduitse brouwers. Zoals gezegd, de Westduitser is een kapitale bierdrinker. Het bier is zijn brood, in meer dan één opzicht. Meer dan aan welk ander genotsmiddel dan ook besteedt hij zijn geld aan dit vocht. Per hoofd van de bevolking staat de jaarlijkse consumptie op 148 liter. In totaal glijdt er jaar in jaar uit ruim 9 miljard liter gerstenat door de Westduitse kelen, een waarde vertegenwoordigend van 16 tot 17 miljard D-mark. Bijna tien procent van de wereldbierproduktie en -consumptie komt daarmee op rekening van de Bondsrepubliek. Geen wonder dat Heineken, begerig uitkijkt naar het moment dat deze paradijselijke markt zo dicht bij huis betreden kan worden. Vergelijk de Duitse markt maar met Nederland, waar de gemiddelde inwoner per jaar niet meer dan zo'n 85 liter bier, zeg maar ruim 400 pilsjes achterover werpt. Dat is alles bij elkaar 'slechts' iets meer dan een miljard liter. om aldus hun marktaandeel te vergroten. Eerst op de eigen markt, vervolgens in het buitenland. Neem opnieuw Heineken, dat nu vijftig procent van de Nederlandse markt bedient mede dankzij de overname van Amstel en, vorig jaar nog, de Limburgse brouwerij De Ridder. En dat de groei nu zoekt in het buitenland. Door middel van export naar bijvoorbeeld 's wereld grootste bierproducent, de Verenigde Staten, waar Heineken nu nummer één is onder de niet-Amerikaanse

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 21