H
Hl
99
De laatste stuiptrekkingen
van een aloude rivaliteit
ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1983
PAGINA 17
KATWIJK
AAN ZEE
\-
Ooit waren de tegenstellingen tussen
y .venijnig, dat er bijna dagelijks een rol
"1$83 lijken de scherpste kantjes er eerJ
fcieh alleen nog pp voetbalgebied te
de hedenmiddag gespeelde derb
poging tot aiialyse van een moj
ijkers en Rijnsburgers zo
je werd gevochten. Anno
feetje af, en pleegt de oude vëtè
lifesterën. Ter gelegenheid van
„nsburgse Boys-Quick Boys een
ijk te omschrijven burenconflict.
Vandaag is alles een beetje
anders in Katwijk en
Rijnsburg, want vanmiddag
staan de geelzwarten weer
tegenover de blauwwitten.
Rijnsburgse Boys-Quick
Boys wordt gespeeld: de
wedstrijd die belangrijker is
dan het kampioenschap en
waarvoor de spelers naar
eigen zeggen dan ook best
een weekje aan de diarree
willen. „Als we de pot maar
winnen."
Soms is er, wat de kerk ook moge
verkondigen, niets belangrijkers
op aard dan een derby. Elke stad of
streek kent dat verschijnsel. De
duels die hele straten en buurten in
extase brengen. Sparta-Feyenoord
is zo'n wedstrijd en vroeger
DOS-Elinkwijk. Rijnsburgse
Boys-Quick Boys is er ook zo één.
Een treffen waarbij veel méér op
het spel staat dan winst of verlies.
Dat bleek de afgelopen weken wel
op de veiling Flora. Daar kon geen
woord worden gesproken, of het
ging wel over de derby. „Dat is al
sinds juli zo", zegt Piet Haasnoot.
Elk jaar is het volgens hem
hetzelfde'jut de één de ander op.
„Als RBB-speler kun je dan je lol
op hier. Ze maken je helemaal gek.
Je ziet het nu aan Willem
Driebergen en Arie van Dijk. Die
jongens zijn op van de zenuwen.
Wat wil je ook? Ze hebben de
afgelopen weken niets anders
gehoord dan dat ze die Kat wij kers
vanmiddag flink op hun kloten
moeten geven. En doen ze dat niet,
dan is het maar beter om maandag
een snipperdag te nemen."
V eldslag
Haasnoot weet dat uit ervaring. Hij
speelde immers zelf in het eerste
van Rijnsburg. Nu coacht hij er een
jeugdelftal. „Gastjes van negen,
maar als ze tegen Quick Boys
moeten, bennen ze niet te houden.
Blod aan de pèl zeggen hullie dan.
Dat is die eeuwenoude rivaliteit hè.
Maar het gekke is: met w Katwijk
of KRV speelt dat niet. Dan is
iedereen zo mak als een sJcèp. Maar
komt Quick Boys op Middelmors,
dan vliegen de vonken er af."
Twee seizoenen geleden was dat
goed merkbaar. Al vroeg in de
wedstrijd sloegen bij een groepje
Katwijkse jongelui de stoppen
door. Hoewel zes van hen meteen
werden afgevoerd, kon de politie
niet verhinderen dat een stuk
muur uit de splinternieuwe
Rijnsburgse tribune werd
gesloopt. Ook moest een deel van
de houten zittribune het
ontgelden. Een spoor van
vernieling werd getrokken. In de
kantine vlogen de bierflessen in
het rond.
Een maand later was het opnieuw
raak, maar nu op de
Sandtlaanbrug. Volgens
ooggetuigen woedde er een
complete veldslag tussen
Katwijkse en Rijnsburgse
jongeren. Inzet was volgens de
politie de aloude - overigens al
lang achterhaalde
tegenstellingen tussen Katwijk en
Rijnsburg.
Ze dateren van het begin van deze
eeuw, toen vele Rijnsburgse
uientelers in Katwijk aan Zee een
meisje gingen zoeken en
dientengevolge een pak slaag
riskeerden omdat de Katwijkers
hun schonen niet aan anderen
gunden. Rijnsburgers hadden iets
bedreigends. De reden was
eenvoudig: een uienteler had een
vrouw een zekerder bestaan te
bieden dan een visser, die in die
jaren altijd maar weer moest
afwachten of hij heelhuids zou
thuiskomen. Dat voortdurend
aanwezige levensgevaar gaf een
aparte spanning en schiep een
hechte onderlinge band. Vandaar
dat volwassen Katwijkers elkaar
broertje noemen, ook al zijn ze
geen familie.
Haringkoppen-
Aldus is volgens de Rijnsburgse
amateurhistoricus Simon
Leenheer de rivaliteit tussen beide
dorpen ontstaan. Wedijver die
leidde tot menig robbertje vechten
en het wederzijds gebruik van
scheldnamen als stinkuien,
haringkoppen en kannibalen.
Naijver die tevens de basis legde
voor voetbalderby's, die soms zo
hard waren dat aan het
Oegstgeesterkanaal een bord werd
geplaatst met daarop de tekst:
j.Hier houdt vandaag alle
mensdom op."
En dan te bedenken dat de beide
dorpen in een ver verleden
bijzonder goed met elkaar overweg
konden. Niettemin was er weinig
Bijlage van het Leidsch/AIphens Dagblad
Rijnsburgse Boys-Quick Boys. een aflevering uit de herfst van 1981. Na eerst de kantine met een hardhandig bezoek te hebben vereerd, nemen Katwijkse jongeren
(toentertijd beter bekend als de 'Black Jacks') bezit van het veld om daar de vete verder uit te vechten. (ArchiefToto: Holvast»
door Sjak Jansen
contact. Maar Rijnsburg lag dan
ook niet aan de vaarroute
Leiden-Katwijk en de
paardenroute ging ook al niet door
de dorpskern.
Neuzend in de archieven van
westelijk Rijnland is ing. J.P. van
Brakel van het Genootschap Oud
Katwijk tot de conclusie gekomen
dat de eerste contacten dateren
van de veertiende eeuw, wanneer
de abdis van Rijnsburg met een
speciale kar ladingen vis uit
Katwijk aan Zee laat halen,
hetgeen bijgedragen heeft tot de
ontwikkeling van het vissersdorp.
Eigendom had men volgens Van
Brakel niet of nauwelijks bij
elkaar. „Baron van Wassenaer van
Catwijck bezat omstreeks 1760 de
zogenaamde Kleyne Waal in
Rijnsburg en de Katwijkse
oud-chirurgijn Arend Prins had er
omstreeks 1820 onder andere een
boerenwoning. Zijn dochter
Geertruida trouwde in 1830 met de
Rijnsburgse heelmeester Petrus
Isaac Dagevos, die in Katwijk enig
goed heeft bezeten. Maar daar blijft
het wel bij."
Hu welij k
Saillante feiten zijn er ook. Zo is uit
het Katwijkse gerechtelijk archief
bekend dat men bij verbanning uit
Katwijk (een vooral bij lichte
criminele gevallen vaak toegepaste
straf) nogal eens in Rijnsburg
terecht kwam.
Persoonlijke banden waren er óok,
maar niet veel. In de achttiende
eeuw was in Katwijk aan Zee het
huwelijk voor 75 procent een
zuiver plaatselijke aangelegenheid,
de rest was menging met
overwegend kustplaatsen of
Katwijk aan den Rijn. In het
binnendorp was die verhouding
50-50. Daar was sprake van meer
contact met het achterland, onder
meer met Rijnsburg. „Maar niet
uitgesproken veel", aldus Van
Brakel.
Op het vlak van onderwijs waren
er geen gemeenschappelijke
belangen. Dat rond 1800 de
Rijnsburgse koster-schoolmeester
Bartholomeüs van der Jagt les gaf
aan de Katwijkse Franse
Juffrouwenkostschool (aan het
Overrijn) was volgens Van Brakel
louter toeval. Evenals het feit dat
omstreeks 1850 in Katwijk de
verloskundige hulp voor de armen
in handen van de Rijnsburgse
vroedvrouw was.
„In die jaren", weet Van Brakel,
„was Katwijks burgemeester
Salomon Huygens ook
burgemeester van Rijnsburg. Een
soort van personele unie dus. Die
zorgde ervoor dat tijdens de
tyfus-epidemie van 1854 in
Katwijk assistentie werd verleend
door de Rijnsburgse dokter."
Zo bewezen de Rijnsburgers de
Katwijkers wel vaker een dienst.
Ze hebben zelfs voor hen de toren
van de tweede kerk (naast de
abdijkerk) gehaald, omdat de naar
bakens zoekende schippers in zee
telkens in de war raakten en de
omgeving voor Egmond aanzagen.
Knokken
„Als Rijnsburger mocht je vroeger
niks op Katwijk", zegt Leen van
Delft (68). „Ging je met een meisje
uit, dan kon je een pak op je lazer
krijgen. Maar omdat er op
Rijnsburg 's zondags niks te doen
was ging je er toch heen. Effe
stoeien op het strand. Ik beken
eerlijk: dat knokken met die
Katwijkers vond je leuk. Ook al
waren we nogal eens het bokkie. In
dat zand konden wij namelijk niet
uit de voeten. Die Katwijkers wel."
„Op de Voorstraat begon het
meestal. Stond daar een groepje
Katwijkers, dan werd je pootje
gehaakt; scholden ze je uit voor
vuile stink-ui. En zeiden wij: „Wat
motje, schollekop?" Dan begon
het geknok. Zat het mee dan sloeg
je er een paar een blauw oog, maar
zat het tegen dan sloegen ze jou
een dikke neus. Dat hoorde erbij."
„Als kleine jongen knokte je al met
Katwijkers, als ze je verjaagden uit
het duin. Daar voetbalden wij.
Maar kwamen er Katwijkers, dan
moesten we wegwezen want het
was hun domein. Zo is dat
eigenlijk gekomen, datje niet
eerder uit Katwijk wegging
voordatje er een paar op hun
gezicht had geslagen. Het was een
sport. Er waren mannetjes die
gingen puur om het vechten. Die
lokten die Katwijkers uit. Wat dat
aangaat zijn Katwijkers en
Rijnsburgers net ratten en wezels.
Die springen ook altijd op
mekaar."
Rijnsburger Wim Driebergen sr.
zegt: „Het ligt heel simpel. Als je je
wilde haren nog hebt, wil je er
allemaal wel eens op los slaan".
„Dat heb je overal", meent de
Katwijkse dominee Van Roon.
„Mensen uit Zierikzee en
omliggende dorpen zijn net zo aan
elkaar gewaagd. En op talloze
andere plaatsen in Nederland geldt
hetzelfde. Maar ik geef toe: er zijn
zekere mentaliteitsverschillen."
Broodvechters
Simon Leenheer knikt:
„Rijnsburgers zijn pochers,
handelaren, echte broodvechters.
Ze zijn avontuurlijk en opgeruimd.
Als er iets te verdienen is springen
zij erin, ongeacht het risico. Als ze
een gaatje zien om Huug
Aandewiel van Quick Boys aan te
trekken zullen ze dat niet laten. Elk
beetje winst pakken ze. Terwijl
Katwijkers vanouds meer
behoudend zijn. Dat hangt samen
met die dramatische spanning die
er ook is op Urk en in
Scheveningen. De spanning van
het leven op zee. Een levensgevoel
dat wy niet kennen."
Katwijkers zijn volgens Leenheer
gelijkmatiger. „Je kunt van ze
opaan. Een Rijnsburger is veel
wispelturiger en ook niet zo
spaarzaam als een Katwijker. Een
Rijnsburger geeft zijn geld veel
gemakkelijker uit. Een teken dat
ze hard willen werken om het te
verdienen. Als je ook ziet wat hier
aan kerken en liefdadigheid wordt
gegeven, dat gaat met duizenden
tegelijk."
Een Rijnsburger relativeert
volgens hem de waarde van geld.
„Dat komt waarschijnlijk omdat
hij wat meer van de wereld heeft
gezien. Een Katwijker heeft
daarentegen weer meer van de zee
gezien. En de zee, hebben ze mij
verteld, heeft een berustende
werking op de geest. Je wordt er
niet zo opgewonden van als van de
wereld."
„Katwijkers zijn door en door
verbonden met de zee", vult ing.
Van Brakel aan. „Let maar op: als
ze een dagje uit gaan, rijden ze naar
Hoek van Holland: boten kijken."
Leenheer: „Vandaar het gezegde
Katwijkers: ze hebben een
golf over hun hoofd gehad.
Anderzijds wordt over
Rijnsburgers gezegd: hebben ze
een kwartje, dan leggen ze het op
de drempel, zodat iedereen het kan
Een Katwijkse groenteman kan
daarover meepraten: „Een
Rijnsburger kwam hier eens om
twee kilo lof. Hoeveel kost dat,
vroeg hij. Acht gulden, zeg ik. Uit
zijn kontzak haalde hij toen heel
demonstratief een stapel briefjes
van honderd. Ik zeg: man, ik wil
maar acht gulden, ik hoef al die
honderdjes niet te zien. Toen was
hy wel wat gepikeerd."
Hoogverraad^-
„Ik ben wel eens afgedroogd, niet
mooi meer", vertelt Bab Kralt (44),
ex-back van Rijnsburgse Boys.
Ook hij placht zijn vertier op
Katwijks grondgebied te zoeken.
„Ik speelde altijd in de bunkers en
de loopgraven. Maar dat is alweer
dertig jaar geleden. Toen was er
ook voortdurend politie op de
Voorstraat om erop toe te zien dat
er niet werd samengeschoold. Je
moest doorlopen."
„Zo heb ik mijn eerste bekeuring
gekregen", herinnert Henk de
Mooy (46) zich. „Omdat ik in de-
Voorstraat met drie jongens in een
portiek stond. Dat was verboden.
Zo scheen je vechtpartijen in de
hand te werken. Dat was nog de
tijd datje naar Katwijk ging met
keien op zak."
De Mooy is in Rynsburg berucht
als één van de eerste RBB-spelers
die naar Quick Boys overliep.
„Sindsdien heet ik daar de NSB-er.
Veel Rijnsburgers hebben mij de
overstap ontzettend kwalijk
genomen. Een zei me: Ik mag lijen
dat ze je poten kapot schoppen. Die
vond dat hoogverraad. Dat mag-ie
vinden, ik trek me er niks van aan.
Figuren zonder verstand heb je bij
iedere club."
„Ik werkte toen nog als afslager op
Flora. De eerste wedstrijd moesten
we uitgerekend tegen Rijnsburg.
Alsof de duvel ermee speelde. We
verloren met 2-1. De maandag erna
heb ik wel moeilijk gehad hoor,
op de veiling. Wat ze me allemaal
niet naar mijn hoofd hebben
geslingerd! Maar het mooie is: nu
doet Rijnsburg weer een beroep op
me voor het veteranenelftal. Zo red
je mekaar weer."
„Ik woon nu alweer zo'n twintig
jaar in Katwijk en ik moet zeggen:
problemen met accepteren heb ik
hier niet gehad. De andere
Rynsburgers hier bij myn weten
ook niet. Dat moeilijke gedoe
onderling is al lang niet meer. Kijk
maar naar Rijnsburg. Daar is bijna
de helft van de mannen met een
Katwijkse getrouwd. Alleen op
voetbalgebied leven de
tegenstellingen nog."
Meisje
Piet Haasnoot en Leo Pluijmgraaff
kunnen dat beamen. Elf jaar
geleden maakten zij de overstap in
omgekeerde richting. Pluijmgraaff
(39), toen nog eigenaar van een
drankhandel in de Secr.
Varkevisserstraat, zag zijn
clientele ineens aanzienlijk
slinken. Klanten die hem
overigens later stuk voor stuk weer
trouw zworen toen hij als veteraan
op het oude Quick Boys-nest
terugkeerde.
Dezelfde geschiedenis maakt
Pluijmgraaff nu opnieuw van nabij
mee. Hij is de oom van Huug
Aandewiel, het Katwijkse
voetbaltalent dat onlangs de
blauwwitte kleuren inruilde voor
het Rijnsburgse geelzwart. „Huugs
vader. Quick Boys-man in hart en
nieren, kan er nóg niet over uit.
Huugs opa evenmin. Dat Huug
uitgerekend naar Rijnsburg is
gegaan vindt hij honderd keer
erger dan dat hij naar Noordwijk of
RCL was gegaan. Maar ik kan
Huug wel begrijpen. Zijn meisje
woont in Rijnsburg, hy heeft er
zijn baan, krijgt er een huis. Ik geef
hem geen ongelijk. Het is alleen
allemaal wat hard aangekomen."
„Al die opschudding zit Huug zelf
ook niet lekker", zegt zijn vriend
Piet Haasnoot. „Laatst wilde hij
naar Quick Boys-VW gaan kijken,
maar hij dorst gewoon niet. Hij zei:
Piet, laten we maar wat gaan
tennissen."
Op sportpark Nieuw Zuid, nota
bene gelegen tegenover Huugs
ouderlijk huis, schudt men nog
altijd het hoofd over Huugs
overstap. Quick Boys-voorzitter
Arie Guyt blijft het onjuist vinden
dat Rijnsburg nu de vruchten gaat
plukken van de voetbalopleiding
die Quick Boys aan Huug gegeven
heeft". En speaker Nico Kulk roept
cynisch: „Dat elftal van Rijnsburg
lijkt wel een
vreemdelingenlegioen. Ik vraag ze
wel eens gekscherend: waarom
noemen jullie je niet Nederlandse
Boys?"
Tumult
„De derby tussen Rynsburg en
Quick Boys", verklaart Kulk.
„zorgt altijd weer voor tumult. Ik
weet precies hoe dat gaat. Op de
tribune zegt een Rijnsburger: 'Die
Glasbergen, da's een goeie'. Maar
hoort een Katwijker dat, dan zegt
hij: 'Ben je gek, die Glasbergen
kan er geen hout van'. Zo zitten ze
mekaar op te jutten totdat er op
een gegeven moment klappen
vallen."
„Maar deze derby is heilig
vergeleken by sommige
wedstrijden in het betaalde
voetbal. Zoals die belhamels bij FC
Den Haag met kettingen tekeer
gaan, dat zie je hier gelukkig niet.
Toch zitten hier fanatiekelingen op
de tribune hoor. D'r zijn er bij die
hun eigen spelers een pak slaag
willen geven als ze een kans
missen."
„Het is een mengeling van
chauvinisme en sensatiezucht",
karakteriseert ing. Van Brakel de
Katwijkse en Rijnsburgse
betrokkenheid by de wedstrijden
tussen Quick Boys en Rijnsburgse
Boys. „Het zyn de laatste
stuiptrekkingen van de aloude
rivaliteit", meent Simon Leenheer
„Twee keer per jaar, tijdens die
ontmoetingen, herleven de oude
tegenstellingen een beetje. En als
we ons daartoe beperken, is het
alleen maar leuk."
„Mensen vragen me wel eens: en
Noordwijk dan? Waarom is er
nooit iets met de Noordwykers
voorgevallen? Omdat er tot in de
vorige eeuw tussen Noordwijk en
Rijnsburg nauwelijks contact was,
zeg ik dan. Rynsburgers kwamen
daar vrijwel nooit. Was dat wel het
geval geweest en waren de
uientelers in plaats van op Katwyk
op Noordwijk hun meisje gaan
zoeken, dan zou de rivaliteit tussen
Rynsburg en Noordwijk
waarschijnlijk nooit zijn ontstaan.
Dan waren de Rynsburgers de
Noordwykers in de haren
gevlogen. En omgekeerd".