Voor het vragen wij een korte levertijd c Het rekwisietencentrum van de NOS ZATERDAG 16 JULI 1983 Extra We staan er zelden bij stil, maar in geval van het eenvoudigste stukje tv-drama valt de acteur doorgaans qua beeldvulling in het niet bij alles wat er om hem heen staat opgesteld. Vandaar dat rekwisiteurs - zo ze al televisie kijken - meer op de spullen dan op het geacteerde letten. „Als je verlegen zit om veertig legerbritsen van vóór de Eerste Wereldoorlog en je vindt ze in een Brabantse kazerne, dan geeft dat veel voldoening". Een kijkje in het grootste rekwisietencentrum van Europa. De canapé van Fred Haché staat er, de bank van Mies en de vissekom van Duys. Maar ook: de sabel van Bromsnor, het kussentje van Fred Emmer en de wandelstok van meneer Humdrum. Al is dat wel even zoeken, want in het rekwisietencentrum van de NOS staan - in allerlei soorten en maten - wel tientallen wandelstokken. Net als er in I talrijke variëteiten vingerhoedjes, salontafels en zelfs doodskoppen zijn. Dat maakt het assortiment voorwerpen op deze NOS-afdeling ook zo groot. Liefst 1,8 miljoen voorwerpen bevinden zich in deze winkel van sinkel, die qua oppervlakte zo groot is als een voetbalveld. Men grijpt er dan ook niet snel mis. De diverse omroepen weten dat en maken er dankbaar gebruik van. Als regisseur Willy van Hemert 'De Weg' wil opnemen, schakelt hij één van de twaalf rekwisiteurs van de NOS in. Deze zorgt dan dat Van Hemert op het moment van de opnamen over een stoomwals kan beschikken en over een zitbank, een salontafel, een fornuis, auto's, enfin de hele santekraam die in de serie te pas komt. En gaat op vrijdag Achter het Nieuws de lucht in, dan heeft de rekwisiteur ervoor gezorgd dat er op de desk van W.L. Brugsma een asbak staat. Stallantaarns Zo gaat er geen uitzendavond voorbij of er wordt wel een beroep gedaan op de rekwisiteurs en het rekwisietencentrum. Ook op zondag, al was het maar vanwege de lotto. Als de lotto-dame de balletjes gaat trekken, moet de daarvoor benodigde machine op de studiovloer staan en dat is een taak van de rekwisiteur. De zaterdag is al niet anders. Dat is het avondje Avro, hetgeen betekent dat de barkruk van Sportpanorama-presentatrice Joan Haanappel uit het rekwisietencentrum moet worden gehaald. En als omroeper Hans van der Togt zijn kam is vergeten, dient daar ook nog gauw de la met kammen te worden opengetrokken om Hans uit de nood te helpen. Ongeveer tachtig procent van de voorwerpen die de omroepen voor hun programma's nodig hebben zijn in het rekwisietencentrum beschikbaar. Wat er niet is dient er alsnog te komen; hetzij door het te lenen, hetzij door het te huren ofte kopen. De rekwisieteurs kennen daarvoor hun adresjes. Maar daar maken ze niet meer zoveel gebruik van als twintig jaar geleden toen de NOS slechts over een zeer beperkt aantal rekwisieten beschikte. Sedertdien zijn er echter zoveel voorwerpen aangekocht dat ze - wat televisie aangaat - thans het grootste rekwisietencentrum van Europa heeft. Men kan het dan ook zo gek niet bedenken, of het is wel in één van de magazijnen voorradig: opgezette patrijzen, ooglapjes, oude stallantaarns, kwispedoren en tafels, vooral tafels. Daar is een heel magazijn mee gevuld. Honderden huis-, tuin- en keukentafels staan er. Voor huizen, tuinen en keukens in allerlei prijsklassen en uit allerlei perioden. Houtworm Er staan zowel waardeloze sinaasappelkistjes als zwarte consoles van antiquarische waarde. „Maar in principe", zegt rekwisieten baas Koos van der Velden, „is elke rekwisiet ons even lief. Je kunt wel zeggen: waardeloos die sinaasappelkistjes; je kunt ze zo bij iedere groenteman voor niks krijgen, maar met deze -kistjes is dat niet zo. Hier staat 'namelijk geen naam van een veilingvereniging op en dat betekent datje ze voor vrijwel elke produktie kunt gebruiken. Ook voor stukken die bijvoorbeeld in Indiè spelen. Dan kun je natuurlijk niet aankomen met een een kistje waar 'groenteveiling Hilversum' op staat. Dat zal geen enkele regisseur accepteren." Gammele sinaasappelkistjes en eikenhouten dressoirs hebben er één ding gemeen: ze hebben geen houtworm. „We hebben een contract met een firma die voor ons alles motvrij houdt", zegt Van der Velden. „En als we iets ouds van hout kopen, krijgt het in de ontsmettingsruimte eerst een chemische douche waarbij alle ongedierte meteen wordt verdelgd." Noodzakelijke voorzorgsmaatregelen, volgens Van der Velden. Voorkomen moet worden dat als de camera voor Willem van Oranje gaat lopen, de secretaire van deze grootvorst van ellende uit elkaar valt. Want waar haal je dan zo gauw zo'n zelfde meubelstuk vandaan? De meeste tafels in het tafelmagazijn staan dan ook stevig op hun poten. En als er door transport eens iets stuk mocht gaan, is er altijd nog de onderhoudsploeg (zes man groot) om dat ordentelijk te repareren. Tijgerhuid Slijtage is er immers altijd en evenmin vallen beschadigingen uit te sluiten. Rekwisiteurs gaat dat nogal eens aan het hart. Dikwijls met veel moeite hebben ze een rekwisiet te pakken gekregen en dat komt na de opname in gehavende staat weer terug. Stalin Iemand daarvoor aansprakelijk stellen is niet altijd even gemakkelijk. Dat geldt ook voor vermissingen. Vooral als er op locatie wordt opgenomen, wil er nog wel eens iets zoek raken. Vrachtwagens vol rekwisieten verlaten dan het NOS-terrein en dan kan het gebeuren dat een paar kop en schotels of een asbak achterblijven. Toch wordt er op lijsten keurig bijgehouden wat de magazijnen verlaat. Ook de computer ziet daarop toe. Handig, want daardoor kan de rekwisiteur met één druk op de knop te weten komen of een bepaald zitbankje al dan niet reeds uitgeleend is. De afmetingen van het voorwerp krijgt hij er meteen bij vermeld. De kleur en materiaalsoort al evenzeer. En uiteraard het nummer. Aan de hand daarvan weet de rekwisiteur in welke stelling hij het stuk kan vinden. Er zijn ook fotoboeken die hem dat vertellen. Naar grootte worden de rekwisieten opgeborgen. Niet op stijl; dat kost te veel ruimte en het rekwisietencentrum is al te klein. Soort vindt men er natuurlijk bij soort. Zo kan het gebeuren dat aan de portrettenwand Drees, Stalin en Hitler heel vredig naast elkaar hangen en in een ander magazijn een tandartsstoel naast een elektrische stoel staat. Deze laatste is net echt, maar de metaalkleur is slechts verf. De stoel is gewoon in het decorcentrum gemaakt van hout. Voor die hoogst enkele keer dat in een Nederlandse tv-produktie een elektrische stoel voorkomt, schaft men namelijk geen dure metalen stoel aan; dat zou niet lonen. Kunstgebitten Om dezelfde reden worden er bij de NOS meer dingen voor het rekwisietencentrum nagemaakt. Bachs buste lijkt er bijvoorbeeld van onvervalst natuursteen, maar is van gips. Het brons van Julius Ceasars borstbeeld is evenmin echt; het is slechts een replica met een laag bruine verf erover. Dat is goedkoper, minder kwetsbaar en bovendien minder zwaar, dus beter handelbaar. Soms rest er geen andere keuze dan na te maken, bijvoorbeeld als voorwerpen niet meer verkrijgbaar zijn. Onlangs heeft men dat nog ondervonden met de opnamen van Willem van Oranje. Daarvoor was zoveel schaars middeleeuws glaswerk nodig, dat men zulks van plastic heeft nagemaakt. Maar op de televisie zal dat verschil nauwelijks opvallen. Rekwisiteur Jan Swanepol: „Ik weet nog goed: voor een aflevering van Stiefbeen en Zoon - toevallig is die pas herhaald - waren vierduizend kunstgebitten nodig. Daar is niet aan te komen natuurlijk. Ook die hebben we toen van plastic nagemaakt. Dat zie je niet, maar als Dirk Stiefbeen die zak met gebitten leegschudt kun je het goed horen." Als rekwisiteur doet dat volgens hem een beetje pijn. Als een dramaproduktie in 1925 speelt, kun je daarin geen T-Ford laten rijden uit 1929. „De leek merkt dat niet, maar de jongens van de Old-Timerclubs wel. Daarom kan dat voor ons niet, zo'n Ford uit 1929. Dan zullen we net zo lang zoeken totdat we er één hebben uit 1924 of van voor die tijd. Meestal lukt dat ook wel; we weten waar we moeten zoeken. Dan is het geen punt. Maar je moet uiteraard niet in tijdnood komen. Dat betekent vaak: concessies. En die doen we liever niet" „Neem nu: voor een blijspel van de AVRO heb ik een tijgerhuid met een volle kop nodig. De opnamen zijn overmorgen, dus ik heb nog anderhalve dag de tijd. Ik heb ondertussen al wel zo'n huid gevonden; een dame in Baarn heeft er een. Daar ben ik al wezen kijken en ze wil hem ook wel uitlenen. Alleen heeft haar huid een platte kop en dat is eigenlijk niet de bedoeling, want de ober in het stuk moet erover struikelen. Ik zoek dus nog even verder, maar als ik er geen vind, dan moet ik genoegen nemen met die van haar. Niet volmaakt, maar dan moet het maar." „Ik zit met nog een ander probleem", zegt Swanepol. „Voor een tv-spel van de NOS heb ik een zestigtal ouderwetse terrasstoelen nodig. Zoveel hebben wij er zelf uiteraard niet, maar ik weet wel een restaurant in Schoonhoven die ze heeft. Punt is alleen: met dit mooie weer staan ze die nooit af. Dus hoe ik dit nu weer moet oplossen? Het is veel improviseren hoor, dit werk." Ziekenhuisbedden zijn volgens hem geen probleem. Die wil het Hilversumse ziekenhuis wel uitlenen. En zo hebben de rekwisiteurs tal van relaties, zonder wie hun werk onbegonnen zou zijn. Een firma uit Amsterdam kan hun te allen tijde het meest onmogelijke fruit leveren. Frambozen in de winter zijn daar geen enkel probleem. .Anders was het", weet Swanepol, „met Het Meisje met de Blauwe Hoed. Daarvoor hadden we veertig legerbritsen nodig van vóór de Eerste Wereldoorlog. Lang gezocht, heel Nederland afgebeld, maar onvindbaar. Te langen leste kwam ik in Brabant terecht en waarachtig: in een of andere kazerne daar vond ik ze. Op zo'n moment sta je natuurlijk te juichen. Dat geeft dan veel voldoening." Porselein Aan dramaprodukties beleeft een rekwisiteur sowieso veel aardigheid. Hele vrachten met rekwisieten zijn dan nodig en dat is dankbaarder werk dan het laten aanrukken van een asbak voor Televizier Magazine. Daarin kan een rekwisiteur niet veel van zijn vakkennis kwijt. Kennis die vooral stijlen betreft. Men moet weten dat in de tijd van Willem van Oranje het meubilair sober was en men moet feilloos kunnen aanvoelen dat een Louis XVI-stoel niet bij een Queen Ann-tafel thuishoort. De meeste rekwisiteurs zijn derhalve uit het etaleurswezen afkomstig. Voor het gebruik van de aanwezige rekwisieten - die overigens van ons kijkgeld zijn gekocht - hoeven de omroepen niet te betalen. Dat moeten zij wel als de NOS buitenshuis iets moet lenen of huren, zoals in het geval van de tijgerhuid. Wil een regisseur voor een bepaalde produktie zijn acteurs met servies laten gooien, dan vindt de NOS dat prima zolang men maar betaalt. Desnoods willen de rekwisiteurs ze nog aan een goedkope partij helpen ook, „want het zou zonde zijn om met Chinees porselein te gaan smijten." Rekwisiteurs - kijken ze televisie, dan letten ze meer op de spullen dan op de acteurs - tikken dergelijke partijen nogal eens op de kop als ze rommelmarkten afstruinen, hetgeen ze dikwijls doen want als een oud voorwerp zich niet in de NOS-collectie bevindt, zoeken zij in de eerste plaats dóér, op de bric en bracs. Eigentijdse voorwerpen schaffen de rekwisiteurs in beginsel nooit aan. Dat brengt z'n geld nauwelijks op en er is geen ruimte voor. Zulke dingen leent men liever. Tenzij het een serieprogramma betreft; men kan een orarye lederen bankstel wel één week van een woninginrichter lenen, maar geen zes maanden. Dokter Finley Niet alle rekwisieten zien er even mooi uit. Voor vroegere series als Stiefbeen en Zoon was dat maar goed ook. In dat decor pasten louter bekraste tafels en gammele stoelen. En het paard Frida voor een blinkende kar spannen, dat kon ook al niet. Al die verouderde rekwisieten zijn in de magazijnen onder de studiovloeren van de NOS voorradig. Men vindt er in valide wagens, oude Berini's, maar ook een ruime sortering po's, het koffertje van Okkie Trooi en de toverbol van Vrouwtje Bezemsteel. Verder: de nagemaakte „echte parels, f\jne parels" van Snuf en Snuitje, spoorboelyes van toen en nu, oude bladmuziek, lege pakken koffie en sherryflessen van alle mogelijke (historisch geworden) merken. Zelfs de dokterstas van Dr. Finley is er nog. Waar Castella-zeep en Exota-limonade in de supermarkten al lang een zachte dood zijn gestorven, daar leven deze produkten in het rekwisietencentrum nog altijd voort. In zekere zin een museum dus. Het enige verschil is alleen, zo zeggen de rekwisiteurs, datje déór uitsluitend naar de dingen mag kijken, terwijl ze bij ons nog volop worden gebruikt. Een levend museum noemen ze hun afdeling dan ook.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 25