Nederlander woont niet goedkoper
Vergeleken met elders in Europa
Sociale woningbouw:
wie zal dat betalen?
Veel koopwoningen
staan te verkrotten
Een nieuwe regering:
nieuw huursysteem
BELGIE
GROOT-BRITTANIE
BONDSREPUBLIEK
ZATERDAG 9 APRIL 1983
Extra
PAGINA 19
Al jarenlang leeft het idee in Nederland dat men te weinig over heeft voor het wonen. In andere landen zouden
mensen veel meer betalen. De huidige regering is niet ongevoelig gebleken voor deze uitspraken.
Minister van financiën Ruding heeft in een inmiddels berucht geworden toespraak op een aannemersvergadering
gesteld (overigens zonder eerst met de minister van volkshuisvesting te overleggen) dat het uit moet zijn met grote
subsidies op het wonen. Minister Ruding vindt dat vooral huurders meer moeten gaan betalen. Dat kan best
volgens hem, want in het buitenland gaat dat ook zonder grote problemen.
Is dat eigenlijk wel waar? Betaalt een Duitser, Belg of Engelsman meer dan een Nederlander? Nee, luidt het
antwoord. Nederlanders betalen net zoveel als buitenlanders. Het verschil is alleen, dat de overheid hier extra
veel bijdraagt waardoor de bouwproduktie in ons land zo hoog en goed van kwaliteit is en bereikbaar voor
iedereen.
Een poging tot een vergelijking door José Smits, met medewerking van onze correspondenten in Brussel, Londen
en Bonn.
De gemiddelde Nederlander be
taalde vorig jaar 18,3 procent
van zijn inkomen aan woonlas
ten, verwarming inbegrepen,
aldus het Centraal Bureau voor
de Statistiek. Wie zich 'gemid
deld' voelt moet nu even uitre
kenen wat zijn of haar eigen
woonlasten waren vorig jaar.
Bij de meesten zal dit cijfer niet
kloppen. Vooral de lage inko
mensgroepen betalen in
werkelijkheid veel meer, tot
zo'n dertig procent. Hogere in
komensgroepen betalen min
der dan tien procent.
Een gemiddeld cijfer klopt bijna
nooit in discussies over woonlas
ten. Moeten bijvoorbeeld wel of
niet huursubsidies, renteaftrek,
verwarmings- en servicekosten
worden meegerekend?
Als die discussie al zo verwarrend is
in Nederlandse verhoudingen, hoe
kunnen dan vergelijkingen met het
buitenland worden gemaakt? Op
het ministerie van volkshuisves
ting wordt door deskundige ambte
naren gezegd dat het gewoon niet
kan, niet voor kopers (dat is echt
onmogelijk door de verschillende
hypotheekrenten, premies, belas
tingaftrek en andere onzekere fac
toren) en eigenlijk ook niet voor
huurders. Het kan alleen al niet om
dat de belastingdruk per land zo
verschillend kan zijn, terwijl ook
gezinssamenstelling een rol speelt.
Men heft daar dan ook de handen in
wanhoop als gevraagd wordt naar
vergelijkingen. In 1981 is het wel
formeel geprobeerd met een onder
zoek. De voornaamste conclusie
was dat uit het beschikbare cijfer
materiaal conclusies niet mogelijk
zijn.
Door José Smits
nen goedkoper wonen en de Zwe
den het duurst. De verschillen kun
nen, wordt dan gesteld, niet alleen
verklaard worden uit de verschillen
in verwarmingskosten. Het is de
Nederlandse overheid, in hun visie,
die het wonen met alle subsidies te
goedkoop houdt.
Op het departement van volkshuis
vesting wordt die conclusie niet ge
deeld. Er zijn cijfers bekend die de
ongenuanceerde OESO-statistiek
ondergraven. In 1979 (vier jaar gele
den dus) betaalden minimuminko
mens aan kale huur (dus zonder
verwarming en andere kosten) ge
middeld 18,7 procent van hun bru-
to-inkomen, modaal 11 procent en
meer dan tweemaal modaal 8,8 pro
cent.
Wie in aanmerking komt voor indivi
duele huursubsidie (dit jaar waren
dat rond 750.000 huurders met in
komens tussen minimum en mo
daal) betaalt vaste percentages die
voor dit jaar liggen tussen (afge
rond) 12 procent (minima) en 18
procent modaal. Alles wat de kale
huur meer is, wordt betaald door
het ministerie van volkshuisves
ting.
Zeker is wel dat de woonlasten in Ne
derland snel stijgen. De inkomens
blijven op zijn best gelijk, terwijl de
huren door een reeks maatregelen
van het kabinet zullen blijven stij
gen. De rijkssubsidies op nieuwe
huurwoningen zijn verlaagd, waar
door de huurder (over vier jaar)
honderd gulden méér moet beta
len. De huren van oudere woningen
mogen jaarlijks met extra percenta
ges worden verhoogd (dit jaar bij
voorbeeld 5 procent gewone huur
verhoging plus maximaal 5 procent
'harmonisatiehuur' als de woning
oud is).
Minimuminkomens worden echter
nog steeds ontzien bij al deze maat
regelen, terwijl ook voor modale in
komens het systeem van individue
le huursubsidie onverkort geldt.
Wel is het zo dat de huursubsidie
iets verlaagd wordt over de hele li-
Onzin
Nederlanders betalen dus niet per se
veel minder dan buitenlanders, zo
als minister Ruding zei. Op het de
partement van volkshuisvesting
worden om meer redenen de uit
spraken van deze minister in stilte
vervloekt. Ruding heeft ook niet
werkelijk overleg gepleegd binnen
de regering over de inhoud van de
beruchte toespraak, zoals staatsse
cretaris Brokx van volkshuisves
ting heeft gezegd. Brokx kreeg als
verantwoordelijk bewindsman een
avond van tevoren de tekst van de
gewraakte toespraak van Ruding
onder ogen. Te laat voor goed over
leg over de inhoud.
Waarom wordt Ruding zo verwenst?
Hij stelde namelijk ook dat de over
heid 9 procent van haar budget aan
woningbouw uitgeeft, terwijl de
Bondsrepubliek volstaat met
slechts 1,5 procent. Het is jammer
dat een minister vaak geloofd
wordt alleen omdat hij minister is.
In dit geval vertelde hy onzin.
Weliswaar volstaat de centrale over
heid in West-Duitsland met die 1,5
procent, maar de afzonderlijke
deelstaten steken daarnaast nog
miljarden marken in de woning
bouw. Het percentage van 9 pro
cent (of in guldens ongeveer 14 mil
jard) aan volkshuisvestingsuitga
ven in Nederland klopt evenmin.
Tegenover die jaarlijkse uitgave
van 14 miljard staat óók een jaar
lijkse ikomstenpost van 5 miljard
gulden. Dat bedrag betalen wo
ningbouwcorporaties elk jaar weer
terug aan rente en aflossingen op
ooit verstrekte woningbouwlenin
gen.
In die 14 miljard van Ruding zit ook
de totale uitgave aan individuele
huursubsidies: bijna 1,7 miljard.
Dat is inderdaad een enorm bedrag,
maar een derde daarvan vloeit di
Cijfers
Het OESO (de Europese organisatie
voor economische samenwerking)
heeft de vergelijking wel durven
maken over een reeks van jaren. In
clusief A
den volgens deze orj
1980) Nederlanders 16
hun inkomen aan won
17 procent, Fransen 17
cent, Denen 27,
woners van de VS 20 procent.
Het is deze cijferreeks van de OESO
waarop minister F
ren (onder meer
Christelijke Werkg
de bankwereld)
gesteld wordt
weinig betalen voor het wonen. Met
verbazing constateren zowel Ru
ding als anderen dat alleen Italia
rect weer terug in de staatskas via
de belastingen die over de subsidie
moet worden betaald.
Vaak wordt in de discussie over de
woonlasten ook gesteld dat de
overheid veel meer bijdraagt aan
huurwoningen dan aan koopwo
ningen. Die veronderstellig, ge
voegd bij de politieke overtuiging
van dit kabinet dat het particulier
initiatief meer kans moet krijgen,
heeft ervoor gezorgd dat het eigen-
woningbezit zoveel mogelijk gesti
muleerd zal worden door de over
heid.
Dat stimuleren van het eigenwoning-
bezit gebeurt ook in andere landen,
zoals Engeland en België. Frappant
is dan dat in het Nederlandse sys
teem de bouw van koopwoningen
niet goedkoper is voor de overheid,
soms zelfs duurder. Vooral de
goedkope premiekoopwoningen
kosten het rijk door de hoge pre
mies en de renteaftrek meer subsi
diegeld dan vergelijkbare huurwo
ningen. De totale rente-aftrek op
koopwoningen kost het rijk naar
schatting zo'n vier tot vijf miljard
gulden.
Betaalbaar
Er is nog een reden waarom het bou
wen van koopwoningen net zo
duur is voor het rijk als huurwonin
gen. In Nederland wordt praktisch
geen enkele woning zónder subsi
die gebouwd. Ook de woningen die
particuliere beleggers bouwen
(huur en koop) worden bij de bouw
gesubsidieerd om ze betaalbaar te
houden voor de massa. Al vanaf
1970 was het aandeel gesubsidieer
de bouw tussen 70 en 80 procent
terwijl vorig jaar zelfs meer dan 95
procent van de hele bouwproduk
tie gesubsidieerd werd.
Dat hele systeem is opgezet om een
grote betaalbare woningbouwpro-
duktie op gang te houden. Dat is
niet alleen voordelig voor huurders
en kopers, maar ook voor de econo
mie want duizenden bouwvakkers
zijn zo jarenlang aan het werk ge
houden.
In het buitenland is het aandeel ge
subsidieerde bouw heel wat min
der: Engeland bouwde vanaf 1970
gemiddeld 50 procent van de wo
ningen met subsidie en België 40
tot 50 procent. West-Duitsland tel
de slechts 30 procent gesubsidieer
de bouw.
Het aandeel koopwoningen in de to
tale voorraad is in Nederland overi
gens niet schokkend groot: veertig
procent. Maar het is ook weer niet
minder dan West-Duitsland dat
eenzelfde percentage koopwonin
gen telt. België telt ruim 60 procent
eigen woningen, Engeland 54 pro
cent.
Een vergelijking tussen de
Nederlandse en Belgische
huisvestingsregelingen? De
huisvestingsambtenaar in
Brussel reageert lichtelijk
verbijsterd op de poging de
zaken overzichtelijk op een
rijtje te zetten. Huisvesting in
België is namelijk zoals zoveel
andere dingen geen
overzichtelijke zaak
De vraag watje in België kan
verwachten bij de koop of huur
van een huis, hangt niet alleen af
van het gewest of de gemeente
waar je woont, maar ook van je
inkomen, het aantal kinderen, de
vraag of je wellicht mijnwerker,
oorlogsslachtoffer of gehandicapt
bent.
Toch enkele voorbeelden. Zo kan
men bij de bouw van een eigen
woning in Brussel een
basispremie krijgen van 3300
gulden, in Vlaanderen is dat het
dubbele. Hypotheekregelingen
met speciale kortingen zijn er te
kust en te keur. Zo heeft de Bond
voor Kroostrijke Gezinnen in
België een eigen woningfonds
waarvan de rente op hypotheken
momenteel varieert van 5,25
procent voor gezinnen met drie
kinderen tot 1,75 procent voor
gezinnen met tien kinderen.
Mijnwerkers die meer dan twintig
jaar in dienst zijn, kunnen geld
lenen voor slechts een half
procent rente.
In Vlaanderen mogen mensen met
een gezinsinkomen van ongeveer
17.500 tot 35.000 gulden per jaar
de goedkopere sociale woningen
huren. Huurtoelages zijn
daarnaast mogelijk voor
bijvoorbeeld het verhuizen uit
ongezonde woningen of het
verhuizen van bejaarde mensen
uit woningen die voor hen te
groot zijn geworden.
Bij al deze dingen staat één ding
echter vast. België heeft nooit de
grote woningnood gekend zoals
die in Nederland nog steeds
heerst. De huisvesting werd na de
óorlog op typisch Belgische wijze
aangepakt. De
christen-democraten dreven in
1948 hun zin door met een
premiestelsel voorde bouw van
eigen eengezinswoningen. En het
volgende jaar kwamen de
socialisten aan hun trekken met
een speciaal fonds voor sociale
huurbouw.
Arbeiders en bedienden (83 procent
heeft een eigen woning) betalen
gemiddeld zo'n 17 procent van
hun totale uitgaven aan
woonlasten, en daar komt nog
eens 5,7 procent bij voor
i verlichting,
betalen 11,1
onlasten en 4
varming en
Vroeger hanteerde
het Nationale Instituut voor
Huisvesting in Brussel 20 procent
als ideaal percentage aan
woonlasten, maar nu de
inkomsten zo achteruitlopen
heeft men dit schielijk laten
Slechte tijden hebben ook in België
een kwalijke invloed op de sociale
woningbouw. De gewesten en de
nationale regering hebben ruzie
over de lasten moet betalen. Door
die ruzie worden er nog slechts
weinig goedkopere
woningbouwprojecten gestart. De
oktobermaand van 1982 was
bijvoorbeeld een regelrechte
ramp voor de sociale
woningbouw met slechts 12
goedgekeurde vergunningen in
heel Vlaanderen en geen enkele in
Brussel en Wallonië.
FERRY MINGELEN
Groot-Brittannië telt, inclusief
Noord-Ierland, 21 miljoen
woningen waarvan ruim de
helft eigendom is van de
bewoner. Ruim 30 procent
van de woningen is eigendom
van lokale overheden. De rest
wordt verhuurd door
particulieren.
De huidige regering is een groot
voorstander van
eigenwoningbezit. Dat hangt
samen met de Thatcheriaanse
kijk op de samenleving, die onder
meer inhoudt dat de staatsinvloed
op het economische reilen en
zeilen zo gering mogelijk moet
zijn ten gunste van het particulier
initiatief. De overheveling van de
door de overheid verhuurde
woningen (de zogenaamde
council houses) naar particuliere
eigenaren valt hieronder.
In de praktijk betekent zulks dat de
huurwoningen aan de zittende
huurder te koop worden
aangeboden. Sinds de
regering-Thatcher aan het bewind
kwam, zijn bijna een half miljoen
overheidswoningen in
particuliere handen overgegaan,
in een periode van vier jaar.
Een van de effecten van het
programma is dat de allerarmsten
als huurders van
overheidswoningen overblijven.
Dat zijn in het algemeen de
mensen van wie nu al de huur
grotendeels of zelfs geheel
betaald wordt door de lokale
overheden en het ministerie van
gezondheid en sociale zekerheid
samen. Deze mensen immers
hebben geen eigen geld en
kunnen zich geen hypotheek
veroorloven. Sterker, ze krijgen er
niet eens een.
Dat is een grotere groep dan men
zou denken. Thans krijgen 3,5
miljoen mensen financiële
ondersteuning omdat ze te arm
zijn om hun huur te betalen (van
de 6,5 miljoen huurders van
overheidswoningen).
Een tweede effect van het
overhevelen van huur- naar
koopwoningen vraagt de
aandacht. Veelal gaat het om
mensen die de aankoop van hun
huis met hypotheek maar net
kunnen betalen. Als er dan
onderhoud aan hun huis nodig is,
blijkt in steeds meer gevallen dat
ze daar geen geld meer voor
hebben.
Er zijn ook in Groot-Brittanië
subsidies op woonlasten. Zoals
hierboven al vermeld, betaalt de
overheid desnoods de gehele
huur voor armlastigen.
Gemiddeld krijgen de
steuntrekkers de helft van hun
huur door de overheid vergoed.
Mensen in koopwoningen die
hypotheek moeten betalen en
werkloos raken, kunnen een deel
van de hypotheekbetalingen
terugkrijgen. Hypotheekrente
geldt als een aftrekpost voor de
belastingen maar dan hooguit tot
een bedrag van 25.000 pond (iets
meer dan 100.000 gulden bij de
huidige koers van het pond
sterling).
Voor het eigenwoningbezit is het
gunstig dat de rente ook in
Engeland het afgelopen jaar fors
is gedaald van 15 naar 10 procent.
Tegelijkertijd zijn de huren van
overheidswoningen omhoog
gegaan, in sommige gevallen zelfs
fors. Hetgeen betekent dat het,
gemiddeld genomen, goedkoper
is geworden om te kopen dan om
te huren.
De kopers van council-houses
betalen gemiddeld 12,50 pond per
week, de huurders van die huizen
13,55 pond, aldus onlangs
bekendgemaakte cijfers. Dat
komt neer op gemiddeld 10
procent van de inkomens.
Huurders zonder kinderen
betalen naar verhouding meer.
HENK DAM
Sinds 1 januari dit jaar kent de
Bondsrepubliek een nieuwe
huurwetgeving die maakt dat
huren sneller verhoogd
kunnen worden door de
eigenaren. Al is de wetgeving
van kracht, het zorgt nog
steeds voor vuurwerk in
politieke debatten in dit land-
Al onder de regering-Schmidt werd
gewerkt aan veranderingen op
huurgebied. Voornaamste
onderdeel van de plannen van
Schmidt was dat de huren meer
op de vrije marktprijs worden
gericht. Een huiseigenaar zou
makkelijker de huur moeten
kunnen verhogen. Schmidt
verwachtte daarmee dat
particuliere beleggers sneller
geneigd zouden zijn te investeren
in woningbouw.
De voorstellen werden destijds
getorpedeerd in de Bondsraad
(een soort Eerste Kamer) door de
CDU-CSU meerderheid in dat
lichaam. CDU-CSU vond de
liberalisering van de
huurwetgeving namelijk niet ver
genoeg gaan. Het mag geen
verbazing wekken dat na de val
van Helmut Schmidt en het aan
de macht komen van CDU-CSU
met de liberale FDP de
huurwetgeving veranderd is,
meer geliberaliseerd nog dan
Schmidt wilde.
zijn inkomsten te vergroten. Hij
hoeft maar drie huurders in zijn
bestand te vinden die het eens
zijn met een huurverhoging
waarna hij de prijs van al zijn
woningen kan optrekken.
Volgens de SPD-oppositie is deze
huurpolitiek in hoge mate
asociaal. Miljoenen huurders
worden geconfronteerd met
verhogingen en een niet gering
aantal zou gedwongen zijn de
huur op te moeten zeggen.
De CDU-CSU noemt de
SPD-kritiek een „leugen en de
grootste zwendel sinds de
verkiezingen van 1949", aldus
CSU-voorzitter Franz Josef
Strauss. De rechtse
regeringspartijen vinden dat de
huren in Duitsland in het
algemeen te laag zijn en dat een
groter deel van het inkomen (dat
ook in Duitsland alleen maar
achteruitgaat) aan het wonen
moet worden besteed.
In de Bondsrepubliek met een
totale bevolking van ruim 61
miljoen, wonen 14 miljoen
huishoudens (gezinnen en
alleenstaanden) in een
huurwoning. 4,3 miljoen
huurwoningen worden tot de
goedkope sociale woningbouw
gerekend waar alleen lage
inkomens voor in aanmerking
komen. De meeste huishoudens
geven gemiddeld 13.5 procent uit
aan het wonen. De auto, om het
daarmee te vergelijken, kost ruim
14 procent van het gezinsbudget.
Een grote minderheid van de
huurders betaalt echter veel meer.
Huishoudens die vorig jaar een
niewe woning betrokken, betalen
maar liefst 30 procent van hun
netto inkomen aan huur. Het zijn
over het algemeen de hogere
inkomens die zich de dure
nieuwbouw kunnen veroorloven.
HANS AMESZ