De haat van Hebron
-(
ZATERDAG 19 MAART 1983
PAGINA 21
De stad Hebron op de westelijke Jordaanoever is de laatste tijd weer het centrum van gewelddadigheden tussen
joodse kolonisten en Palestijnen. Nadat onlangs een 20-jarige Israëlische vrouw was gedood, schoten de joodse
kolonisten een vierjarig Palestijns meisje neer en gijzelden zij Palestijnse schoolkinderen. Ook ontdekte de
Israëlische politie een illegale joodse organisatie, die tot doel had de Palestijnse inwoners van Hebron te
terroriseren.
Tony van der Meulen bezocht Hebron en ook de joodse nederzetting Kiryat Arba, vlak bij de stad, waar onder
anderen de fanatieke leden van die illegale organisatie wonen.
door Tony van der Meulen
Mensen die anderen willen over
heersen, bouwen hun huizen
bij voorkeur op de top van een
berg.
In 1967 veroverde Israël de
westelijke Jordaanoever, het
vroegere Samaria (ten noorden
van Jeruzalem) en Judea (ten
zuiden van Jeruzalem), op Jor
danië. Op deze Westoever wo
nen Palestijnen, en die willen
dit gebied terug om er het be
gin te maken van een vrije Pale
stijnse staat.
In Israël is er van rechts tot links bij
na niemand die erover peinst het
gebied in zijn geheel los te laten.
Om zoiets ook voorgoed onmoge
lijk te maken, gaan steeds meer Is
raëliërs grond en huizen kopen in
het gebied dat zij bezet houden.
Ruim dertigduizend kolonisten wo
nen er nu. Niet veel, vergeleken
met de 850.000 Palestijnen. Maar
waar wonen die dertigduizend? Bo
ven op de bergen.
Bij veel Palestijnse dorpen en steden
zie je op de top van een naburige
berg de hekken, wachttorens en
schijnwerpers. De Israëlische on
derminister van landbouw, Mikhail
Dekel, die de bouw van steeds
meer nieuwe joodse kolonies op de
Westoever coördineert, hoopt dat
er binnen twee jaar honderddui
zend Israëli's wonen. Want, zei hij
onlangs in een interview, „dan
wordt het politiek onmogelijk het
gebied te laten terugkeren onder
Arabisch bestuur".
Stenen
De Palestijnen verzetten zich tegen
deze vastberaden inlijving. Ook de
laatste weken gooiden ze weer klei
ne puntige stenen naar Israëlische
auto's. Aanleiding voor de voorzit
ter van de gemeenteraad van Kiryat
Arba, Shalom Wach, om invoering
van de doodstraf te eisen voor ste
nengooiers.
Kiryat Arba is zo'n joodse nederzet
ting. Het ligt vlak bij Hebron, stad
van David, begraafplaats van Abra
ham. In 1968, één jaar na de ver
overing (maar zij noemen het 'be
vrijding') kwamen de eerste joodse
kolonisten naar Hebron. De bijbel
lag open bij de tekst die hun rech
ten rnoet aantonen. De ogen ston
den op zeker, de wapens waren ge
laden. Ze trokken in een Arabisch
hotel, en boekten „voor tweedui
zendjaar, met recht op verlenging".
Blijvers dus.
Bij de berichten over het opvlammen
van de vijandschap tussen de Pale
stijnen van Hebron en de joodse
kolonisten van de naburige berg,
komen allerlei beelden bij je terug.
De corpulente voorman van de ge
matigde Palestijnen, Muchamad
Nasser, omringd door lijfwachten
met machinegeweren. Buiten op
straat Palestijnse jongens, die
schreeuwen dat deze Nasser een
landverrader is, die maar zo gauw
mogelijk dood moet. Een tien kilo
meter verderop, in Kiryat Arba,
joodse kolonisten. Aangebrande ty
pes, waarvan eentje aanstalten
maakt me in elkaar te slaan, omdat
ik een foto neem. Want die zou ik
natuurlijk, voor grof geld, doorver
kopen aan de PLO.
Een andere kolonist, ook groot en
sterk, houdt de aanvaller tegen met
de woorden dat het toch maar na
righeid geeft als je een buitenland
se'journalist verkreukelt.
Wie de sympathie voor Israël op peil
wil houden, kan beter geen extre
me joodse kolonisten ontmoeten.
Zakmes
De bus van Jeruzalem naar Hebron
(35 kilometer) stuit op een wegver
sperring. Israëlische militairen ko
men door de voor- en achterdeur
binnen. Alle jonge Palestijnen wor
den eruit gepikt.
Eentje heeft een zakmes bij zich en
moet de bus uit. Iedereen wacht ge
spannen af, het is heel stil. De jon
gen wordt buiten grondig betast.
Als hij na een kwartier terugkomt
applaudisseert men in de bus. Ze
gevierend houdt hij zijn zakmes
omhoog.
Hebron is een Arabische stad. Nauwe
straatjes, waarin bij rellen de Pale
stijnen steeds weer ontkomen. En
waar de Israëlische soldaten niet in
durven. „Ze zouden worden ge
lyncht".
Veel wapens. Israëlische militairen
posten op de hoeken van de stra
ten. Bij het kantoor van Muchamad
Nasser legt een Palestijn bereidwil
lig uit wat de snelste methode is om
je Uzi te laden.
Liga
Mochamad Nasser, omstreden Palestijnse
Arafat lijdt, maar ik".
De joodse nederzetting Kiryat Arba bij Hebron. De bebouwing achter het prik
keldraad duidt niet op een tijdelijke aanwezigheid van de kolonisten.
(Foto GPD)
Hebron: "Niet
Nasser, landbouwkundig ingenieur
(55), vult met zijn grote lichaam een
tweezitsbankje. Hij is een van de
organisatoren van de zogeheten
Dorpsliga. Een organisatie die al in
1919, in de tijd van de Britten, is op
gericht om wegen aan te leggen en
wat aan gezondheidszorg en onder
wijs te doen. De ingedutte Liga is
met name door de omstreden Israë
lische minister Ariel Sharon weer
opgepoetst om zo een gematigde
Palestijnse tegenhanger te hebben
van Arafats PLO.
Nasser gaat ervan uit dat hij ruim
tachtig procent van de inwoners
van Hebron vertegenwoordigt. De
plaatselijke bakker, een eindje ver
derop in de straat, houdt het op vijf
procent.
Van de PLO moet hij niets hebben.
„Zij zijn niet gekozen door het volk,
niet door ons. En wij zijn de men
sen die hier wonen. PLO'ers, dat
zijn mensen die zijn gevlucht. Ze
zijn benoemd door de Arabische
landen. En de Arabische landen
zijn onze ergste vijanden. Ze spelen
alleen de Palestijnse kaart als ze
daar zelf beter van worden. De Ara
bische landen hebben geen enkel
plan om ons te bevrijden. Ze stoken
de PLO'ers op, en dat werkt alleen
maar tegen ons. Na een PLO-actie
ik".
Dromen
Nasser wil vreedzaam leven met Is
raël. „We moeten realistisch zijn en
niet dromen dat we de macht heb
ben, want dat is niet zo. Komt God
de zaak hier oplossen? Nee. Komen
de Arabieren ons bevrijden? Nee.
De Russen? Nee. De Amerikanen,
komen die ons bezetten? Nee, lie
ver ook niet, want we worden al
door Israël bezet. Geloof me, nie
mand heeft voor ons een wereld
oorlog over. Amerika en Rusland
zullen voor Hebron niets op het
spel zetten".
- Hoe komt het dat niet u, maar Ara
fat als vertegenwoordiger van het
Palestijnse volk door de paus wordt
ontvangen?
Nasser kijkt getergd. „Arafat zat in
1964 ook niet bij de paus op de
bank. Als ik het budget van Arafat
had, zou iedereen mij morgen ook
ontvangen. Beroemd worden is
niet zo moeilijk, zorgen dat je volk
elke dag brood en schoon water
heeft is veel lastiger. De sjeiks ge
ven als een soort levensverzekering
oliedollars aan de PLO, om zo geen
last van hen te hebben".
- Straks ga ik naar de joodse kolonis
ten, hier op de berg. Hebben zij dat
land hier gekocht of gepakt?
Nasser aarzelt. Dan: „Met een laars in
je nek verkoop je niet vrijwillig.
Dus maakt het geen verschil".
Collaborateur
Tussen een rij gewapende mannen
door naar buiten. Even verderop
drommen jonge Palestijnen om me
heen. „Die Nasser, waar je net ge
weest bent, is een collaborateur. Hij
vertegenwoordigt alleen zichzelf'.
Gelach.
Een van de oudsten zegt op plechtige
toon: „Welkom in ons land, in Pale
stina". Hij is 31, heeft elf jaar als
PLO'er in het gevang gezeten en is
dus, zoals hij monter vaststelt, op
school wat achterop geraakt.
- Nasser zegt: Arafat is niet een van
ons.
Beroering in de groep. Opgewonden
praten ze eerst onder elkaar in het
Arabisch. Dan: „Wie strijdt er tegen
de vijand, tegen Israël? Arafat. Ver
geet niet: Begin is een Pool, maar in
Arafat stroomt het bloed van het
Palestijnse volk. Wij hier, wij zijn
allemaal broers en zusters, wij wil
len onze eigen vlag hijsen en niet
langer leven als vluchtelingen".
In een mild zonnetje praten we nog
een tijdje over geweld en over ter
reur, maar dat is een onderwerp
waar je met Palestijnen niet veel
verder mee komt. „Wij zijn in oor-
Engels
Twee jongens lopen een eindje mee,
richting Kiryat Arba, de nederzet
ting. Ze zijn er nog nooit geweest.
Een van de twee spreekt nauwe
lijks Engels, maar herhaalt wel
steeds: „Ik wil m'n land terug".
- Welk land. Ook heel Israël?
„Geef ons eerst de Westoever maar,
dan zien we wel weer verder".
De ander studeert Engels, „want ik
wil de hele wereld kunnen vertel
len wat er met ons volk gebeurt.
Die leiders van de Dorpsliga", zegt
hij (en onmiddellijk krijgt zijn
vriendelijke gezicht iets fanatieks),
„ik haat ze. Slechte mensen zijn
het. Ze verraden ons aan de Israë
li's. Ze zullen sterven. Het kan nog
even duren, maar ze gaan eraan.
Waarom hebben zij lijfwachten no
dig die hen tegen hun eigen volk
moeten beschermen?"
Niemandsland
We wandelen Hebron uit. Naar de
joodse kolonie is nog een kilometer
of zes, maar de Palestijnen willen
niet verder mee. „Als wij in de
buurt komen, beginnen ze te schie
ten".
Ik heb het gevoel alsof ik een stuk
niemandsland oversteek. Na een
half uur sjouwen pikt een Palestijn
se vrachtauto me op. De man is met
een lading verse groente op weg
naar de kolonisten. Handel over
brugt elke tegenstelling.
Een wachthokje. Twee jonge Israëli's
staan met geladen Uzi's bij het hek.
Grote rollen prikkeldraad, met
daarachter moderne flats. De dege
lijke, haast luxueuze bouw maakt
het zeer duidelijk: de kolonisten
van Kiryat Arba zullen hier altijd
blijven.
Eerst naar de school, waar een verlo
ting aan de gang is van nieuwe
stukken grond, want de kolonie
wordt weer uitgebreid. Een zaal vol
orthodoxe joden. Gewapende man
nen, breiende vrouwen. Zijn dit nu
de vijanden van de Palestijnen
waarmee ik net nog door Hebron
wandelde?
Een bezoekje aan de heer Elyakim
Haètzny, advocaat, kolonist van het
eerste uur, is erg verhelderend. Hij
heeft de glimlach van iemand die
alles zeker weet. Om de schaal met
zelfgebakken koekjes kwijt te kun
nen, schuift hjj een pistool wat op
zij.
Het gesprek begint in een ruzie-achti-
ge sfeer, omdat ik het woord 'West
oever' gebruik. Haëtzny op hoge
toon: „Niks Westoever. Dat is jullie
benaming. Dit hier heet Judea. En
ik ben een jood".
Misdaad
„Israël heeft in 1967 dit gebied be
vrijd. Een jaar later zijn wij hier
zonder toestemming van de rege
ring begonnen. De Arbeiderspartij
was toen aan de macht, die lui zijn
links en wilden op den duur dit ge
bied teruggeven. Dat zou een mis
daad zijn tegen onze cultuur, een
ontkenning van het zionisme. Dat
hebben wij willen voorkomen".
In geuren en kleuren schildert hij hoe
de groep maar vier weken in het ho
tel in Hebron zat, dat ze voor 2000
jaar gehuurd hadden. De aanwas
was zo groot, dat ze een leeg politie
bureau kraakten. „Daar groeiden
we ook snel uit, en toen zijn we hier
gaan bouwen".
- Maar van wie was dit land?
Haëtzny: „Als het om joden gaat,
heeft de wereld nooit last van dit
soort gevoeligheden".
De kolonisten rukten snel op in He-
bron. Ze namen het ziekenhuisje
over, schopten ruzie met de burge
meester („Want dat is zo'n PLO'er
en die moest dus weg"), naastten
het oude kerkhof („Want de Pale
stijnen verbouwden tomaten op de
graven van onze voorouders") en
provoceerden bewust de Palestij
nen door gebedsdiensten te hou
den op de graven van de aartsva
ders, waar ook islamitisch Hebron
bidt. Haëtzny kijkt met tevreden
heid op die periode terug, „het was
een mooie tyd".
En, zegt hij, „u moet niet vergeten dat
de Palestijnen sinds de Israëlische
bevrijding een Wirtschaftswunder
beleven".
- Waarom hebt u wapens nodig?
Haètzny: „Moet ik daarop antwoor
den, moet ik daar echt serieus op
antwoorden? Nee, dat doe ik niet".
Even later spreekt het onderwerp
hem toch wel weer aan. „Iedereen
heeft hier automatische wapens.
Genoeg om heel Hebron neer te
maaien. In 1976 zijn zes van onze
kinderen vermoord door een bende
misdadigers, gestuurd door de
PLO. We hadden toen net zo'n
bloedbad kunnen aanrichten als in
de Palestijnse kampen Sabra en
Shatilla. Dat had gekund. Maar we
hebben dat niet gedaan. Omdat we
het zelf niet wilden".