c BOEKEN Fenomeen pedofilie in mild daglicht lichtvoetig verhaal over ondernemend stel kinderen Verfrissende en leerzame kijk op West-Duitsland WEER GRATIS VERKRIJGBAAR OP ALLE POSTKANTOREN Kees Verheul [Een jongen met vierbenen Opkomst celibaat historisch belicht i»sr!®ffl!SEEïï= Varia DONDERDAG 24 FEBRUARI 1983 "De tijd van de jeugd, de tijd van de schoonheid. Heldere stemmen, die openlijk roepen. Blauwe ogen, of donkere ogen. De tijd van de jeugd, wie zal haar beschrijven". De laatste versregel van deze strofe uit Hanlo's bekende ge dicht "Wij komen ter wereld" is niet zozeer een vraag die om een antwoord bedelt, alswel een verzuchting die de dichter slaakt over de inspanning, die het vergt, zo'n karwei te kla ren. Toch hebben schrijvers in het verleden met niet aflatende ijver getracht hun jeugd in kaart te brengen. Eén van de laatste pogingen is in het werk gesteld door Kees Verheul, die tot nu toe vooral bekendheid genoot als vertaler en essayist, in zijn boek Een jongen met vier benen, dat enkele weken geleden bij uitgeverij Querido is verschenen. Verheul beschrijft in Een jongen met vier benen met bewonde ring afdwingende precisie de belevenissen van een jongen, wiens vroege jeugd zich af speelt in een middelgrote pro vincieplaats, vlak na het einde van de oorlog. Het boek be staat uit vier, nauw op elkaar aansluitende verhalen, name lijk: "Met Bennie spelen", "Meisjesgek", "De nieuwe jon gen" en "Bij meneer Prinsen", waarin we hem tot ongeveer zijn veertiende jaar kunnen volgen. In de verschillende episoden zien we hoe de jon gen door de omgang met leef tijdgenootjes en een ingrijpen de relatie met een oudere man tot seksuele bewustwording komt. In het eerste verhaal maken we kennis met Bennie, die op school niet erg mee kan komen en zich nauwelijks bemoeit met de 'nette' leerlingen. De hoofdpersoon, van wie de naam in dit boek wordt ver zwegen maar wiens jeugdjaren in grote trekken overeenko men met die van Kees Verheul zélf, vat al gauw vriendschap op voor deze onopvallende knaap. Ze bouwen samen hut ten, halen kattekwaad uit, kortom: ze doen alles waar jon gens van die leeftijd aardig heid in hebben. De jongen legt grote belangstel ling aan de dag voor de geïllu streerde bijbel, die Bennie's ouders in de kast hebben staan. Vooral door de afbeel ding waarop Abraham zijn zoon Isaac offert, raakt hij ge fascineerd. "Het plaatje van de achteroverliggende jongen" brengt hem op het idee van een spelletje. Met zijn vriendje Bennie speelt hij het offerritu eel in de bosjes na. Als mes ge bruiken ze een tak en als Ben nie deze neer laat komen op de ontblote buik van de jongen, krijgt deze voor het eerst een "tintelige sensatie". Op een dag maken de twee vrien den kennis met een klasge nootje, bij wie ze thuis gaan spelen. De jongens kijken hun ogen uit in het rijk ingerichte huis en gedragen zich bedeesd. Niet lang echter, want eenmaal aangekomen in de ruime ka mer van hun nieuwe speel makker, vernielen ze na een tijdje als ware anarchisten broederlijk, diens boeken en speelgoed en gaan ze er daarna scheetsgewijze vandoor. Tijdens de gymnastiekles, bij het paalklimmen een gebeurte nis waarmee de Freudianen wel raad zouden weten, maar in de beschrijving waarvan Verheul zorgvuldig de literaire clichés heeft vermeden - loopt Bennie een hersenschudding op. De jongen zoekt zijn getrof fen kameraadje niet meer op. Langzaam bekoelt de vriend schap. "Meisjesgek" verhaalt hoe de jongen bevriend raakt met twee meisjes uit de arbei dersklasse. Hij komt onder de bekoring van hun prille char mes, maar als dit culmineert in een onschuldig vrijpartijtje, waarbij één van de zusjes hem op het bed duwt, wordt ook de ze vriendschap met het ge mak dat kinderen eigen is - verbroken. In "De nieuwe jongen" ontmoet de hoofdpersoon Olivier, een fabrikantenzoontje, met wie hij tijdens het huiswerk maken homo-erotisch getinte spel letjes speelt. Hij wordt zich vaag bewust van zijn "anders zijn" en merkt dat hij steeds meer naar Olivier gaat verlan gen. Op een gegeven moment krijgen zij gelijktijdig een on schuldig huidziekte. Terwijl ze de wondjes op eikaars benen bestuderen, vereenzelvigt de jongen zich zo met Olivier, dat het lijkt of zij samen één onbe kende jongen met vier benen vormen. Als de ouders van Oli vier er achter komen dat de jongens "vieze" spelletjes met elkaar doen, wordt hun de om gang met elkaar verboden. "Het leek of er in onze hele om gang, vanaf de eerste dag, iets ergs was geweest iets waar van ik, zonder zelf te weten wat het was, de schuld droeg". Het slothoofdstuk is het aangrij pendste, wat mij betreft. De jongen ontmoet Marijke, een nogal eenkennig meisje, met wie hij de zondagsschool be zoekt. Na afloop van het saaie godsdienstonderricht nodigt het meisje hem uit bij haar thuis, waar het er vrolijk aan toe gaat. De vader van Marijke, Meneer Prinsen, blijkt pedofiel te zijn en is ten gevolge van zijn 'ziekte' ontslagen. De jon gen voelt zich meteen aange trokken tot deze aardige, over koetjes en kalfjes keuvelende, man, die hem zo heel anders te gemoet treedt dan zijn over spannen vader. Op dagen dat zijn vrouw en dochter niet thuis zijn, nodigt meneer Prinsen hem alleen uit. In de echtelijke slaapkamer wordt de jongen door de man ingewijd in de mogelijkheden op seksueel terrein. De jongen laat zich de handtastelijkheden van meneer Prinsen zonder protesten welgevallen. Wan neer zijn eerste schuchterheid is verdwenen, neemt hij zelf het initiatief. Ofschoon meneer Prinsen strikte geheimhou ding eist en zijn kleine min naar zo het gevoel geeft dat hij de enige is, komt de jongen er al snel achter dat de man nog meer vriendjes heeft, die hij zelfs af en toe in hun spel be trekt. Zo ontdekt hij dat er nog wel meer - en ook nog wel mooiere - mannen bestaan, die de Griekse beginselen zfin toegedaan. Deze wetenschap is er tenslotte debet aan dat de re latie langzaam doodbloedt. Ik hecht eraan te verklaren, dat bovenstaande korte weergave van de inhoud weinig recht doet aan dit meeslepende boek. Wat Verheul hier heeft gepresteerd, mag zonder schroom uniek worden ge noemd. De eerlijkheid van zijn proza heeft mij zeer getroffen. De liefdevolle wijze waarop hij de relatie tussen de jongen en de man heeft beschreven, dwingt respect af en ik zou de rigide moralisten in dit land van harte willen adviseren eens kennis te nemen van dit werk. Verheul's boek stelt ech ter niet alleen het fenomeen pedofilie in een wat milder daglicht, het bekritiseert ook op subtiele wijze het systeem van rangen en standen, waar mee men reeds in de jeugd te maken krijgt. De beschrijving van de jongens jaren heeft - zoals Brouwers in zijn pamflet De Nieuwe Revi sor overtuigend aantoonde al heel wat "couveusebellet- trie" opgeleverd, maar het re laas van Verheul bewijst dat het ook anders kan. Hij bezoe delt de bladzijden niet met het verstikkende huiskamerrealis- me, waarop wij in het verleden wel zijn getracteerd. De jongen in dit boek mag zijn handen dichtknijpen met zo'n 'geeste lijke vader'. CEES VAN HOORE Kees Verheul, Een jongen met vier benen, Amsterdam, Querido, 1982, 29,50. Vrouwen en getrouwde mannen kunnen geen priester worden, en wanneer een priester trouwt wordt hij uit het ambt ontslagen. Deze (overigens eeuwenoude) regels m.b.t. priesterschap en ce libaat staan te lezen in het onlangs bij Gooi en Sticht verschenen boek van dr. Van Bilsen "Huwelijk en kerkelijk ambt". De auteur is gedoken in de geschiedenis van deze problematiek. Hieruit blijkt, dat in de eerste eeuw de meeste priesters waren getrouwd. In de tweede eeuw kwamen er als antwoord op de decadentie vrijwillig celibataire priesters. Overigens waren er in die tijd vele maagden, die met priesters een geestelijk huwelijk sloten en gingen samenwonen. Het was de tijd, waarin de kerk richtlijnen opstelde m.b.t. huwe lijk en sexualiteit. Het huwelijk werd onontbindbaar verklaard; men mocht slechts één vrouw hebben; hertrouwen mocht niet; samenleven van man en vrouw was verboden; en homofilie overigens werd alleen gesproken over mannen met mannen - was niet toegestaan. In de eeuwen daarna werd meer nadruk gelegd op maagdelijkheid en kuisheid. In 325 werd op het concilie van Nicea bepaald, dat priesters niet mochten trouwen. Een gehuwd man kon alleen priester worden als zijn vrouw maagd was en bleef. Ofschoon men zich er niet of nauwelijks aan hield kwamen er in de eeu wen daarna tal van celibataire priesters bij. De Lateraanse conci lies uit de 12de eeuw bepaalden, dat gehuwde priesters moesten scheiden, omdat het huwelijk ongeldig was. De celibaatswet werd overigens niet alger-een onderhouden. In Nederland woonde in de 16e eeuw 25% van de priesters samen met een vrouw. Het concilie van Trente (1545-1563) sprak de banvloek uit over diegenen, die zich negatief uitlieten over het celibaat voor priesters. In de 17de en 18de eeuw spraken nogal wat Franse filosofen zich uit tegen het verplichte celibaat. In de 19de eeuw ebde de kritiek weg. Priesters hielden zich voor zover be kend aan de celibaatswet. Begin deze eeuw stak de kritiek de kop weer op. Het Tweede Vaticaans Concilie bevestigde het celibaat. Het Pastoraal Conci lie sprak zich er tegen uit. Vele priesters stapten uit het ambt en trouwden. Tot op de dag van vandaag, alhoewel het minder wordt. THEO KROON ("Huwelijk en kerkelijk ambt", dr. ThJ.C. van Bilsen, uitg. Gooi en Sticht, 35,-) De 11-jarige Claudia heeft er ge noeg van. Altijd moet zij, als enige en oudste meisje in een gezin van 4 kinderen, èn de af wasmachine leegmaken èn de tafel dekken èn zaterdags alle prullenmanden legen. Boven dien: alles is elke dag stomver velend en hetzelfde. Kortom, de tijd is rijp om weg te lopen, vindt het meisje. Maar dan wel op een weloverwogen manier, want van rommel en ongemak houdt Claudia niet. Wat schone kleren en vooral geld zijn ver eisten. Vandaar dat Claudia haar spaariustige broertje Jim my uitnodigt mee te gaan. Als verblijfplaats kiest het meisje het Metropolitan Museum in New York. En ze wil pas weer naar huis als iedereen haar op de juiste waarde weet te schat ten. Dit is het begin van 'Het wonder lijke archief van mevrouw Fit- zalan'. Het archief komt pas op het eind van het verhaal ter sprake. Eerst volgt een uitge breide aanloop met de avontu ren van broer en zus in het im mens grote museum. Elke dag laat het tweetal zich insluiten. Om aan het waakzame van de supposten te ontsnappen moe ten ze een klein uur elke dag op een wc-pot staan. Een sier lijk oud-Engels bed dient als slaapplaats. Claudia en Jimmy zitten overdag niet stil: overdag lopen ze mee met allerlei rondleidingen. Tij dens zo'n rondleiding raakt Claudia helemaal in de ban van het beeld van een engel, dat wordt toegeschreven aan de beeldhouwer Michelangelo. Ze moet en zal het geheim van dit beeld ontdekken. Aanvanke lijk leidt haar speurtocht tot niets. Claudia wordt niet de 12- jarige Beelden-heldin, zoals ze zich had voorgesteld. Eén mo gelijkheid blijft nog open: me vrouw Fitzalan, de vroegere ei genaresse van het beeld. Mis schien weet zij meer over de herkomst van de Engel. 'Het wonderlijke archief van me vrouw Fitzalan' is een wonder lijk boek over een wonderlijk stel mensen. Het boek is eigen lijk een brief van mevrouw Fit zalan, waarin het hele verhaal wordt verteld. Dit is af en toe te merken aan de tussen haakjes geplaatste opmerkingen. Mis schien kan niet iedereen op voorhand geboeid raken door al deze gegevens: een museum heeft de naam duf en saai te zijn. Toch zorgt die onver wachte combinatie van het weglopen van huis, het eigen wijze gedrag van Claudia (die heel goed weet wat ze wil en vooral niet wil), de voortduren de spanning van het verstop pertje spelen in het museum, de gemoedelijke omgang tus sen zus en broer (ook een bij- dehantje) en het zoeken naar E.L. Koningsburg de herkomst van het beeld voor een vermakelijk en onder houdend geheel. Bovendien voert de humor in dit lichtvoe tig geschreven verhaal de bo ventoon. Van alle personen komt Claudia met haar eer zuchtige karakter het beste uit de verf. Het taalgebruik en de veronder stelde voorkennis bij gebruik te namen, woorden en begrip pen (vooral in het museum) maken het boek niet zo een voudig en het meest geschikt voor lezers boven de 12 jaar. MARGOT KLOMPMAKER (Het wonderlijke archief van me vrouw Fitzalan, E.L. Konigs- burg, vert. B.Drukker, uitg. Querido, prijs f 17,90). Een tafereeltje dat zich in de ja ren vijftig vaak afspeelde: Duitse toerist vraagt in Neder landse plaats de weg. De on dervraagde stuurt de Duitser falikant de verkeerde richting uit. Wraakgevoelens na een oorlog ten opzichte van de vroegere vijand nemen vaak groteske vormen aan. De generatie die de Tweede Wereldoorlog be wust heeft meegemaakt, heeft alle reden om niet al te vrien delijk te zijn tegenover de Oos terburen. Maar daarin schuilt een levensgroot gevaar: dat voor het gemak alle Duitsers over één kam worden gescho ren. En dat zodoende alle Duit sers als oorlogsmisdadigers worden beschouwd. Nu in de jaren tachtig, dunt de oorlogsgeneratie wat uit. Er komen wat relativerender ge voelens naar voren. En zeker bij de na-oorlogse generatie le ven de haatgevoelens jegens het Duitse volk niet meer zo sterk. West-Duitsland wordt nu gezien als het grote, machti ge buurland, dat er dankzij de Marshall-hulp en hard werken weer snel bovenop kwam en economisch gezien vooraan staat in Europa. Dat datzelfde, in tweeën gedeel de, West-Duitsland, nu de glans van de welvaart wat dof fer wordt, met een groot identi teitsprobleem te kampen heeft, daarover lees of hoor je eigenlijk maar weinig. Daarom is het opmerkelük en leerzaam dat Ben Knapen, cor respondent in Bonn voor on der meer de NOS, aan de hand van heel duidelijke voorbeel den een boek heeft gewijd aan dat naar zijn identiteit zoeken de West-Duitsland. "Het Duit se onbehagen" heet het, maar die titel is door de uitgever be dacht. "Een land op zoek naar zijn identiteit", zet Knapen zelf in de subtitel, die de lading dan ook veel meer dekt. Kern van zijn beschouwing is de constatering dat aan alle kan ten in West-Duitsland de twij fel knaagt, terwijl een collec tief houvast ontbreekt. "Het uiteindelijke en meest traditio nele houvast -de natie- waar men zich in andere landen steeds heviger aan vastklampt, bestaat in de Bondsrepubliek niet". Zoals in veel Westerse landen, is ook in de Bondsrepubliek de bevolking op zoek naar een overzichtelijker maatschappij. Dat uit zich, volgens Knapen, in een opwaardering van het "Heimatsgefühl", dat ontdaan van zijn nazistische elementen een handvat voor de Duitsers is om zich aan vast te grijpen. Er zitten, volgens de auteur, in Moord op papier De viering van het tienjarig be staan van de "Crime de la cri- me"-reeks van De Arbeider spers stond in het teken van Patricia Highsmith. Dus is het niet vreemd dat haar veel geprezen wërk "A suspen sion of mercy" eveneens in deze uitstekende serie werd opgenomen. Ook al dateert het uit 1965 Het wordt immers door velen gezien als het sleutelwerk uit het omvangrijke oeuvre van Patricia Highsmith. Omdat zij in haar hoofdfiguur Sid ney iets van haarzelf moet hebben gelegd. Die Sidney is een schrijver van misdaadro mans die volkomen verstrikt raakt in een web van fantasie en werkelijkheid nadat hij en zijn vrouw hebben besloten een tijdje uit elkaar te gaan. Immers, juist dat raakvlak waar misdaad het gewone le ven in de houdgreep neemt, heeft Patricia Highsmith al tijd gefascineerd. Ze heeft er veel over gezegd en geschre ven. Maar zelden is het verva gen van de grenzen tussen realiteit en verzinsel zo be kwaam getekend en zo sub tiel verwoord Een psychologische thriller, maar meer psychologie dan thriller. Het is soms fiks doorbijten. "Moord op papier" door Patricia Highsmith, De Arbeiderspers, prijs J 26,50. 'Koninklijke bloede' Tomas Ross heeft zich met de steun van een aantal voortref felijke recensies voor vroeger werk in de rug nu op de Lockheed-affaire geworpen. Hij heeft als het ware een ver volg geschapen in "Van ko ninklijken bloede", met prins Bernhard als belangrijkste achtergrond-figuur. Want als er op een conferentie van een vliegtuigconsortium in Brussel uit de tas van de prins belangrijke papieren zijn verdwenen wordt er al te gemakkelijk een bepaald ver band gelegd. Een man van de Binnenlandse Veiligheids dienst krijgt daarom op dracht die papieren snel en zonder opzien te baren temg te vinden. Aanvankelijk vindt hij alleen maar vermoorde mensen op zijn pad. Maar allengs wordt het hem duidelijk dat het meer is dan een jacht op een paar documenten. Iemand tracht de prins in diskrediet te brengen. Met een verrassende gerouti neerdheid, gevoel voor sfeer en oog voor details bouwt To mas Ross het plot op. Dat hij terwille van die details soms tempo verliest moet daarbij voor lief worden genomen. Het blijft een thriller van for maat tegen een uiterst her kenbare achtergrond. "Van koninklijken bloede" door Tomas Ross, Van Holkema en Wa- rendorf in Bussum 21,50). KOOS POST ADVERTENTIE Stuurgroep Maatschappelijke Discussie Energiebeleid, Postbus 20102,2500 EC Den Haag. Informatie-telefoon 070-624562 500.000 kranten zijn er al verspreid. Wilt ook mee- discussieren? Haal er dan eentje! DEKRANT "ENERGIEBELEID VOOR MORGEN' „CNtRCieWiXtD' "^Tderlandvoordvkeuzx:: welk cner^bclcidWWOO- Simenon (80) geëerd met Pedigree" George Simenon is na twintig jaar België, dertig jaar Frank rijk en dertig jaar Zwitser land kortgeleden 80 gewor den. Bruna Pockethuis heeft ter ge legenheid daarvan een jubi leumuitgave van zijn roman "Pedigree" verzorgd in de se rie zwarte beertjes. Simenon wordt vrijwel altijd vereenzelvigd met zijn Mai- gret-verhalen. Dat is niet zo vreemd: in totaal voerde hij 82 maal de eigenzinnige Pa- rfise politiecommissaris met zijn onafscheidelijke pijp ten tonele. Film en televisie heb ben er flink toe bijgedragen dat de faam van Maigret en derhalve ook die van Sime non werd uitgedragen. Minder bekend is Simenons ro manreeks, waarvan een groot deel is ontstaan in de periode dat hijzelf zijn commissaris een beetje beu was. Een be langrijke plaats in die roman reeks wordt ingenomen door Pedigree, geschreven toen Simenon van dokterzijde te horen had gekregen dat hij nog maar enkele jaren had te leven. Hij wilde zijn toen tweejarig zoontje wat meer kennis George Simenon meegeven over zijn afkomst en achtergrond, zodat de jon gen later zijn vader beter kunnen begrijpen. Hij wilde dat aanvankelijk in brief vorm doen, maar op aanra den van een vriend koos hij toch voor een roman, die be gint bij zijn geboorte en ein digt als de hoofdfiguur zes tien is. Het is geen exacte beschrijving van Simenons jeugd in Luik, maar volgens ingewijden zit ten er zoveel autobiografi sche elementen in dat zij in Pedigree de sleutel zien van veel wat Simenon in later werk heeft uitgesponnen. Maar voor wie dat betwijfelt is Pedigree in elk geval een be wijs dat de nu 80-jarige Geor ge Simenon meer heeft ge schreven dan alleen voortref felijke politieromans. dat verlangen naar overzichte lijker levensomstandigheden en geborgenheid wèl typisch Duitse accenten. "De resociali satie van het begrip 'Heimat' verraadt uiteindelijk dat er een gemis wordt gevooeld aan na tionale identificatie". Deze Heimat-beweging als een zoektocht naar identiteit, hoeft, volgens de schrijver, niet per se als een afschrikwek kend fenomeen te worden be schouwd met nationalistisch 'irredenta-trekjes' (irredenta is, volgens Van Dale, de leus dat men moet streven naar hereni ging van die delen van een volksgemeenschap die door de historische ontwikkeling van het stamland gescheiden zijn, met het moederland, in dit ge val dus West- en Oost-Duits- land). "Het is ook het natuur lijk proces van een generatie die zich gaat bezinnen op eigen omgeving en Heimat". Terwijl Knapen enerzijds de tweedeling van de beide Duits- landen dus als oorzaak van de identiteitscrisis aangeeft, zoekt hij de bron daarvan ook in de geschiedenis. Hij toont aan dat er eigenlijk nooit van een natie als geheel sprake is geweest en legt ook daar het verband met de huidige problemen. In de mengvorm die Knapen voor zijn analyse van het West- duitse probleem heeft gekozen - deels beschouwing, deels re portage - heeft hij ruimte ge noeg kunnen besteden aan de vele problemen en aspecten van de Bondsrepubliek. Hier door kwam er plaats voor pun tige beschouwingen van bij voorbeeld het fenomeen Bis- mark. "De taaiste legende die Bismarck heeft geschapen be treft de stichting van het Twee de Duitse Rijk. Terwille van de macht van Pruisen sloot hij een pact met een revolutionai re duivel -het nationalisme- die hij later nooit meer werkelijk heeft kunnen temperen". De lezer kan ook kennismaken met de politici van deze tijd: Helmut Kohl, F. J. Strauss en Helmut Schmidt. Eveneens is er ruimte voor kleurrijke be schrijvingen van de stad Trier, waar Karl Marx werd geboren, voor het eiland Sylt, waar de rijke Duitsers hun tweede huis hebben, en voor een noodzake lijke uitstap naar de DDR. Te vens geeft Knapen nog een be schouwing over de spiegel van de Westduitse democratie: de ntedia. Al deze hoofdstukken vormen stukjes in de legpuzzel van de Westduitse identiteits crisis. In zijn conclusie laat Knapen een verkapte waarschuwing in de vorm van een simpele consta tering klinken: dat de Duitse eenheid wel degelijk een grote rol speelt in de Bondsrepu bliek. Tegelijkertijd stelt hij de lezer gerust door te stellen dat angst voor dat eenheidsgevoel misplaatst is, omdat het een lo gisch gevolg is van de historie van beide Duitslanden. Hij wijst daarbij met een tame lijk boos vingertje naar de Duitsland omringende landen, die, volgens de auteur, op het Westduitse probleem nog net zo reageren als vijfentwintig jaar geleden de Nederlander die de Duitse toerist de ver keerde kant opstuurde. Hij re kent op een verfrissende ma nier af met dat clichédenken en laat tot slot een aantal vra gen ter overweging klinken, "is de deling van Europa eeu wig en is Amerikaanse en Rus sische presentie in beide Duitslanden ook in het volgen de millennium de natuurlijke toestand? Kan de Bondsrepu bliek het 'open houden van de Duitse kwestie' eenvoudigweg ook aan de volgende generatie als boodschap mee naar top conferenties geven"? Volgens Knapen worden deze vragen zowel in de Bondsrepu bliek zelf als in de omringende landen te weinig gesteld, maar behoeven ze dringend ant woord. Wellicht daarom heeft hij gemeend het Westduitse identiteitsprobleem te trach ten te analyseren. Dat hij dat op een heldere, niet van humor gespeende manier heeft ge daan, maakt "Het Duitse onbe hagen" een boek "zum haben". ANNEMIEK RUYGROK "Het Duitse onbehagen"; uitgegeven door Bert Bakker in Amsterdam; f29,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 22