c
Werk voor iedereen
werkgelegenheid
paioce
Wijdvertakte handel in
vertrouwelijke gegevens
Overdraagbaar recht op arbeid
HMfeiiËgaui
Meer praktijk in
beroepsonderwijs
LEZERS SCHRIJVEN
DONDERDAG 17 FEBRUARI 1983
Meningen
Het aantal werklozen groeit enorm
en de werkgelegenheidssituatie
wordt steeds slechter. Politieke
partijen onderstrepen de nood
zaak om te komen tot arbeidsver
deling. De plannen variëren van
invoering van deeltijdarbeid op
vrijwillige basis tot verplichte ar
beidstijdverkorting naar een 25-
urige werkweek.
Discussies over recht op arbeid,
basisinkomen(s) voor een ieder,
positie (rol) van de vrouw, jeug
digen en minderheden als kwets
bare groepen op de arbeids
markt, worden terecht in
nauwe samenhang met de werk
gelegenheidsproblemen ge
voerd. Voor- en met name nade-
door
Paul van Ark
len van elk genoemd voorstel
zijn nog wel aan te geven.
Nieuwe suggesties zijn duidelijk
schaarser, terwijl juist hieraan
behoefte is. Bij een poging een
suggestie te geven heb ik ge
tracht rekening te houden met
de volgende belangrijke punten.
Arbeid betekent (nog) inkom
sten; arbeidsverdeling zal tot in
komensverdeling leiden; de be
reidheid hiertoe zal sterk afhan
gen van de mate in hoeverre de
consequenties voor het inkomen
aanvaardbaar zijn.
De positie van de (emanciperen
de) vrouw in de samenleving; er
zal gehoor moeten worden gege
ven aan de behoefte van vrou
wen om op gelijkwaardige wijze
aan het arbeidsproces deel te ne
men.
Het individuele recht op arbeid
en op van arbeid afgeleid inko
men; naarmate dit recht meer
wordt onderschreven lijkt de
concrete invulling moeilijker te
worden. Onmacht leidt blijkbaar
tot onderstreping van uitgangs
punten. Toch is juist op dit punt
naar mijn mening een nadere
richting aan te geven.
"Verkoopbaar recht"
Mijn idee komt in het kort op het
volgende neer.
Tedereen (man en vrouw; gehuwd
en ongehuwd) boven een bepaal
de leeftijd (b.v. 18 jaar) krijgt
recht op een aantal arbeidsuren
dan wel op een uitkering dat
daarvan is afgeleid. Dit laatste in
dien geen passende arbeid be
schikbaar is. Gedacht kan wor
den aan een ieder die niet meer
leerplichtig is en geen dagstudie
volgt. Gemakshalve wordt hier
van een recht op 20 uur (betaal
de) arbeid uitgegaan. In
werkelijkheid zal dit moeten af
hangen van de totale beschikba
re werkgelegenheid.
Een ieder krijgt het recht om zijn
arbeidsuren voor een bepaalde
periode (3 jaar bijvoorbeeld) over
te dragen. Je kan als het ware tij
delijk arbeidsuren "verkopen" of
"verhuren". Minder uren over
dragen is ook mogelijk. Men be
houdt dan nog recht op de over
gebleven uren. In principe mag
niemand een arbeidsovereen
komst van méér dan 20 uur per
week aangaan. Hiervan kan al
leen worden afgeweken wanneer
men door middel van het kopen
van uren (van partner of anders
zins) over meer uren beschikt.
Meer dan 40 uur zou echter in be
ginsel niet mogelijk moeten zijn
(eventueel al dan niet boven een
bepaald inkomen; dat is een
kwestie van inkomenspolitiek).
Degene die zijn recht op arbeid
voor zekere periode heeft over
gedragen, heeft niet nog eens
recht op een sociale uitkering.
Wel, en dat is belangrijk, heeft
men recht op een gelijk bedrag.
De plicht tot uitbetaling ligt hier
bij degene aan wie men zijn uren
heeft verkocht. Ook valt te over
wegen deze verplichting te leg-
fy% 0 *1
gen bij zijn/haar werkgever die
het bedrag op het loon (van ko
per) inhoudt.
Na verloop van tijd kan men over
wegen zelf gebruik te gaan ma
ken van het "recht op arbeid".
Dit kan dan leiden tot deelname
aan het arbeidsproces of, indien
er geen passend werk blijkt te
zijn, tot een sociale uitkering. In
beide situaties blijft de "zelfstan
digheid" behouden.
Degene aan wie een aantal ar
beidsuren is overgedragen, zal
indien het "contract" afloopt en
niet wordt verlengd, weer korter
moeten gaan werken (20 uur). Dit
betekent gedeeltelijk ontslag.
Men ontvangt hiervoor, uiter
aard, geen uitkering.
Iemand met een eigen huishouden
die niet in combinatie met een
ander tot een gemeenschappelijk
inkomen van 40 uur kan komen
(en hieraan gekoppelde verde
ling van vaste lasten) zou recht
op een groter aantal uren moeten
hebben (b.v. 30 uur). Onbetaalde
arbeid b.v. vrijwilligerswerk,
waarvoor normaliter geen loon
wordt betaald, blijft onbeperkt
mogelijk.
Zoals uit het voorafgaande blijkt is
het grondidee te komen tot "ba
sisbanen" van 20 uur met hier
aan gekoppeld voor ieder, een
recht op arbeid dat overgedragen
kan worden (aan partner, huisge
noot, vriend(in) etc.).
Motivering
In situaties (b.v. huwelijk) waarin
men tot een bepaalde taakverde
ling besluit b.v. dat de man 40
uur gaat werken betekent dit
in mindere mate dan nu het ge
val is dat de vrouw de afhankelij
ke partij vormt. Er lijkt meer
sprake van wederzijdse afhanke
lijkheid.
Ook al vloeit het in de gemeen
schappelijke pot, de eigen bijdra
ge van de vrouw blijft niettemin
wel duidelijk. Een bedrag gelijk
aan een uitkering is immers van
haar.
Wie ervoor kiest de "arbeidsuren"
te verkopen, kan na verloop van
het "contract" besluiten zelf
werk te zoeken. Hieruit kan een
ander, meer toekomstgericht,
denken voortvloeien. Dit geldt
met name voor degenen die van
uit hun rolpatroon geen zicht
hadden op enige (Financiële) zelf
standigheid/onafhankelijkheid.
Situaties die we nu nog wel aan-
!8ilBi i ri i j' f
treffen, dat binnen één leefge
meenschap voor 80 uur of meer
aan inkomsten per week wordt
verdiend, zullen sterk worden te
ruggebracht, zonder dat dit
noodzakelijkerwijs erop neer
komt dat de vrouw "dus" de
huishoudelijke taak weer moet
oppakken. Immers wanneer bei
de partners geëmancipeerd den
ken zal men kiezen voor een si
tuatie die voor beide partnes be
vredigend is (b.v. ieder 20 uur).
Zowel voor "conservatieve" als
"zeer moderne" leefgemeen
schappen komt er ruimte
Het bedrijfsleven zal, bij algemene
invoering, wel deeltijdbanen van
20 uur op alle niveaus in de orga
nisaties moeten creëren. Dit be
tekent dat de kans op promotie-
gevende taken voor degenen die
korter dan 40 uur werken zullen
toenemen.
Kanttekeningen
De bedoeling is een basisidee aan
te dragen. Een idee dat wellicht
nadere bestudering waard is. Ui
teraard is invoering op korte ter
mijn niet haalbaar. De proble
men bij invoering zijn mij niet
onbekend en zjjn voor een groot
deel dezelfde die aan andere
plannen kleven. Een groot knel
punt is ongetwijfeld de registra-
tieproblematiek. Ook de vaststel
ling van het aantal arbeidsuren is
niet eenvoudig.
Op het idee zijn allerlei varianten
(in uren, duur contract, al dan
geen overwerk of overschrijding
van 40 uur toegestaan tot be
paald inkomen, uitstel of gelei
delijke invoering in sectoren
waarin arbeidstekort dreigt, enz.)
mogelijk.
Als belangrijk voordeel zie ik het
samengaan van rechtvaardige ar-
beids- en inkomstenverdeling.
Verder worden voorwaarden ge
schapen, waardoor gelijke zelf
standigheid binnen een leefge
meenschap eerder kan worden
bereikt. Kortom een gedachte
waaraan de politieke partijen, in
een periode van ingrijpende
maatregels, niet zonder meer
voorbij mogen gaan.
(Paul van Ark is beleidsmedewerker
personeelszaken bij de Centrale Direc
tie van de PTT)
Meningen op deze
pagina zijn voor
rekening van de
auteurs
Het groeiend aantal werklozen maakt het noodzakelijk te komen tot arbeidsverdeling. Iedereen heeft recht op
arbeid, of liever gezegd een aantal arbeidsuren, die hij mag verkopenof "verhuren".
Het weekblad Haagse Post heeft
nogal wat stof doen opwaaien
met zijn berichtgeving over par
ticuliere informatiebureaus. De
HP-publicaties van 5 en 12 fe
bruari verschaffen concrete aan
wijzingen voor het bestaan van
een wijdvertakt systeem van
handel in vertrouwelijke gege
vens, met name politiegegevens.
Particuliere bedrijven (waaronder
banken en verzekeringsmaat
schappijen) die meer willen we
ten over de betrouwbaarheid van
handelsrelaties, cred iet vragers
door
Yvo Baudoin
e.d., en hun handen schoon wil
len houden, richten zich niet
rechtstreeks tot de politie, maar
tot informatiebureaus. De grote
informatiebureaus, die eveneens
hun handen schoon willen hou
den, maken weer gebruik van
kleine informatiebureaus, die
dan het "vuile werk" doen; d.w.z.
zij vragen via hun contacten bin
nen het politie-apparaat de straf
rechtelijke antecedenten voor
hun grotere opdrachtgevers op.
*e politiemensen die zich, al dan
niet tegen betaling, voor dit werk
lenen, worden in de taal van de
informatiebureaus (nogal eufe
mistisch) gerekend tot de "cor
respondenten". Althans, zo ziet
ongeveer het patroon eruit, dat
door HP aan het daglicht wordt
gebracht.
Strafbaar
De meeste informatiebureaus
werken met correspondenten.
Mensen die, in een min of meer
vaste relatie tot informatiebu
reaus, desverlangd informatie
verstrekken over personen. Dat
hoeft lang niet altijd illegaal te
zijn. Maar als ambtenaren, zoals
politiefunctionarissen, in die rol
optreden, zijn zowel die ambte
naren als de informatievragers
strafbaar. Ambtenaren schenden
dan hun ambtelijke geheimhou
dingsplicht; en als zy giften of
beloften aannemen, maken zij
zich bovendien schuldig aan cor
ruptie.
De informatiebureaus, die gebruik
maken van de diensten van amb
tenaren, zijn strafbaar resp. op
grond van opzettelijke uitlok
king van een strafbaar feit en
omkoping van een ambtenaar.
Deze strafbaarheid heeft kenne
lijk weinig beletsel gevormd
voor het ontstaan van het illegale
informatie-netwerk.
Old boys network
De contacten tussen informatiebu
reaus en politie blijken meestal
gebaseerd te zijn op de persoon
lijke relaties tussen politiemen
sen en oud-collega's die nu bij in
formatiebureaus werken of zelf
zo'n bedrijfje hebben opgezet.
Een vergelijkbaar patroon wordt
vermoed in de relaties tussen po
litie en ex-collega's bij de interne
veiligheidsdiensten van particu
liere en (semi-)overheidsbedrij-
ven. De contacten tussen politie
functionarissen en ex-collega's
bij informatiebureaus en be-
drijfs veiligheidsdiensten wor
den in binnen- en buitenland
aangeduid met de term "old boys
network".
Philips
Eén van de grote bedrijven, waar
bij de reclassering uitgesproken
vermoedens heeft over het be
staan van illegale informatie-uit
wisseling tussen polite en inter
ne veiligheidsdienst, is Philips.
De reclassering is steeds alert op
de sollicitatiekansen van haar
cliënten, want wie geen werk
heeft, zal zich des te moeilijker
kunnen handhaven zonder (op
nieuw) de wet te overtreden.
Als een werkgever meer zekerheid
wil hebben over strafrechtelijke
risico's van een sollicitant, kan
hij die sollicitant vragen een 'ver
klaring omtrent het gedrag'
(v.o.g.) over te leggen. De sollici
tant moet deze zelf opvragen bij
de burgemeester van zijn of haar
woonplaats en het is de burge
meester die daarover beslist. De
ze procedure waarborgt een gro
tere objectiviteit en de werkge
ver krijgt op die manier geen in
zage in strafrechtelijke antece
denten. In 1976 bleek ons echter,
dat Philips nooit van de v.o.g.-
procedure voor sollicitanten ge
bruik maakt, maar aan de interne
bedrijfsrecherche (de dienst "Be
waking") vraagt een onderzoek
naar het verleden van sollicitan
ten in te stellen. Van "Bewa
king" komt dan het bericht terug
van "accoord" of "niet-accoord",
zonder enige nadere aanduiding.
Bij "niet-accoord" wordt de solli
citant altijd afgewezen, zonder
dat hem de reden wordt ver
strekt. Hoe "Bewaking" aan de
gegevens komt, is voor iedereen,
ook voor de personeelschefs, on
duidelijk. Bij "Bewaking"
werken nogal wat oud-politie
mensen.
In 1978 ontstond er rond Philips
wat meer duidelijkheid. In Else-
viers Weekblad verklaarde een
openhartige woordvoerder van
de Eindhovense politie, dat Phi
lips niet met een v.o.g. hoeft te
werken, maar "door de minister
aangewezen zou zijn als bedrijf,
dat rechtstreeks inlichtingen
mag vragen aan de politie". Dat
nu is een onmogelijkheid, en op
het ministerie van justitie be
greep men daar ook niets van.
Op het ogenblik loopt er een on
derzoek van de rijksrecherche
naar het uitlekken van politiege
gevens bij de rijkspolitie in het
district Roermond. Ook hier
duikt de naam van Philips weer
op. Bedrijven als Philips en DSM
zouden vertrouwelijke inlichtin
gen krijgen van rijkspolitiefunc-
Vragen van het Tweede Kamer
lid Nijpels (WD) aan de mi
nisters van binnenlandse za
ken en justitie over werk
zaamheden van ambtenaren
voor informatiebureaus
aug./sept. 1979
Hebben de bewindslieden
kennisgenomen van de uitla
tingen van een directeur van
een informatiebureau (in De
Telegraaf van 7-7-79), dat in
Nederland meer dan 6000
correspondenten voor infor
matiebureaus werkzaam
zijn, waarvan 80% ambte
naar zou zijn?
Ja.
Bevatten deze uitlatingen
naar de inzichten van de be
windslieden enige grond van
waarheid?
Wij hebben geen aanwijzin
gen, dat dit het geval zou zijn.
Is de minister van binnen
landse zaken bereidindien
vraag 2 bevestigend wordt
beantwoord via de daartoe
geschikte kanalen zijn
verontrusting te doen blij
ken?
Gezien het antwoord op de
vorige vraag zie ik geen reden
van verontrusting te doen
blijken.
Omvang
Persoonlijk heb ik meermalen van
personeelsfunctionarissen van
grote bedrijven vernomen, dat zij
hun sollicitanten niet om een
v.o.g. vragen, maar zich tot de
veiligheidsdienst van het eigen
bedrijf wenden. Deze perso
neelsfunctionarissen vroegen
zich evenmin af, hoe die interne
bedrijfsrecherches aan hun in
formatie komen.
In 1976 publiceerde de Vereniging
van Reclasseringsinstellingen
het onderzoek "Politie en Priva
cy", waarin 37 concrete gevallen
worden opgesomd, waarin vol
gens reclasseringsmedewerkers
de politie ten onrechte informa
tie zou hebben verstrekt.
Ook uit andere onderzoeken is ge
bleken dat de politie informatie
verstrekt aan bedrijven over sol
licitanten en (potentiële) cliën
ten.
Naast deze enquête- en onderzoek -
gegevens komen er incidenteel
concrete gevallen aan het dag
licht, doordat degene op wie de
informatie-verstrekking betrek
king heeft.daar lucht van krijgt
en er werk van gaat maken.
Om er precies achter te komen, hoe
wijd het illegale informatienet
werk is vertakt, lijkt ondoenlijk.
De rechtstreeks betrokkenen bij
deze informatie-uitwisselingen
zullen uiteraard weinig geneigd
zijn aan onderzoeken hun mede
werking te verlenen. Het opspo
ringsonderzoek, dat de rijksre
cherche thans instelt n.a.v. de
HP-publicaties, kan wat dat be
treft slechts van marginale bete
kenis zijn. De opsporing kan al
leen plaatsvinden als er sprake is
van concrete verdenkingen.
Vraag en aanbod
Valt er dan niets tegen deze illegale
informatiestromen te doen7 Ge
constateerd moet worden, dat er
op het terrein van vertrouwelijke
persoonsgegevens sprake is van
een zwarte markt. En iedere
zwarte markt is een moeilijk te
bestrijden kwaad. Ook hier gel
den de regels van vraag en aan
bod. En zolang er een kennelijk
grote vraag naar vertrouwelijke
gegevens blijft bestaan, zal het
aanbod zijn weg weten te vinden
De toenemende computerisering
van persoonsgegevens zal de
vraag alleen maar prikkelen.
Dat alles neemt niet weg, dat er
aanzetten zijn om vertrouwelijke
gegevensbestanden beter te gaan
beveiligen. Zo ligt er het ontwerp
van Wet op de Persoonsregistra
ties en is er een wetsontwerp op
de Politieregistraties in de maak
Geautomatiseerde bestanden
van persoonsgegevens bij de
overheid krijgen geleidelijk aan
ieder hun privacy-reglement.
Maar het gaat allemaal erg traag.
Uit het ingediende wetsontwerp
op de Persoonsregistraties blijkt,
dat "de regering bereid is zich te
beraden over de mogelijkheid en
de wenselijkheid van een afzon
derlijke wettelijke regeling voor
informatiebureaus" (cursiv. van
mij, Y.B.). Gehoopt mag worden,
dat de bevindingen van HP nu
zullen leiden tot meer voortva
rendheid bij de bewindslieden.
Slecht voorbeeld
In 1979 constateerde de rijksre
cherche n.a.v. een concreet ge
val, waarover kamervragen wa
ren gesteld, dat de bedrijfsveilig
heidsdienst van Heineken be
schikte over exacte gegevens uit
de justitiële documentatie, de
Centrale Recherche Informatie
dienst en de politie van de woon
plaats van een sollicitant. De
man was bij zijn sollicitatie afge
wezen, na nota bene tot sollicite
ren uitgenodigd te zijn, en had
om die reden argwaan gekregen.
Naar aanleiding van deze zaak
richtte de Stichting van de Ar
beid zich op 25-6-'81, op verzoek
van de minister van justitie, tot
de centrale organisaties van
werkgevers en werknemers, die
in de Stichting vertegenwoor
digd zijn, met het verzoek om
voortaan uitsluitend gebruik te
maken van de v.o.g.-procedure,
als men een onderzoek naar jus
titiële antecedenten van sollici
tanten wenst; en zich niet langer
tot de politie wenden.
Nu is het prachtig, dat de minister
van justitie dit vraagt, en mis
schien gaat hij dezelfde vraag nu
ook stellen voor wat betreft het
gebruik maken van informatie
bureaus. Maar de overheid
maakt zichzelf wel ongeloof
waardig door er een eigen proce
dure op na te houden bij het on
derzoek naar strafrechtelijke an
tecedenten voor sollicitanten bij
de (centrale) overheid Als de
overheid de v.o.g.-procedure zo
krachtig aanbeveelt bij anderen,
moet zij zich daar zelf niet aan
onttrekken.
Op deze wijze draagt de overheid
er zelf toe bij, dat particuliere
werkgevers zich ook het recht
voorbehouden om hun eigen we
gen te volgen Met alle kwalijke
uitwassen van dien.
(Yvo Baudoin is medewerker bij Hu-
manilas, vereniging voor maatschap
pelijke dienstverlening en samenle
vingsopbouw)
De adviescommissie voor de
voortgang van het industrie
beleid (in de wandeling
meestal de commissie-Wag-
ner genoemd, naar de voor
zitter. oud-president-direc
teur van Shell) heeft weer een
rapport uitgebracht. Het rap
port gaat grotendeels over
het industrie- en technologie
beleid. dat we hier niet zullen
behandelen. Een deel van het
rapport is echter gewijd aan
het beroepsonderwijs, waar
op we wat verder willen in
gaan.
Het rapport constateert dat de
beroepsopleiding in ons land
gebrekkig is georganiseerd.
Het gaat daarbij vooral om
jongeren van 16 jaar en ou
der. die deelnemen aan het
middelbaar en hoger be
roepsonderwijs. Dat onder
wijs volgt op het voortgezet
basisonderwijs, waaronder
begrepen wordt het lager be-
door
Henk Vredeling
roepsonderwijs zoals de lts
(vooral jongens) en het lhno
(vooral meisjes).
In Nederland is dat beroepson
derwijs vooral geconcen
treerd in het zogenaamde
dagonderwijs. Dat wil zeggen
dat het in scholen wordt ge
geven. De praktijkkant van
dat onderwijs wordt ook in
de school onderwezen. De
enige uitzondering daarop
vormt het leerlingstelsel. In
deze vorm van beroepsonder
wijs wordt het onderwijs op
school (1 2 dagen) gecombi
neerd met een opleiding in de
praktijk. Dat leerlingwezen is
echter in ons land niet sterk
ontwikkeld.
In ons land gaat nog geen tien
procent van de jongeren naar
het leerlingstelsel en daarvan
behaalt slechts de helft het
diploma. Bovendien is het
leerlingwezen heel erg con
junctuur-gevoelig: zodra het
economisch niet zo goed
meer gaat, nemen de bedrij
ven geen leerlingen meer
aan. Van eind '74-eind '82 is
de toetreding tot het echte
leerlingwezen vrijwel gehal
veerd!
Het gevolg hiervan is dat vele
jongeren zonder echte vakop
leiding de arbeidsmarkt be
treden via het arbeidsbureau.
Dat betekent dat zij direct na
het verlaten van de school als
werklozen worden ingeschre-
De commissie-Wagner is bui
tengewoon ontevreden met
deze situatie. Naar het oor
deel van de commissie zou
een beroepsopleiding in het
kader van het leerlingstelsel
voor iedereen de afsluiting
moeten vormen van het ge
wone onderwijs, voorzover
men althans niet via het vwo
naar universiteit of hoge
school doorstroomt.
Deze aanbeveling van de com-
missie-Wagner houdt in dat
het voortgezet basisonder
wijs geen eindonderwijs zou
mogen zijn, maar het voor
portaal van het leerlingstel
sel. Het leerlingwezen zou de
hoofdstroom van het be
roepsonderwijs in Nederland
moeten gaan vormen.
Het bijzondere van het leerling
wezen is de samenhang tus
sen leren en werken. De
praktijk staat hierbij centraal
en de school zorgt voor aan
vulling en verdieping. Daar
bij is het georganiseerde be
drijfsleven (werkgevers en
werknemers) verantwoorde
lijk voor de inhoud van de
praktijkkant van het onder
wijs.
Zoals gezegd is de positie van
het leerlingwezen zeer kwets
baar. Door de slechte econo
mische omstandigheden is
het aanbod van praktijkplaat
sen de laatste paar jaar sterk
afgenomen De werkgevers
blijken het beschikbaar stel
len van opleidingsplaatsen te
zien als luxe.
De commissie-Wagner beveelt
aan om de leer- en arbeids
overeenkomst voor de duur
van de opleiding aan te gaan.
Hierdoor vervalt de formele
verplichting van de werkge
ver om de jongere in dienst te
houden na afloop van zijn of
haar opleiding. Verder wordt
aanbevolen de beloning met
te binden aan het minimum
jeugdloon. Een vergoeding
afhankelijk van de aard en
het stadium van de opleiding,
acht men veel beter.
De laatste tijd neemt men proe
ven met een andere vorm van
vakopleiding in de vorm van
het zogenaamde kort middel
baar beroepsonderwijs
(kmbo). Dit is een tweejarige
opleiding waarbij het de be
doeling is dat men ook stage
loopt in de praktijk.
Het kort middelbaar beroeps
onderwijs richt zich iets meer
op de dienstverlenende be
roepen. De praktykervanng
met dit kmbo is volgens de
commissie-Wagner algemeen
niet erg gunstig. Dikwijls
fungeert het kmbo alleen
maar als middel om jongeren
op school te houden zonder
dat ze een afgeronde beroeps
opleiding ontvangen.
De commissie beveelt een inte
gratie aan van het kmbo en
het leerlingwezen. Het geor
ganiseerde bedrijfsleven zou
zich via de landelijke orga
nen uit het leerlingwezen ook
bezig moeten houden met de
stages van het kmbo.
Ook in het middelbaar en hoger
beroepsonderwijs wil de
commissie-Wagner meer aan
dacht voor de praktijkvor
ming. Die vorming zou ook
onder het toezicht moeten
komen van landelijke orga
nen uit het bedrijfsleven ver
gelijkbaar met het leerlings
telsel. In de bedry ven en kan
toren zouden ondernemmgs-
sraden moeten toezien op een
juiste toepassing van het
praktijkonderricht en stages.
Samenvattend vindt de com
missie-Wagner dat de verant
woordelijkheid voor de prak
tijkkant van het beroepson
derwijs veel sterker zou moe
ten worden gelegd bij de so
ciale partners uit het bedrijfs
leven. Voor de theoretische
vorming blijft de school de
eerst verantwoordelijke. De
departementen van onder
wijs en wetenschappen en
van sociale zaken en werkge
legenheid zullen daarby heel
nauw moeten samenwerken.
De commissie-Wagner wil op
korte termijn regionaal deze
nieuwe structuur van het be
roepsonderwijs invullen. Zij
heeft daarbij gedacht aan het
gebied van de Rijnmond voor
een eerste experiment in die
richting. Het zou zeer wense
lijk zijn dat de overheid en
het bedrijfsleven dit advies
ter harte zouden nemen en
snel tot besluiten zouden ko
men om het beroepsonder
wijs langs deze lijnen te orga
niseren.
Oud-minister en oud-Euro
Commisaris ir H Vredeling,
maakt deel uit txin de com
missie-Wagner.
Opsporing
De heer Jak van der Meulen heeft
in een tv-uitzending en in een ar
tikel in deze krant duidelijk uit
gesproken wat hij (als jurist en
docent strafrecht?) vindt van het
programma 'Opsporing ver
zocht'. 'Wansmaak en onfatsoen'
zijn de termen die hij bezigt te
gen een uitzending die alleen
maar tot doel heeft de politie in
lichtingen te verschaffen bij ge
pleegde moorden en grote dief
stallen. waaraan geweldpleging
vooraf is gegaan.
'Opsporing verzocht' is geen amu
sementsprogramma. Ook wor
den er tijdens het programma
geen heksenjachten ontketend.
De bedoeling is dat de burger
door middel van het geven tips,
de politie behulpzaam is by het
snelle oplossen van zware mis
drijven. In West-Duitsland ge
beurt dit al vele jaren met in
stemming en medewerking van
Justitie, evenals In Nederland
het geval is.
Ik begrijp niet dat de heer Van der
Meulen (natuurlijk jurist en do
cent strafrecht m Amsterdam,
waar elders vind je van die oppo
santen!) twee beschermende
handen houdt boven de hoofden
van misdadigers die moorden
hebben gepleegd Kan hy me
eens duidelijk uitleggen wat hy
precies bedoelt met 'een veel
minder ernstige vorm van le
vensberoving en 'een ernstige
vorm'?
Ik begrijp niet dat deze 'jurist' tot
de uitspraak kan komen dat 'ver
dachte Richard, na te zyn vrijge
komen, maar beter kan emigre
ren Want hoewel het juist niet
ging om moord is het kwaad van
de door de televisie aangebrach
te onuitwisbare bestempeling
moordenaar reeds geschied',
schrijft Van der Meulen Een feit
is dot Richard een vrouw heeft
vermoord en niemand - ook Van
der Meulen niet- weet wat deze
vrouw heeft doorgemaakt voor
BtJari Wil Van (k i kfatilM dal
wij ook maar enig begrip tonen
voor moordenaar Richard7 Het
is de rechter die daarover moet
oordelen en zyn straf moet uit
spreken. Maar om nu by voor
baat verzachtende omstandighe
den aan te voeren als 'htj zou
hebben gedronken', dat gaat een
ieder die over enig rechtsgevoel
hwhlkt net te ver
Uit bovenstaande blijkt dat ik deze
juristen niet mag. Wat my betreft
mogen deze figuren met onmid-
dellyke kopal NNI 11
in Friesland te werk worden ge
steld. Misschien dat frisse lucht
en zware arbeid het denken van
deze juristen gunstig zal bcin
vloeden.
L.J. van de Meidc.
HL.
Katwyk
Door de redactie ingekort