c Werk voor iedereen werkgelegenheid paioce Wijdvertakte handel in vertrouwelijke gegevens Overdraagbaar recht op arbeid HMfeiiËgaui Meer praktijk in beroepsonderwijs LEZERS SCHRIJVEN DONDERDAG 17 FEBRUARI 1983 Meningen Het aantal werklozen groeit enorm en de werkgelegenheidssituatie wordt steeds slechter. Politieke partijen onderstrepen de nood zaak om te komen tot arbeidsver deling. De plannen variëren van invoering van deeltijdarbeid op vrijwillige basis tot verplichte ar beidstijdverkorting naar een 25- urige werkweek. Discussies over recht op arbeid, basisinkomen(s) voor een ieder, positie (rol) van de vrouw, jeug digen en minderheden als kwets bare groepen op de arbeids markt, worden terecht in nauwe samenhang met de werk gelegenheidsproblemen ge voerd. Voor- en met name nade- door Paul van Ark len van elk genoemd voorstel zijn nog wel aan te geven. Nieuwe suggesties zijn duidelijk schaarser, terwijl juist hieraan behoefte is. Bij een poging een suggestie te geven heb ik ge tracht rekening te houden met de volgende belangrijke punten. Arbeid betekent (nog) inkom sten; arbeidsverdeling zal tot in komensverdeling leiden; de be reidheid hiertoe zal sterk afhan gen van de mate in hoeverre de consequenties voor het inkomen aanvaardbaar zijn. De positie van de (emanciperen de) vrouw in de samenleving; er zal gehoor moeten worden gege ven aan de behoefte van vrou wen om op gelijkwaardige wijze aan het arbeidsproces deel te ne men. Het individuele recht op arbeid en op van arbeid afgeleid inko men; naarmate dit recht meer wordt onderschreven lijkt de concrete invulling moeilijker te worden. Onmacht leidt blijkbaar tot onderstreping van uitgangs punten. Toch is juist op dit punt naar mijn mening een nadere richting aan te geven. "Verkoopbaar recht" Mijn idee komt in het kort op het volgende neer. Tedereen (man en vrouw; gehuwd en ongehuwd) boven een bepaal de leeftijd (b.v. 18 jaar) krijgt recht op een aantal arbeidsuren dan wel op een uitkering dat daarvan is afgeleid. Dit laatste in dien geen passende arbeid be schikbaar is. Gedacht kan wor den aan een ieder die niet meer leerplichtig is en geen dagstudie volgt. Gemakshalve wordt hier van een recht op 20 uur (betaal de) arbeid uitgegaan. In werkelijkheid zal dit moeten af hangen van de totale beschikba re werkgelegenheid. Een ieder krijgt het recht om zijn arbeidsuren voor een bepaalde periode (3 jaar bijvoorbeeld) over te dragen. Je kan als het ware tij delijk arbeidsuren "verkopen" of "verhuren". Minder uren over dragen is ook mogelijk. Men be houdt dan nog recht op de over gebleven uren. In principe mag niemand een arbeidsovereen komst van méér dan 20 uur per week aangaan. Hiervan kan al leen worden afgeweken wanneer men door middel van het kopen van uren (van partner of anders zins) over meer uren beschikt. Meer dan 40 uur zou echter in be ginsel niet mogelijk moeten zijn (eventueel al dan niet boven een bepaald inkomen; dat is een kwestie van inkomenspolitiek). Degene die zijn recht op arbeid voor zekere periode heeft over gedragen, heeft niet nog eens recht op een sociale uitkering. Wel, en dat is belangrijk, heeft men recht op een gelijk bedrag. De plicht tot uitbetaling ligt hier bij degene aan wie men zijn uren heeft verkocht. Ook valt te over wegen deze verplichting te leg- fy% 0 *1 gen bij zijn/haar werkgever die het bedrag op het loon (van ko per) inhoudt. Na verloop van tijd kan men over wegen zelf gebruik te gaan ma ken van het "recht op arbeid". Dit kan dan leiden tot deelname aan het arbeidsproces of, indien er geen passend werk blijkt te zijn, tot een sociale uitkering. In beide situaties blijft de "zelfstan digheid" behouden. Degene aan wie een aantal ar beidsuren is overgedragen, zal indien het "contract" afloopt en niet wordt verlengd, weer korter moeten gaan werken (20 uur). Dit betekent gedeeltelijk ontslag. Men ontvangt hiervoor, uiter aard, geen uitkering. Iemand met een eigen huishouden die niet in combinatie met een ander tot een gemeenschappelijk inkomen van 40 uur kan komen (en hieraan gekoppelde verde ling van vaste lasten) zou recht op een groter aantal uren moeten hebben (b.v. 30 uur). Onbetaalde arbeid b.v. vrijwilligerswerk, waarvoor normaliter geen loon wordt betaald, blijft onbeperkt mogelijk. Zoals uit het voorafgaande blijkt is het grondidee te komen tot "ba sisbanen" van 20 uur met hier aan gekoppeld voor ieder, een recht op arbeid dat overgedragen kan worden (aan partner, huisge noot, vriend(in) etc.). Motivering In situaties (b.v. huwelijk) waarin men tot een bepaalde taakverde ling besluit b.v. dat de man 40 uur gaat werken betekent dit in mindere mate dan nu het ge val is dat de vrouw de afhankelij ke partij vormt. Er lijkt meer sprake van wederzijdse afhanke lijkheid. Ook al vloeit het in de gemeen schappelijke pot, de eigen bijdra ge van de vrouw blijft niettemin wel duidelijk. Een bedrag gelijk aan een uitkering is immers van haar. Wie ervoor kiest de "arbeidsuren" te verkopen, kan na verloop van het "contract" besluiten zelf werk te zoeken. Hieruit kan een ander, meer toekomstgericht, denken voortvloeien. Dit geldt met name voor degenen die van uit hun rolpatroon geen zicht hadden op enige (Financiële) zelf standigheid/onafhankelijkheid. Situaties die we nu nog wel aan- !8ilBi i ri i j' f treffen, dat binnen één leefge meenschap voor 80 uur of meer aan inkomsten per week wordt verdiend, zullen sterk worden te ruggebracht, zonder dat dit noodzakelijkerwijs erop neer komt dat de vrouw "dus" de huishoudelijke taak weer moet oppakken. Immers wanneer bei de partners geëmancipeerd den ken zal men kiezen voor een si tuatie die voor beide partnes be vredigend is (b.v. ieder 20 uur). Zowel voor "conservatieve" als "zeer moderne" leefgemeen schappen komt er ruimte Het bedrijfsleven zal, bij algemene invoering, wel deeltijdbanen van 20 uur op alle niveaus in de orga nisaties moeten creëren. Dit be tekent dat de kans op promotie- gevende taken voor degenen die korter dan 40 uur werken zullen toenemen. Kanttekeningen De bedoeling is een basisidee aan te dragen. Een idee dat wellicht nadere bestudering waard is. Ui teraard is invoering op korte ter mijn niet haalbaar. De proble men bij invoering zijn mij niet onbekend en zjjn voor een groot deel dezelfde die aan andere plannen kleven. Een groot knel punt is ongetwijfeld de registra- tieproblematiek. Ook de vaststel ling van het aantal arbeidsuren is niet eenvoudig. Op het idee zijn allerlei varianten (in uren, duur contract, al dan geen overwerk of overschrijding van 40 uur toegestaan tot be paald inkomen, uitstel of gelei delijke invoering in sectoren waarin arbeidstekort dreigt, enz.) mogelijk. Als belangrijk voordeel zie ik het samengaan van rechtvaardige ar- beids- en inkomstenverdeling. Verder worden voorwaarden ge schapen, waardoor gelijke zelf standigheid binnen een leefge meenschap eerder kan worden bereikt. Kortom een gedachte waaraan de politieke partijen, in een periode van ingrijpende maatregels, niet zonder meer voorbij mogen gaan. (Paul van Ark is beleidsmedewerker personeelszaken bij de Centrale Direc tie van de PTT) Meningen op deze pagina zijn voor rekening van de auteurs Het groeiend aantal werklozen maakt het noodzakelijk te komen tot arbeidsverdeling. Iedereen heeft recht op arbeid, of liever gezegd een aantal arbeidsuren, die hij mag verkopenof "verhuren". Het weekblad Haagse Post heeft nogal wat stof doen opwaaien met zijn berichtgeving over par ticuliere informatiebureaus. De HP-publicaties van 5 en 12 fe bruari verschaffen concrete aan wijzingen voor het bestaan van een wijdvertakt systeem van handel in vertrouwelijke gege vens, met name politiegegevens. Particuliere bedrijven (waaronder banken en verzekeringsmaat schappijen) die meer willen we ten over de betrouwbaarheid van handelsrelaties, cred iet vragers door Yvo Baudoin e.d., en hun handen schoon wil len houden, richten zich niet rechtstreeks tot de politie, maar tot informatiebureaus. De grote informatiebureaus, die eveneens hun handen schoon willen hou den, maken weer gebruik van kleine informatiebureaus, die dan het "vuile werk" doen; d.w.z. zij vragen via hun contacten bin nen het politie-apparaat de straf rechtelijke antecedenten voor hun grotere opdrachtgevers op. *e politiemensen die zich, al dan niet tegen betaling, voor dit werk lenen, worden in de taal van de informatiebureaus (nogal eufe mistisch) gerekend tot de "cor respondenten". Althans, zo ziet ongeveer het patroon eruit, dat door HP aan het daglicht wordt gebracht. Strafbaar De meeste informatiebureaus werken met correspondenten. Mensen die, in een min of meer vaste relatie tot informatiebu reaus, desverlangd informatie verstrekken over personen. Dat hoeft lang niet altijd illegaal te zijn. Maar als ambtenaren, zoals politiefunctionarissen, in die rol optreden, zijn zowel die ambte naren als de informatievragers strafbaar. Ambtenaren schenden dan hun ambtelijke geheimhou dingsplicht; en als zy giften of beloften aannemen, maken zij zich bovendien schuldig aan cor ruptie. De informatiebureaus, die gebruik maken van de diensten van amb tenaren, zijn strafbaar resp. op grond van opzettelijke uitlok king van een strafbaar feit en omkoping van een ambtenaar. Deze strafbaarheid heeft kenne lijk weinig beletsel gevormd voor het ontstaan van het illegale informatie-netwerk. Old boys network De contacten tussen informatiebu reaus en politie blijken meestal gebaseerd te zijn op de persoon lijke relaties tussen politiemen sen en oud-collega's die nu bij in formatiebureaus werken of zelf zo'n bedrijfje hebben opgezet. Een vergelijkbaar patroon wordt vermoed in de relaties tussen po litie en ex-collega's bij de interne veiligheidsdiensten van particu liere en (semi-)overheidsbedrij- ven. De contacten tussen politie functionarissen en ex-collega's bij informatiebureaus en be- drijfs veiligheidsdiensten wor den in binnen- en buitenland aangeduid met de term "old boys network". Philips Eén van de grote bedrijven, waar bij de reclassering uitgesproken vermoedens heeft over het be staan van illegale informatie-uit wisseling tussen polite en inter ne veiligheidsdienst, is Philips. De reclassering is steeds alert op de sollicitatiekansen van haar cliënten, want wie geen werk heeft, zal zich des te moeilijker kunnen handhaven zonder (op nieuw) de wet te overtreden. Als een werkgever meer zekerheid wil hebben over strafrechtelijke risico's van een sollicitant, kan hij die sollicitant vragen een 'ver klaring omtrent het gedrag' (v.o.g.) over te leggen. De sollici tant moet deze zelf opvragen bij de burgemeester van zijn of haar woonplaats en het is de burge meester die daarover beslist. De ze procedure waarborgt een gro tere objectiviteit en de werkge ver krijgt op die manier geen in zage in strafrechtelijke antece denten. In 1976 bleek ons echter, dat Philips nooit van de v.o.g.- procedure voor sollicitanten ge bruik maakt, maar aan de interne bedrijfsrecherche (de dienst "Be waking") vraagt een onderzoek naar het verleden van sollicitan ten in te stellen. Van "Bewa king" komt dan het bericht terug van "accoord" of "niet-accoord", zonder enige nadere aanduiding. Bij "niet-accoord" wordt de solli citant altijd afgewezen, zonder dat hem de reden wordt ver strekt. Hoe "Bewaking" aan de gegevens komt, is voor iedereen, ook voor de personeelschefs, on duidelijk. Bij "Bewaking" werken nogal wat oud-politie mensen. In 1978 ontstond er rond Philips wat meer duidelijkheid. In Else- viers Weekblad verklaarde een openhartige woordvoerder van de Eindhovense politie, dat Phi lips niet met een v.o.g. hoeft te werken, maar "door de minister aangewezen zou zijn als bedrijf, dat rechtstreeks inlichtingen mag vragen aan de politie". Dat nu is een onmogelijkheid, en op het ministerie van justitie be greep men daar ook niets van. Op het ogenblik loopt er een on derzoek van de rijksrecherche naar het uitlekken van politiege gevens bij de rijkspolitie in het district Roermond. Ook hier duikt de naam van Philips weer op. Bedrijven als Philips en DSM zouden vertrouwelijke inlichtin gen krijgen van rijkspolitiefunc- Vragen van het Tweede Kamer lid Nijpels (WD) aan de mi nisters van binnenlandse za ken en justitie over werk zaamheden van ambtenaren voor informatiebureaus aug./sept. 1979 Hebben de bewindslieden kennisgenomen van de uitla tingen van een directeur van een informatiebureau (in De Telegraaf van 7-7-79), dat in Nederland meer dan 6000 correspondenten voor infor matiebureaus werkzaam zijn, waarvan 80% ambte naar zou zijn? Ja. Bevatten deze uitlatingen naar de inzichten van de be windslieden enige grond van waarheid? Wij hebben geen aanwijzin gen, dat dit het geval zou zijn. Is de minister van binnen landse zaken bereidindien vraag 2 bevestigend wordt beantwoord via de daartoe geschikte kanalen zijn verontrusting te doen blij ken? Gezien het antwoord op de vorige vraag zie ik geen reden van verontrusting te doen blijken. Omvang Persoonlijk heb ik meermalen van personeelsfunctionarissen van grote bedrijven vernomen, dat zij hun sollicitanten niet om een v.o.g. vragen, maar zich tot de veiligheidsdienst van het eigen bedrijf wenden. Deze perso neelsfunctionarissen vroegen zich evenmin af, hoe die interne bedrijfsrecherches aan hun in formatie komen. In 1976 publiceerde de Vereniging van Reclasseringsinstellingen het onderzoek "Politie en Priva cy", waarin 37 concrete gevallen worden opgesomd, waarin vol gens reclasseringsmedewerkers de politie ten onrechte informa tie zou hebben verstrekt. Ook uit andere onderzoeken is ge bleken dat de politie informatie verstrekt aan bedrijven over sol licitanten en (potentiële) cliën ten. Naast deze enquête- en onderzoek - gegevens komen er incidenteel concrete gevallen aan het dag licht, doordat degene op wie de informatie-verstrekking betrek king heeft.daar lucht van krijgt en er werk van gaat maken. Om er precies achter te komen, hoe wijd het illegale informatienet werk is vertakt, lijkt ondoenlijk. De rechtstreeks betrokkenen bij deze informatie-uitwisselingen zullen uiteraard weinig geneigd zijn aan onderzoeken hun mede werking te verlenen. Het opspo ringsonderzoek, dat de rijksre cherche thans instelt n.a.v. de HP-publicaties, kan wat dat be treft slechts van marginale bete kenis zijn. De opsporing kan al leen plaatsvinden als er sprake is van concrete verdenkingen. Vraag en aanbod Valt er dan niets tegen deze illegale informatiestromen te doen7 Ge constateerd moet worden, dat er op het terrein van vertrouwelijke persoonsgegevens sprake is van een zwarte markt. En iedere zwarte markt is een moeilijk te bestrijden kwaad. Ook hier gel den de regels van vraag en aan bod. En zolang er een kennelijk grote vraag naar vertrouwelijke gegevens blijft bestaan, zal het aanbod zijn weg weten te vinden De toenemende computerisering van persoonsgegevens zal de vraag alleen maar prikkelen. Dat alles neemt niet weg, dat er aanzetten zijn om vertrouwelijke gegevensbestanden beter te gaan beveiligen. Zo ligt er het ontwerp van Wet op de Persoonsregistra ties en is er een wetsontwerp op de Politieregistraties in de maak Geautomatiseerde bestanden van persoonsgegevens bij de overheid krijgen geleidelijk aan ieder hun privacy-reglement. Maar het gaat allemaal erg traag. Uit het ingediende wetsontwerp op de Persoonsregistraties blijkt, dat "de regering bereid is zich te beraden over de mogelijkheid en de wenselijkheid van een afzon derlijke wettelijke regeling voor informatiebureaus" (cursiv. van mij, Y.B.). Gehoopt mag worden, dat de bevindingen van HP nu zullen leiden tot meer voortva rendheid bij de bewindslieden. Slecht voorbeeld In 1979 constateerde de rijksre cherche n.a.v. een concreet ge val, waarover kamervragen wa ren gesteld, dat de bedrijfsveilig heidsdienst van Heineken be schikte over exacte gegevens uit de justitiële documentatie, de Centrale Recherche Informatie dienst en de politie van de woon plaats van een sollicitant. De man was bij zijn sollicitatie afge wezen, na nota bene tot sollicite ren uitgenodigd te zijn, en had om die reden argwaan gekregen. Naar aanleiding van deze zaak richtte de Stichting van de Ar beid zich op 25-6-'81, op verzoek van de minister van justitie, tot de centrale organisaties van werkgevers en werknemers, die in de Stichting vertegenwoor digd zijn, met het verzoek om voortaan uitsluitend gebruik te maken van de v.o.g.-procedure, als men een onderzoek naar jus titiële antecedenten van sollici tanten wenst; en zich niet langer tot de politie wenden. Nu is het prachtig, dat de minister van justitie dit vraagt, en mis schien gaat hij dezelfde vraag nu ook stellen voor wat betreft het gebruik maken van informatie bureaus. Maar de overheid maakt zichzelf wel ongeloof waardig door er een eigen proce dure op na te houden bij het on derzoek naar strafrechtelijke an tecedenten voor sollicitanten bij de (centrale) overheid Als de overheid de v.o.g.-procedure zo krachtig aanbeveelt bij anderen, moet zij zich daar zelf niet aan onttrekken. Op deze wijze draagt de overheid er zelf toe bij, dat particuliere werkgevers zich ook het recht voorbehouden om hun eigen we gen te volgen Met alle kwalijke uitwassen van dien. (Yvo Baudoin is medewerker bij Hu- manilas, vereniging voor maatschap pelijke dienstverlening en samenle vingsopbouw) De adviescommissie voor de voortgang van het industrie beleid (in de wandeling meestal de commissie-Wag- ner genoemd, naar de voor zitter. oud-president-direc teur van Shell) heeft weer een rapport uitgebracht. Het rap port gaat grotendeels over het industrie- en technologie beleid. dat we hier niet zullen behandelen. Een deel van het rapport is echter gewijd aan het beroepsonderwijs, waar op we wat verder willen in gaan. Het rapport constateert dat de beroepsopleiding in ons land gebrekkig is georganiseerd. Het gaat daarbij vooral om jongeren van 16 jaar en ou der. die deelnemen aan het middelbaar en hoger be roepsonderwijs. Dat onder wijs volgt op het voortgezet basisonderwijs, waaronder begrepen wordt het lager be- door Henk Vredeling roepsonderwijs zoals de lts (vooral jongens) en het lhno (vooral meisjes). In Nederland is dat beroepson derwijs vooral geconcen treerd in het zogenaamde dagonderwijs. Dat wil zeggen dat het in scholen wordt ge geven. De praktijkkant van dat onderwijs wordt ook in de school onderwezen. De enige uitzondering daarop vormt het leerlingstelsel. In deze vorm van beroepsonder wijs wordt het onderwijs op school (1 2 dagen) gecombi neerd met een opleiding in de praktijk. Dat leerlingwezen is echter in ons land niet sterk ontwikkeld. In ons land gaat nog geen tien procent van de jongeren naar het leerlingstelsel en daarvan behaalt slechts de helft het diploma. Bovendien is het leerlingwezen heel erg con junctuur-gevoelig: zodra het economisch niet zo goed meer gaat, nemen de bedrij ven geen leerlingen meer aan. Van eind '74-eind '82 is de toetreding tot het echte leerlingwezen vrijwel gehal veerd! Het gevolg hiervan is dat vele jongeren zonder echte vakop leiding de arbeidsmarkt be treden via het arbeidsbureau. Dat betekent dat zij direct na het verlaten van de school als werklozen worden ingeschre- De commissie-Wagner is bui tengewoon ontevreden met deze situatie. Naar het oor deel van de commissie zou een beroepsopleiding in het kader van het leerlingstelsel voor iedereen de afsluiting moeten vormen van het ge wone onderwijs, voorzover men althans niet via het vwo naar universiteit of hoge school doorstroomt. Deze aanbeveling van de com- missie-Wagner houdt in dat het voortgezet basisonder wijs geen eindonderwijs zou mogen zijn, maar het voor portaal van het leerlingstel sel. Het leerlingwezen zou de hoofdstroom van het be roepsonderwijs in Nederland moeten gaan vormen. Het bijzondere van het leerling wezen is de samenhang tus sen leren en werken. De praktijk staat hierbij centraal en de school zorgt voor aan vulling en verdieping. Daar bij is het georganiseerde be drijfsleven (werkgevers en werknemers) verantwoorde lijk voor de inhoud van de praktijkkant van het onder wijs. Zoals gezegd is de positie van het leerlingwezen zeer kwets baar. Door de slechte econo mische omstandigheden is het aanbod van praktijkplaat sen de laatste paar jaar sterk afgenomen De werkgevers blijken het beschikbaar stel len van opleidingsplaatsen te zien als luxe. De commissie-Wagner beveelt aan om de leer- en arbeids overeenkomst voor de duur van de opleiding aan te gaan. Hierdoor vervalt de formele verplichting van de werkge ver om de jongere in dienst te houden na afloop van zijn of haar opleiding. Verder wordt aanbevolen de beloning met te binden aan het minimum jeugdloon. Een vergoeding afhankelijk van de aard en het stadium van de opleiding, acht men veel beter. De laatste tijd neemt men proe ven met een andere vorm van vakopleiding in de vorm van het zogenaamde kort middel baar beroepsonderwijs (kmbo). Dit is een tweejarige opleiding waarbij het de be doeling is dat men ook stage loopt in de praktijk. Het kort middelbaar beroeps onderwijs richt zich iets meer op de dienstverlenende be roepen. De praktykervanng met dit kmbo is volgens de commissie-Wagner algemeen niet erg gunstig. Dikwijls fungeert het kmbo alleen maar als middel om jongeren op school te houden zonder dat ze een afgeronde beroeps opleiding ontvangen. De commissie beveelt een inte gratie aan van het kmbo en het leerlingwezen. Het geor ganiseerde bedrijfsleven zou zich via de landelijke orga nen uit het leerlingwezen ook bezig moeten houden met de stages van het kmbo. Ook in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs wil de commissie-Wagner meer aan dacht voor de praktijkvor ming. Die vorming zou ook onder het toezicht moeten komen van landelijke orga nen uit het bedrijfsleven ver gelijkbaar met het leerlings telsel. In de bedry ven en kan toren zouden ondernemmgs- sraden moeten toezien op een juiste toepassing van het praktijkonderricht en stages. Samenvattend vindt de com missie-Wagner dat de verant woordelijkheid voor de prak tijkkant van het beroepson derwijs veel sterker zou moe ten worden gelegd bij de so ciale partners uit het bedrijfs leven. Voor de theoretische vorming blijft de school de eerst verantwoordelijke. De departementen van onder wijs en wetenschappen en van sociale zaken en werkge legenheid zullen daarby heel nauw moeten samenwerken. De commissie-Wagner wil op korte termijn regionaal deze nieuwe structuur van het be roepsonderwijs invullen. Zij heeft daarbij gedacht aan het gebied van de Rijnmond voor een eerste experiment in die richting. Het zou zeer wense lijk zijn dat de overheid en het bedrijfsleven dit advies ter harte zouden nemen en snel tot besluiten zouden ko men om het beroepsonder wijs langs deze lijnen te orga niseren. Oud-minister en oud-Euro Commisaris ir H Vredeling, maakt deel uit txin de com missie-Wagner. Opsporing De heer Jak van der Meulen heeft in een tv-uitzending en in een ar tikel in deze krant duidelijk uit gesproken wat hij (als jurist en docent strafrecht?) vindt van het programma 'Opsporing ver zocht'. 'Wansmaak en onfatsoen' zijn de termen die hij bezigt te gen een uitzending die alleen maar tot doel heeft de politie in lichtingen te verschaffen bij ge pleegde moorden en grote dief stallen. waaraan geweldpleging vooraf is gegaan. 'Opsporing verzocht' is geen amu sementsprogramma. Ook wor den er tijdens het programma geen heksenjachten ontketend. De bedoeling is dat de burger door middel van het geven tips, de politie behulpzaam is by het snelle oplossen van zware mis drijven. In West-Duitsland ge beurt dit al vele jaren met in stemming en medewerking van Justitie, evenals In Nederland het geval is. Ik begrijp niet dat de heer Van der Meulen (natuurlijk jurist en do cent strafrecht m Amsterdam, waar elders vind je van die oppo santen!) twee beschermende handen houdt boven de hoofden van misdadigers die moorden hebben gepleegd Kan hy me eens duidelijk uitleggen wat hy precies bedoelt met 'een veel minder ernstige vorm van le vensberoving en 'een ernstige vorm'? Ik begrijp niet dat deze 'jurist' tot de uitspraak kan komen dat 'ver dachte Richard, na te zyn vrijge komen, maar beter kan emigre ren Want hoewel het juist niet ging om moord is het kwaad van de door de televisie aangebrach te onuitwisbare bestempeling moordenaar reeds geschied', schrijft Van der Meulen Een feit is dot Richard een vrouw heeft vermoord en niemand - ook Van der Meulen niet- weet wat deze vrouw heeft doorgemaakt voor BtJari Wil Van (k i kfatilM dal wij ook maar enig begrip tonen voor moordenaar Richard7 Het is de rechter die daarover moet oordelen en zyn straf moet uit spreken. Maar om nu by voor baat verzachtende omstandighe den aan te voeren als 'htj zou hebben gedronken', dat gaat een ieder die over enig rechtsgevoel hwhlkt net te ver Uit bovenstaande blijkt dat ik deze juristen niet mag. Wat my betreft mogen deze figuren met onmid- dellyke kopal NNI 11 in Friesland te werk worden ge steld. Misschien dat frisse lucht en zware arbeid het denken van deze juristen gunstig zal bcin vloeden. L.J. van de Meidc. HL. Katwyk Door de redactie ingekort

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 11