1982 terugblik Oppasser Prins (75) wandelt nog eens door "zijn" park Wenskaart een statussymbool PAGINA XII VRIJDAG 31 DECEMBER Het Dierenpark Wassenaar lijkt onafwendbaar op zijn einde af te stevenen. Einde oktober heeft de familie Louwman, eigenaar van het park, de miserabele financiële situatie van het bedrijf bekendgemaakt. Vijfenveertig arbeidsplaatsen gaan verloren wanneer geen redder komt opdagen. Het betekent echter ook het verlies van een belanghebbend cultureel verschijnsel in onze regio. Diverse hulpacties zijn intussen op gang gekomen. Van een handtekeningactie door het personeel tot een brief waarin de provinciale overheid de gemeenten stimuleert om het park te hulp te komen. Of één van die acties ook tot het uiteindelijke resultaat zal leiden dat het park behouden kan blijven, moet echter worden betwijfeld. In een tijd van economische teruggang staat geen enkele instantie te trappelen een naam toe te voegen aan het al respectabele lijstje van gesubsidieerde instellingen. De laatste dagen van Dierenpark Wassenaar zouden wel eens geteld kunnen zijn. De ooggetuigen... Geen goed woord heeft hij er voor over. Voor de gemeen te Wassenaar. "Hij" is, Jac. M. van Dooyeweert, mana ger van Dierenpark Wasse naar. "Nadat wij op 20 okto ber op onze persconferen tie het naderende einde van het park hadden bekendge maakt, had de burgemees ter de volgende ochtend toch hier moeten zitten met de vraag of hij iets voor ons zou kunnen doen", scham pert Van Dooyeweert. "Maar niets van dat alles". Verontwaardiging spreekt uit zijn toon. Onbegrijpelijk vindt hy zo'n houding. Van Dooyeweert ziet wel red ding voor het park. "Wanneer de gemeenten in de regio sa men subsidie zouden geven, moet het lukken. Misschien dat de provincie dan ook een duit in het zakje doet", hoopt hij. Maar hij geeft eerlijk toe, niet zoveel hoop meer te heb ben. "De subsidiekranen zijn niet alleen dicht, ze bestéén niet eens meer: de stoppen zit ten zelfs al op de pijpen". Het verlies dat het dierenpark dit jaar lijdt zal waarschijnlijk de één miljoen gulden overschrij den. "Er is altijd al verlies ge weest", legt Van Dooyeweert uit, maar nu gaat het niet lan ger. Teleurgesteld De bloeitijd van het park was aan het einde van de jaren zestig, begin jaren zeventig. Driehon derdvijftigduizend mensen he pen in die periode jaarlijks door de hekken van het park naar binnen. Om rendabel te kunnen draaien zouden dat er nu zo'n half miljoen moeten zijn. Doch het waren er in 1981 slechts 250.000. De hoge be drijfskosten van het dieren park worden met name veroor zaakt door die voor het perso neel dat 365 dagen per jaar, ui teraard in ploegendiensten, in touw moet zijn. Daarbovenop komen dan de stijgende ener giekosten voor de dierenver blijven. Het ziet er daarom naar uit dat de in 1937 als een unieke vogelcol lectie begonnen dierentuin de poort voorgoed moet sluiten. Want zonder de 10 tot 12 gulden subsidie waarop Artis en Bij dorp op elk verkocht kaartje jaarlijks van gemeentewege kunnen rekenen, kan het Die renpark Wassenaar het even min meer stellen. Maar er zijn geen hoopvolle tekenen die er op wijzen dat de regiogemeen ten gezamenlijk met dat be drag over de brug zullen ko men. "En dat terwijl we groter zijn dan elk van die twee par ken", brengt directeur Louw man, teleurgesteld, naar voren. "Eeuwig zonde "Eeuwig zonde, meneer, eeuwig zonde". Hij onderbreekt z'n wandelpas om, stilstaand, zijn woorden nog meer kracht bij te zetten. "Elk vrij uurtje bracht de oude mijnheer Louwman hier door om het dierenpark op te bouwen tot wat het nu is. En met wét voor enthousiasme. Je moest ge woon zorgen dat je hem 's avonds niet om zeven uur nog tegenkwam, want dan hield hij je tot elven aan de praat met verhalen over uitbreiding en verbetering". Aan het woord is Reinier Prins (75). Hij heeft het allemaal meegemaakt. Vanaf het voor zichtige, prille begin van de dierentuin tot het uitgestrekte Dierenpark Wassenaar dat het nu is. De apenrots, het bassin voor de zeeleeuwen, de be roemde Louise-hal: ze zyn alle maal in zijn tijd gebouwd. Ster ker nog: zélf heeft hij aan de bouw meegewerkt. Nu staat "zijn" park op het punt de poorten voorgoed te sluiten. En als hij dóérover praat lijkt het net alsof hij het eigenlijk niet gelooft. Gehecht Reinier Prins heeft het overgrote deel van zijn arbeidzame leven in Dierenpark Wassenaar door gebracht. In het laatste oor logsjaar is hij er begonnen. Voor 35 gulden per zevendaag se werkweek en drie vakantie dagen per jaar. Verreweg de langste tijd was hij oppasser van de hoefdieren, de zebra's, lama's, giraffen en olifanten. Met die laatste had hij het meeste contact. In de kleine huiskamer van de voormalige koetsierswoning van het achttiende eeuwse landgoed Oud Clingendael, waar Prins en zijn vrouw al tientallen jaren wonen, vertelt hij vertederd over Mira, die als baby-olifantje aan zijn zorgen werd toevertrouwd. "Ik heb die aan het eten gekregen", zegt hij niet zonder trots. "Bal letjes van rijst maakte ik, met banaan erin. Mira was zó aan mij gehecht dat de baby-olifant door geen vier man was tegen te houden wanneer ik haar riep. Ik kon zo met haar door het restaurant lopen. Ze week geen centimeter van me". Zijn vrouw, in een zelf gebreid mantelpakje van door Prins gesponnen lama- en kameel door Hans Sonders Met olifanten is Prins de beste maatjes haar, brengt hem de grote foto die hij nog van de olifant heeft. "Tien jaar oud is ze maar ge worden", zegt hij naar de foto kijkend. "Plotseling werd ze ziek en binnen een paar dagen was ze dood. Waaraan ze is ge storven weet niemand". Mist Het was een prachtige herfstdag en de zon heeft geschenen als of ze haar zomerse kracht voor de laatste maal van dit jaar mens en dier in herinnering wilde brengen. Maar tijdens onze wandeling door het park valt de middag in met de eerste mist van het négaar, die een doordringende waterkoude meebrengt. We lopen over de bijna verlaten paden van het dierenpark. Prins kent ze als Foto: Dirk Ketting zijn broekzak. Misschien nog wel beter. "Vroeger hadden we kolenkachels", legt hij uit. "In de apenverblijven, de olifan- tenstal, het vogelhuis, overal stonden kachels. En die moest ik in het pikkedonker, 's avonds om een uur of tien, bij vullen. Dan leer je zelfs blind de weg". Terwijl de snel opkomende mis tslierten steeds meer dieren aan onze ogen onttrekken, lo pen we langs de kooien van de roofvogels. Langs de grijze en Frasers Oehoes, de prachtig gestreepte sneeuwuil en de Sa- rus, grootste kraanvogel van Azië, die luid en doordringend in gesprek is met een geveder de vriend of vriendin in een an der deel van het park. Langs de Andeskondor, grootste roofvo gel ter wereld, majestueus als een pilaarheilige op zijn afge zaagde boomstam, en de ko- nings- en monnikksgieren. Volkomen onbewust als ze zijn van de onzekere toekomst die hen wacht: majesteitelijk, ver- verheven boven economische recessie, magere jaren en an der maatschappelijk onheil. Melancholisch De sneeuwuil volgt ons met prie mende, helderklare, gele ogen. "Ja, die blijft de winter wel buiten, die kan ertegen, net zo als de kamelen daar trouwens. Ze vinden het juist heerlijk om door de sneeuw te rollen". Prins wandelt ietwat melan cholisch gestemd door het die renpark waar hij zijn leven sleet. Rustig nu zet hij zijn stappen waar hij er al ontelba re heeft liggen. Af en toe stil staand om zijn uitleg meer na druk te geven. Zoals bij een anecdote over de giraffe die oprichter Louwman eens van de Bijenkorf kocht. "Heel Den Haag was uitgelopen om dat beest in de Wagenstraat te zien. Het warenhuis had in een advertentie aangekondigd niet alleen pluche giraffen te leveren, maar zelfs een echte, wanneer dat moest. Zoiets liet de oude directeur niet aan zijn neus voorbijgaan. Ze moesten hem dan maar zo'n beest leve ren. Nou, dat is gebeurd hoor, en hoe". Een kameel van een kleiner soort volgt Reinier langs het gehele, twintig meter lange hek dat zijn onderkomen van het wan delpad scheidt. Zijn kop vra gend en vertrouwd bijna in de zak van Prins oude legeijack. "Hij denkt dat ie van mij te drinken krijgt, maar dan moet hij dit maéd toch nog even wachten". Prins beklompte voeten klinken steeds luider op het harde, in middels natte pad dat ons naar de uitgang van het park voert. In de mist nu alles wat verder dan tien meter van ons van daan is. Het lijkt symbolisch voor het onafwendbaar schij nende lot van het park, wat hiervan dan ook de precieze oorzaak is: de televisie, de re cessie, de verwende mensen. Binnen niet al te lange tijd blijft slechts een vage herinne ring aan wat voor zovelen de eerste kennismaking met uit heemse dieren was: het Die renpark Wassenaar. De prentbriefkaart als verschijn sel is in ons land nog niet zó oud. Bij Postbesluit werd be paald dat met ingang van 1 april 1892 ook briefkaarten die niet van rijkswege waren uit gegeven tegen briefkaarttarief mochten worden verzonden. Dit besluit was het startschot voor de geweldige opmars die de prent- en wenskaart in de ja ren daarna zou maken. Toch werden er ook vóór 1892 al prentbriefkaarten gemaakt. Maar die moesten in een enve lop, tegen brieftarief worden verstuurd. En ook na die tijd werden ze nog wel in een enve lop verzonden. Bijvoorbeeld als de aard van de bijgevoegde woorden ongeschikt was voor vreemde ogen of wanneer de aard van de kaart zelf discretie vereiste: erotische en min of meer pornografische kaarten moesten zelfs verplicht in een papieren jasje. Op het ogenblik heeft ruim een derde van de verzonden wenskaarten weer die jas aan. Nu is het een luxe verschijnsel. Engeltje Waar of wanneer op de wereld de allereerste prentbriefkaarten verschenen, is niet duidelijk. Verschillende landen eisen de primeur op van de in-serie-ge- drukte kaarten. Daarom is ook enige voorzichtigheid op haar plaats wanneer wc de Engels man George Buday citeren, die in zijn History of the Christmas We Investeren elk jaar veel geld en energie in het verzenden van kerst- en nieuwjaarskaarten. Dit jaar verwacht de PTT 116 miljoen kaarten te zullen verwerken, terwijl nog eens ruim acht miljoen zonder postzegel erop van eigenaar zullen veranderen. Verslaggever Peter Blom bekeek heden en verleden van de kerst- en nieuwjaarskaart en sprak met verzamelaar Jaap Bouwman uit Groningen. Card (Spring Books, 1954) stelt dat de eerste kerstkaart in 1843 in Engeland is ontstaan. De kunstenaar J. C. Horsley zou die eersteling toen hebben ge maakt voor een zekere Henry Cole, die een en ander als steendruk in Londen liet ver menigvuldigen. Die steendruk of litho - was aanvankelijk de manier voor het vervaardi gen van prentbriefkaarten Tegen het eind van de vorige eeuw werd de vinding van Jo- hann Senevelder minder popu lair: het handwerk werd te duur en vervaardiging langs fotomechanische weg bleek stukken economischer. Boven dien ontstond er een enorme vraag naar kaarten met foto's van dorp en stad. Met een gevoel van heimwee be kijken de liefhebbers nu de li tho-nieuwjaarskaarten, zoals die bijvoorbeeld rond 1890 uit gegeven werden door de firma G. Jacobs in Groningen. Op een kaart van Jacobs staat on der het fraai gekleurde engeltje met een hoorn waaruit rijkelijk rozen bloeien: „In 't Nieuwe jaar zij U ten deel. - Gezond heid. rijkdom en geluk, - Dat 't goede steeds uw harte streel - En 's levenslast drukk". Onze gewoonte de naaste lukkige tijd toe te brengt dus heel wat geld in di verse kassa's. Onlangs heeft de PTT een onder zoek naar onze 'kaartenge- woonten' laten instellen. Daar uit is gebleken dat 85 procent van alle huishoudens in Neder land vorig jaar rond deze tijd één of meer kaarten heeft ver zonden, terwijl 95 procent één of meer kaarten heeft ontvan gen. Gemiddeld per huishou den werden 23 kaarten per PTT verzonden en 21 ontvan gen. De zogenaamde 'hogere sociale klassen' ontvangen meer en versturen meer dan de 'lagere'. Uit een eerder onder zoek (1973) was al gebleken dat in 89 procent van de gezinnen de vrouw bepaalt wie wel en wie niet een kaart krijgt! In veel gezinnen fungeren de ontvangen kaarten als een ver kapt statussymbool. De aanvankelijk populaire reli gieus getinte kerst- en nieuw jaarskaart verdween vooral n« de Tweede Wereldoorlog gelei delijk uit het zicht, maar be leeft nu een redelijke opleving En dan waren en zijn er nog steeds de uiterst brave kaarten vol simpele symboliek. Wat kerst betreft de kerstboom, de vredige kaars, met nieuwjaar het hoefijzer. Van later datum, maar toch al klassiek, zijn de winterse dorpsgezichten en landschap pen. We kunnen er maar geen genoeg van krijgen, want we worden steeds nostalgischer. De 'oude meesters' - land schapschilders uit de 17e i blijven op de kaarten actu cel. In die categorie vallen ook de geliefde Anton Pieck-kaar ten. Dieren zijn en blijven steeds wel kom. Vooral in Engeland, ook bij ons kunnen we op het ogenblik de eekhoorns, herten cn lieve vogeltjes die door de brievenbus glijden, blijven voeren. Rien Poortvliet levert ze nu, maar vroeger waren het anderen. Een andere categorie is de humoristische kaarten. Ook hierin spelen dieren een belangrijke rol. vroeger met name het varken. Op de kaar ten van de tekenaar Jan San ders heeft de mens - naast de altijd aanwezige dolle honden een hoofdrol. Kaarten met (meestal erg lieve) kindertjes eveneens een aparte categorie. In dit globale overzicht zijn toe vallig drie Nederlandse namen gevallen. Toevallig, want Ne derlandse tekenaars en ont werpers nemen slechts een ge ring deel van de vaderlandse kaartproduktie voor hun reke ning. De Nederlandse uitge vers kopen bij voorkeur kant en-klare ontwerpen in het bui tenland. Amerika is momen teel in trek, maar ook West- Duitsland en Zwitserland bij voorbeeld. Vaak worden de ontwerpen op film gekocht en verder helemaal in ons land 'in kaart gebracht'. De 125 miljoen kaarten die dit jaar de 'Prettige Feestdagen'- ronde doen, hebben drie bron nen. Enkele miljoenen elk jaar meer worden door de verzenders zelf gemaakt. Snel le pentekeningetjes bijvoor beeld of linoleumsneden. Zo'n 60 miljoen worden geleverd door de al eerder genoemde uitgeverijen en nog eens 60 miljoen worden op de markt gebracht door instellingen die 'liefdadigheid' in hun vaandel Vroeger gingen de kaarten in een schoenendoos of werden ze op een prominentere manier be waard, bijvoorbeeld in een al bum in plaats van in het vuil nisvat. Mensen die dagelijks van die behoudzucht profite ren, zijn de verzamelaars van prentbriefkaarten. Ons land kent er vele duizenden en in- Een nieuwjaarswens met een opgeruimde tekst: 'Gelukkig nieuwjaar, en vrolijk begonnen. Bij kniezerigheid heeft nog nooit iemand zij gesponnen'. middels is de prentbriefkaart na de postzegels en de munten opgerukt tot de derde plaats van de top-tien van verzamel objecten. Een vooraanstaande prentbrief kaartenverzamelaar is Gronin ger Jaap Bouwman. Hij is be hoorlijk bezeten van zijn hob by, die tot nu toe zo'n 10.000 kaarten huize Bouwman bin nenbracht Hij is de drijvende kracht achter een aantal publikaties die dui delijk maken dat het momen teel menens is met de kaarten- hobby. Van zijn hand is het 'Adresboek van Drentbrief kaarten verzamelaars' (1981), dat volgend jaar in een nieuwe editie verschijnt. Belangrijker nog zijn de beide prentbrief kaartencatalogi ('79-'80 en '81- '82), waarin de prijzen van de diverse soorten kaarten wer den vastgesteld. Prijzen, om dat kopen en verkopen mo menteel ook bij deze hobby de enige manier is om de collectie uit te breiden. Onlangs verscheen een nieuw kaartenboek dat Bouwman sa men met Miek van Limpt maakte: 1900 in kaart. Een hoogst nostalgisch plaatjes boek met kaarten onderver deeld in soorten, zoals Het dorpsleven, Marktgezichten, Militairen en Strandvermaak. De genoemde werkjes zijn niet in de handel. Wie belangstel ling heeft voor of informatie wil over deze hobby, kan een kaartje sturen naar J. Bouw man, Poelestraat 38-1, 9712 KB Groningen. Een telefoontje mag ook. In Nederland leggen de verzame laars zich vooral toe op de 'top ografische' kaarten, zegt Bouwman. In het buitenlémd wordt meer aandacht besteed aan fantasiekaarten. Zelf heeft Bouwman zich sinds kort ook op die fantasiekaarten gestort. Hij koopt soms com plete - vaak van prachtig leer vervaardigde - albums, waar in hij de merkwaardigste kaar ten aantreft. Kaarten moeten tenminste zo'n 30 jaar oud zgn, dan worden ze pas interessant voor de verzamelaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1982 | | pagina 34