Het treurigste
stadje
van Europa
Boswachter Bos
Mi Y
982 RIJDAG 24 DECEMBER 1982
PAGINA III
Belgische Industriegemeente tussen Antwerpen en Brussel, gelegen aan de rivier de
Rupel. Langs de oevers steenbakkerijen, die jaarlijks 2,5 ha grond opslorpen door Cw/ylr T/inc/?>l
Et K het uitgraven van z.g. Boomse klei. Daardoor is tekort aan bouwgrond ontstaan. OlUK. JU/lotfl
.X-X Lx Lx lil/ Sedert 1947 is ca. 11% van de bevolking geëmigreerd.
Ooit was de Belgische gemeente Boom een trots bolwerk van bierbrouwers, diamantslijpers,
scheepsbouwers, metaal- en pantoffelfabrikanten. Maar de steenbakkerijen holden Boom in de loop
der jaren letterlijk en figuurlijk uit. Thans is het een vervallen nederzetting, waar zelfs de traditionele
Maria-Ommegang de laatste jaren al niet meer "organiseerbaar" is. En dan is er nog de onwelriekende
geur van salpeter, die tot aan het aangrenzende dorpje Reet is te ruiken. Sjak Jansen klom in de
geschiedenis van Boom, sprak met de inwoners en schetste onderstaand portret.
De gemeente
Boom aan de
Rupel:
vergrijsd als
geen ander
stadje in
Vlaanderen.
Charles Lei
Co Prins woont nu drie jaar
in Boom en voorlopig gaat
hij er niet weg. De oud-Aja-
cied, die drie jaar de FC
Boom trainde maar daar
deze zomer moest opkras
sen, heeft een villaatje niet
ver van het park dat ze in
Boom „een oase" noemen.
Hoge bomenrijen werpen
daar fier hun kruinen in de
lucht en versluieren het
trieste beeld van het eens
zo bloeiende industriestad
je, dat thans wordt geken
merkt door grauwheid,
leegloop en verval.
Niet langer is Boom nog het in
dustriële hart van de onder
Antwerpen gelegen Rupel-
streek. De pantoffelfabrieken
zijn dicht, de scheepswerven
zijn aan het groeiend wegver
voer tenondergegaan, de glas
fabriek ging op de fles en de
metaalindustrie heeft het al
evenzeer tegen de concurren
tie moeten afleggen.
„En vroeger meneerke", zegt Lu-
do van den Wijgaard, conserva
tor van het Gemeentemuseum,
„hadden we hier ook nog twee
ëntwintig brouwerijen en
tweeëndertig diamantslijperij
en. Maar ook die zijn nu ver
dwenen. En dat is treurig, zun-
ne. Zeker en vast."
De malaise is groot in Boom,
waar de autobaan Antwerpen-
Brussel dwars doorheen loopt.
Maar in het buurtje waar Co
Prins woont merk je er niet zo
veel van. Noch van het een,
noch van het ander.
Temidden van riante villa's en
fraai aangelegde tuinen kun je
daar nog wel eens een eek
hoorntje zien wegspringen.
Het is er groen. „En", zegt Co
Prins, „het stinkt er niet zo
naar dat salpeter van de steen
ovens"
De doordringende salpetergeur
ruik je door heel Boom. „Maar
wij Bomenaren ruiken het niet
meer", zegt Van den Wijgaard.
„Zo erg stinkt het trouwens
niet, vind ik. Gij zijt niks ge
wend. Had ge hier moeten ko
men toen de beenderfabriek
nog in functie was. Toen stonk
het pas echt."
Beton
Echt penetrant is de salpeter-
lucht in het oostelijk deel van
Boom, waar de contouren van
het aangrenzende dorpje Reet
zichtbaar worden. Er staan
veel krakkemikkige steenbak
kershuisjes, waarvan sommige
al zijn dichtgetimmerd.
Kale en door ijzeroxide rood ge
worden vlaktes vormen er een
schril contrast met het groene
sportcomplex van Rupel SK.
Eromheen staan steenovens
met hoge schouwen en rijen
droogloodsen, waar eertijds de
grijze afgewerkte klei vormen
wekenlang moesten drogen
voordat ze bakrijp waren.
Lang niet alle steenbakkerijen
zijn er nog in bedrijf. De on
stuitbare opmars van het beton
heeft het vuur in menige stee
noven gedoofd. Voeg daarbij
de modernisering in deze be
drijfstak en het mag duidelijk
zijn waarom het aantal arbeids
plaatsen in de Boomse steen
nijverheid in de afgelopen ja
ren met zeventig procent is
verminderd.
Van der Wijgaard: „Wat nu de be
langrijkste inkomstenbron is?
Voor Boom? Awel zunne, nu
plaatst ge mij voor een raadsel.
Ik weet het nie. De steenovens
misschien."
Toen de Boomse baksteen nog
alom gewild was en de Vlaam
se pantoffel nog niets te duch
ten had van het goedkopere
schoeisel uit Italië, meldde
men zich vanuit de wijde om
trek bij de fabriekspoorten.
Eind jaren zeventig had het in
wonertal zelfs de twintigdui
zend overschreden. Maar nu in
Boom al enige tijd het werk op
is, ondergaat het een ware
leegloop.
Nog slechts veertienduizend zie
len telt het stadje nu. Jonge
mensen trekken massaal naar
de grote stad en Boom ver
grijst als geen ander stadje in
Vlaanderen. Burgemeester De
Fré en zijn schepenen staan
vrijwel machteloos. Zonder de
nodige financiële steun van de
Belgische overheid kunnen zij
er weinig tegen uitrichten, ook
al proberen zij wel milieuvrien
delijke bedrijven naar Boom te
lokken. Daarvoor is een apart
industrieterrein gereserveerd.
Pelgrims
Elk frankske is momenteel wel
kom op het Boomse gemeente
bureel. Gemeentesecretaris
Alex Vinck had dat al laten
doorschemeren, toen de burge
meester ons naar hem had
doorverwezen voor voorlich
ting over Boom. Natuurlijk
wilde Vinck best het één en an
der vertellen. „Maar awel, moe
ten er dan niet eerst condities
worden gesteld?"
Alras verklaarde Vinck zich na
der. Hij wilde zijn mondelinge
informatie graag beloond zien
met frankskes. Zo klopten we
die druilerige zondagmiddag
uiteindelijk bij Armand Bal
aan, de gepensioneerde onder
wijzer van wie gezegd wordt
dat hij meer over Boom weet
dan Armand Pien over het
weer. „Gij weet niet hoe Boom
ontstaan is? Allee, dan zal ik
dat u eens vertellen. Daar be
staat namelijk een hele mooie
geschiedenis over. Luistert
zunne."
In geuren en kleuren vertelt Bal
de legende over een boom van
een onbekende soort die ten
minste vijf eeuwen geleden
aan de boorden van de Rupel
kwam aandrijven. Waar nu
Boom ligt, was toen een neder
zetting van Scheldevissers. Zij
waren het, die de boom uit het
water trokken en 'm tevergeefs
in mootjes probeerden te hak
ken. Het hout moet zo taai als
een goedkope biefstuk zijn ge
weest, maar wonderbaarlijk
genoeg zou onder de hand van
een beeldhouwer zonder
buitengewone inspanning
uit diezelfde stam een fraai én
mirakuleus Mariabeeld zijn
ontstaan.
Maria-Ommegang
Van dit beeld ging genezings
kracht uit. Zo werd Boom be
kend als bedevaartplaats, waar
de Maria-verering op een ver
heven peil stond. Van heinde
en verre kwamen pelgrims
naar het stedeke om met hun
paarden de aloude processie
weg af te leggen. Toen al waren
her en der Mariakappelletjes
gebouwd. En op menig gevel
tje waren door Bomenaren Ma-
riabeeldjes aangebracht, die
thans nog zichtbaar zijn-
Onderdeel van de Maria-verering
was ook de traditionele Maria-
Ommegang, die jaarlijks met
Pinksteren werd gehouden.
Ofschoon dit folkloristisch
schouwspel zijn weerga in
gans Vlaanderen niet kende,
werd de Ommegang zeventien
jaar geleden afgeschaft „omdat
er geen nonnekes meer waren
om de bonte kleden te verstel
len", zo zegt de zakelijk direc
teur van FC Boom.
Armand Bal weet wel beter: „De
Maria-Ommegang was onorga-
niseerbaar geworden vermits
bij de Bomenaren niet meer
genoeg animo bestond. De jon
geren gaven niet thuis en allee
zunne: ik kon de Ommegang
toch niet in mijn eentje hou
den?"
Van de authentieke ommegang
getuigt een groot schilderij in
de Onze Lieve Vrouwekerk.
Daarop is te zien de Lieve
Vrouwe met het Kind op de
il
arm en de scepter in dé hand.
Zij staat tegen een boom met
ver uitstrekkende takken
waaraan breukbanden hangen,
die van de genezingen blijk ge
ven. Ervoor zitten mensen en
een pastoor heel devoot neer
geknield, biddend tot hun ge
zegende patrones en weldoen
ster. Dit schilderij dient ter
vervanging van het mirakuleu-
ze Mariabeeld, dat vele eeuwen
her tijdens niet nader bekende
twisten werd verbrijzeld.
Elders in de kerk staat een beeld
van Onze Lieve Vrouwe en het
kindeke Jezus. Zij zijn de stille
getuigen van een brutale dief
stal, die werd gepleegd even
voordat wij in Boom arriveer
den. Onbekenden hebben het
bestaan de kroon van Onze
Lieve Vrouwe en het kindeke
Jezus te stelen, zo meldt de
nog naar inkt ruikende gazet
En nu heeft de pastoor op z'n
falie gehad, zo vertelt Ludo
van den Wijgaard.
Tamtams
De conservator: „Parochianen
nemen het hem kwalijk dat hjj
de kerk niet heeft afgesloten.
Maar allee, als ge dieven
vreest, kunt ge toch niet zo
maar de kerk op slot doen? De
kerk is om te bidden. Meneer
pastoor zegt ook: ge kunt de
mensen niet onder de pui laten
knielen. En zo is het maar net."
Na een korte adempauze: „Awel
zunne, ge zult al begrepen heb
ben dat de tamtams hier als in
geen ander plaatske werken.
Maar dat maakt het leven hier
juist zo interessant, zullen we
maar zeggen."
Co Prins kan dat niet beamen
Nog altijd wacht de voetbal-
coach op een andere club.
„Boom zegt me eigenlijk niet
zoveel. Al m'n inkopen doe ik
in Antwerpen, da's maar tien
minuten rijden. De enige reden
waarom ik hier bUjf is dat ik al
zo vaak verhuisd ben en m'n
jongens in Boom naar school
gaan. Uitgaan? In Boom? Zeg
mfj maar waar. D'r valt niks uit
te gaan
Hans van Ham, ex-voetballer van
Feyenoord en thans onder con
tract bij FC Boom, mag anders
graag stappen in Boom. Disco
theek Martinique en caié De
Baron beveelt hij warm aan.
„En in Flair, da's een andere
disco, is het ook goed toeven
hoor."
Ze draaien er die avond disco
stampers en de Boomse jonge
lui laten zien erop te kunnen
dansen. Louis Burhennc, ex-
prof van Helmond Sport en nu
ook voetballend bij Boom,
zegt: „Ze kiezen hier altijd een
elftalspeler van de maand.
Daarna gaan we steevast naar
't lokaal, drinken we een pint
of vier, vijf. Da's altijd gezel
lig."
Ex-MW-er Benny Redel voet
balde negen jaar bij FC Boom:
„Er wonen fijne mensen, maar
het plaatsje zelf vond ik een
puinhoop. Van die stank werd
je af en toe doodziek."
Kaalslag
Jan Mulder, die triomfen vierde
bij Anderlecht, kan zich dat
goed indenken. Boom is voor
hem zonder twijfel „het treu
rigste stadje van Europa. Ach
ja, die stank. Ik ken het Die
prachtige villa's bij het park en
dat fantastische ziekenhuis op
die heuvel."
,3oom, daar ben ik wel honder
den keren doorgereden. Dat
vond ik ook het mooiste: er
doorrijden. En steeds ging ik
sneller. Altijd had ik haast. Of
het de allure van een stadje
had...? Eigenlijk vond ik Boom
meer een straat. Maar ik geloof
wel dat er iets achter lag."
Achter Boom lijkt de wereld
even op te houden. Het laatste
huis van de gemeente staat op
een troosteloze plek. Het wordt
omgeven door kaalslag. Bij na
vraag blijkt het er Kerkhof
straat te heten. Er hadden
treurwilgen kunnen staan,
maar die zijn er niet. Die staan
wel aan de overzijde van de
Rupel, de troebele rivier die
Boom met de Schelde en Ant
werpen verbindt.
Ook daar is nu het landschap dor
en vervuild door de industrie.
De rivier ziet bruinig en stinkt
„Brussel loost z'n afvalwater in
de Rupel", verklaart Bal. „Da's
triest meneer, want vroeger zat
er volop vis in de rivier."
Ooit was Boom een loverrijk
plaatsje. In de vijftiende eeuw,
toen Boom nog eigendom was
van Willem van Oranje, was
het er een komen en gaan van
kunstschilders als Pieter
Breughel. Booms groene om
trek was een gewild object om
op het linnen vast te leggen.
Boom was bezaaid met bossen,
maar die werden omgehakt
naarmate de steennyverheid
opkwam en meer kleigrond
nodig had. Om de klei te win
nen werden diepe putten ge
graven. „En die putten zijn le
lijk meneer", zegt Bobbejaan
Schoepen, de 57-jarige zingen
de cowboy uit Boom, die in het
verderop gelegen Lichtaart
een eigen pretpark heef!
Triest
Boom gaat prat op de zingende
zoon van de hoefsmid. „En ik
ben trots op Boom", zegt
Schoepen. „Er woont een fan
tastisch volk. Maar het is er zo
triest hè. De industrie ligt plat.
Er is niet gemoderniseerd.
Daarom moet er nodig iets ge
beuren."
„Mijn plan is de kleiputten een
recreatiebestemming te geven.
Ze zijn heel zuiver, ze kunnen
prima dienst doen als visvijver.
En als je daar omheen nog wat
attracties schept, trek je re
creanten. Dat schept weer de
nodige banen en geeft Boom
wat fleur. Die hypermoderne
tunnel onder de Rupel kan
best mooi zijn, maar het pitto
reske is toch maar weg. Kaal
slag is troef nu. Met uitzonde
ring van het park is er geen
boom meer m Boom. Dat
stemt mij heel droef."
Het gemeentebestuur heeft met
de kleiputten andere plannen.
Het wil ze dempen en er bouw
grond van maken. Ook omdat
de putten een puist vormen op
het toch al zo pokdalige ge
zicht van Boom.
.Alles is grauw en lelijk in
Boom", zegt Antwerpenaar Ar
thur van Wallendacl. „Die
drukke verkeersweg naar
Brussel verknoeit alles."
Van Wallendael werkt in de tele
visiestudio's in Brussel Hij is
politiek verslaggever bij het
Belgische journaal. Zodoende
rydt hij twee keer per dag door
Boom „Nee, in het stadje zelf
kom ik vrijwel nooit. Het is
maar hoogst zelden dat ik er
stop. Weet ge Boom is typisch
zo'n stadje waar men nooit
komt Men rijdt er altijd
door..."
BIJZONDERE BOMEN
Hout sprokkelen. Ze
schijnen het niet te kunnen
laten, al die mensen die er
naar eigentijds gebruik een
open haard op na houden.
En maar takjes meenemen
uit de Nederlandse bossen,
opdat er 's avonds bij een
knisperend vuurtje een glas
wijn kan worden
gedronken.
De stichting Kritisch
Bosbeheer is het goed zat.
Want dat dode hout moet
gewoon blijven liggen; het
speelt namelijk een
belangrijke rol bij de
vorming van de vruchtbare
humuslaag in het bos.
Boswachter Bos van
Staatsbosbeheer uit
Noord wijk kent ze ook wel,
de mensen die bij wijze van
"aanmaakhout" gretig
droge takjes verzamelen.
Wie wordt betrapt kan er op
rekenen dat hij of zij
vermanend wordt
toegesproken. En geen
excuses dat dat hout daar
toch maar ligt te rotten,
want boswachter Bos
verlangt geen tegenspraak.
"Het is al jaren geleden
verboden om hout te
sprokkelen", vertelt hij.
"Ja, dat is toch alweer een
jaar of acht geleden, denk
ik. Het liep uit de hand. Je
had ze er bij die met een
zaag in de weer waren. Heus
waar".
Soms betrapt hij nog wel
'ns iemand. "Gewoon
terugleggen dat hout, zeg ik
dan. Meestal doen ze dat
ook wel. Want als ik ze een
en ander heb uitgelegd
snappen ze echt wel dat dat
het beste is. En als ze dan
niet willen luisteren krijgen
ze een bekeuring. Zijn ze
voor rede vatbaar, dan wil
ik het nog wel eens door de
vingers zien".