ngeltjes op aute Route ont angstig avontuur Ertra DONDERDAG 16 SEPTEMBER 1982 PAGINA 19 Een stem zonder intonatie. Een stem waaruit elk ge voel is geweken. Juist daarom klinkt 'ie zo drei gend. „Ik vrééééés het erg ste...!" Ik ook. Van onder m'n zweet lekkende wenkbrauwen kijk ik steil omhoog. Dat kan toch niet? Die muur, 500 meter hoog en bedekt met weet-ik- hoeveel-meter sneeuw, is dat een pas? Een overgang? „Jean", vraag ik zo normaal mogelijk tussen twee snelle, maar geluidloze hijgen door, „Jean, rechts daar, is dat de Col de Severeu?" „Oui", zegt de gids en hij voert het tempo nog wat op. We moeten om twee uur in Verbier zijn. We zijn vanochtend om zes uur uit de „Cabane des Dix" ver trokken. Als eersten. Een on vergetelijke ervaring. Het topje van die gisteren nog zo gruwelijke Mont Blanc de Cheilon .gloeide als een do vende luciferkop in het vroe ge zonlicht. Er was niks te ho ren. Een stilte zoals je die al leen onder water maar kan meemaken. Langzame boch ten draaiend - alsof we er zo lang mogelijk van willen ge nieten - gleden we door een halve meter verse sneeuw naar beneden. Zes bijna pa rallel aan elkaar lopende ser pentines achter ons latend. Ski's kunnen klapperen, ski's kunnen raspen, maar van ochtend deden ze niets. Ze gleden alleen maar. Zo had ik me de „Haute Route" voorgesteld. Skiën in Won derland. Afdaling, na afda ling, na afdaling. In rulle poe dersneeuw natuurlijk en on der een hemel die alleen 's nachts even van blauw naar violet zou verkleuren. De werkelijkheid bleek anders. Oh ja, de zon scheen die eer ste dag in Saas Fee en er lag boven sneeuw voldoende. Maar toen al sloeg de angst toe. Niet rechtstreeks maar gluiperig. Aan de horizon van mijn gedachten ontluikte iets naargeestigs, dat ik niet kon thuisbrengen, maar dat me wel wat sikkeneurig deed worden. Misschien kwam het door Greg, de Canadees, die we al vlug „Onze Bevrijder" gin gen noemen. Wat je noemt een vlotte jongen. In de trein naar Visp hadden we al met enig ontzag naar hem opge zien. Ski's op de schouders, gelooide huid en een ontzag wekkend Amerikaans kik ker-accent waaruit op een of andere onverklaarbare wijze toch kracht spreekt. Maar mooi, dat „Onze Bevrij der" meteen na de eerste ac climatiseringsdag te horen kreeg dat hij de westwand van de Matterhorn maar be ter vanuit een helikopter kon gaan fotograferen. Te weinig skitechniek. „Dangerous for you", legde de gids kortaf uit, „dangerous for us". J^ja, knikte Greg, en er stonden tranen in z'n ogen. Twee, drie, vier maanden trai nen om in drie seconden te horen, dat je niet mee mag. Had de gids het niet iets tacti- scher kunnen inkleden? Al tijd dat flauwe glimlachje om zijn lippen. Zelfs als hij het verhaal vertelt van de twee gidsen, die begin dit jaar met een paar klanten spoorloos zijn verdwenen. Ze hadden nog gegeten in de Monta Ro sa Hutte. Daarna waren ze vertrokken en niemand had ze ooit terug gezien. Ja, hoe kan dat? Papiertje erbij en een potlood. „Dit zijn sple ten. Als je nou met je ski's er dwars overheen gaat, is er niets aan de hand. Maar als die spleet nu precies in het verlengde van je ski's loopt. Pffffft..." Opnieuw die flauwe glimlach. Spleten Dat was dus de eerste nacht, dat ik niet kon slapen. Sple ten. Over lawines hadden we het nog niet gehad. Het skire tourtje naar de Akalinhorn, de volgende dag, deed me m'n zorgen niet vergeten. Slecht afgestelde skibindin gen ondergroeven m'n mo reel nog meer. Ik lag meer dan ik stond. En nu sta ik dan na vijf dagen Bijna is hij weer voorbij: die tamelijk mooie zomer van 1982. Nog maar even en na jaarsdepressies en winter stormen slaan weer toe. Een gedachte om zeer somber van te worden. Om de moed erin te houden is het goed de vraag te stellen: "Hoe brengen we zo leuk mogelijk die winter door?" Bij de huidige tendens van bezuinigingen valt daar nog aan toe te voegen: "en zo zui nig mogelijk". Wintersport is een leuk tijd verdrijf, maar wel tamelijk prijzig. Vandaar dat de tour operators dit jaar inspelen op de 'bezuinigingsgedach te' door kortere trips naar de wintersportgebieden te or ganiseren. De reiziger zit niet meer vast aan een tien- of veertiendaags arrange ment, maar kan een week of lang weekeinde gaan, om toch (korter) van de winter sport te proeven. Een ander aspect is de betere service van de reisbureaus, de ad- spirant-reiziger krijgt bete re informatie over het ge bied waar hij of zij naar toe wil. Baliepersoneel van reis bureaus krijgt zelfs de moge lijkheid om een cursus in kennis van wintersportge bieden te volgen. Zo kan een beginnend wintersporter er van op aan dat hij niet naar een gebied wordt gestuurd, waar alleen supersteile af dalingen hem te wachten staan. Sommige reisorganisaties ver hogen dit jaar hun prijzen niet, of gaan zelfs enigszins omlaag. Ook dat is mooi meegenomen voor de geslon ken beurzen. De wintersportmode is er eveneens op gericht zo goed koop en praktisch mogelijk de beoefenaren van deze sport de helling op te sturen. Functionaliteit heeft hierbij hoge prioriteit. Wat de uitrusting betreft: wel wat nieuwe snufjes van de ski- en Bindungenfabrikan- ten, maar niet ingrijpend. Wie (nog) niet zoveel ver stand heeft van de soorten en merken, doet er goed aan het ANWB-gidsje te halen. Daarin staat duidelijk aan gegeven welke ski (en Bin- dung) bij welke skiër past. Goedkope alternatieven voor wintersport zijn er natuur lijk ook: een "midweek" in een bungalowpark hier in Nederland is minder duur en toch een leuke onderbreking van de winterse sleur. Er is zelfs een bungalowpark waar een kunstskibaan toch de schijn van wintersport ophoudt. Zonreizen, vooral naar de Canarische Eilan den, zijn er te kust en te keur. Ook dat is haar ver houding minder duur dan een wintersportvakantie en bruin worden is niet aan de bergsport gebonden. Maar wie per se op de ski's wil staan, zit niet vast aan Oos tenrijk of de Alpenlanden. Op 400 kilometer van Am sterdam ligt het Sauerland, waar het meestal goed skiën Is, evenals in de Westduitse Eifel. Sneeuwzeker zijn deze gebieden niet echt. maar de Belgische Ardennen - ook een geliefd 'skiën-naast-de- deur-oord" - zijn dat even min. Het kan dus allemaal best wat goedkoper en simpeler. De verwoede wintersporter zal niet graag zijn skies hele maal naar zolder brengen. Zeker niet degene die zo fa natiek is dat hij een van de 'Haute Routes' maakt, ski tochten die een grote mate van techniek, durf en uit houdingsvermogen vergen. Voor de meeste skiërs een hele mooie droom, voor de enke ling een verbijsterende, wonderschone werkelijk heid. Je krijgt er een officieel speldje voor. Plus een getuigschrift. Ondertekend door de gids die je heeft begeleid. In Zwitserland - en elk overig Alpenland eigenlijk - geldt het volbrengen van de „Haute Route" als een hele prestatie. Je zou deze skitoertocht door de Wallischer Alpen daarom zo'n beetje kunnen vergelijken met de Elfstedentocht op de schaats. Je doet er alleen wat langer over. Een week ploeteren door sneeuw en ijs op een hoogte van om en nabij de 3000 meter. Tussen Saas Fee en de Mont Blanc. Een angstaanjagend avontuur soms - een prachtig avontuur ook vaak. Een keer zelfs zag Rob van den Dobbelsteen „engeltjes" op de Haute Route. ploeteren voor de Col de Se vereu. Ik probeer een schat ting te maken, hoewel ik weet dat dat geen enkele zin heeft. In de bergen verlies je elk gevoel voor afstand. Nog zie ik mij die eerste nacht bij de plé van de Britanniahutte staan. Het was stervensdruk in het „Matratzenlager". Vijf ennegentig smalle bedden voor 160 skiërs. Liggend als een puzzelstukje in een leg puzzel had ik mijn blaas lang zaam vol voelen lopen. En net toen ik me bedacht dat er net zoveel soorten snurken zijn als vingerafdrukken, was ik naar buiten gelopen. Het was een kristalheldere nacht. Rechts achterin lag de 3800 meter hoge Adlerpas als een Turks schommeltje tus sen de toppen van de Strahl- horn en de Rimpfischhorn in. Heel lief. „Vier uur lopen", had de gids gezegd, „mis schien meer". Ik kon het me niet voorstellen. Maar hij had gelijk gekregen natuurlijk. Zonder dat het me verdroot. Wat een krankzin nige ochtend. Alleen dat op staan al. Had iedereen erop liggen wachten? Had al dat gesnurk slechts als camoufla ge gediend? Om kwart voor vijf tuimelden in het stikke- donker de eerste accor deonklanken uit de luidspre kers. Een nacht lang had ie dereen zich liggen opwinden - nu mochten ze aflopen. De race naar de Adlerpas was be gonnen. Ik zie ze nog gaan. Zal dat beeld nooit vergeten. Kleine snoer tjes van zwarte kralen in het witte ochtendlicht zigzag gend naar de Adlerpas. Hoog teverschil 800 meter. Wij wa ren door debutantengeklun- kel in de achterhoede beland. Coen had zijn ski in een spleet laten donderen als Fir- min (bezig aan z'n zesde Hau te Route) niet net even snel ler was geweest en ik had de vellen, die je onder je ski's dient te plakken, in de sneeuw laten vallen. En als ze koud zijn, plakken ze niet. Jean, de gids, keek alleen maar. Draaien vergde reuzekracht, springen (met een twaalf en een halve kilo zware rugzak zwiepend op mijn rug) durf de ik niet. Totdat het moest. Op een Haute Route is geen weg terug. Op die helling werd Coen, zoals hij het zelf uitdrukte, „uit de Haute Route gestuurd". Zelfs een draai uit stand durfde hy niet te maken, een techniek waarvan ik bij de eerste bochten dankbaar gebruik had gemaakt. „Je moetje niet schamen voor welke tech niek dan ook", had Jean ge zegd, „als je jezelf maar onder controle houdt. Als je jezelf niet onder controle kan hou den, kan dat je dood beteke nen". En nu, nu dan die Col de Seve reu op. Goed, dat Coen er niet by is. Hij zou al op een kwart van de afstand tegen de sneeuw zijn gesmakt. Als ik nu aan die tocht naar de Schonbielhutte terugdenk, voel ik iets van trots. Maar toen... We leefden die dag al leen maar in de capuchons van onze slecht-weerpakken. Konden alleen recht voor ons uitkijken. Langs de flanken van de Matterhorn blies een storm de sneeuwvlokken ho rizontaal over de totaal verla ten skipistes. Op weg naar de Zuidpool? Een dag vol ge dachten. Er was toch niets te zien. Links ergens moest de Matterhorn zijn. Een berg, die als een geknakte kabou termuts hoog boven alles uit steekt. Dood Jean had de avond daarvoor verteld, dat er gidsen zijn die elke dag de top beklimmen. Als in een dienstregeling. Vooral Amerikanen zijn ver zot op zo'n trip. Een keer de Matterhorn beklimmen en dan sterven. Of op de Matter horn zelf natuurlijk. Het kerkhof van Zermatt is er een bezienswaardigheid door ge worden. De Keukenhof i de dood. Honderden kruizen. „Died on the Matterhorn", „Died on the Matterhorn". Jongens van achttien jaar. Gidsen gooiden vroeger steentjes over hun schouder om steenlawines te veroorza ken. Zodat de concurrerende, achteropkomende gids met zijn klanten in de problemen zou komen. „Died on the Matterhorn". In de Schonbielhutte was ik aan het einde van mijn krach ten. Wat ik niet begreep. Ik had een scheurende koppijn, zag zwarte vlekken voor mijn ogen en voelde me misselijk. „Hoogteziek' stelde Jean vast, „is morgen over". Hij had al weer gelijk gekregen. Het stormde nog steeds de volgende dag. De luiken klapperden en er was nog geen mens vertrokken. Voor de deur lag een hoop opge waaide sneeuw, die eerst weggeschept moest worden. Het „klaar maken" van Jean trof me onaangenaam. Ver baasde gezichten van andere groepen. Harde kerels met baarden, zoals ze alleen in de bergen worden gedragen. „Klaar maken". Tien minu ten later waren we vertrok ken. Met opgetrokken wenk brauwen nagekeken door het overige volk, dat kijkgaatjes had gepoetst in de beslagen vensterruiten. Verbeeldde ik het mp cf wezen ze naar hun voorhoofd? „Zermatt of Arolla", had Jean gezegd. Het werd terug naar Zermatt. De omstandigheden waren te slecht Tot duinen gewaaide sneeuw en een storm die over de bergruggen floot. Tussen die ruggen heerste er een onwerkelijke stilte. Het was de eerste keer dat skiën tijdens de Haute Route me een werkelyke kick gaf. Links veerden twee kuddes van meer dan vijftien gemsen in slow motion door de sneeuw. Duivels slecht weer en dan zo genieten. Vanuit Zermatt waren we per openbaar vervoer naar Arolla gegaan en vandaar de volgen de dag naar de Cabane des Dix. Lopen, alleen maar lo pen. Eerst boven een witte wolkenmatras uit - later er middenin. De „Pas des Che- vres" was een zalfje geweest Behalve de korte, maar zeer hevige afdaling. Ski's op de rugzak en klimmend langs een 40 meter lang laddertje naar beneden. Ik sta op de helling naar de Col de Severeu. Nooit had ik me gerealiseerd, dat je met vel len onder ski's zo steil om hoog kon schuiven. Nooit had ik me gerealiseerd dat het draaien op zo'n helling zo moeilijk is. Eens staan die ski's met de punten recht naar boven en met de achter kanten recht naar beneden. Dreig je, ook al getrokken door het gewicht van je rug zak, langs de loodlijn van de berg naar beneden te schui ven. Een „zig" maken gaat wel, een „zag" maken ook. Maar van die „zig" in die „zag" komen, dat is het grote probleem. Ik heb twee blaren als rijks daalders op mijn hielen. En zie ver voor me uit de gids monter naar de Col toe glij den. En na de Col de Severeu komt dan nog de Col de Cleu- son en de Col de la Chaux. Eens te meer dringt tot me door dat de Haute Route 70 procent klimmen is en 30 procent skiën. En dat laatste nog in alle soorten sneeuw, die door de weersomstandig heden kunnen worden gepro duceerd. Maar soms. soms is dat skiën zo wonderlyk mooi, zo'n onvergetelijke ervaring, dat je alles vergeet En hoe dikwijls op de Haute Route komt het mooiste niet juist na het verschrikkelijkste. Zo als nu, na die met recht bla rentrekkende beklimming van de Col de Severeu. Een onafzienbaar, langzaam af lopend tapijt van wit piep schuim ligt aan onze voeten. En heel langzaam, heel voor zichtig draaien we de eerste bochten door de nog onge repte sneeuw. De zon brandt niet meer, maar schynt. M'n blaren steken niet meer, maar Ujken te zyn opge droogd. En links vormt het in het licht opblikkerende mas sief van de Mont Blanc een niet te beschryven decor. Als in een droom wiek ik weg. Links-rechts-links-rechts. Beneden, stilstaand, zie ik hoog boven me de overigen komen. Geluidloos. Een boeggolf van sneeuw welft op voor hun voeten en ver vormt achter hun loom twis tende lijven tot een opstui vende rookpluim. Rookplui men, die door de zon op be paalde momenten tot goud gazen vleugeltjes worden omgetoverd. Heb ik ooit zoiets moois gezien? Engel tjes op de Haute Route. Winter. Winteraardappel. Win terachtig. Winter andijvie. Winterappel. Winterarbeid. Winteravond. Winterbed. Winterbloem. Winterboei. Winterdag. Winterdienst. Winterdijk. Wintereend. Win- tereik. Winteren. Wintergerst. Wintergenoegen. Winterge- zicht. Wintergraan. Winter groen. Winterhalfjaar. Win terhanden. Winterhard. Win- terhaver. Winterhielen. Win terkers. Winterkoninkje. Win- terkool. Winterkoolzaad. Win terkoren. Winterkorst. Win terkoude. Winterkraai. Win terkwartier. Winterling. Win terlucht. Wintermaand. Win terpaleis. Winterpeer. Winter provisie. Wintersch. Winter- school. Winterseizoen. Win terslaap. Winterstof. Winter tijd. Wintertrek. Wintertuin. Wintervoet. Wintervogel. Wintervolk. Wintervoorraad. Winterweder, Winterweer. Winterzanger. Wintersport Dit zijn alle woorden met win terdie Van Dale's Hand woordenboek der Nederland- sche Taal van Aug. 1925 be vat. Hebt u nog een woord ge mist misschien? Het Groot Woordenboek der Nederland se Taal van Van Dale van 1976, een halve eeuw later dus, heeft er in ieder geval nog het woord „wintersport" aan toegevoegd. Plus nog de afleidingen: wintersportbeoe fenaar, wintersportbezoeker, wintersportcentrum, winter sportplaats, wintersportsei zoen en wintersportverblijf. Van Dale Nu moet ik eerlijk zeggen dat Van Dale's Handwoorden boek, ook al telt het 1018 blad zijden, toch een wat kortere versie is van het één jaar eer der, in 1924 verschenen Groot Woordenboek der Nederland se Taal van Van Dale, dat wél het woord „wintersport" vermeldt, met als verklaring: „sport die alleen 's winters kan beoefend worden". Skiën Het Groot Woordenboek der Ne derlandse Taal van Van Dale van 1950 gebruikt dezelfde omschrijving (alleen verwis selden de woorden „kan" en „beoefend" van plaats!), maar voegt er nog iets aan toe: sport die alleen 's win ters beoefend kan worden, zo als schaatsenrijden, skiën en bobsleeën". Eén afgeleid woord wordt daar nog aan toegevoegd: „wintersportver blijf'. In de Van Dale van een kwart eeuw later, van 1976 dus. is die omschrijving van 1950 gehandhaafd, maar er is nog deze betekenis aan toege voegd: „Meton. ook voor de plaats waar deze sporten beoefend kunnen worden: naar de wintersport gaan". „Meton" wil zeggen: metony misch, ot>ernoeming, wan neer je zegt: „ik lees Mulisch" terwijl je bedoelt„ik lees een boek van Mulisch". Koenen De andere woordenboeken wij ken niet veel af van de om schrijving van Van Dale. Kramers' Groot Nederlands Woordenboek (dat geen ande re afgeleide ivoorden van wintersport vermeldt) houdt het op: ,*port die 's winters, inz. in bergland beoefend wordt", en Koenen-Endepols is wat uitvoeriger met: ,*port die alleen 's winters beoefend wordt: schaatsenrijden, skilo pen, sleeen enz.: naar die win tersport gaan in Zwitser land". Zuinig Wat blijkt nu uit dit alles? Ten eerste dat de wintersport een halve eeuw geleden nog niet zo'n doorgewinterd begrip was als tegenwoordig. Zelfs de Van Dale van 1950 is met alleen „wintersportverblijf' wel erg zuinig» terwijl ik in die van 1976 nog afleidingen mis als wintersportvakantie, wintersportartikelen, winter sportfolders, winterspor toord, wintersportbus, win tersportgebied, wintersport- land. wintersportbestem ming, wintersporter en win tersportreizen. Bruin Ook lijken de omschrijvingen me wat achterhaald .jport die alleen 's winters beoefend kan worden". De wedstrijd kalender voor het schaatsen begint al in november, als de winter officieel nog niet t* aangevangen Maar ja. een korte maar betere omschrij ving is ook niet eenvoudig. Als u in december de schaat sen onderbindt om op de gracht langs uw hui* te gaan schaatsen, beoefent u wel de gelijk een wintersport, terwijl u toch niet tegen uw vrouw zegt: „Ik ga even naar de wintersport Aan de andere kant kunnen mijn vrouw en ik erop bogen dat we (het was in 1975) één keer van ons leven „naar de wintersport" zijn geweest. We gingen naar Kranjska Gora, het belangrijkste skisportcen trum van Joegoslavië bij de Oostenrijkse grens, vanwaar de sktlustigen iedere ochtend per bus naar de Oostenrijkse bergen vertrokken, omdat daar wél nog een beetje sneeuw lag. We konden dus zeggen dat we „naar de win tersport" waren, hoewel we geen ski of schaats of bobslee hebben aangeraakt. Integen deel. Mijn vrouw was name lijk zes maanden zwanger, dus het enige wat we deden was, stevig gearmd om val partijen te voorkomen, voetje voor voetje over de gladde wegen lopen, af en toe „Wat zijn jullie bruin.'", zeiden de mensen na onze thuiskomst ,J4aar de wintersport ge weest!", zeiden we beschei den.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1982 | | pagina 19