"Die meiden werden beet gegrepen..." NSB'ers kregen een "gang" door 't dorp DINSDAG 14 SEPTEMBER 1982 Varia PAGINA 17 Ondanks herhaalde waarschuwing van de autoriteiten, kon in de dagen na de bevrijding niet voorkomen worden dat veel vrou wen die tijdens de oorlogsjaren relaties hadden aangeknoopt met Duitse militairen, door de bevolking werden gestraft en op straat werden kaalgeknipt. De Jong citeert uit het boek van G. Slats: "Noordwijk in de jaren 1940-1945": De jaren opgekropte woede uit zich doordat de jongens enkele meiden die met Moffen hebben omgegaan en zich hebben gege ven, de kop kaalknippen. Ik zag viermaal dit volksgerecht vol trekken. En niemand deed er iets tegenZe grepen zo'n meid beet en met zakschaartjes, ja met messen zag je ze de kop kaal maken. Als een geplukte kip zag je ze door de duizendkoppige menigte wegvluchtenVele meiden hadden zich verstopt. De deuren werden opengeramd en als het niet aan de voorkant ging, dan zag je de jongens de achterzijde van het huis betreden. En ze gingen van de een naar de ander. Lijsten waren er opge maakt wie er in aanmerking voor kwam". De geschiedschrijving over Nederland in de Tweede We reldoorlog door dr. L. de Jong begint een flink stuk te vorderen. Met de voltooiing van de vierde en laatste band van deel 10 is de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie aangeland bij de capitulatie van de Duitsers en de bevrijding van het westen van het land. Er volgt nu nog een deel over de oorlogsjaren in Neder- lands-Indïe en de epiloog. Het twaalfde en laatste deel waarin De Jong in zal gaan op naoorlogse ontwikkeling en waarin hij tevens de kritiek op zijn omvangrijke werk zal "behandelen". Uit dit vandaag verschenen deel publiceren we de inventa risatie van De Jong in mei 1945. Hoe zag ons land eruit en voor welke immense taak stond ons land om op te bou wen wat in de vijf oorlogsjaren verloren was gegaan? Niet alleen "Moffenmeiden" moesten het in de bevrijdingsdagen ontgelden, ook NSB'ers werden uit hun huizen gehaald en op straat "onder handen genomen. De Jong schrijft daarover naar aanleiding van dramatische taferelen in onder meer Utrecht en Den Haag: "Wij veronderstellen dat het tot véél meer excessen is gekomen. Maar wie had er belang bij ze vast te leggen. De bedrij vers zeker niet. Wij weten dat op dinsdag 8 mei te Leiderdorp een "foute" luitenant van de staatspolitie die men in Nieuwveen had gearresteerd, een exemplaar van Volk en Vaderland in han den kreeg gestopt en gedwongen werd "Vuil en Vuilnis" te roe pen. "Na de rondgang door het dorp", aldus het rapport van een ooggetuige, "moest hij toen Oranje boven zingen. Ook dit heeft de man gedaan, waarop het publiek reageerde door uitroepen als: datje een lafaard was en een schoft, dat wisten wij. maar dat je zo laf was datje zelfs Oranje Boven durft te zingen, dat wisten wij niet". De Jong: "Heeft zoiets zich nu alleen maar in Leiderdorp afge speeld? Dat nemen we geen ogenblik aan". Ten tijde van de bevrijding stond 8% van de bodem (260.000 ha) onder water, na genoeg geheel (Walcheren vormde de uitzondering) als gevolg van door de Duitsers gestelde inundaties. Meer dan 80.000 ha was met zout, de rest met zoet water geï nundeerd. Die inundaties wa ren het grootst in de provin cies Gelderland (52.000 ha), Zuid-Holland (47.000 ha), Zeeland (46.000 ha), Noord- Holland (40.000 ha) en Utrecht (21.000 ha). Landelijk kon 11% van de cultuurgrond niet bebouwd worden. Met het oog op haar verdediging had de Wehrmacht echter niet alleen grote gebieden on der water gezet maar ook in de steden en dorpen aan de kust hele wijken gesloopt (Den Helder was bijvoor beeld voor de helft verdwe nen) en talloze versterkingen gebouwd: langs de kust, lan dinwaarts aan diverse linies, ook in en bij dé steden. Het totaal aantal verdedigings werken, groot en klein, was omstreeks 13.000. Ze ontsier den het landschap, ze ontsier den de steden. Onderdeel van de verdedigingswerken wa ren prikkeldraadversperrin gen, tankgrachten en mijnen velden; door de Duitse genie waren bijna anderhalf mil joen landmijnen in de Neder landse bodem gestopt, de meeste aan of achter de kust - die zouden stuk voor stuk ge licht moeten worden. In die bodem lagen voorts de lijken van Duitse militairen die van september '44 af in Neder land waren gesneuveld en op talloze punten haastig ter aar de besteld: ca. vijf- en twin tigduizend stoffelijke over schotten. De oorlog had grote blijvende verwoestingen teweegge bracht. Aan de Luftwaffe was in mei '40 het centrum van Rotterdam ten offer gevallen, nadien hadden de Geallieer de bombardementen in tal van steden schade, soms gro te schade aangericht (men denke aan Nijmegen, Henge lo, Enschede en Den Haag). Groot was ook de schade ge weest die van september '44 af uit de gevechten was voortgevloeid. Arnhem en Oosterbeek, het Rijk van Nij megen, Midden- en Noord- Limburg, het westen van Noord-Brabant, West Zeeuws-Vlaanderen, Walche ren, Tiel (hier waren van de ruim 3000 woningen welge teld 5 onbeschadigd geble ven), de IJsselsteden, de stad Groningen en de streek bij Delfzijl hadden toen het meest geleden. In het gehele land waren 14.000 boerderij en geheel verwoest dan wel zwaar beschadigd; voorts meer dan 25.000 andere be drijven, ruim 1500 scholen, ruim 900 kerken, ruim 250 ziekenhuizen en 120.000 wo ningen, waarvan bijna 90.000 als onherstelbaar moesten worden beschouwd; lichtbe- schadigd waren 390.000 wo ningen. Neemt men de ver woeste en de zwaarbescha- digde woningen bijeen, dan was de schade het grootste in de provincie0 Zeeland (16,6% van alle woningen), Gelder land (10,6%), Zuid-Holland (7,2%), Limburg (6,6%) en Noord-Braband (6,3%). Deze cijfers betekenden dat meer dan eei. half miljoen \ran de negen miljoen Nederlanders hun woning hadden verloren - van omstreeks anderhalf miljoen was de woning licht- beschadigd. Bij al die verwoestingen en be schadigingen nu moet be dacht worden dat materialen voor herstel voorlopig ont braken. De wegen hadden, behalve in de geïnundeerde gebieden, maar weinig schade opgelo pen, de bruggen zoveel te meer. Meer dan 900 verkeers- bruggen, groot en klein, wa ren vernield, bijna alle door de Wehrmacht, van de 50 be langrijkste verkeersbruggen waren slechts 9 gespaard ge bleven, alle (behalve de grote verkeersbrug bij Nijmegen) gelegen in het gebied waar de Wehrmacht zich nog bevond ten tijde van haar capitulatie; die bruggen hadden de Duit sers zelf tot het einde van de oorlog nodig gehad. Dat had in dat gebied na de Spoor wegstaking niet voor alle spoorbruggen gegolden zo dat daarvan nog meer ver dwenen waren dan van de verkeersbruggen; van de gro te waren er slechts drie niet vernield: de twee spoorbrug gen over de Nieuwe Maas in Rotterdam en de spoorbrug over de Lek bij Culemborg. In totaal waren, de kleine meegeteld, meer dan 180 spoorbruggen vernield. De vernieling van al die brug gen betekende dat het weg en het spoorwegverkeer als mede het verkeer over de binnenwateren (verkeer dat een vitale fol speelde in de menselijke contacten en in het herstel van het econo misch leven) slechts lang zaam op gang zou kunnen ko men. Langzaam evenwel niet alleen doordat bruggen ver dwenen en wateren versperd waren (de Wehrmacht had in het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg 8 zeesche pen tot zinken gebracht en el ders ruim 3000 binnensche pen), maar ook doordat een groot deel van de havenin stallaties van Rotterdam en Amsterdam was verwoest en veel transportmiddelen wa ren verdwenen. Van de 48.000 vrachtauto's die er vóór de bezetting waren ge weest, waren ca. 20.000 over, die bijna alle in zeer slechte staat verkeerden, van de 21.000 binnenschepen ca. 10.000, van de 28.000 spoor- wageons niet meer dan ca. 4000. Het electrische en die- sel-electrische materieel der spoorwegen was geheel ge roofd, van de goederenwa gons was 98% verdwenen, van de personenwagons van stoomtreinen 94%, van de lo comotieven 84%; bovendien was van de 3500 km spoor wegnet 800 km geroofd, naar verhouding het meest van het geëlectrifïceerde net: 750 van de 800 km. De grote werkplaats van de spoorwe gen te Tilburg was verwoest, de werkplaatsen in Haarlem, Utrecht en Amersfoort waren leeggeroofd. 'De telefoon en de telegraaf, zo werd eind mei '45 meegedeeld in de eer ste vergadering van de Raad van Commissarissen van de Nederlandse Spoorwegen, 'zijn vrijwel onbruikbaar en de stations verkeren in een desolate toestand'. Ook de stedelijke vervoersbe drijven hadden veel van hun materieel zien verdwijnen: ongeveer een derde van de tramstellen en verder alle au tobussen. Wat er aan trams 4é> m Een uiterst dramatische foto, die men in tal van Neder landse werken over de twee de wereldoorlog terugvindt: op 7 mei, als de capitulatie officieel al een feit is, maar de bezetter nog niet is ont wapend, komt het op de Am sterdamse Dam (waar velen zijn samengedromd om de Canadezen te begroeten) tot een hevige schietpartij tus sen leden van de Kriegsma- rine en een afdeling van de Binnenlandse Strijdkrach ten. Er vallen 22 doden en bijna 60 zwaargewonden. Wat was de aanleiding? In het zojuist verschenen deel 10b (tweede helft) schrijft dr. De Jong dat daar nooit officieel onderzoek naar is geweest. "In de tijd zelf is meestal ge meend dat manschappen van de Kriegsmarine die zich verschanst hadden in het bij de ingang van de Kal- verstraat gelegen gebouw van de Grote Club, hulp wil den verlenen aan een Duitse militair die vrijwel voor hun ogen in een vuurgevecht was geraakt met een BS'er die hem wilde ontwapenen". Maar De Jong voert nu een ooggetuige op die hem 23 jaar na de bevrijding schreef dat de schietpartij een ande re oorzaak had: "Op de Dam, dicht bij het bal kon van de Grote Club, stond een vrachtauto en op deze voortgeduwde wagen waren onder grote hilariteit van het publiek vrouwen aangevoerd die omgang met Duitsers hadden gehad. Deze vrouwen werden berecht voor een soort tribunaal. De hoofden werden kaalge knipt en gemenied. Het bloed stroomde over hun ge zicht. De vrouwen schreeuwden en riepen om hulp. Dit alles onder de ogen van de Duitsers. De Duitsers riepen om de vrouwen met rust te laten, dit gebeurde echter niet. On- derdehand liepen er BS'ers om het Paleis. Enkelen ston den bij het draaiorgel met geladen geweren of iets der gelijks. Het tumult en ge krijs der vrouwen werd he viger. De BS'ers zochten dekking achter het orgel en schoten naar het balkon, schuin boven hun hoofden". Het duurde niet lang of de partijen waren met elkaar in gevecht. Onder de BS'ers noch onder de Duitsers vie len slachtoffers, zoveel te meer onder de gewone bur gers op de Dam. BS-commandant Overhoff en een kapitein van de Duitse Feldgendarmerie maakten een eind aan de schietpartij, nadat twee bazooka-grana ten de Duitsers al tot beda ren hadden gebracht. bovendien zonder grond- en hulpstoffen en was. doordat men tijdens de bezetting nau welijks iets had kunnen in vesteren, nogal verouderd. tienduizenden hongervluch telingen uit het westen en ca. vijftigduizend door de ker ken geëvacueerde kinderen. De buitenlandse handel, tij dens de bezetting hoofdzake lijk georiënteerd op Duits land, moest al zijn relaties op nieuw gaan opbouwen en had daartoe natuurlijk in de eerste plaats voldoende transportmiddelen nodig. Van de handelsschepen was evenwel ongeveer de helft in de strijd ter zee verloren ge gaan. Gebleven was, bij het volk als geheel, de wil om aan te pak ken; gebleven was ook Ne derlands kredietwaardigheid - men mocht vertrouwen dat de grote bondgenoten, de Verenigde Staten in de eerste plaats, bereid zouden zijn, het zich weer omhoog wor stelend Nederland te helpen. Na het bevrijde land het bevrij de volk. De meeste gezinnen (dat vloeit al uit het vooraf gaande voort) waren ver armd. De woningen, voor zover niet verwoest of onher stelbaar beschadigd, zagen er verveloos uit, bijna niemand, zwarthandelaren en andere oorlogswinstmakers uitge zonderd. had zijn inboedel op peil kunnen houden. Veel ge zinnen hadden het al vóór de oorlog verre van breed ge had, de meeste van die gezin nen waren tijdens de bezet ting verder verarmd. Wat de kleding betrof, toonde een onderzoek van het rijksbu reau voor de distributie van textielgoederen in de zomer van '45 aan dat er bijna acht honderdduizend burgers wa ren die niet méér bezaten dan wat zij droegen.Goede schoe nen waren schaars geworden - velen liepen op geïmprovi seerd schoeisel, in arme wij ken liep wel de helft van de kinderen blootsvoets. In het westen des lands was voorts in tienduizenden gezinnen het binnenhoutwerk van de woning geheel of gedeeltelijk opgestookt; diezelfde enquê te toonde aan dat in 50 tot 60% van de gezinnen waar minder dan 28 per week werd verdiend, geen enkele handdoek en geen enkel la ken meer aanwezig was en in bijna 30%' zelfs geen enkel kopje. Meer dan een vijfde van die gezinnen bezat min der dan één bord per gezins lid In het oosten des lands en in Duitsland (in dat land op meer dan zeshonderd plaat sen!) bevonden zich verder ca. vijfentachtigduizend mannen en jongens die van de herfst van '44 af bij de Wehrmacht- of bij andere raz zia's waren gegrepen dan wel zich hadden aangemeld in het kader van de Liese-Ak- tion. Ook bevonden zich in Duitsland misschien nog tweehonderd vijftigduizend slachtoffers van de 'gewone', 'administratieve' arbeidsin zet en wellicht vijftienhon derd van de bijna driedui zend studenten die daar in mei '43 naar toe waren ge bracht; voorts ca. twaalfdui zend krijgsgevangenen en enkele duizenden Nederlan ders die in diverse concentra tiekampen (en hun Aussen- kommandos) en tuchthuizen waren bevrijd (de uit Ravens- brück bevrijde vrouwen be vonden zich in Zweden); be vrijd waren ook bijna vijfdui zend gedeporteerde Joden nog geen twaalfhonderd in diverse concentratiekampen (en hun Aussenkommandos), ca. tweeduizend in Tróbitz (de overlevenen van de Ber gen-Belsen-groep), ca. vijf tienhonderd in Theresien- stadt. Dan waren er Neder landse dwangarbeiders in Noorwegen (er is geen cijfer bekend) en, ten getale van en kele duizenden, in de Sowjet- Unie (de z.g. SS-Frontarbei- ter) en tenslotte bevonden zich, naar schatting, in mei '45 in andere dan de genoem de landen ca. zestigduizend Nederlanders: mannen van de strijdkrachten en van de koopvaardij, vluchtelingen, en arbeiders die in Belgié of Frankrijk waren bevrijd. Telt men al deze cijfers op. dan komt men tot een totaal aan ontheemden of anderszins af wezigen van meer dan één- milj oennegenhonderddui zend, anders gezegd: meer dan een vijfde van de gehele bevolking was ontheemd of anderszins afwezig. Daarmee is nog niet alles ge zegd. Van allen die zich bui ten Nederland bevonden: in totaal naar schatting ca. drie honderdtachtigduizend per sonen, had men sinds sep tember '44 niets meer verno- over was, kon overigens voorlopig niet in dienst wor den gesteld, want er was geen stroom. Een en ander betekende dat het vervoer in de eerste periode na de bevrijding evenveel problemen gaf als in de hon gerwinter: afgezien van de enkelingen die hun perso nenauto hadden weten te redden (cijfers zijn niet be kend), moest men lopen of fietsen - fietsen, meestal, op een nogal wrak vehikel met slechte of in het geheel geen banden. Cr was door de Duitsers veel méér geroofd dan transport middelen. Van alle gedepor teerde Joodse gezinnen wa ren, afgezien nog van tal van kostbaarheden die men had moeten inleveren, de meu bels naar Duitsland verdwe nen. Arnhem was geheel leeggeroofd. Dan had de be zetter zich in de laatste maan den van '44 12.000 paarden toegeëigend (naast de ruim 100.000 die al eerder waren verdwenen) 90.000 stuks rundvee (naast de 150.000 die al eerder waren gevorderd). Alle textielvoorraden waren geroofd. Geroofd was voorts bij ca. 4000 bedrijven waarbij vooral die op de metaalsector zware schade hadden gele den; in totaal waren 60.000 machines weggevoerd. In het westen des lands waren voorts de grote werven ver woest. Met dat al was toch een flink deel van het indus triële bedrijfsleven gespaard; dat deel evenwel lag in het westen, oosten en noorden des lands stil: er was geen energie - in mei '45 was het in het zuiden weer enigszins op gang gekomen. Nederland was verarmd. Het Centraal Bureau voor de Sta tistiek schatte in '47 dat de in de volkshuishouding geïn vesteerde waarden vóór de Tweede Wereldoorlog, bere kend naar de prijzen van '39, bijna 28 miljard hadden be lopen en dat dit totaal naar diezelfde prijzen berekend, op 1 mei 1945 tot bijna 20 miljard was gedaald. Die ver liespost van 8 miljard moet men nog vehogen met de ver loren gegane deviezen en bui tenlandse beleggingen, bij el kaar bijna 2 miljard. Er was dus, globaal gesproken, een derde van het nationaal ver mogen verdwenen. Het reële nationaal inkomen (d.w.z. de som van alle lonen, sociale uitkeringen, pensioenen, pachten, huren en opgeno men of uitgekeerde winsten, gedeeld door de factor die de prijsstijging aangeeft) was als gevolg van de daling van de industriële en landbouw-pro- duktie en van de buitenland se handel nog sterker ge daald: vergeleken met '39-'40 tot ongeveer de helft. Daar kwam dan nog bij dat het geldwezen grondig was ver stoord: vooral als gevolg van de Duitse manipulaties, was er vijfmaal meer geld in om loop dan de economie nodig had. Er was in mei '45 nauwe lijks iets te koop: niet veel meer dan levensmiddelen en bloemen. De 'zwevende koopkracht' oefende een enorme opwaartse druk op de prijzen uit. Een deel van die koopkracht kwam op de zwarte markt terecht, waar door velen eerder tot scharre len werden gestimuleerd dan tot werken. Meer normale verhoudingen zouden pas kunnen ontstaan wanneer al het circulerende geld van on waarde was verklaard en nieuw geld was ingevoerd. Dan nog zou het, dat was dui delijk, jaren van inspanning vergen om de economie weer op het vooroorlogse peil te brengen. Landbouw, tuin bouw en veeteelt waren ver armd. land en tuinbouw vooral ook doordat de bodem in de bezettingsjaren onvol doende was bemest. De in dustrie die een deel van haar machines had verloren zat Schrijvend over de mensen (wij laten in het hier volgende de 'foute' elementen even bui ten beschouwing) willen wij voorts met nadruk wijzen op de mate waarin zij tijdens de bezetting waren verwijderd uit hun oorspronkelijke om geving of zich daaruit hadden moeten verwijderen- Het land als geheel telde naar schatting ca. driehonderd- vijftigduizend onderduikers. Geëvacueerd waren vóór sep tember '44 en daarna als ge volg van de strijd in het zuiden meer dan achthon derdvijftigduizend burgers. Daar kwamen in de honger winter benoorden de rivieren door de inundaties naar schatting nog eens tweehon derdduizend evacué's by. Zo viel in het westen by menig een over de vreugde van de bevrijding de donkere scha duw van een diepe bezorgd heid: ja, die bevrijding wès gekomen, eindelijk, maar zou zij niet gevolgd worden door onheilsberichten, door jobs tijdingen? Weer een andere schaduw, een schaduw van verdmvM over de vreugde van allen die al wisten dat oorlog en bezet ting hun onherstelbare ver liezen hadden berokkend: de familieleden en vrienden van de slachtoffers van de Duitse '40. de misschien wel dertigduizend burgers die door de bombar dementen en de beschietin gen om het leven waren ge komen, van de gefusillecrden uit het verzet en van diege nen die vóór september '44 in de concentratiekampen wa ren bezweken en van wier dood bericht was ontvangen, van de leden van de stryd km htm, vooral van de Ko ninlyke Marine, en van de op varenden van de koopvaardij omtrent wier sneuvelen of overlijden men was ingelicht via het Internationale Rode Kruis. lo waren by velen de gevoe- na tam tttde van de bevrij ding by uitstek gemengd er was verdnet naast vreugde, angst naast hoop, onzeker heid naast vertrouwen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1982 | | pagina 17