„Het vriest
de zuurkool
aardig jongen,
kan duu
De historie van Nieuwenhuizen (1)
Vorige maand werd het
laatste symbool van de
eens zo bloeiende Leidse
conservenindustrie
opgeblazen: de pijp van
Nieuwenhuizen.
Duizenden Leidenaren
hebben de afgelopen eeuw
in de conservenfabrieken
gewerkt en een veelvoud
ervan heeft thuis de
boontjes van de industrie
gedopt. Nieuwenhuizen
aan de Morsweg was
misschien wel de
beroemdste met haar
stadsmerk "De Sleutels".
Want de fabriek was één
van de oudste en heeft het
't langst volgehouden.
Weliswaar was
Hoogenstraaten ouder, uit
1860. Maar deze fabriek
aan de Jodenkerksteeg
verhuisde al in 1921 naar
Alkmaar om daar in 19691<
sluiten. Tieleman Dros,
ook een roemruchte en
grote fabriek met haar
merk "De Molen", zat
vanaf 1877 aan de
Middelstegracht 97, slokte
en passant het fabriekje
Chauffoer aan de
Langebrug op en ging na
een uitbundig gevierd
75-jarig jubileum in 1955
over de kop met meer dan
vier miljoen gulden
schuld. Een ander
familiebedrijf,
Schoondergang, opgezet
door een cheflcok met die
naam bij Hoogenstraaten,
hield er tien jaar geleden
mee op, na tachtig jaar
werk aan de Herengracht
en vooral aan de
Middelstegracht 49-55. De
diepvriesfabriek Vita aan
de Hogewoerd 183, later
overgenomen door Iglo,
trok in de oorlog in het
pand dat de
conservenfabriek
Wouterlood achterliet.
Nieuwenhuizen verdween
pas tien jaar geleden uit
Leiden, maar bestaat als
enige van oorsprong
Leidse conservenfabriek
nog steeds; in
Helden-Panningen in
Limburg. De
verkoopafdeling van
Nieuwenhuizen is pas dit
jaar van Leiden naar
Limburg verhuisd.
Nieuwenhuizen is
Het was groot feest in
1966 tijdens het hon-
deijarig jubileum van
de conservenfabriek
Nieuwenhuizen. Een
rijk geïllustreerd jubi
leumboekje bevatte
ook een bericht uit het
Leidsch Dagblad van
1866. Een artikeltje
over de vestiging van
een conservenfabriek
en over het belang van
"versche groenten in
bussen" voor zieke
mensen. Ook een
"voorregt dier bussen
is", stond in het artikel
tje, "dat men in weinige
minuten de tafel kan
aanvullen met eene
smakelijke schotel, iets
hetwelk in ieder huis
houden, van tijd tot
tijd, te pas komt".
De trots van het familiebedrijf
wilde nu eenmaal dat Nieu
wenhuizen een van de oud
ste, zo niet de oudste conser
venfabriek in het land zou
zijn. Vakkundig waren in het
bericht echter enkele zinnen
weggepoetst. Want anders
had er in het jubileumboekje
gestaan: "Algemeen wordt
erkend dat bij Haarlem de
smakelijkste groenten wor
den geteeld en er heeft zich
sinds eenige jaren aldaar
eene fabriek gevestigd waar
de meest gezochte soorten in
luchtledige Bussen worden
gekocht en verduurzaamd"
De bussen van de 'Haarlem-
sche Maatschappij tot ver
duurzaming van levensmid
delen' waren te verkrijgen bij
J. Brandhoff Isselman te
Leyden...
1866 was de tijd dat de cholera
toesloeg in Leiden. Neeltje
Segaar-Van der Plas dreef
een "winkel van primeurs"
aan de Botermarkt 20 (waar
nu Xenos zit). Zij verkocht in
haar winkel de eerste asper
ges, de eerste doperwten en
de eerste aardbeien. Maar
door de cholera bleef Neeltje
met haar verse waar zitten.
Haar klanten gaven de
schuld van de cholera aan
haar verse groente. Het pol
derwater van de Pesthuys-
polder (bij de huidige Von
dellaan en het universiteits
terrein) waar Neeltje haar
groentetuin had, zou besmet
zijn.
Familietrots
Neeltje Segaar besloot een mo
derne ontwikkeling te vol
gen. Zij ging haar groente in
blikken. "Voor zieken is het
dikwijls van het grootste be
lang, versche groenten te
kunnen bekomen; maar ook
voor gezonden is het niet te
versmaden, in het barre sai-
zoen, Doperwtjes, Aspergies
of anderszins te kunnen eten,
even als in het best van den
tijd". Bij Hoogenstraaten
stak Neeltje haar licht op
over de inbliktechniek. Hoo-
genstraten conserveerde al
groente sinds 1860 in een fa
briek aan de Jodenkerksteeg
(het huidige Levendaal/Kore-
vaarstraat).
Met haar inblikfabriek legde
Neeltje de kiem voor één van
de belangrijkste conservenfa
brieken van Leiden. Haar
man Segaar overleed en zij
hertrouwde met Leonardus
Nieuwenhuizen. Hij hielp
haar bij het bewerken van de
tuinbouwgrond en bij het in
blikken.
Precies honderd jaar geleden
werd de inmiddels gesloopte
fabriek aan de Morsweg 60
gebouwd. Aan het begin van
deze eeuw werd de fabriek
nog eens uitgebreid.
De sleutel van de Morspoort is
nu nog een trots familiebezit
van de Nieuwenhuizens.
Daarmee konden zij voor dag
en dauw of 's avonds laat de
poort in en uit: een privilege.
Een andere familietrots zijn
de twintig blikken die bij de
verbouwing van de fabriek in
1946 gevonden zijn achter
een muur. Blikken uit de vo
rige eeuw. Zeven blikken
werden opengemaakt en ge
controleerd op kwaliteit: de
De fabriek van Nieuwenhuizen aan de Morsweg, gezien vanaf het Galgewater omstreeks 1920. Witte kool per schip aangevoerd.
(familie-archief Nieuwenhuizen)
asperges bleken nog eetbaar.
De andere dertien blikken
staan nu nog te pronken ach
ter een glazen kastje in de fa
briek van Nieuwenhuizen in
Limburg.
Tegenwoordig gaan de blikken
niet zo lang meer mee door
de massaproduktie waarbij
minder blik en tin wordt ge
bruikt. De houdbaarheid be
draagt nu slechts enkele ja-
Paard en wagen
In 1916 sterft Neeltje Nieuwen-
huizen-Segaar; het gouden
eeuwfeest is net gevierd.
Haar zoon Jan leidt samen
met Gerrit Boon (verre fami
lie van de Nieuwenhuizens)
de firma. Voor 76 gulden had
Jan Segaar zijn naam Nieu
wenhuizen erbij gekocht.
Nederland is neutraal in de oor
log en Nieuwenhuizen eet
van twee walletjes door zo
wel aan de 'centrale' (de Duit
sers) als aan de geallieerden
blikgroente te verkopen. In
de fabriek werken inmiddels
meer dan 25 mensen.
"Meneer Boon" was tot '22 me
defirmant. Hij bezat een gro
te villa tegenover de fabrie
ken, ook langs de spoorlijn.
De villa was voorzien een uit
gestrekte bloemen- en groen
tekwekerij. Behalve over de
uitgestrekte tuinbouwgron-
den waar Nieuwenhuizen
tuinbonen en spinazie teelde,
beschikte de fabriek over een
uitgebreide kudde dieren
waaronder varkens en paar
den.
De aan- en afvoer van de groen
te ging per spoor (Nieuwen
huizen had een eigen perron
netje naast de fabriek) en per
schip over het visrijke Galge
water (de vissen zijn nooit
wat te kort gekomen aan
Nieuwenhuizen, merkten de
werknemers die in schafttijd
een hengeltje uitwierpen).
Met paard en wagen werden
de groentewinkels in de stad
bevoorraad. Tot dik na de
Tweede Wereldoorlog gingen
de koetsiers met hun wagens
de stad langs. Ook de klein
zoon van meneer Jan, Ton
Nieuwenhuizen-Segaar, kan
zich nog herinneren op de
koets te hebben gezeten. De
koets stond altijd op de Kaas
markt. Het werd op den duur
een toeristische attractie.
In 1922 werd de nv Nieuwen
huizen opgericht. President-
commisaris Paul de Gooijer,
directeur van de Rotterdam
se bank, zou enkele tientallen
jaren de belangrijke financië
le man op de achtergrond
zijn. Meneer Jan was het ech
ter die "met zijn grote mond"
ontzag op de fabriek inboe
zemde. Behalve de familiele
den Boon was ook de druk
ker Jan Groen commissaris.
Groen was met "juffrouw An
nie" getrouwd, een dochter
van meneer Jan. De banden
tussen Groen en Nieuwen
huizen zijn steeds benadrukt
door uitwisseling van com
missariaten. (Toen Dirk den
Haan bijvoorbeeld trouwde
met de latere Leidse WD-
wethouder Elly Groen, een
dochter van Jan. werd Den
Haan commissaris bij Nieu
wenhuizen). En Groen druk
te uiteraard het bovenge
noemde jubileumboekje.
'Mevrouw Jan'
Wim Brugman (71) die 43 jaar
bij Nieuwenhuizen werkte,
vertelt van zijn eerste dag op
de fabriek in 1927: "Ik wist
niet wat ik die eerste dag
hoorde. Daar waren: meneer
Jan, meneer Leo, meneer
Frits, meneer Hein en me
neer Lou. Nou, ik dacht die
eerste dag dat het allemaal
van de familie Nieuwenhui
zen was; wat een boel direc
teuren". Later bleken het er
maar drie te zijn. Meneer Jan
en zijn zoons Frits en Leo.
Jan Heijn was de algemeen
bedrijfleider en Cor Lau was
de procuratiehouder.
Meneer Jan wordt omschreven
als ruwe bolster/blanke pit
met hart voor de zaak. Zijn
vrouw heette "mevrouw Jan"
en er was niemand die daar
om lachte. Meneer Jan en
mevrouw Jan spraken elkaar
zelf ook zo aan. Meneer Jan
kon behoorlijk vloeken, ook
al was hij kerkvoogd van
Oegstgeest. De Morsweg (me
neer Jan woonde naast de fa
briek) viel destijds nog onder
de Nederlands-Hervormde
gemeente Oegstgeest.
"Ik zie 'm nog lopen met zijn
houten kunstbeen en z'n bol
hoedje. Dat kunstbeen had
hij overgehouden aan een on
geluk met de stoomtram",
vertelt Kors Mokkensturm
die de fabriek 52 jaar trouw
bleef. "Ik hoor 'm nog fluiten
als de winter toesloeg. Het
vriest aardig jongen, zei-ie
dan. Ha, de zuurkool kan wat
duurder'. Zuurkool was "een
artikel op het weer". Als het
kouder werd, dan verkochten
we meer".
Behalve grote vaten zuurkool,
blikte Nieuwenhuizen aller
hande groente in. De uitge
doste groentewinkels van te
genwoordig bestonden niet.
De conserven verkochten het
best als er bijna geen groente
te krijgen was; in de winter.
En de zondagen met Kerst
mis, Pasen en Pinksteren be
tekenden tevens hoogtijda
gen voor de verkoop van "De
Sleutels"-conserven.
Handarbeid
Vrijwel alles werd nog met de
hand gedaan. Het schoonma
ken, het wassen en het koken
van de groente tot en met het
inblikken en het dichtsolde-
ren. Vooral het vele tilwerk
was zeer zwaar. Met leren
handschoenen werden de
nog hete blikken nauwkeurig
opgestapeld opdat ze niet
zouden omvallen. Hetgeen
niet altijd kon worden voor
komen. In de jaren twintig
was er alleen "de olifant", een
takel om de verhitte blikken
te tillen. De eerste tikmachi-
ne van het merk 'Hammond'
kwam in 1928.
De gebouwen waren nog on
verwarmd, hoe streng het
ook vroor. Maar toch bezat
Nieuwenhuizen relatief vrij
snel een centrale verwarming
op kantoor en heaters in de
fabriek. Niet alleen het be
lang van de werknemers
speelde hierbij een rol. Vocht
in het magazijn kon de blik
ken aantasten. Later beschik
te Nieuwenhuizen dan ook
over poetsmachines om roest
van de blikken af te halen.
In het hoogseizoen van mei tot
en met oktober begonnen de
werknemers hun werk al om
zes uur. En meneer Jan was
stipt. Wim Brugman: "Als je
om vijf over zes 's morgens
op de fabriek kwam, dan tier
de hij: 'Het is haast kwart
over zes'. Dat is nou typisch
iets voor een Nieuwenhuizen.
Zo waren ze allemaal".
Bij de deur stond een bord voor
de werknemers: "Zo nodig
brood meenemen". En dat
was vaak nodig. Als er van de
veiling om zes uur 's middags
nog een lading groente aan
kwam dan betekende dat
overwerk tot tien uur. Vooral
de 'doperwten-tyd' was 'over-
werk-tijd'. De doperwten
moesten zo mogelijk op de
zelfde dag dat ze aankwamen
ingeblikt zijn. Bij uitzonde
ring moest zelfs op zondag
worden gewerkt.
In het winterseizoen was het
slappe boel op de fabriek.
Werknemers werden ontsla
gen en in het begin van het
hoogseizoen weer aangeno
men. Dc werknemers maak
ten werkweken van 48 uur in
de wintertijd tot zeventig uur
in het zomerseizoen. Maar de
werknemers hadden geen he
kel aan het vele overwerk, ze
waren er eerder op gebrand.
Vele huishoudens baseerden
het gezinsbudget op het over
werk.
Thuiswerk
Lange rijen
De thuiswerksters vroegen aan
de portier wanneer de vol
gende lading groente werd
verwacht En de lading was
nog niet binnen of de thuis
werksters stonden in een lan
ge rij opgesteld, vanaf de fa
briek tot aan de Paul Kruger-
straat. Als 101 in de rij de eer
ste dag niet aan de beurt was.
dan was 101 de volgende keer
de eerste voor de nieuwe aan-
Mensen in de omgeving van de
fabriek maakten er hun be
roep van om handkarren aan
de thuiswerksters te verhu
ren. Maar de vrouwen ge
bruikten ook kinderwagens
of allerhande andere vehikels
om de groente naar huis te
brengen. Hoe meer kilo's op
Te klein
Transvaalbuurt werkte in het
hoogseizoen voor Nieuwen
huizen. Pas in de jaren vijftig
had Nieuwenhuizen de eerste
'supermoderne' machine van
Belgische makelij om bonen
automatisch te punten. Vele
machines volgden. Maar pas
in 1965 was het thuiswerk
voor de conservenfabrieken
verleden tijd, toen ook de
wortels automatisch konden
worden afgesneden.
Meneer Jan had er liefhebber^
in om zelf de groente uit te
geven aan de honderden
vrouwen uit de buurt De
centen die de vrouwen ver
dienden met het schoonma
ken van de groente waren
hard nodig om voldoende
eten en kleren te kunnen ko
pen of de huur te kunnen be
talen. Armoe was troef. De
werkloosheid was enorm en
het alcoholmisbruik evenre
dig.
De firma Nieuwenhuizen bezat
destijds zelf ongeveer twintig
huisjes aan de Morsweg. De
bewoners hadden vaak wé
ken huurachterstand, hoewel
de huur niet meer dan 1.25 tot
1.75 gulden per week be
droeg.
Vaak zaten ze buiten voor hun
deur te werken als het weer
dat toeliet De krotjes waren
eigenlijk te klein om het vele
werk binnen te doen. Bij
slecht weer moest het werk
wel binnen worden gedaan
en zat het huis vol afval.
In een uiterst gejaagd tempo en
met een bijzonder ritmische
techniek raffelden de vrou
wen de kilo's wortelen of bo
nen af. Vaak ging het werk
tot diep in de nacht door,
want het moest de volgende
dag klaar zijn. Moeder hield
de allerkleinsten zoet door ze
met hun blote billetjes op de
stapels bonen te zetten. De
wat oudere kinderen werden
van school gehouden om
thuis mee te helpen met het
schoonmaken van de groen
te. Liever werd een boete
voor schoolverzuim geris
keerd dan dat die paar centen
per kilo groente werden ge
mist. Waren de kinderen
klaar met hun werk bij moe
der, dan gingen ze voor een
paar snoepcenten de buur
vrouw ook nog eens helpen.
Ook de schoolvakantie van
de kinderen ging op aan het
pellen. Als grotere kinderen
van vijftien jaar thuiskwa
men van hun eigen werk, dan
werden ze ook meteen aan de
groente gezet.
De groenteboeren vreesden de
campagnes van de conser
venfabrieken in het zomer
seizoen. Heel de buurt at van
Nieuwenhuizen. De vrouwen
die de hele dag bonen had
den staan te doppen, zorgden
's avonds ook nog eens voor
een bonenschotel Het 'ste
len' werd door Nieuwenhui
zen oogluikend toegestaan.
Alleen, het mocht niet te gek
worden.
Zand
De vrouwen leverden de ge
dopte tuinbonen, de geschil
de asperges of de geschrapte
wortels in bij de fabnek en
dan bekeek Willem Briér op
een weegbrug of de groente
en het afval hetzelfde ge
wicht hadden als wat de
vrouwen gehaald hadden.
Meestal was het terugge
brachte gewicht minder.
Soms veel minder. Er waren
vrouwen die om het gezins
budget bij te spijkeren een
handeltje in bonen begon
nen, in de familie of zelfs op
de markt Om het verschil
tussen het gewicht van de op
gehaalde bonen en de terug
gebrachte bonen 'op te los
sen', werd er zand of werden
er zelfs stenen bij het afval
gedaan Maar zo gek waren ze
op de fabriek nou ook weer
niet. Het afval werd door
zocht. "Kijk eens wat we hier
vinden? Een steen!".
De vrouwen moesten de ver
miste bonen dan tegen de
winkelprijs terugbetalen.
Maar vrouwen die regelmatig
veel minder gewicht binnen
brachten dan ze hadden ge
kregen, mochten niet meer
meedoen.
Voor een paar centen de kilo
deden de thuiswerksters hun
werk. Soms stak dc buurt de
koppen bij elkaar, een sta
king togen de uitzuigrr v.m
de fabnek Meneer Jan kwam
dan aanstappen met zyn hou
ten kunstbeen en zijn bol
hoedje om even te praten met
"de wyven". zoals hy ze
noemde En dan hield-ie hele
verhalen over dat de fabnek
het niet lijden kon méér te ge
ven. Maar als het een heel
drukke tijd was. dan gaf hy
wel eens noodgedwongen
een paar centen m«*or Maar
even zo gemakkelyk haalde
hy vrouwen uit een andere
buurt om de groente schoon
te maken. Belangstelling ge
noeg om wat centen by te
verdienen. De buurten wer
den tegen elkaar uitgespeeld
en af en toe woedde een half
oorlogje tussen de vrouwen
uit Transvaal en de vrouwen
van bijvoorbeeld de Gere-
gracht. Nooit zyn de buurten
enn geslaagd samen op te tre
den tegen de conservenfa
brieken voor meer loon.
Volgende week deel 2 en slot: de
crisisjaren. de oorloc. cla»
azijn en de verhuizing.