c
V.
tV
Gemiddelde Nederlander beweegt zich onhandig
Vakonderwijs verplicht
ZATERDAG 12 JUNI 1982
Extra
De lichamelijke conditie
van de gemiddelde
Nederlander is
erbarmelijk. Veel mensen
zijn te dik of bewegen zich
onhandig en klunzig. Vaak
weet men niet hoe houding
en conditie het beste
verbeterd kunnen worden.
Bij een weekendje sportief
bezig zijn raken meer dan
20.000 Nederlanders
geblesseerd.
Oorzaak van deze
algemene houterigheid is
het feit dat maar weinig
mensen van jongs af aan
tijd en ruimte hebben
gekregen zich regelmatig
te bewegen. Met name de
scholen leggen kinderen
allerlei
bewegingsbeperkingen op.
Van 6-jarigen wordt
verlangd dat ze het
grootste gedeelte van de
schooluren zittend in een
bank of op een stoel
doorbrengen. Geen geringe
opgave voor kinderen, die
voor hun komst op de
lagere school een redelijke
mogelijkheid en vrijheid
tot bewegen hadden.
Eenmaal op de 'grote
school' is het afgelopen:
jen van de eerste dingen
die een schoolkind leert is
stil te zitten op zijn plaats.
Een paar uur gymnastiek
in de week moet het tekort
aan
bewegingsmogelijkheid
van kinderen op school
compenseren. Maar meer
dan een druppel op een
gloeiende plaat is het niet.
Het is minimaal
bewegingsonderwijs, dat
extra wordt gehandicapt
door twee factoren. In de
eerste plaats ontbreekt
vaak een geschikte ruimte
om de gymlessen te kunnen
geven. Er zijn veel scholen
zonder gymzaal of sporthal
in de buurt. Daarbij komt
dat in de meeste gevallen
de gymlessen niet door
vakleerkrachten worden
gegeven, maar door de
eigen juf of meester. De
opleiding die deze
leerkrachten daartoe
krijgen is volstrekt
ontoereikend.
Een dergelijke jarenlange
verwaarlozing van de
lichamelijke conditie op
lagere (en ook middelbare)
scholen is de
vakleerkrachten in de
lichamelijke opvoeding,
(gymleraren en
-leraressen), verenigd in de
Koninklijke Nederlandse
Vereniging van Leraren en
Onderwijzers in de
Lichamelijke Opvoeding,
een doorn in het oog.
Al
jarenlang hangen ze bij het
ministerie van onderwijs
aan de bel méér geld te
besteden aan het
gymnastiekonderwijs. Hun
grieven en wensen staan
gebundeld in de publicatie
'Bewegingsarmoedig
onderwijs'.
Onlangs heeft de
vereniging
staatssecretaris Hermes
van onderwijs een
'brandbrief gestuurd over
het miserabele
gymnastiekonderwijs.
Over het belang en de
mankementen van de
lichamelijke opvoeding op
lagere scholen een gesprek
met de heer J.P.Kramer,
voorzitter van de
Koninklijke Nederlandse.
Het is vreemd gesteld
met het gymnastiekon
derwijs op een aantal
lagere scholen. Kinde
ren die gymnastiek het
hardst nodig hebben,
komen het minst aan
bod. Lessen richten
zich op de besten, de
begaafden, de kindèren
die zich redelijk goed
bewegen.
Kinderen die extra aandacht
niet eens zo hard nodig heb
ben. De te dikke, angstige,
onhandige en houterige kin
deren - de 'krukken' - zijn
derhalve de klos. Zij vallen
uit de boot, voelen zich ver
nederd en hebben begrijpelij
kerwijs de pest aan gymnas
tiek. Een goede gymnas
tiekles zou eigenlijk alle kin
deren evenveel kansen moe
ten bieden. Maar in de prak
tijk komt daar niet veel van
terecht. Er zijn te weinig ge
schikte gymlokalen, te wei
nig uren en te weinig bekwa
me leekrachten. Dat zijn de
knelpunten die een goed
gymnastiekonderwijs in de
weg staan, aldus de heer Kra
mer, voorzitter van de Ko
ninklijke Nederlandse Ver
eniging van Leraren en On
derwijzers in de Lichamelij
ke Opvoeding.
Accommodaties
Volgens Kramer stelt de over
heid veel te weinig geld be
schikbaar voor goede gymza
len. 'Er zijn scholen die hun
gymles moeten houden in
feestzalen, wijkgebouwen, of
zelfs kerkzolders.' De nota
'Bewegingsarmoedig onder
wijs' van de Koninklijke Ne
derlandse vermeldt nog meer
staaltjes van vindingrijkheid.
Een aangepast tekenlokaal,
de kantine of aula, een oude
fabriekshal, een concertzaal.
Gymzalen.die officieel zijn af
gekeurd en waar de kalk van
het plafond valt. Toch wor
den ze gebruikt, bij gebrek
aan beter. Om maar te zwij
gen over de grasveldjes vol
hondepoep, waar bij zomers
weer kinderen bezig zijn met
een spelletje slagbal Ellende
waar Kramer voorlopig nog
geen oplossing voor ziet.
Veel scholen zonder gymzaal
maken gebruik van de plaat
selijke sporthal, maar vol
gens Kramer is dat geen idea
le oplossing. 'Sporthallen zijn
te groot. Met behulp van
vouwwanden kan de hal wel
kleiner worden gemaakt,
maar dan heeft de onderwij
zer soms geen materiaal (lad
ders, touwen, ringen enz.) tot
zijn beschikking. Dat hulp
materiaal bevindt zich dan
nèt in het andere gedeelte.
Bovendien is een sporthal
niet vlak bij de school ge
bouwd'. Dat laatste betekent
voor veel schoolkinderen lo
pen, fietsen of met de bus
naar de gymles. Tijd die alle
maal van de gymles afgaat of
van een andere les. Bij regen
worden veel gymlessen maar
niet gegeven. Het is geen
pretje in een fikse plensbui
naar de sporthal te moeten lo
pen. Dat onderwijzers in zo'n
geval soms zeggen 'vandaag
maar geen gymnastiek' is een
spijtige, maar begrijpelijke
zaak, aldus Kramer. Als ide
aal ziet Kramer dat iedere
school een eigen gymzaal
heeft. Is dat in deze tijd van
bezuinigen niet wat te veel
gevraagd? 'Het kan als zo'n
zaal meerdere functies heeft.
Een gymzaal die ook kan
worden gebruikt voor vrije
tijdsbesteding, gymnastiek
voor huisvrouwen of vereni
gingen. Als een zaal voor
meerdere doeleinden is be
stemd, wordt hij misschien
ook eerder gebouwd'.
Opleiding
Meer uren voor gymnastiekon
derwijs en betere accommo
daties zijn naar Kramers me
ning niet eens de belangrijk
ste punten. Elke dag een uur
beweging in een prachtige
gymzaal heeft geen enkel ef
fect als de leerkracht niet in
staat is een behoorlijke gym
les te geven. Dat laatste is
Kramers grootste grief: de
overheid geeft de voorkeur
aan gymlessen gegeven door
de eigen meester of juf. Dat
heeft een financiële reden.
Vakleerkrachten, leerkrach
ten die speciaal zijn opgeleid
voor het onderwijs in de li
chamelijke opvoeding aan
een van de vijf academies
voor lichamelijke opvoeding
(sportacademies) in ons land,
zijn duur. En geld is schaars,
dus moet de klasse-onderwij
zer of -onderwijzeres in de
meeste gevallen de gymles
verzorgen. Een onverant
woorde situatie volgens Kra
mer. 'De opleiding aan de pe
dagogische academies - de
opleiding voor onderwijzers
en onderwijzeressen - is on
voldoende om van all-round
leerkrachten ook bekwame
gymleerkrachten te maken.
Twee uur in de week krijgen
de studenten onderricht in
het gymnastiekonderwijs.
Dat is veel te weinig, alleen al
om een beetje belangstelling
te kweken voor bewegen. De
theoretische begeleiding kan
niet voldoende worden gege
ven en de eigen vaardigheid
van de onderwijzer is ook
niet geweldig groot. En dat is
belangrijk, omdat een leer
kracht de oefeningen die hij
de kinderen wil leren zélf uit
en te na moet beheersen'.
Honderd keer beter
'Een onderwijzer haalt niet het
niveau dat hij voor goed
gymnastiekonderwijs zou
moeten hebben', aldus Kra
mer. 'Niet in spel, atletiek,
zwemmen, toestellen, noem
maar op. Dat kun je ook niet
verwachten met twee uur per
week. De academies voor li
chamelijke opvoeding doen
er vier jèèr over om dit alles
te leren. Logisch dat vakleer
krachten honderd keer beter
zijn opgeleid dan de klasse-
leerkracht'. Kramer maakt
een uitzondering voor de
klasseonderwijzer die 'het in
z'n vingers heeft' en ondanks
minimale vooropleiding toch
in staat is tot het geven van
een perfecte gymles. 'Die zijn
er uiteraard ook.'
De opleiding van de onderwij
zer en onderwijzeressen
schiet niet alleen te kort op
het gebied van theorie - zoals
bouw van het lichaam, EH
BO, de beste en meest verant
woorde manier om bijvoor
beeld een kind te leren ring-
zwaaien - en eigen vaardig
heid van de leerkracht. Ook
de praktijk, het lesgeven zelf,
komt onvoldoende aan bod.
Studenten van de pedagogi
sche academies lopen regel
matig stage op lagere scho
len. Tijdens zo'n stageperio
de worden ook gymlessen ge
geven, maar veel te weinig
om alle kneepjes van het vak
te kunnen leren. Studenten
aan de sportacademies zijn
beter uit. Na 2 jaar opleiding
gaan ze één ochtend en één
middag per week naar ver
schillende lagere scholen om
onder begeleiding van vak
leerkrachten proeflessen te
geven.
Monnikenwerk
Kramers klachten over onvol
doende gymnastiekopleiding
van lagere schoolleerkrach
ten worden onderschreven
door de heer Heeneman, do
cent lichamelijke opvoeding
aan de Rijkspedagogische
Academie in Den Haag. 'Kra
mer heeft groot gelijk als hij
stelt dat de gymopleiding van
klasseonderwijzers slecht is.
Een logische zaak bij 2 uur
tjes in de week. Het is onmo
gelijk om onderwijzers en on
derwijzeressen op zo'n ma
nier iets bij te brengen van
een veelomvattend vak als
gymnastiek. Iedereen weet
dat wat er nu gebeurt eigen
lijk monnikenwerk is'.
'Gezien de omstandigheden
probeer ik er nog het beste
van te maken. Ik stel twee ei
sen aan mijn leerlingen: ze
moeten voldoende kijk heb
ben op de veiligheid in een
gymles en er moet voldoende
activiteit zijn. Dat betekent
dat ze niet iemand uit de rin
gen moeten laten vallen, en
ervoor moeten zorgen dat èlle
kinderen bezig zijn. Wanneer
iemand dat kan bereiken in
een les, ben ik eigenlijk uige-
praat. Meer kan ik niet berei
ken. Ik geef helemaal toe dat
de opleiding methodisch en
didactisch niet veel voorstelt.
Wat dat betreft is de acade
mie voor lichamelijke opvoe
ding een uitstekende oplei
ding'.
Inspectie
Ook verslagen van inspecties
i kleuter- en lager onder-
Om een einde te maken aan de
erbarmelijke situatie van de li
chamelijke opvoeding op lagere
scholen moet volgens Kramer
het gymnastiekonderwijs in
handen komen van mensen die
daartoe het best zijn opgeleid:
de vakleerkrachten. Gemeentes
ontvangen een geringe subsidie
om het vakonderwijs op lagere
scholen te kunnen bekostigen.
Geld dat kan worden besteed
aan een vakleerkracht gymnas
tiek, maar ook aan een leer
kracht voor tekenen of
handvaardigheid. Tot dusver
waren gemeentes niet verplicht
de verschafte subsidie ook
daadwerkelijk voor het va kon
derwijs te gebruiken. Met als
gevolg dat het geld vaak in de
aanleg van rioleringen of de
bouw van lantaarnpalen werd
gestoken.
Met ingang van 1 augustus ech
ter zijn gemeentes verplicht de
rijksvergoeding te gebruiken
voor het eigenlijke doel Vakon
derwijs wordt dus verplicht ge
steld, maar het gymnastiekon
derwijs is daarmee nog niet uit
de brand. De overheidssubsidie
is ontoereikend om de vakleer
krachten te kunnen betalen Ge
meentes die de gymnastiekles
sen door vakleerkrachten wil
len laten verzorgen, moeten zelf
diep in de geldbuidel tasten.
Niet iedere gemeente kan derge
lijke financiële offers dragen.
Vaak wordt er gekozen voor
tussenoplossingen één uur per
week gymles van de eigen juf of
meester, het andere uur van de
vakleerkracht.
wijs laten een somber geluid
horen. Er is weinig sprake
van een doordachte opbouw
van de gymlessen. Onderwij
zers en onderwijzeressen zijn
nauwelijks op de hoogte van
bewegingsonderwijs op de
kleuterscholen en sluiten
met hun lessen daar niet op
aan. Er staan te veel kinderen
tijdens de gymles stil. De ei
gen vaardigheid van de klas
seleerkrachten wat toestellen
betreft is bedroevend. Vaak
wordt van de gymles maar
een spelletjesles gemaakt. Of
nog erger: 'wij wandelen als
gymnastiek' aldus een onbe
kende onderwijzer.
Intellectueel
Geen wonder dat door deze
verkommering van het
gymnastiekonderwijs kinde
ren de lust om te bewegen
langzamerhand ontgaat rede
neert Kramer. Met als uitein
delijk resultaat een slechte li
chaamshouding, houterig be
wegen, achteruitgang in
spierkracht, kortom een
slechte lichamelijke conditie.
En afgezien van het puur fy
sieke belang van goed
gymnastiekonderwijs Kra
mer ziet ook een duidelijk
verband tussen lichamelijke
en geestelijke ontwikkeling.
Goede bewegingslessen kun
nen een gunstige bijdrage le
veren tot de intellectuele ont
wikkeling van een kind
meent Kramer. 'Door middel
van bewegen leert een kind
zijn eigen lichaam en zijn om
geving kennen. Aan den lijve
leert het begrippen hanteren
als hoog en laag. hard en
zacht, links en rechts, rond
en vierkant Dergelijke be
grippen kennen is de basis
voor de intellectuele ont
plooiing van een kind. Kinde
ren die te weinig beweging
hebben gehad en te weinig
hebben gespeeld, kampen in
intellectueel opzicht met een
achterstand. Veel kinderen
op Lom-scholen (scholen
voor kinderen met leer en
opvoedingsmoeilijkheden,
red.) hebben leer- of gedrags
problemen ais gevolg van aan
bewegingstekort of gebrek
kig bewegen Juist voor deze
kinderen is bewegen essen
tieel. omdat ze door beter te
gaan bewegen ook beter zul
len gaan leren'
Volgens Kramer is gymnastiek
onderwijs ook van belang
voor de sociale vorming, het
leren omgaan met andere
kinderen. Hierbij speelt de
houding van de leerkracht
een beslissende rol. Leer
krachten die zich voorname
lijk richten op de besten van
de klas, terwijl de 'krukken'
er voor spek en bonen bij zit
ten, ontnemen de wat minder
bedeelden alle plezier in het
bewegen. Juist de kinderen
die niet zo vlot zijn zouden de
meeste aandacht moeten krij
gen, aldus Kramer. 'Een leer
kracht kan niet van alle leer
lingen hetzelfde verlangen,
dus moet hij differentiëren
Dat betekent dat ieder kind
op zijn eigen niveau kan mee
doen. Als dat niet gebeurt, is
het niet goed Maar ren kind
mag ook best geconfronteerd
worden met de grenzen van
zijn kunnen, en leren dat an
dere kinderen beter kunnen
zijn. Zo slecht is dat niet,
want in de samenleving ge
beurt dat ook. Het is moeilijk
te zeggen hoe een ideale gym
les eruit zou moeten zien. In
ieder geval moeten alle kin
deren bezig zjjn. Begaafd en
minder begaafd moeten
evenveel kansen kriieen'
Prestatie
Kramer vindt dat een leer
kracht rekening mag houden
met de prestatiedrang van
kinderen, als het maar bin
nen de perken blijft Het par
tijtjes kiezen waarbij minder
begaafde kinderen worden
vernederd, zoals beschreven
aan het begin van dit verhaal,
is 'dodelijk' volgrns him
Toch is de wil van kinderen
om te presteren een van de
belangrijkste dingen in het
onderwijs Zonder die presta
tiedrang is het onderwijs, ook
het gymnastiekonderwijs,
zinloos En dan heb ik het
niet over prestatie in de zin
van 'de beste zijn', maar met
prestatie bedoel ik 'opvoeden
tot presteren'. Dat betekent
dat je het kind leert heen te
stappen over de grens van
het bekende en h.
grenzen van zijn kunnen te
verleggen. Dat is voor ieder
kind weggelegd, ook voor de
minder begaafden Een kind
moet de gelegenheid krijgen
erachter te komen wat hij wél
en wat hij niet kan Dat ligt
voor ieder kind anders En
dan krijgt het WOOfd pn la
tie een heel andere klank'
Vierendertig kinderen
staan langs de kant van
de gymzaal. In het midden
staan twee klasgenootjes.
Onder toezicht van de juf
zullen zij partijen kiezen
voor een spelletje trefbal.
Het tafereel dat volgt
roept herinneringen op
aan een slavenmarkt.
Keurend bekijken de twee
uitverkorenen de afwach
tende groep. De 'goeien'
worden er het eerst uitge
pikt en volgen daarna kri
tisch het keuzebeleid. 'Niet
die, mandie is hardstikke
slecht. Nee, je moet hèm ne
men'. Wijzen, wenken. Een
handvol kinderen blijft
over, de krukken. Het kie
zen gaat niet meer zo vlot.
Druk, halfluid overleg. De
overgeblevenen met ge
zichten uit schaamte naar
de grond. Niemand wil
immers een paar stomme
lingen in zijn partij heb
ben? Ook de juf vindt het
wat pijnlijk worden, want
snel verdeelt ze de afval
lers over de twee groepen.
Een duw. 'Jij hier, en jij
daar'. Gemopper en ge
mor van de reeds gekoze
nen. 'Jesses, wij krijgen
die slome'. Het schaam
rood stijgt 'die slome'
naar de kaken, doodsbe
nauwd straks tijdens het
spel fouten te maken.
Want voor stommelingen
is geen excuus en genade.
Door Margot
Klompmaker