c 3 Er loopt wel eens iets mis Ouders doen toestanden in verbijsterend boekje open over Arnhems zwakzinnigeninstituut ATERDAG 27 MAART 1982 Extra Vorig jaar nog, op 16 maart, ontving de vaste commissie voor volksgezondheid in de Tweede Kamer een brief waarin, door onder anderen de heer en mevrouw Van der Eijk, werd gevraagd de „er kenning van 's Koonings Jaght in te trekken" of an ders het internaat onder meer te verplichten er borg voor te staan dat „de patiënt in beginsel als mondig wordt benaderd, alsmede dat een regeling voor een on afhankelijke behandeling van diens klachten tot stand komt". Beurs Een brief die weinig weerklank vond. Net als de klachten die verzonden wer den naar de geneeskundige inspectie voor de geestelijke volksgezondheid (via de toenmalige staatssecreta ris), de inspecteur van de geestelijke volksgezondheid in Gelderland-Overijssel en de officier van justitie van het arrondissementsparket in Arnhem. Toch waren de aantijgingen van de ouders niet gering. Twee voorbeelden: de voeten van de dochter van één van de ouders (het meisje is dub bel gehandicapt) werden in zulke nauwe orthopedische schoenen gesnoerd dat zij op een gegeven moment zelfs twee weken niet kon lopen wegens blaren, korsten en pijnlijke, beurse plekken. Een zoon van een van de an dere ouders bleek na een val zijn dijbeen te hebben ge broken. Wat een week na het gebeurde door de ouders werd geconstateerd. Op 's - Koonings Jaght was men na een onderzoek van een arts - vijf dagen eerder - niet ver der gekomen dan 'een dikke knie'. De ouders werd mede gedeeld dat er 'geen enkele reden tot ongerustheid was'. De jongen heeft nooit meer kunnen lopen. Hogerop De klachten werden in eerste instantie ingediend bij de staf van het internaat, maar toen deze niet serieus wer den genomen, zochten de ou ders van de kinderen het ho gerop. Met al even weinig re sultaat. De heer Hoeing, hoofd afdeling zwakzinni genzorg bij de generale hoofdinspectie voor de geestelijke volksgezond heid, achtte de klachten on- Er was iemand tegen hem op gereden. En Roderick was gevallen. Kan gebeuren natuurlijk. Kleine on gelukjes zijn zeker in een internaat voor geestelijk gehandicapten niet te voorkomen. „Kom joh, staan", riep de groepsoudste toen Roderick geen aanstalten maakte op te krabbelen. Maar Roderick, door zijn geestelijke handicap niet in staat aan te geven wat hem eventueel mankeert, weigerde. Eigenlijk was het zuiver toeval dat Rodericks ouders juist op dat moment op bezoek kwa men. „Hij wil niet staan om dat hij is geschrokken", ver klaarde de groepsoudste. De ouders vermoedden iets an ders. Rodericks voet maakte een vreemde kwartslag naar buiten. „Kan er geen arts bij komen?", vroeg mevrouw Van der Eijk, de moeder van Roderick. Dat bleek moeilijk. Een arts kon alleen worden geconsul teerd in dringende gevallen, zoals meneer en mevrouw Van der Eijk wel zouden be grijpen. Jawel, maar was dit dan geen dringend geval? Nee, dat was het dus duide lijk niet. „Maar", zo werd be loofd, „er zou de volgende dag zeker even een arts wor den geraadpleegd".' Er was geen enkele reden tot onge rustheid. 'Dikke knie' Dat bleek ook wel de volgende dag, want toen de vader van Roderick bij 's Koonings Jaght langs reed om te horen hoe het met zijn zoon was, bleek er slechts een 'dikke knie' te zijn geconstateerd. Door een arts. Die er geen en kel bezwaar tegen had dat Roderick weer een strakke broek aan kreeg en die verder ook geen instructies achter liet over eventueel toiletbe- zoek. Dat kon Roderick zelf wel organiseren. Een dikke knie? Wat is nou helemaal een dikke knie. Vijf dagen later weigerde Rode- riek nog steeds op het rech terbeen te gaan staan. Zijn moeder: ,,Ik kreeg meer en meer het idee dat er toch iets helemaal fout moest zitten. We hebben hem toen uitge kleed en ik was er meteen van overtuigd dat Roderick een heupfractuur had. Maar ze vonden het opnieuw niet nodig een arts erbij te halen. Geen urgent geval". De paviljoensarts werd de vol gende ochtend meteen om half negen door de dodelijk ongeruste meneer Van der Eijk gebeld. Of hij misschien ook eens boven de knie wilde kijken. Dat wilde de arts. Ze zouden er nog van horen. Maar pas na half drie, want dan was hij klaar met zijn vi sites. De telefoon rinkelde echter reeds om half twee. Of mevrouw en meneer Van der Eijk maar onmiddellijk naar 's Koonings Jaght wilden ko men. De heer Van der Eijk: „We wer den opgewacht door het pa- viljoenshoofd, die ons direct meenam naar de arts. Meteen toen we binnenkwamen vroegen we of het inderdaad een heupfractuur was, omdat we in het voorafgaande weekeinde langzamerhand het idee hadden gekregen dat het misschien ook wel een dijbeenhalsfractuur kon we zen. We hadden wat onder zoekingen gepleegd met on der andere een geraamte. Je moet als leek tenslotte toch wat". Heupfractuur „Maar het bleek dus inderdaad - tenminste dat zei die arts - een heupfractuur te zijn. En zorgen hoefden we ons niet te maken, want alles zou weer genezen. Toen vroegen wij: ja, maar waar zit die fractuur dan precies. Zegt die arts: Dat weet ik niet. Waarop hij naar dat paviljoenshoofd keek en vroeg: weet jij dat Karei...? Dus wel even een volledig herstel beloven, maar niet eens weten waar de breuk zat". Het echtpaar was eerder ont hutst dan woedend. Temeer toen bleek dat Roderick zich niet in zijn paviljoen bevond, maar al naar het ziekenhuis was vervoerd. Zonder dat de ouders daarvan in kennis wa ren gesteld. Mevrouw Van der Eyk: „We zijn toen na tuurlijk onmiddellijk naar het ziekenhuis gegaan, waar hij al om half tien was opge nomen. Toen we aankwamen werd hem onder narcose net een gipsbroek gegeven. We zagen hem pas toen hij na verloop van tijd, nog steeds buiten kennis, op de zaal kwam. Alsof een gehandicapt kind voor de ouders geen be tekenis heeft. Eerst een week lang geen urgentiegeval en dan hup meteen naar het zie kenhuis zonder de ouders op de hoogte te stellen". Het protest werd door de direc trice van 's Koonings Jaght, mevrouw J. E. Manssen en het hoofd medische dienst van dezelfde instelling, de heer J. P. van der Hooft, weg gewuifd met de woorden: „Niets aan de hand. Het was* geen narcose, maar een roes je, en daar is mededeling aan de ouders niet voor nodig". Onhandelbaar De volgende dag al keerde Ro derick terug op 's Koonings Jaght, een paar maanden la- gegrond en de officier van justitie van de arrondisse mentsrechtbank te Arnhem, de heer J. A. Kopp, conclu deerde dat de klachten over de leiding en-of medewer kers van het internaat „geen strafbare feiten opleveren, noch aanknopingspunten bieden voor een strafrechte lijk onderzoek". De officier deelde overigens tevens mee, dat hij niet de bevoegdheid had een nader onderzoek te verrichten, om dat 's Koonings Jaght vol gens Staatsblad 669 (5 no vember 1971) niet kan wor den beschouwd als een ge sticht voor krankzinnigen, maar als een inrichting. De officier: „Ingevolge art. 7 van hoger genoemd Besluit is slechts de geneeskundig inspecteur voor geestelijke volksgezondheid belast met het toezicht op de onderha vige inrichting, terwijl hem tevens alle verlangde inlich tingen dienen te worden ver strekt. Gelet op het voren staande, heb ik daarom uw klachten aan hem voorge legd met het verzoek hier aan zijn aandacht te geven en eventueel noodzakelijke maatregelen te willen tref fen". Onmogelijk Deze geneeskundige inspectie was echter reeds volledig op de hoogte en had vla eerder genoemde heer Hoeing en Vorige week werd een 25-jarige zwakzinnigenverzorger gearres teerd omdat hij een patiënt van het instituut 's Koonings Jaght zo zou hebben geslagen en geschopt dat deze een paar uur later in zijn slaapkamer aan inwendige bloedingen overleed. De man heeft een bekentenis afgelegd. Een verbijsterend bericht, dat niet los kan worden gezien van een strijd die een aantal ouders al jarenlang voert tegen de staf van het in Arnhem gevestigde internaat voor geestelijk gehandicapten. Het verhaal van een dubbel gehandicapte jongen, die als pupil van 's Koonings Jaght eerst zijn loop- en sta- vermogen verloor, vervolgeq^Jtlind werd en toen overleed. Door Rob van den Dobbelsteen ter zou met de revalidatie be gonnen moeten worden. De heer Van der Eijk: „Dat moest ik zelf doen. Er kon geen therapeut voor Rode- riek worden vrijgemaakt. Ik ben een tijd lang elke week vier dagen naar Schaarsber- gen geweest om samen met Roderick wat te spelen in een hydrubad. Later heeft een vakman het van me overge nomen, maar dat was ook van korte duur, omdat het bad buiten gebruik kwam door een defect of zo". Roderick werd meer en meer onhandelbaar. Slecht eten, krabben en bijten naar ande re kinderen. De vrees van Ro derick ouders, dat het met het rechterbeen nog steeds niet in orde was. werd be waarheid toen na veel ruzie de paviljoensarts er zuchtend in toestemde nog een paar röntgenfoto's te maken. Maar nu van het hole been. Vlak boven de knie werd nog een breuk gesignaleerd. Ettelijke maanden na de val. Opnieuw gips. Opnieuw revali datie, die aanvankelijk in het Radboudziekenhuis in Nij megen plaatsvond en later weer bij 's Koonings Jaght. De heer Van der Eijk: ..Nog maals. ik ben een leek. Maar in het Radboud ontdekte tk duidelijk vooruitgang Met behulp van een looprek liep mijn zoon zelfs alweer een beetje. Maar toen hij terug kwam op 's Koonings Jaght is alles weer fout gegaan. We hebben hem sindsdien steeds moeten dragen, want een rol stoel heb je ook niet zomaar" diens geneeskundige inspec teur voor de geestelijke volksgezondheid, de heer H. R. Pleiter, al enige 'aanva ringen' met de ouders van de kinderen achter de rug. Ze ker toen de heer Pleiter een van de moeders op de hoogte had gebracht van het feit dat ze haar dubbelgehandi- capte kind door haar optre den in een 'onmogelijke si tuatie' had gebracht. Con creter gesteld: „Als u zo doorgaat met klachten in dienen, zou dat wel eens kunnen terugslaan op de be handeling van uw kind...". De heer Hoeing beweerde bo vendien dat er in 's Koo nings Jaght geen sprake was van medische verwaarlo zing. Dit vlak nadat men de voeten van eerder genoemd meisje in veel te nauwe schoenen had gewrongen en datzelfde meisje tweede graads verbrandingen had opgelopen nadat men in het internaat met een geflam beerde en dus gloeiendhete steek steriele urine had ge probeerd op te vangen. Naar buiten openbaarheid te brengen. Daar is nu verandering in gekomen. De heer Van der Eijk - vader van Roderick, de jongen die men vijf dagen lang met een gebroken dij been heeft laten zitten zon der de breuk te verzorgen - in zijn huis te Ewijk (Gelder land): „Het is een verschrik kelijke situatie en het tries te daarbij is dat die verple ger nu alles op zijn bord krijgt geschoven. Natuurlijk moet die man gestraft wor den, maar de fundamentele f<'Ut zit bij de directie van 's Koonings Jaght. Je bent er niet met de arrestatie van die verpleger - de leiding van het internaat moet wor den aangepakt. Als ik alleen al zie hoe slecht de verple gers van bovenaf worden be geleid, ach ik zou zoveel kunnen vertellen". Roderick van der Eijk is in middels op 17-jarige leeftijd, vorig jaar september, overleden. Nadat hij eerst ook nog blind was gewor den. Rodericks vader: „Toen we hem eenmaal uit 's Koo nings Jaght hadden gehaald, heeft hij gelukkig nog een heel fijn jaar gehad in de 'Boldershof in Druten. Maar die tijd in Arnhem...". Blind Anderhalfjaar later, op 17 okto ber 1980, bleek Roderick plotseling ook blind. Me vrouw Van der Eyk: „Ik had hem net een half uurtje eer der bij 's Koonings Jaght op gehaald voor een weekend vertroetelen thuis, toen ik merkte dat hij zijn eten niet kon vinden. Hij at alleen als er een lepel tegen zijn lippen werd gehouden. Als je sla-be wegingen maakte zag je geen reactie in zijn ogen of zo. En als er met zijn speelgoed werd gerammeld greep-ie er naast". „We hebben toen onmiddellijk naar 's Koonings Jaght ge beld, maar de artsen waren - het was half vijf - niet aanwe zig. Het paviljoenshoofd, dat tot zeven uur dienst had, was naar een receptie en de groepsleider was niet bereik baar. Later kreeg ik de week endwaarnemer te pakken, maar die kon mij niet helpen. Hij zou het doorgeven zei hy 's Avonds zijn we toen met Roderick naar de oogarts ge gaan en die constateerde honderd procent blindheid. En gezien de beschadigingen van de oogzenuwen zou her stel uitgesloten zijn". upnieuw twijfels bij de heer en mevrouw Van der Eijk over het functioneren van hel per soneel op 's Koonings Jaght. Al in een veel eerder stadium hadden ze er in het instituut op gewezen dat ze het zo vreemd vonden dat Roderick - die eerst zo'n vrolijk kind was - plotseling zo agressief werd En ook hadden ze op gemerkt dat de pupillen van hun zoon steeds groter wer den. Het stellen van een me dische diagnose werd echter niet noodzakelijk geacht. Hel Dat deed, nadat de ouders van Roderick met haar in contact waren gekomen, wel de kin- derneuroloog van het Rad boudziekenhuis. dr. Krijgs man Diens conclusie: „Door afsluiting en daardoor uitzet ting van een der hersenka- mers is niet alleen een frac tuur in de schedel ontstaan, maar door druk op de oogze nuwen ook een onherstelbare blindheidOverige constate ringen: het kind moet door 'een niet voor te stellen hel van pyn zijn gegaan' en 'had men tijdig een drain aange legd. dan was de pyn minder geweest en had misschien die blindheid voorkomen kun nen worden'. Na opnieuw hevig touwtrek ken (want ook dat is niet makkelijk) hebben de heer en mevrouw Van der Eijk hun zoon in een andere in richting ('De Boldershof in Druten) geplaatst weten te krijgen. Roderick overleed een jaar later op 29 septem ber 1981 op 17-jari^c lieftfyd Maar de strijd tegen 's Koo nings Jaght wil de heer Van der Eijk niet opgeven. „Om dat er ook nog andere kinde ren zijn". Vooralsnog heeft die strijd wei nig opgeleverd. Neem het ge sprek dat hij met andere ou ders op 14 januari 1981 (dus nog voor het overlijden van zijn zoon) had met de dr. J Hoeing, hoofd afdeling zwak zinnigenzorg van de genees kundige hoofdinspectie voor de geestelijke gezondheid. Een gesprek naar aanleiding van een aan de toenmalige staatssecretaris, mevrouw Veder-Smit gestuurde klach tenbrief. Brief In vervolg op het gesprek liet het hoofd zwakzinnigenzorg vanuit zijn kantoor te Leid- schendam op 12 mei (vier maanden later dus) per brief weten dat hem na onderzoek onder meer was gebleken, dat: - alle kinderen in 's Koonings Jaght - ook vroeger - goed tot zeer goed zyn onderzocht; - er bewijsbaar nauwkeurig aandacht wordt besteed aan de procedures inzake medi sche behandeling-begelei- ding; - er geen sprake kan zyn van medische verwaarlozing. Aan het stellen van een diagnose is duidelijk aandacht be steed; de behandeling is ade quaat; - by een der pupillen sprake is van een gemiste diagnostiek Daarbij heeft de signaalfunc tie. die de verpleegkundige discipline geacht wordt uit te oefenen, gefaald. Gevolgen voor de behandeling waren er niet; - de ouders structureel en syste matisch worden ingelicht over het welzyn van hun kind. Niettemin loopt er wel eens iets mis; de inrichting bestrijdt dat niet en kan ook niet voorkomen dat er wel eens iets niet loopt zoals men wenst Doofpot Tot zover de heer Hocing, die verderop in zijn bnef vast stelde dat 'er van de klachten niet veel blyft staan' ook al 'omdat het duidelijk moet zijn', dat het bijvoorbeeld niet meer is na te gaan of het in de inleiding van dit ver haal genoemd meisje in 1979 inderdaad 'ondeskundige' (waarschijnlijk bedoelt de heer Hoeing hier 'ondeugde lijke' - RvdD) schoenen wer den aangemeten en/of het zelfde meisje niet veel later inderdaad brandwonden had opgelopen, die slecht waren behandeld. De heer Van der Eyk: „Alles, alles, werd altijd maar in de doofpot gestopt Het is een hele droevige aanleiding, maar ik hoop dat er nu wel wat ogen open gaan".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1982 | | pagina 25