"Nederland mag niet van NAVO-dubbelbesluit af" De irritaties van hondskanselier Helmut Schmidt: ZATERDAG 27 FEBRUARI 1982 Extra PAGINA 21 Aan het eind van een lang gesprek met bondskanselier Helmut Schmidt komen Nederland en het „dubbelbesluit van de NAVO" ter sprake: het opstellen in West-Europa van Amerikaanse kruisraketten - ook in Nederland en Belgiè en het tegelijkertijd onderhandelen met de Sowjet-Unie over de beheersing van het nucleaire wapenbestand. Kan Nederland dit besluit - in het bijzonder het eerste deel, de plaatsing - naast zich neerleggen, zoals bijvoorbeeld de PvdA dat wil? Schmidt aarzelt niet, antwoordt gedecideerd, elke lettergreep zorgvuldig uitsprekend: „Ik betreur de onzekerheid die ik In de meningsvorming in Nederland meen te herkennen. Ik acht het ongewenst dat Nederland, België of Italië - maar daar zijn deze tendenzen nog niet te herkennen - zich van dit NAVO-dubbelbesluit zouden alkeren". „Duitsland kan en mag dat niet doen. Als wij ons zouden terugtrekken, aouden de Russen zich niet meer gedwongen voelen om over de wapenbeheersing te onderhandelen".„Het ware te wensen dat Nederland de Bondsrepubliek niet alleen laat staan". Ik ontmoet een ontspannen Schmidt in Hamburg, de stad waar hij in de jaren zestig se nator is geweest, senator van de Vrije Hanzestad. Hij was erheen „gevlucht" om het carnaval in het Rijnland, in Bonn, niet te hoeven meema ken. Deze protestantse Noordduitser kijkt met de zelfde verbazing naar het car naval als de „boven-Moerdy- ker" in Nederland. Een ontspannen Schmidt, in derdaad, maar toch wel snel geirriteerd. Hij kan het am per onderdrukken als hij in vragen onbegrip over zijn po litiek meent te herkennen. Een onbegrip dat hij vooral ook meent aan te treffen in de Die media komen immers altijd weer met dezelfde vragen en stellen altijd weer grote ver schillen tussen Amerika en Europa vast. Schmidt zegt me met enige grimmigheid: „Ik geloof dat de media hier en ginds verder uit elkaar lo pen dan de regeringen van de Verenigde Staten en die van West-Europa. Op media-ge bied is - dacht ik zo - het ver schil bijzonder groot". Dat lijkt een weinig steekhou dende opmerking. In de te genstellingen tussen Europa en Amerika gaat het aller minst om uitsluitend uitlatin gen van media, maar ook om die van bijvoorbeeld Ameri kaanse ministers of onder ministers, zoals Weinberger. Over de handel met het Oost blok - een doorn in het oog van de Amerikanen - en niet te vergeten het gascontract met de Sowjet-Unie van zo wel de Bondsrepubliek als van Frankrijk. Schmidt reageert puur for meel: „Tot nu toe heeft de Amerikaanse regering de Franse noch de Duitse rege ring laten weten tegen onze handel met Rusland over aardgas te zijn. Maar laat ik tegelijkertijd duidelijk zijn: een Amerikaanse interventie op dit terrein zou zonder in vloed zijn gebleven. Wij hou den aan deze gashandel vast en de Fransen doen dat pre cies zo". Spelen Is het desondanks niet overdre ven verschillen te ontkennen of te willen ontkennen tussen de VS en Europa? Twee voor beelden: de reacties destijds hier op de invasie in Afgha nistan waren terughouden der dan in Amerika en zelfs over Polen liet Europa zich rustiger uit. De bondskanselier antwoordt uitvoerig, 'gaat in op het ver schil in karakter tussen de Europese en Amerikaanse buitenlandse politiek en deelt en passant snerende op merkingen uit naar enige bondgenoten. Schmidt: „Destijds heeft de Bondsrepubliek met Noor wegen en Turkije haar deel neming aan de Olympische Spelen in Moskou terugge trokken. Holland deed dat niet, België, Engeland en Frankrijk evenmin. Drie Eu ropese landen toonden zich dus solidair met Amerika, na melijk die drie die binnen het directe bereik liggen van Russische vliegtuigen en an dere wapens. Maar diezelfde landen waren in hun taalge bruik over Afghanistan en de Sowjet-Unie terughoudender dan de Verenigde Staten. An dere Europese landen even wel gingen zeer ver in hun veroordeling, maar gingen wel naar Moskou: hun sport mensen probeerden er goud en zilver te veroveren". „Wat wil ik daarmee zeggen? We hebben nu eenmaal ver schillend temperament. Zo zijn de Amerikanen altijd ge neigd om hun buitenlandse politiek in het kader van mo rele argumenten naar buiten te brengen. Europeanen rea geren anders. Uit de volheid van hun even lange buiten landse politieke ervaringen. Binnen en buiten Europa, leggen zij sterk het accent op de werkzaamheid van hun positie, op de efficiency. Zij willen hun beleid in resulta ten aangèven. Dat betekent echter niet dat er geen morele overwegingen aan ten grond slag zouden liggen". „Europa heeft gelukkig altijd eensgezind de wandaden ver oordeeld van een systeem zo als dat in en door de Sowjet- Unie gestalte kreeg, een ver oordeling op morele gron den. Mag ik in dit verband, niet alleen aan Afghanistan herinneren, maar ook aan Tsjechoslowakije in 1968, aan Hongarije in 1956, aan de bouw van de muur dwars door Berlijn in 1961, aan het neerslaan van de vrijheidsbe weging in de DDR in 1953, een onderdrukking die den ken doet aan het Polen van 1981 en 1982. Tegelijkertijd echter hebben de Europea nen duidelijker dan de Ame rikanen gezien dat morele veroordelingen voor de Sow jet-Unie geen aanleiding zijn om haar politiek te verande ren". Bedreigd Ik keer terug naar het oor spronkelijke gesprekspunt: de snelle geraaktheid van het huidige Amerika, althans sneller dan Europa. Zou dat iets te maken hebben met een gevoel van onveiligheid: in Europa leeft men al jaren onder de druk van de Sowj et- aanwezigheid, voor Amerika was dat begrip niet reëel. Nu begint het zich misschien in dit rakettentijdperk direct persoonlijk bedreigd te voe len? Schmidt: „De Verenigde Sta ten hebben na beëindiging van hun militair optreden in Vietnam de dienstplicht afge schaft. Tegelijkertijd hebben ze hun verdedigingsbudget wat laten schieten. Daardoor bestaat er in Amerika de in druk dat men het een en an der moet inhalen. Ik kan dat wel begrijpen, vermoedelijk is deze opvatting ook wel juist. Wij in Europa evenwel hebben de dienstplicht niet afgeschaft en in Duitsland hebben wij de defensiebegro ting allerminst laten schie ten. De afgelopen tien jaar heeft die een reële stijging doen zien van 2,8 procent ge middeld. Dat is aanzienlijk meer dan in de Verenigde Staten. Daar mag dan ook wel een behoefte tot inhalen bestaan". Ik breng het gesprek op de ver houding Polen en het War schaupact: sommigen menen dat moet worden gepoogd Polen los te weken uit het Oostblok. In Amerika bij voorbeeld heeft Helmut Son- nenfeld - destijds adviseur van Kissinger en van Nixon - deze theorie wel verkondigd. Hij had het zelfs over een om gekeerde „finlandisering", een soort neutralisering van landen binnen het Oostblok. Schmidt (nadrukkelijk): „In dien tegenwoordig mensen dergelijke doeleinden willen nastreven doen zij er maar beter aan daarover niet te praten. Mocht een dergelijk idee ergens in hun achter hoofd rondwoelen, dan moe ten ze wel beseffen dat ze met tijdruimten te maken hebben die in de volgende eeuw lig gen". En nog nadrukkelijker: „Op dit moment is een po ging om een staat los te we ken uit het Warschaupact - zolang de twee systemen, de twee pacten bestaan - een hoogst gevaarlijke operatie". Ontsteld Maar betekent dat dan niet dat alle opwinding over Polen ei genlijk niets uithaalt? Zou men daarvoor niet beter de term „kosmetisch" kunnen ge bruiken, opwinding voor de show? Schmidt (geërgerd): „Morele oordeelvellingen die recht uit het hart komen, zou ik niet willen aanduiden met de uit drukking „kosmetisch". Mijn morele ontsteltenis is niet ge ringer, mijn medelijden met het Poolse volk niet geringer dan die van de eerste de beste Amerikaanse journalist". Helmut Schmidt: "Het ware te wensen dat Nederland de Bondsrepu bliek niet alieen laten staan". (foto: AP). Moeten we dan van de stelling uitgaan dat volkeren en indi viduen wel gevoelens mogen hebben, maar dat staten zich tot belangen dienen te beper ken? De bondskanselier laat me de zin amper beëindigen en spreekt me als een leraar in dringend toe: „Staten heb ben regeringen. Zeker, die moeten belangen in het oog houden - de belangen van hun staat en van hun volk. Maar tegelijkertijd behoren zij hun morele basis, hun mo rele grondslag in tact te hou den". Onzekerheid, angst: in de jaren na de Tweede Wereldoorlog waren ze ook aanwezig, voor zover het de Sowjet-Unie be trof. De langzame inkapse ling van landen die later het Oostblok zouden vormen, zo als bijvoorbeeld Tsjechoslo wakije, leidde mede tot een hechter samengaan van Eu ropese staten. Rusland werk te in die dagen als een factor die de integratie van West- Europa bevorderde. In de huidige periode lijkt het er echter op alsof angst en onze kerheid eerder tot desinte gratie van Europa leiden. Schmidt: „U hebt gelijk: de vrees voor de expansie van de Sowjet-Unie heeft zeker een rol gespeeld bij de ver eniging van Europa. Maar er was méér. De ideeën van Eu ropese figuren als Monnet en Schuman waren gebaseerd op een echt Europese con ceptie. Zij leidden tot de op richting van een Europese gemeenschap voor kolen en staal, waaruit tenslotte de Eu ropese Gemeenschap is voortgekomen. Het zou on juist zijn om hier uitsluitend de angst voor de Sowjet-Unie als verenigde factor te noe men". zegt dat de agressiviteit van de Sowjet-Unie niet meer zo direct wordt ervaren als toen. Waarom niet? Omdat die -ressie juist in Europa tot ilstand is gebracht. De Jowjets hebben grond van de grote reële kracht van de NA VO nimmer gepoogd om over de reikwijdte van hun eigen pact heen te grijpen. Het bondgenootschap was dan ook succesvol". Toch zijn er krachten in het Westen die spreken van „neu tralisering": zouden de Rus sen daar wellicht op specule ren? Schmidt: „Er zijn inderdaad enkelingen die kennelijk neutralisme als doel voor ogen hebben. Maar ik hoop dat de leiding van Sowjet- Rusland zich daarin niet zal vergissen. In elk geval denkt de regering van de Bondsre publiek er zelfs niet in de droom aan, om zich op de een of andere manier in neutrali- sche tendenzen mee te laten trekken. Dat heeft onze re gering ook niet nodig, want zij steunt op een zeer duide lijke meerderheid in deze aangelegenheid van viervijf de van het Duitse volk". Agressie „Ik geloof ook niet dat de jonge generatie op dit moment zich op die manier - de angst als basis - jegens de Gemeen schap opstelt. Integendeel, het gaat haar vaak niet snel genoeg. Zij wil evenmin de Noordatlantische alliantie doen verdwijnen. Toch hebt u vermoedelijk gelijk als u Dat hebt u ook Brezjnjev tij dens zijn jongste bezoek aan Bonn gezegd? „Ik heb de heer Brezjnjev op de vriendelijkste manier maar tegelijkertijd zeer duidelijk, de positie van de Bondsrepu bliek uiteen gezet. Hij heeft zeker geen enkele twijfel over ons niet mis te verstane standpunt". Eén crisis Als ik u zo hoor, lijkt het alsof er geen crisis tn de Noordatlan tische alliantie bestaat. „Weet u, de uitdrukking „crisis in de alliantie" hoor ik al sinds 25 jaar. De geschiede nis brengt nu eenmaal met zich mee dat men vanuit ver schillende standpunten be gint, het hoort er bovendien bij dat de commentatoren van de media altijd weer cri ses menen te kunnen vast stellen. In werkelijkheid heb ik de afgelopen kwart eeuw slechts één werkelijke crisis meegemaakt, althans dat meenden we toen. Dat was toen president De Gaulle de alliantie uit Frankrijk weg zond. Ze moest toen naar Bel gië en Holland, naar Brussel en naar Brunssum, jawel, van Fontainebleau naar Bruns sum. Bovendien trad Frank rijk uit de geïntegreerde or ganisatie. Velen meenden toen dat daarmee de terug trekking van Frankrijk uit de alliantie een feit was. Wat heeft de geschiedenis ge leerd? Dat noch De Gaulle noch een van zijn opvolgers dat heeft gewild. Op dit ogen blik spreekt niemand er meer over. Dat is eigenlijk het ernstigste dat ik mij uit de ge schiedenis van de alliantie herinner en terugblikkend moet ik erkennen dat de hele zaak helemaal niet zo ernstig was als toen de opgewonden media dat voorstelden. Daar uit valt voor nu en voor de toekomst toch wel wat te le ren..." Is er dan sprake van een crisis in de Europese Gemeen schap? Is er nog wel reden om in een Europa te geloven? „Ik heb altijd in Europa ge loofd en ik blijf dat doen. Vergeet u niet dat ook in de jaren vijftig er allerlei span ningen waren. Een voor beeld; de Europese defensie gemeenschap van Pleven. Frankrijk had die voorge steld, maar een latere Franse regering trok het in en dat leidde toen tot het lidmaat schap van de Bondsrepu bliek van de NAVO. Met deze herinnering wil ik erop wij zen dat de Europese dromen van toen ook niet allemaal werkelijkheid zijn gewor den. „Maar voor Europa heeft dat geen werkelijke schade betekend. Laten we vooral oppassen de kleinere meningsverschillen van van daag niet tot zaken van we reldpolitiek te verheffen, za ken zoals opwaardering of grensverdragen voor land bouwproducten". Hegemonie? Toch kan men bij kleine Staten t>an Europa wel eens het oe- voel signaleren dat de Bonds republiek zo'n leidende rol in het Europa van vandaag speelt, dat er sprake is van een - om een ouderwets woord te gebruiken - hegemonie. Weliswaar van een geheel an dere aard dan vroeger, maar toch een waarvan noch de keizer noch Hitier ook maar heeft kunnen dromen. De bondskanselier reageert geirriteerd: „Dat kan ik niet accepteren. Houdt u er reke ning mee: er zijn twee nu cleaire machten in West-Eu ropa: Frankrijk en Engeland. Alleen daardoor al nemen zij een totaal andere plaats in Europa in: zij vormen im mers een autonome, onafhan kelijke nucleaire macht. Daarnaast is er een reeks van niet-nucleaire staten: Hol land, België, Italië, de Bonds republiek, en andere. Voor hun zekerheid en verdedi ging zijn zij aangewezen op het bondgenootschap met nucleaire machten. Uit eigen kracht kunnen zy geen ant woord op de nucleaire be dreiging geven, ze zijn van andere landen afhankelijk, in het bijzonder van de Verenig de Staten. Toch zou ik Amen- ka niet als een staat met hege monie willen erkennen, ook Frankrijk en Engeland niet Zij eisen dat trouwens niet op. Maar ik stel wel vast dat de Duitsers afhankelijker zijn van hun partners in het bond genootschap dan wie ook". „U kunt dat afmeten aan de si tuatie in ons land. Op Duitse grond bevinden zich niet al leen Duitse troepen, maar ook die van Holland, Belgio, Canada, Frankrijk en Ameri ka. Als dat in Holland het ge val zou zijn, zouden uw ge voelens zeker nog wel anders zijn dan nu tegenwoordig menigmaal blijkt. Wanneer u een land, op welks grondge bied de troepen van zeven staten, tot een staat met hege monie wenst te verklaren dan moet ik zeggen u moet my dat maar met kwalijk nemen - dat ik dat een lachwekken de, om niet te zeggen grotes ke gedachte vind". Na een korte pauze grimmig; „Dat moet u vooral niet uit uw tekst schrappen". Geen complex Hoe is de houding van de bondskanselier ten opzichte van ouderwetsesociaal-de mocratie? Hij is een man die helder analyses verschaft, be weegt zich met groot gemak op het u>ereld toneel, behoort tot de invloedrijkste staatslie den van deze tyd. maar toch... Kan een man als hij nog wel recht tot de „ziel van het volk" spreken, om het eens wat pathetisch te zeggen? Wa ren de 19e eeuwse leiders van de sociaal-democraten daar in niet veel verder? „Er is een groot verschil tussen de leiders van de sociaal-de mocraten toen en die van nu. Destyds hadden zij andere functies dan tegenwoordig: Ze bevonden zich uitsluitend in de oppositie en hun voor naamste taak was het de stem te zyn van diegenen die te kort kwamen in vergelijking met de bezittende klasse. Dat konden ze zonder enige be perking doen: ze regeerden immers niet en hoefden zich niet bezig te houden met de dagelijkse compromissen die in een parlement of regering nu eenmaal nodig zijn. Vanaf het moment echter dat ar- beidspartyen gingen deelne men aan de regering, werd het anders. Zy stonden voor problemen waarvoor oplos singen nodig waren die al leen via compromissen met andere partijen waren te be reiken". „Bij de idealistische, ja voor een deel zelfs revolutionaire denkbeelden kwam toen een pragmatisch element. Dat be tekent echter niet dat het mo rele leiderschap in deze tijd onderschat moet worden. Als ik mijzelf als voorbeeld mag nemen: ik heb geen minder waardigheidscomplexen als het om de politieke leiding van ons land gaat. Ik stel vast dat zy ver gaand door 'n kie zerskorps van zowel van de christen-democratische par tij en van de vrije democraten wordt geaccepteerd. Ik zie echter ook duidelijk dat er menigeen in mijn eigen partij is te vinden die de een of an dere component van mijn po litiek niet begrijpt of niet wil accepteren. Aan de andere kant valt er ook een pluspunt te registreren, niet alleen in de Bondsrepubliek, maar ook elders in West-Europa en in Amerika: de parlementaire systemen handhaven zich te- venover allerlei moderne fe nomenen - de informatie-ex plosie bijvoorbeeld - voor treffelijk". Ontspannen Ik ontmoette niet alleen een ontspannen, maar ook een vastberaden Schmidt HU eis te onlangs het vertrouwen van de Bondsdag en kreeg dat. Even weer is er de lichte irritatie als ik eraan herinner dat nogal wat mensen in de Bondsrepubliek hun twyfels over dat vertrouwen hebben; hoelang zal het duren? Hy legt my uit dat de bondskan selier in het Duitse staatsbe stel een sterke machtsfactor is. „Ik heb het vertrouwen van beide regeringsfracties en ik geloof niet dat die naar Hel mut Kohl zullen overlopen". Hoe zei hy het ook al weer? „Ik heb geen minderwaardig heidscomplex als het om de politieke leiding van ons land gaat,,. Nee. die indruk maakt hy allerminst. Schmidt voelt zich wel in de rol van, nee, niet in de eerste plaats van politicus, maar van staats man. De formaten van party en parlement in eigen land komen hem soms kennelyk wat klein voor: de wereld is zyn platform. Vol zelfver trouwen gaat hy verder.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1982 | | pagina 21