„Ik hoor wat ik schrijf, ik schrijf wat ik hoor" Mm mmrn De 'taalstrijd' van prof. C. A. Zaalberg DONDERDAG 24 DECEMBER 1981 Prof. C.A. Zaalberg was tot 1975 hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Leidse universiteit. Hij was en is een strijder gebleven voor een zuiver taalgebruik met soms provocerende opvattingen. In het Genootschap Onze Taal, dat onlangs vijftig jaar bestond, neemt hij daardoor een bijzondere positie in, die hij markeert met bijdragen aan het gelijknamige blad Onze Taal. Hij kan niet tot de aanhangers worden gerekend van het spel Scrabble, al meent hij wel dat 'woordenspel' beter Nederlands zou zijn. "Maar dat is natuurlijk te kinderlijk, te burgerlijk. Dat krijg je er niet in". Een gesprek over taal. Zou dit verhaal met bibberende vingers moeten worden geschreven? Het woordenboek permanent bij de hand? (Daar heb je het al: misschien is het beter om te schrijven: voortdurend bij de hand). Tenslotte (een woord dat in dit geval aaneen moet worden geschreven, net als aaneen) is prof. C.A. Zaalberg op het gebied van de Nederlandse taal niet de eerste de beste. Ook al weten we sinds de jaren zestig en sinds 'Onder Professoren' ("W.F. Hermans) dat ontzag voor hoogleraren niet vaak op zijn plaats is, toch blijft aanvankelijk dat gevoel dat Peter Boeve moet hebben wanneer hij ook eens een lob (in goed Nederlands: boogbal) probeert, terwijl Johan Cruijff toekijkt. Voor de professoren onder ons: Boeve is een voetballer van Ajax- Het eerste contact met Zaalberg is geruststellend. De kalmte die in het stemgeluid van de professor doorklinkt, zou menige zenuwpees doen afzien van een bezoek aan een zielknijper (deze vrijmoedige omschrijving van het ambt van psychiater kan er nu ook wel tussendoor). Knipsels Sedert enige jaren wonen Zaalberg en echtgenote in een flat aan de Boerhaavelaan in Leiden. De bezoeker die na enig speurwerk beneden het juiste belknopje weet te vinden, treft het. Daar is die stem weer. Een metalen geluid ditmaal, maar nog steeds uitermate kalm. De stem klinkt door zo'n geluidsapparaat, waarvan alleen doorgewinterde flatbewoners de geheimen kennen. I Natuurlijk staat de werkkamer vol I met boeken. Planken aan alle wanden. Het stereotiepe beeld van kamers-van-geleerde-heren. Alleen gaat het Zaalberg niet om het imago. Daar waar twee boekenkasten een hoek vormen, staat een stoel die gerieflijk is en uit de jaren lijkt te stammen waarin kinderen thuis nog niets te zeggen hadden. Een stoel dus, waarin alleen vader mocht zitten. In die stoel neemt de professor plaats. Na overigens de keuze aan zijn gast te hebben overgelaten. De eindeloos lijkende reeks boeken aan de wanden wordt onderbroken door een aantal cahigrs. Daarin blijken knipsels te zitten uit kranten en andere bladen. Ze zijn bewaard, omdat in die artikelen schrijf- en/of stijlfouten staan, die voor Zaalberg een inspiratiebron vormen. Zij kunnen altijd stof geven voor een artikel in Onze Taal, het blad van het gelijknamige genootschap. De professor begrijpt de i nieuwsgierige blik van zijn bezoeker. "Ik heb het nog even i nagekeken. Er zit niets van U bij." i IJdelheid wint het vanaf dat moment bij de bezoeker van diens latente vrees nog nooit iets geschreven te hebben dat de belangstelling van de professor heeft kunnen opwekken. Maar in elk geval wordt het tijd voor een variant op een bekend cliché: na de mededeling van de professor over de inhoud van de cahiers is het ijs niet alleen gebroken, maar zelfs geheel gesmolten. Hij laat een paar knipsels zien. Kijk, een artikel van een collega. En daar nog een. College Carlo Allard Zaalberg is op 72-jarige leeftijd allerminst een brommende professor-in-ruste. Hij bromt niet, want dat past niet bij zijn milde, liberale karakter en bovendien wijst hij zeker niet elke verandering in het vaderlandse taalgebruik bij voorbaat af. Hij is ook niet in ruste, want de inkt in zijn pen is nog lang niet opgedroogd en zijn ogen stellen hem nog volledig in staat oude en nieuwe leesstof tot zich te nemen. Zaalberg: "Wanneer een scheikundige met pensioen gaat, is hij zijn laboratorium kwijt. Wanneer je in de taalkunde en letterkunde zit, kun je gewoon doorwerken, ongehinderd door colleges". Niet dat de professor iets tegen colleges heeft. In de sfeervolle entourage (desgewenst: omgeving) van zijn werkkamer ontwikkelt het gesprek zich tot een college. Het gebaar waarmee Zaalberg de eerder genoemde cahiers laat zien, leidt hij in met de woorden: "Om U nu meteen duidelijk te maken hoe een schoolmeester ik ben Thee, koekjes, dikke sigaren. Rook om onze hoofden. Bezettingen van Maagdenhuizen en academiegebouwen lijken verschijnselen van een andere planeet. De professort vertelt, van tijd tot tijd onderbroken door een vraag. "De taal verandert tegenwoordig veel sneller dan wij vroeger dachten dat het zou gebeuren. Vroeger waren er van die boekjes voor de redactie van de NRC. Daar stonden wenken in: doe dat nou niet, gebruik dat germanisme niet. Je zou zo graag mensen die nu schrijven, ook willen waarschuwen". "Combineer nooit een ontkenning met waarom of omdat. Bijvoorbeeld: hij is niet naar huis gegaan, omdat het regende. Dat kan onbedoeld betekenen: hij is over straat gegaan, maar niet omdat het regende". "Niet in het minst moet bijna altijd zijn: niet het minst, in de betekenis van vooral." "Indertijd betekent vroeger. Het woord is verdrongen door destijds. Dat betekent volgens mij nog steeds: toen. Maar het wordt veel gebruikt in de plaats van indertijd". Stijlverschil "Een zonderlinge veroveringstocht heeft het woordje ooit gemaakt. Dat heeft het woord eens verdrongen. Dat gebruik komt, zoals veel, uit het zuiden". "Een woord als beleid gebruikte je voor de oorlog vrijwel nooit. Nu vind je het in elke kolom van de krant". Moeiteloos weet prof. Zaalberg deze reeks van voorbeelden uit te breiden. De vraag is dus: vindt hij dat de taal verloedert? "Verloedert. Ja. dat is ook weer zo'n Duits modewoord. Veranderingen kunnen tot misverstanden leiden. Neem het woord plotsklaps. Dat zijn woorden die voor de grap zijn gemaakt, maar ze zijn nu ernst geworden. Ik vind het best hoor, maar dertig jaar geleden zou je zo'n woord niet in ernst gebruikt hebben. Ik zag laatst een Engelse film, waarin when I went a way werd vertaald met: toen ik opsodemieterde. Dat is toch een stijlverschil". "Voor mensen die het vroegere taalgebruik gewend zijn, wordt het wel steeds moeilijker. Ik was erg verbaasd toen ik las, misschien twee jaar geleden, dat doker X zei dat een bepaalde groep ingeseind moest worden. Dan denk je: hé, waar heeft hij dat vandaan? Uit het vele jargon dat we uit de politiek hebben gekregen is de laatste jaren het woord invullen in allerlei betekenissen erbij gekomen. Ik las laatst in een toneelkritiek dat een rol goed werd ingevuld. Ik heb nog nooit wat anders dan een formulier ingevuld". Door John Kroon "Er zijn ook aanstellerige dingen die men overgenomen heeft uit Timeen Life. Bijvoorbeeld datje tussen haakjes of streepjes tussen voornaam en achternaam iets zet waardoor iemand bekend is. Of een woord als zegt plaatsen voor het onderwerp van de zin. 'Zegt de koningin: hè, hè". Dat soort zogenaamde vlotte taal vind je vooral in de sportjournalistiek". Provocerend "Ik ben opgegroeid in een tijd dat men erg bang was voor echte schrijftaal. Mijn hoogleraar J.H. Kern zei: 'Sterven, dat zegje niet. Je zegt doodgaan. Blozen? Dat zeg je niet. Je zegt een kleur krijgen'. Terwijl mijn eigen stijl waarschijnlijk een heel ouderwetse indruk maakt, schrijf ik wat ik hoor. Ik hoor ook wat iemand schrijft". Zaalberg is niet het type dat op elke slak zout legt. Duidelijkheid in taalgebruik staat bij hem voorop. Noemt Karei van het Reve ("en niet zijn broer") de beste prozaschrijver in Nederland. "Nederlands waar absoluut geen deftigheid aan te pas komt Van het Reve spreekt ook zo laag-bij-de-gronds mogelijk. Dat bedoel ik niet ongunstig, integendeel". In de kring van taalvorsers en taalzuiveraars stelt Zaalberg zich bij tijd en wijle provocerend op. Het persoonlijk voornaamwoord hen komt bij hem noch uit de mond, noch uit de pen. Zelfs in zijn proefschrift gebruikte hij vele jaren geleden hun als lijdend voorwerp. "Maar de drukker maakte er hen van", zegt hij ratity "Bij de neerlandicus zijn twee dingen wel eens met elkaar in strijd. Aan de ene kant is hij taalkundige, die ontwikkelingen in het taalgebruik waarneemt, aan de andere kant is hij dikwijls leraar. De leraar die wel eens wil dat zijn leerlingen anders gaan spreken en IDdl gaan schrijven. Dat is in stryd met die registrerende houding Doordat ik die schoolmeestershouding nou eenmaal dikwijls inneem, beschouwen de 'echte' taalkundigen mij eigenlijk niet als één der hunnen. Ik heb eens een geleerd woord bedacht, namelijk glottagogie. Dat was bedoeld als scheldwoord, net als demagoog, pedagoog en dergelijke. Maar zoiets hoor je niet te doen". Stadsdialect "Ik gebruik hen dus nooit Dat verwijt men my. Ik zou m strijd handelen met wat mij op de lagere school is geleerd. Maar dat doe ik wel meer Ik begrijp die angst voor hun niet Dat is uitstekend Nederlands". Hij legt uit dat hun ouder is dan hen. Het laatste woord is afkomstig uit het zuiden en niet alles wat daar vandaan komt heefl de goedkeuring van Zaalberg Zo is hg van het taalgebruik van minister-president Van Agt allerminst onder de indruk. "Meestal gebruikt hij verkeerde woorden Dat zal ook wel zijn om zijn identiteit te bevestigen. Waarom spreekt Wim Kan een heel andere taal dan hij thuis geleerd heeft? In het publiek is een deel van zijn succes dat hu het Hollands stadsdialect spreekt, daarom". Verbazing over de snelheid waarmee taal verandert. "Voor de filoloog, de neerlandicus, is dat ook een kwestie van training. Maar toch... evacueren betekende voor de oorlog iets leeghalen als er gevaar dreigde Stadswijken werden geëvacueerd. Nu is het: een bevolking wordt geëvacueerd. Ik lees met verbaasde ogen dat er zoveel duizend ongeboren vruchten zijn geaborteerd. Dan denk ik: hé, waren die dan zwanger?" Zoeken naar verklaringen voor veranderingen in de taal. Dat blijft Zaalberg tot zijn taak rekenen. In de wetenschap dat er niet altijd een verklaring te geven Is. "Men kan het beter over honderd jaar doen, als men de geschiedenis van deze tijd kent". "Het woord kiezen is altijd onovergankeluk geweest. Nu is het altijd kiezen voor iets. Ik weet niet hoe dat komt. Maar ja, dat moeten zullie weten, zeg ik dan op zijn Haags". De thee heefl plaats gemaakt voor de sherry. Gebracht door mevrouw Zaalberg. Haar man, fijntjes glimlachend Laatst was hier iemand die zei tegen me: och makkelijk dat U zo'n vrouw hebt die dat altijd maar voor U neerzet. Onlangs las ik in Opzij, dat blad kent U wel, van naam. een artikel van een vrouw die een mannelijke collega op bezoek had Ze had tegen die collega gezegd 'Ik heb eigenlijk een vrouw nodig'. Ach. het zal niet moeilijk zijn straks te verklaren waarom woorden als xxnrzitster en secretaresse verdwenen zijn". Raam open Als de fotograaf arriveert, moet het raam in de werkkamer open om de rook te verdrijven Zaalberg poseert gewillig, "want ik ben natuurlijk ijdel" De professor vertelt vele anekdotes en verzuimt nooit daarin voorkomende eigennamen te spellen. Aandacht voor een zuiver, maar vooral duidelijk taalgebruik, hij blufi daarvoor strijden. Het is bekend, oude taal kan onbcgnjpHitk worden. "Elxne Vere is het meisje verliefd geraakt op een operazanger Ze gaat in een platenwinkel iets van hem kopen. Dat begrijpt geen sterveling. Tegenwoordig kun je ook wel foto's krijgen Maar toen moest je zijn in een speciale winkel voor gravures, een platenwinkel". Laten we zwijgen over "een stuk dit, een stuk dat". Dat te gebruiken kunnen we niet maken en doen wc dus niet. Ook al zijn veranderingen niet tegen te houden Zaalberg weet het. verzet zich soms. maar schikt zich in het onvermijdelijke. "Mc opwinden"'Nee Wat ik wel jammer vind is dat men, als er een woord nodig is, zelden of nooit n.i-i: I t...,'gebruik gnjpt. Een van de provo's was een Leidenaar, Duco van Weerlee Die studeerde Nederlands Het zal wel aan hem te danken zun dat die mensen het woord klootjesvolk hebben opgehaald uit de zeventiende eeuw. Een woord dat je bu Breero dikwuls tegenkomt Klootjesvolk was het arme. onderontwikkelde deel van de bevolking De provo's gebruikten het voor bekrompen burgers". Zaalberg ten slotte "Dikwijls heb ik tegen mijn studenten gezegd: waarom zeg je set en geen rtW, waarom zeg je link en geen schakel En dan kijken ze je aan of je op Uranus zit". TAART is duo STAART geworden. Verder 16 nog mogelijk TACTLOOS be ginnende met de laatste letter van TAART verticaal. Bij STAART kan nu ook CHAOS ontstaan. Scrabble is een spel met ontelbare mogelijkheden Wrl ri A '*4 W *4 A AsZi Prof. Carlo Allard Zaalberg: "Ik begrijp die angst voor hun niet. Dat is uitstekend Nederlands' (foto Dirk Ketting)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 35