"Je kunt beter dood
zijn
dan vermist"
PAGINA 30
4CE2S33-
DONDERDAG 24 DECEMBER 1981
JUMBOLINO
De iumbolino's moeien in de2e volg
orde worden samengesteld: lijlje, hoold.
rechter arm, linker arm, rechter been,
linker been. Om in het bezit van een
lijfje te komen, moet men een 1 gooien
Ruim 35 jaar na de Tweede Wereldoorlog heeft de
Gravendienst van de Koninklijke Landmacht nog altijd
de handen vol aan het identificeren van slachtoffers uit
de periode '40-'45. Volgens schattingen zijn enkele
duizenden Engelsen, Amerikanen en Duitsers nog altijd
spoorloos. Vooral de Markerwaard wordt aangemerkt
als een gebied dat nog vele doden herbergt. Als een
menselijke legpuzzel worden de stoffelijke resten in
Bussum stukje bij beetje in elkaar gepast. Een verslag
over de curieuze werkzaamheden van het kleinste
onderdeel van de landmacht.
verzamelaars waardevolle
spulletjes inpikken. Nog maar een
paar weken geleden had iemand de
motor uit een vliegtuig gestoopt.
De menselijke resten zaten er riog
tussen. Wat wij willen is alles zo
gaaf mogelijk naar boven halen, 't
Is bij ons net als bij een archeoloog
die een potje vindt: zoveel
mogelijk zien te achterhalen."
Geborgenen
Hoeveel slachtoffers Jongen in al
die jaren heeft geborgen, weet hij
niet. Wil hij ook niet weten. "Ik
werk niet naar een jubileum.
Zeggen vóór m'n vijftigste jaar wil
ik zoveel mensen hebben
geborgen, dat is niks voor mij. Als
je dat gaat bijhouden, lijkt het
werken op het leveren vaan
prestaties. Natuurlijk, hoe meer
slachtoffers ik identificeer, hoe
liever het mij is. Maar het moet niet
zo worden, dat wanneer ik een
boekje opensla en naar de cijfers
kyk, ik zeg, gut, ik kom niet aan
m'n kwantum. Voor anderen is die
statistiek misschien interessant.
"Waarde heeft
het soms niet,
het is een
herinnering"
"Wij willen
alles zo gaaf
mogelijk naar
boven halen"
Het is woekeren geblazen met de
ruimte.
Achteloos in een hoek, op een
stapeltje, staan een stuk of tien
groene, plastic tasjes. De meeste
zijn maar half gevuld. Aan het
'handvat' zit een wit kaartje. De
enige informatie die erop staat is
waar het geraamte is gevonden.
Twee militairen (sergeant-majoor
Jongen en sergeant Bolle) van de
Gravendienst in Bussum, het
kleinste onderdeel van de
landmacht, passen die
overblijfselen stukje bij beetje in
elkaar. Net als een legpuzzel.
Weken, soms maanden, zyn ze
ermee bezig. Zo proberen zij vast
te stellen welke soldaat in de
Tweede Wereldoorlog is
gesneuveld. Dan begint het
speuren naar nabestaanden.
Spijkerhard
De twee soldaten worden vaak als
'spijkerhard' omschreven. Jongen
•knikt. Zegt: "Ach, de één zegt zus,
de ander zo. He^igt er maar net
aan hoe emotioneel je bij dit werk
bent betrokken. Krijg je er
nachtmerries van, tja Ik kan er
nuchter over denken. Niet te lang
erbij stilstaan. Want dan gaat het
fout
Pas nog groef de sergeant-majoor
een militair met een verbrijzelde
schedel op. Een kogel was er dwars
doorheen gegaan. Het klinkt haast
lakoniek uit zijn mond: "Die man
had in de dekking moeten blijven.
Had zoiets niet kunnen gebeuren.
Wat ik vaststel is, dat hij door een
kopschot om het leven is gekomen.
Voor mij is de zaak daarmee
afgedaan."
Hoewel. Oók Jongen moet toch
wel eens een brokje wegslikken.
£eker als Kij de persoonlijke
bezittingen van zo iemand onder
ogen krijgt. Geeft ook eerlijk toe,
dat dit het moeilijkste van zijn
werk is. "Op zo'n moment", vertelt
''ie, "moetje hard zijn. Moetje alles
ivan je kunnen afzetten."
Die persoonlijke spulletjes gaan
terug zodra er voor honderd
procent zekerheid over bestaat wie
de gesneuvelde soldaat is."
Heel zorgvuldig gaan Jongen en
zijn collega met die eigendommen
te werk. Een stukje kauwgum met
de tandafdrukken er nog in.
Vijfendertig jaar oud. Wat doe je
daarmee? 'n Vraag die beide
Sergeant-majoor Jongen: de praktijk is leermeester.
mannen zich wel honderden keren
hebben gesteld. "Waarde heeft het
niet", maakt Jongen duidelijk.
"Maar als de vrouw van zo iemand
nog in leven is, kan ik me
voorstellen, dat ze dft propje gum
wil hebben.'t Is een herinnering,
hè? Net als de melktanden van een
kind die je bewaart."
Repareren
Het is louter een gevoelskwestie
watje wél en watje niét kunt
teruggeven. De sergeant-majoor
kruipt altijd zelf in de huid van de
familie. Vraagt zich af of hij zoiets,
na zoveel jaar, wil terugzien.
Jongen: "Kijk, als een zakdoek of
een foto doorzeefd is met kogels....
Dat leg ik zonder meer opzy. Kun
je niet terugsturen. Of brieven van
vriendinnetjes. Die vernietig ik. Na
vijfendertig jaar kun je daar niet
mee aankomen. Is een enorme
klap voor 'n vrouw. We kijken dus
wel degelijk naar de menselijke
aspecten die aan ons werk kleven.
Vind ik een trouwring in stukjes of
verbogen terug, laat ik die eerst
opknappen voor ik 'm afgeef.
Jongen beseft het heel goed. Zodra
die eigendommen teruggaan,
bestaat de kans dat bij de
nabestaande het beeld van geweld
weer wordt opgeroepen. Hoe dit te
omzeilen, weet hij niet. "Je kunt er
niet omheen, denk ik. We dikken
het heus niet aan. Met
opmerkingen dat iemand is
onthoofd of met messteken om het
leven is gebracht. Trouwens, de
familie krijgt het overschot nooit te
zien. Heeft geen zin. Hier, boven op
de kast, staat een kistje van zestig
centimeter,lang. Begraven we de
resten in als w(j dat moeten doen.
Dus als de soldaat onbekend blijft.
Zijn er verwanten bij, dan gaan de
botten in een gewone kist. Je kunt
het natuurlijk niet maken, dat
iemand van bijvoorbeeld 1.80
meter lengte dan in zo'n klein
kistje de grond ingaat."
Het beeld 'vredig sterven* is in al
die jaren nog nooit verstoord. Het
klinkt vreemd, maar familieleden
zijn vaak zielsgelukkig als zij na
jaren iets in handen krijgen dat van
een man of zoon is geweest. "Ik
heb nooit meegemaakt, dat een
bewijsstuk werd geweigerd. Tja,
en als wij met de dingen niets meer
kunnen doen, gaat het de
vuilnisbak in. Zelf houden? Nee,
dat mag niet. Wat we wel eens
meemaken is dat iemand, die wat
heeft ontdekt, ons blijft bellen om
de naam van de nabestaanden.
Motief? Ze denken geld te kunnen
lospeuteren bij die mensen."
Geen contact
Zélf verwanten inlichten als een
slachtoffer is geïdentificeerd, doet
Jongen voor geen goud. Over het
waarom daarvan: "Ik wil een
familie graag helpen bij het zoeken
naar een vermiste, maar ik ga er
niet heen om te vertellen, dat we
hem hebben gevonden. Stel je voor
dat je je mond voorbijpraat.
Sjonge, ik moet er gewoon niet aan
denken. Nee, bij dat emotionele
van de nabestaanden wil ik
absoluut niet betrokken zijn.
Dikwijls kom ik op
ere-begraafplaatsen. Zie je hoe
mensen, ook na vijfendertig jaar
nog, verdriet hebben. Echt. dan
ben ik blij dat ik ze niet ken. In veel
gevallen weet ik wie daar ligt. Als
ik dat leed zie, ja, dan knaagt het
wel eens aan me."
Door Jan Westerlaken
Begrijpelijk, dat Jongen in woede
ontstak toen hij met soldaten in
opleiding een bezoek bracht aan
zo'n crevcld. Ze liepen te dollen en
grappen te maken. Beselten,niet
dat d$ar knapen waren begraven
die even oud waren als zij. "Nou",
herinnert Jongen zich nog
duidelijk, "toen ben ik erg boos
geworden. Heb ze ook op de
vingers getikt, dat kan ik je op een
briefje geven. Je kunt nuchter over
de dood praten. Geen enkel punt.
Spotten, nee. dat kun je niet
maken."
Zijn Jongen en zijn collega nu
altijd voor de volle honderd
procent zeker van hun zaak? Ook
zij zijn maar mensen. En die zich
kunnen vergissen. Wat te doen als
nu eens een slachtoffer wordt
gevonden, dat al eerder was
geïdentificeerd?....
Voor de sergeant-nuyoor zijn er
geen twijfels "Wij maken pas een
naam bekend als we er helemaal
zeker van zijn, dat het om die
persoon gaat. Is er maar één
hapering, zwijgen we. Zoeken we
verder. Stel je voor zeg, datje een
naam vrijgeeft en hij is het niet.
Brei dat later maar eens recht. Zul
je toch met harde bewijzen op tafel
moeten komen om aan te tonen,
dat het om de échte die of die gaat.
Nee, het is mij gelukkig nooit
overkomen, dat ik ernaast zat.
Bewaar me."
Motivering
De belangrijkste motivering van
Jongen om dit werk te doen is
nabestaanden helpen zoeken naar
vermiste familieleden in de
Tweede Wereldoorlog. Ook na
zoveel jaar vragen die mensen zich
nog af of hun man of zoon
wérkelijk dood is. Jongen: "Ze zijn
pas gerustgesteld als ze zekerheid
hebben. Een vrouw, die dan
weduwe is. wil het graf van haar
man bezoeken en ouders dat van
hun zoon. Vermist zijn is erger dan
dood. Is een lichaam niet
gevonden, blijft er altijd een
sprankje hoop. Elke avond
opnieuw gaan ze met die gedachte
naar bed. Niemand berust vóór hij
of zij het zeker weet. Dat is onze
ervaring."
Opgraven nu, vergeleken met
direct na de oorlogsjaren, maakt
niet zo bar veel uit. Het werk was
toen en is ook nu nog onplezierig.
Jongen: "Het ligt ook wel een
beetje aan de plaats waar je moet
!graven. Als je uit veengrond of
water resten naar boven haalt, zijn
die dikwyls in tact. Is vies werk en
het stinkt verschrikkelijk. Moeten
we maskers en handschoenen tot
aan de schouders dragen. En heel
goed uitkijken, dat we ons niet
verwonden. Je kunt er een
behoorlijke ontsteking aan
overhouden."
Zeker drie keer in de maand moet
de Gravendienst erop uit. Als een
boer, die zijn land ploegt, een laars
of stuk bot omhoog woelt. Of dat
iemand zich 'herinnert' dat hij in
de oorlog een soldaat onder het
kippenhok heeft begraven. Direct
gaan Jongen en Bolle er dan op af.
Ook al is het op een zondagmiddag
en hebben ze een huis vol visite.
Jongen maakt duidelijk waarom
"We moeten voorkomen dat
Maar ik heb andere dingen aan
mijn hoofd dan te noteren hoeveel
mensen ik heb geïdentificeerd."
Heel wat slachtoffers worden nog
vermist. Engelse instanties zeggen
'tussen de twee- en driehonderd;
duizenden Duitsers zijn niet
gevonden en enige honderden
Amerikanen zijn spoorloos. De
meesten zijn tijdens de
oorlogsjaren in het IJsselmeer
terechtgekomen. Maar ook de
Markerwaard herbergt vele doden
uit de Tweede Wereldoorlog.
Jongen: "Als die ooit nog eens
wordt drooggelegd, heb ik tot m'n
pensioen werk. En ik niet alleen.
Want dan moet ik er minstens een
man of vijf bij hebben om het werk
aan te kunnen. Kijk maar op deze
landkaart Elk stipje betekent, dat
daar een vliegtuig is neergekomen.
Wordt die zaak drooggemaakt, dan
moet ik voorjaren bijtekenen.
Als Jongen zou besluiten met dit
werk te stoppen, treedt er stagnatie
op. Niet iedereen kan zo maar
'even' leren wat er al zo moet
worden gedaan om stoffelijke
resten te identificeren. Een
opleiding bestaat er niet meer. De
praktijk is nu leermeester.
Dodenherdenking
Thuis hoeft de sergeant-nuyoor
niet over zyn werk te praten. Z'n
vrouw vindt het allemaal maar
griezelig. Zeker nadat zij eens een
schedel over zich heen kreeg, toen
Jongen plotseling krachtig met z'n
auto moest remmen. Hij was
vergeten de resten eruit te leggen.
Dodenherdenking is voor oeiden
heilig. Ook al taant het enigszins in
Nederland. Jongen vindt dat die
herdenking moet blijven. "We
mogen best stilstaan bij het
oorlogsverleden. Op die erevelden
liggen jongens van een jaar of
negentien. Breng dat elk jaar
opnieuw maar onder de aandacht
van de mensen. Oorlogvoeren
moet tot het verleden horen.
Natuurlijk. Zelf doe ik ook mee
aan de dodenherdenking. Ik kom
op verschillende plekken. Nou, al
die emoties doen me wel wat.
Zeker omdat je zo nauw bij dit
werk bent betrokken. Toch heb ik
de oorlog niet meegemaakt
Kaarsjes branden er niet.
De smalle ruiten in de deur
zijn paars geverfd. Om
nieuwsgierige gluurders op
afstand te houden. Onder
witte lakens liggen al
maanden twee geraamten.
Van soldaten die in de
oorlog het leven lieten. Hun
identiteit is nog altijd niet
achterhaald. Alleen is
bekend dat het om een
Duitser en een Engelsman
gaat.
Af en toe speelt de radio. Geen
stemmige muziek. Maar gewoon
een vrolijke deun. Binnen hangt
een indringende geur van
desinfecterende middeltjes. De
ruimte lijkt eigenlijk helemaal niet
op een rouwkamer. Meer op een
museum. Langs de muren staan
tafels. Erop liggen spulletjes
(persoonlijke, helmen, kaarten en
kogels) die samen met de
stoffelijke resten zijn opgegraven.