"Ombudsman kan een situatie verbeteren" Uitspraak over drie jaar Hoogleraar (Leiden en Utrecht) dr. Rang kandidaat nieuwe functie VRIJDAG 4 SEPTEMBER 1981 LEERSUM - In zijn rus tige boshuis (Boskant 4) in Leersum zegt prof. dr. J. F. Rang (50) be scheiden: „De commis sie van aanbeveling heeft mij dan wel eerste geplaatst op de voor dracht voor de benoe ming van de nationale ombudsman, maar meer dan een serieuze gegadigde ben ik nog niet". Het is waar, de Tweede Kamer benoemt - „slaat zonodig acht op de aanbeveling", zo heet het - maar kan een ander be noemen. Liefst voor 1 oktober, want het is de bedoeling dat de nationale ombudsman op 1 januari 1982 aan de slag gaat. Een ambtelijke werkgroep heeft alles voorbereid. In het eerste jaar wordt gerekend op 39 man personeel; een pand in Den Haag wordt op geknapt. De begroting oor '82 vermeldt een bedrag van 2,4 miljoen gulden. Er zijn zelfs al speculaties over het aantal klachten waarop de ombuds man in het eerste jaar kan re kenen: .1470 chte klachten en nog eens 3000 die zonder on derzoek kunnen worden af gedaan of moeten worden doorverwezen. Voorlopig zullen de werkzaam heden van de nationale om budsman zich beperken tot klachten die tegen de centra le overheid worden inge bracht. Om elke schijn van een relatie met een departe ment te vermijden, komen de ombudsman en zijn mede werkers wel in de buurt van het station in Den Haag en goed bereikbaar, maar zeker niet op of bij het Binnenhof te zitten. Een eventuele benoeming tot ombudsman geldt voor zes jaar. „Ja", zegt prof. Rang, „maar het is wel een perma nente functie, je kunt worden herbenoemd. Een tijdelijke benoeming is niet ongebrui kelijk; er is zelfs wel eens sprake van geweest om ook hoogleraren voor een bepaal de tijdsduur te benoemen. Stel dat iemand erg geschikt lijkt om nationale ombuds man te zijn, maar in de prak Prof. Rang: geïnteresseerd in bijzondere vormen va rechtspraak. tijk tegenvalt, dan zou je aan hem vastzitten. Nee, ik vind dit een verstandige zaak. Als ik benoemd zou worden, geef ik overigens als hoogleraar een benoeming voor het le ven op". Dat is - zo legt de Utrechtse hoogleraar in het arbeids recht en bijzonder hoogleraar gezondheidsrecht in Leiden, uit - omdat de functie van ombudsman hem erg aan trekt. „Ik heb de laatste ne gen jaar als hoogleraar flui tend mijn werk gedaan, nooit problemen gehad, leuk ge werkt met studenten en me dewerkers, maar ja... ik ben onlangs vijftig jaar gewor den. Ik heb 24 jaar bij de uni versiteit gewerkt, ik heb zin om wat anders te doen". „Ik heb gedacht aan de recht spraak. Toen kwam deze va cature. Ik ben altijd geinte- resseerd geweest in bijzonde re vormen van rechtspraak, zoals het medisch tuchtrecht. Toen ik prof werd heb ik ge pleit voor klachtrecht in de gezondheidszorg. Dat is er nu. Ik ben lid van de Sociale Verzekeringsraad en van de Ziekenfondsraad. Boeit me enorm. Er zijn beschikkingen in het administratieve recht, waarin geen rechtsgang is ge regeld, overheidsbeslissin- gen waartegen de mensen niet in beroep kunnen. Daar op is een aanvulling nodig" De nationale ombudsvan wordt een onafhankelijk ambte naar, die klachten van bur gers krijgt, maar die ook op eigen initiatief een onderzoek kan instellen. Dat kan net zo goed lange rijen wachtenden in het postkantoor betreffen als de klacht van een man, die een stenengooier ten on rechte heeft zien afrossen door een mobiele eenheid. Het slachtoffer kan in zo'n geval naar de officier van jus titie, de man die in een por tiek heeft staan toekijken, niet. Hij kan wel naar de om budsman. Prof. Rang: „De vraag is ge weest of hij door de Kamer of door de minister moest wor den benoemd. Besloten is dat de Kamer dit moet doen. De ombudsman rapporteert jaar lijks bij Eerste en Tweede Kamer. Maar hij heeft niette min een grote mate van vrij heid en van politieke onaf hankelijkheid. Hij moet ze ker geen buitendienst-func tionaris van de Kamer zijn" - Wat die politieke onafhanke lijkheid betreft... Prof. Rang: ik ben geen lid van een politieke partij. Van huis uit was ik anti-revolutio nair. In mijn loopbaan ben ik voor de keuze gekomen of ik in de politiek zou doorgaan of niet..., ik vond me er niet ge schikt voor. Ik heb doelbe wust voor de wetenschap en de rechtspraak gekozen, heb bedankt voor de AR. Toch sta ik hier en daar nog als CDA'er te boek. Ik ben gere formeerd, ben opgeleid aan de Vrije Universiteit in Am sterdam. In de Sociale Verze keringsraad vinden ze me een beetje links, in de Zie kenfondsraad sta ik juist als een beetje rechts bekend. Er zijn weer anderen, die den ken dat ik in D'66 thuishoor, doordat ze me met de D'66- senator verwarren. Het is goed om als nationale om budsman politiek ongebon den te zijn, anders wek je naar buiten toch de indruk van partijdigheid". - Waarover mag de ombudsman nu wel en waarover niet oor delen? Het algemene rege ringsbeleid is bijvoorbeeld in handen van het parlement. Prof. Rang: „De grens ligt bij de vraag of er een formele rechtsgang mogelijk is. Als een klager ook naar de rech ter kan stappen, is het geen zaak voor de ombudsman. Datzelfde gebeurt in de ra den, waarin ik nu zit. de So ciale Verzekeringsraad en de Ziekenfondsraad. Als ie mand klaagt dat zijn ziekte- geld te laag is, verwijzen wij hem naar de Raad van Be roep. En verder is dus alleen de centrale overheid het werkterrein van de nationale ombudsman. - Ambtenaren zelf kunnen ook niet klagen. Prof. Rang denkt even na en dan is het meteen heel stil in het boshuis. „Nee. maar de ombudsman kan een ambte naar wel indirect rechtsbe scherming geven. Dat maak ik nu in de praktijk ook mee. Een verzekerde klaagt over een onheuse bejegening door een ambtenaar van het GAK. Wij onderzoeken de zaak grondig en stellen vast dat de man van hetn GAK zich niet onbehoorlijk heeft gedragen, wijzen de klacht dus af. Daar in vindt die ambtenaar rechtsbescherming, dat is een vorm van rehabilitatie" „Maar ieder oordeel zal wel overwogen moeten zijn. Je moet alles eerlijk uitzoeken, zodat ook de klager er vrede mee kan hebben als zijn klacht wordt afgewezen. Je kunt iemand van zijn onge lijk overtuigen". - Een grondig onderzoek, ja, maar het zal toch niet te lang mogen duren. Prof. Rang: „Nee. klachtrecht moet snelrecht in de goede betekenis van het woord zijn. Is er een reden waarom een onderzoek wat langer duurt, dan moet je dat de partijen tussentijds duidelijk ma ken". - Van een instituut als de natio nale ombudsman met zijn staf kan veel preventie uit gaan. In een land als Dene marken stuurt de ombuds man een afschrift van een be risping aan een ambtenaar naar de pers. Wat is nu be langrijker? De uitspraak in een concreet geval of de pre ventie die er voor de toe komst van uitgaat? Prof. Rang: „Dat is nauw ver weven, want het een vloeit uit het ander voort. Maar ie mand die klaagt, denkt niet aan de preventie die van zijn klacht zal uitgaan. Die is ge woon verongelijkt. In het klachtrecht wordt primair rechtsbevrediging gezocht. Dat er ook nog een stukje preventie van uitgaat, is mee genomen". - Over de nationale ombuds man is geschreven dat hij „burgers bevrijdt uit de knel lende omhelzing van het overheidsapparaat" en dat hij „een bestrijder van de bu reaucratie" is. Dat zal hem niet populair maken bij amb tenaren. Prof. Rang: „Dat zijn geen uit drukkingen die meteen bij mij komen bovendrijven als ik over klachtrecht praat. Na tuurlijk, als er onjuiste situa ties bestaan, kan de ombuds man een structurele bijdrage tot verbetering ervan leveren, maar dit soort kwalificaties ligt mij niet zo". - Veel klachten zullen wel op misverstanden berusten Prof. Rang. de blauwe blazer gladstrijkend „Zeker, in het tucht- en klachtrecht wordt 80 procent van alle klachten afgewezen. De mensen zeg gen wel: „Die lui dekken el kaar", maar zo is het niet Na serieus en objectief onder zoek blijkt vaak dat bij een klager een verkeerde voor stelling van zaken leeft". De Utrechtse hoogleraar, ge trouwd. drie opgroeiende kinderen, betreurt het dat een nationale ombudsman er niet veel eerder was. „want hij is een logisch element in de structuur van een rechts staat We hebben er vanaf '45 over gepraat. Al moet ik zeg gen dat de zaak in de laatstb kabinetsperiode in een stroomversnelling is ge raakt". Als prof. dr Rang zou worden benoemd, is hy de derde hoogleraar die binnen een jaar van de rechtenfaculteit in Utrecht vertrekt. Want de functie is niet verenigbaar met het hoogleraarschap, evenmin als met het lidmaat schap van de verzekerings- en ziekenfondsraad. Voor de studenten zou het jammer zijn, omdat prof. Rang juist een sociaal-juridische afstu deerrichting aan het voorbe reiden is. Hij komt zelf uit een typisch onderwijsgeslocht. „Mijn va der is veertig jaar wiskunde leraar geweest, die heeft De Gaay Fortman nog lesgege ven. En De Gaay Fortman was mijn leermeester bij de Vrije Universiteit, ik ben bij hem gepromoveerd op de AOW in 1960". - Heeft prof. Rang zich niet ge stoord aan het gekrakeel over het salaris van de nationale ombudsman, of dat een mi nisterssalaris moest zijn of minder, en aan het feit dat nu iedereen weet wat de om budsman dadelijk gaat ver dienen: 13.373 gulden bruto per maand Hij zegt: „Daar heb ik me niet aan gestoord; iedereen weet ook wat een hoogleraar ver dient. Dat de ombudsman nu op het niveau van een minis ter is geplaatst, houdt een functiewaardering in. Het was een politieke beslissing, door de Kamer genomen, die ik laconiek langs me heen heb laten gaan". CARLO NAGEL De psychiater, die onze cliënte - we noemen haar mevrouw Van Veen in opdracht van de bedrijfsvereniging Detam onderzocht, vond dat ze zich aanstelde. Tenminste, dat was het toch eigenlijk wat hij in zijn rapport over haar schreef: "Zij is een flink agra- verende handige vrouw, die overigens in haar leven zeer hard heeft gewerkt en veel heeft opgevangen". ("Agra- veren" betekent "overdrij- Hij schreef verder: "Van een depressie merk ik niets: er is geen wil om aan het werk te gaan: op mijn gebied is zij ar beidsgeschikt" Voor de Detam voldoende om de wao-uitkering van me vrouw van Veen per 1 januari 1978 in te trekken. Nu, 3'/2 jaar later, is eindelijk gebleken, dat mevrouw niet "agraveerde". Terwijl het be roep bij de Centrale Raad van Beroep nog liep, heeft de De tam besloten haar oordeel te herzien. Mevrouw krijgt haar wao-uitkering terug, vanaf de datum van intrekking, 1 ja nuari 1978! Waslijst Grote vreugde dus in huize van Veen, niet in de laatste plaats om het feit, dat mevrouws klachten nu eindelijk serieus werden genomen. Behalve dat zij zich erg depressief en nerveus voelde (waarvoor ze door de psychiater was on derzocht), had ze namelijk ook een hele waslijst van li chamelijke klachten. Daar voor was wel enige oorzaak aan te wijzen. Ze leed aan steeds terugkerende blaas ontstekingen, gepaard gaan de met buikpijn en koorts. Mevrouw lag veel in bed; ze was tot niets meer in staat; haar man en een kennis ver zorgden de huishouding. Toch was ze volgens de me disch adviseur van de Detam, de Gemeenschappelijk Medi sche Dienst (GMD, die de be drijfsverenigingen adviseert) en de psychiater in staat om te werken! Daarbij viel wel op, dat me vrouw alleen voor haar psy chische klachten verwezen was naar een specialist. De tam en GMD hadden het ken nelijk voor haar lichamelijke klachten niet nodig gevon den. De Raad van Beroep, de rech terlijke instantie, die geschil len over sociale verzekerings uitkeringen behandelt, vond zo'n specialistisch onderzoek wel noodzakelijk en liet me vrouw onderzoeken door een internist. Maar ook diens oor deel was dat mevrouw "op zijn terrein" arbeidsgeschikt was. De Raad van Beroep volgde dit oordeel en ver klaarde het beroep van me vrouw "ongegrond". Psychiater Toen rees de vraag of een hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep in Utrecht zinvol de beslissing nog onvermin derd bestonden) gaf daarbij de doorslag. Daarbij hebben wel op gewezen, dat de rech ters in dit soort kwesties meestal de standpunten van de medici volgen. Hooguit zou de Centrale Raad kunnen beslissen dat een nieuw spe cialistisch onderzoek moest plaatsvinden. Op 25 mei 1978 gingen we in hoger beroep. De openbare zitting, waarop zo'n beroeps zaak gewoonlijk behandeld wordt, liet bijna een jaar op zich wachten; pas op 2 april 1979 had de behandeling plaats. Vóór de zitting hebben we de huisarts van mevrouw op nieuw geraadpleegd. Hij had namelijk te kennen gegeven "achter mevrouw te staan". Het resultaat was, dat we van hem een schriftelijke verkla ring meekregen, dat me vrouw z.i. op psychische gronden arbeidsongeschikt De zitting was een kwestie van minuten. Wij gaven monde ling een samenvatting van het beroepschrift en overhan digden de schriftelijke versie daarvan én de verklaring van de huisarts vervolgens aan de griffier. De vertegenwoordi ger van de Detam kwam nog even aan het woord. De voor zitter vervolgens tot zijn me de-rechters: "Hebt u nog vra gen/opmerkingen. heren? Nee? U nog (tot Detam en ons)? Nee? Zitting gesloten". Ontnuchterend snel voor wie deze zitting zo'n jaar op zich heeft laten wachten. Even leek de Centrale Raad er ver volgens vaart achter te zet ten. Al op 9 april 1979 deed de Raad de uitspraak, dat op de zitting was gebleken, dat een voorbereidend onderzoek noodzakelijk was Wat dat inhield, leerde een tele foontje met de griffie (het ad ministratief apparaat van de Raad). De Raad zou advies aan een psychiater vragen. Van het verdere verloop wer den we steeds op ons initia tief - door de griffie telefo nisch op de hoogte gehou den. Omstreeks september 1979 hoorden we. dat mevrouw door een zenuwarts zou wor den opgeroepen. Deze "op dracht" bleek echter niet juist. De arts gaf de opdracht terug, omdat z.i. een psychia ter moest worden ingescha keld (een zenuwarts is geen psychiater). Vijf maanden tijdverlies dus. Voordat de "echte" psychia ter was benaderd en me vrouw een oproep zond, was het weer 9 maanden verder. In juni 1980 reisde mevrouw, ziek als zij was, tot tweemaal toe naar Nijmegen voor het onderzoek. In september 1980 bracht de psychiater verslag uit aan de Raad Het werd vervolgens oktober, no vember, december geen nieuws, althans niet uit Utrecht. Operatie Voor mevrouw van Veen stond de tijd niet stil. Ze was intus sen weer bij haar internist on der behandeling. In decem ber 1980 moest ze een opera tie ondergaan: één van haar nieren en een fistel werden verwijderd. We schreven de internist een brief: dacht hij, dat de klach ten die mevrouw al op 1 ja nuari 1978 (toen haar uiter- king werd ingetrokken) had. te maken met de afwijkingen die nu aan het licht gekomen Zij schriftelijke antwoord luid de bevestigend Het werd door ons op 13 maart 1981 doorgestuurd aan de Centra le Raad van Beroep. Langverwacht Deze Raad zweeg intussen nog steeds in alle talen. Opnieuw gebeld dus met de griffie. Het dossier was in handen van de voorzitter. Wat verder zou ge- Het wordt weer zomer (juli 1981) en dan is daar ineens uit een enigszins onverwachte hoek de langverwachte be slissing. een brief van de De tam: "Op grond van de ont vangen informatie zijn wij thans van oordeel, dat uw cliënte op en na 1 januari 1978 onveranderd voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd" (De Centrale Raad had de brief van de internist voor commentaar doorgestuurd aan de Detam). Binnenkort zal de Raad ons wel vragen het beroep maar in te trekken Het is overigens de vraag of het beroep van enige invloed is geweest op het uiteindelijke resultaat. Immers, we den ken, dat nieuwe feiten de doorslag hebben gegeven En ook als mevrouw met in be roep was gegaan, had zy deze feiten aan de Detam kunnen voorleggen Waarschijnlijk was de beslissing dan niet an ders geweest. Als dat wel het geval was geweest had ze weer beroep kunnen instel len. Wachttijd beu leen hem bekend. "Schryft u hem persoonlijk maar een briefje". U ziet. wie zijn zaak wil beplei ten bij de Centrale Raad van Beroep, moet over een zeer lange adem beschikken. Het 'geval' v Veen is zeker geen uitzonde ring. Je wordt na de indie ning van een beroepschrift door de Centrale Raad zelf ook gewaarschuwd voor de lange wachttyd tot de zitting "in verband met het zeer gro te aantal ingekomen beroeps chriften". Maar uit de "zaak" van mevrouw van Veen blijkt al. dal je er nog lang niet hoeft te zijn, als de zitting eenmaal achter de rug is. Ze ker de inschakeling van me dici verlengt de wachttyd Er schijnen maar weinig medici te zyn. die dit werk willen doen. Maar het verloop van mevrouw van Ye. n "nik toont aan. dat de verwerking van de medische gegevens de Centrale Raad evenveel tyd kan kosten als de medicus voor zyn onderzoek nodig heeft. De pyn van het wich ten zou al een stuk verzacht worden, als je periodiek op de hoogte werd gehouden van het verloop van je zaak. maar daarvan is helaas geen sprake. Wat het "geval" van mevrouw van Veen ook laat zien, ten slotte, is, hoe onmisbaar de steun van behandelend art sen kan zyn. Zonder verkla ring van haar huisarts was vermoedelijk geen nieuw psychiatrisch onderzoek in gesteld. En de verklaring van haar behandelend internist heeft ervoor gezorgd, dat ze nu haar uitkering terug heeft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 11