t Laatste Zuidmolukse woonoord moet blijven, vinden bewoners Tekst: Pieter van de Vliet De vlag hangt slap langs de mast. De kazerne. Niet iedereen is daar graag soldaat. Bij de buren hangt ook de vlag uit. Het woon oord. Daar wonen beroepssoldaten die tegen hun zin het uniform hebben moeten uittrek ken. Beroeps die geen soldaat meer mogen zijn. De Nederlandse vlag van het Genie Opleidings centrum in Vught. Naast de RMS-vlag van het Zuidmolukse woonoord Lunetten, waar het dertigjarig bestaan wordt gevierd. Het enige Zuidmolukse woonoord dat nog be staat: een monument voor de vrije republiek van de Zuid-Molukken. Ook al is hun verblijf in Nederland tijdelijk: dat monument moet blijven, vinden de bewoners. Verslaggever Pieter van de Vliet keek er rond. Bij de familie Huliselan: "Te laat merken mensen dat dingen de plaats van het gevoel innemen" achsenhausen, Dachau, Ravens- npement voor van hun militaire die wachten op de beloofde te- van de Zuid-Molukken (RMS). ït jubileum van de tijdelijkheid, de omslag het woord Lunetten En een tekening van de barak- lige paadjes tussen opgeschoten r niet. voltallige kampraad aanwezig, tedt het oerwoud, spaar de we- >e op de tijdelijkheid, de aange- ig naar woonwijken, de integra- ïeid, de hard drugs. i Tahalele antwoordt in het Ma- ikten. Want Nederlands was in >or „gelijkgestelden", inlanders ing beschikten. Tahalele is trots sekt. Het is de taal van zijn dorp. katholieke sociale academie in L de opleiding welzijnswerk etni- ien, treedt op als tolk. Nee, de -unetten. Maar hij is er wel vaak. ït uiteen hoe dankbaar hij is dat olk dertig jaar lang in Lunetten erheid beslist altijd hoe Moluk- iten. Maar de overheid kan niet id beslist. Denk aan het ultima- 1977. Hoeveel ministers hebben est worden afgebroken? En het enduizend Molukkers onderge- rden (oude kazernes, kloosters, 5 Lunetten is het enige dat nog Kamp Lunetten: jubileum van de tijdelijkheid. De toko in Lunetten. Ajax is super. Standaard Luik is super. Voetbal vaantjes boven de tap in het recreatiegebouw van het Zuidmolukse woonoord Lunetten in Vught. In barak 5A is, alweer zoveel jaren ge leden, Simon Tahama- ta geboren. De ster voetballer die de nieu we held van de RMS werd. In het woonoord is het feest. Vlaggen, gekleur de lampjes. En geuren, vreemd, van ver, van vroeger. Feest, maar de barakken zien er nog altijd troosteloos uit. Want tijdelijk is het kamp altijd geweest. Tijdelijk zal het wel blijven ook. Otto Tahalele gelooft dat het een monument blijft. Hij ge looft niet dat God zo'n ontrui ming wil als in Vaassen, waarbij de politie met rups voertuigen barakken plat walste. Maar als God toch an ders wil dan accepteert hij dat. Want aan de hoogste macht valt niet te tornen. Dankbaar Later, in zijn eigen onderko men (plastic over het kleed, zware shag op tafel, Hilver sum 3 op de achtergrond), blijkt hij wel degelijk wat Ne derlands te kennen. Al moet de seconderende Jack Sopa- cua hem af en toe bijsprin gen. „Nederlanders? Wat moet ik zeggen. Hartstikke bang was ik voor Nederlanders. Alle jongens van dertien, veertien waren bang voor Nederlan ders. Nu ben ik de Nederlan ders dankbaar dat wij hier mogen zijn, dertig jaren. Wij klagen niet over het kamp. Nederlanders klagen over het kamp. Zij zeggen: wij moeten een mooi huis. Maar wij hoe ven niet een mooi huis. Als wij kunnen slapen, eten en drinken, als wij samen met onze broeders en zusters zijn, dan voelen wij ons als in onze eigen republiek". „Ja, wat wij missen. De palm bomen, de sagobomen, de mooie baai. De zonneschijn, want na drie maanden is het hier weer donker". „Maar wij wachten tot Onze Lieve Heer tegen de wereld zegt dat de RMS vrij is. Tijde lijk is niet altijd. Tijdelijk kan tien, honderd jaar zijn. Wy hebben geduld". Maar Henk Molleman van de directie Coördinatie Minder hedenbeleid van het ministe rie van binnenlandse zaken laat al tijdens het feest weten dat wat hem betreft de tijde lijkheid van het kamp gauw voorbij is. „Waar wij naar toe moeten is naar een samenle ven van Molukkers en Neder landers in verscheidenheid". Varkenshokken, zo betitelt hij de barakken met de weini ge toiletten en nog minder douches. Dat kan niet meer in het Nederland van 1981, meent hij. Hij vergist zich. Hij is niet in Nederland, maar in een Mo luks dorp, dat door de spe ling van het (nood)lot op de verkeerde plaats staat: onder de schuchtere zon in de Bra bantse bossen. Veranderd Tijdens de wandeling door dat Voorzitter van de kampraad Otto Tahalele: trots op het bóeren-Ma leis. dorp (displaced village) zegt Jack Sopacua dat hij in 1979 op een oriëntatiereis in Indo nesië is geweest. Ook in de Molukken is veel veranderd. Meer wegen, scholen, gebou wen, vliegvelden, elektrici teit. Maar minder werk voor Molukkers. „De migratie uit bijvoorbeeld Java naar de Zuid-Molukken wordt door Djakarta bevorderd, met veel geldelijk voordeel voor de migranten. Terwijl de Moluk kers worden gedwongen op Java werk te zoeken". Na de dwangcultuur (verplicht telen van kruidnagels voor een slavenloontje), beroeps soldaat om niet van honger om te komen nu de gedwon gen integratie. Niet alleen in Nederland, maar ook in Indo nesië, zegt Jack. De Moluk- ker is van tweederangs Ne derlander (de zwarte Hollan ders) derderangs Indonesiër geworden. „Ik maak mij al tijd boos, nijdig als ik de ge schiedenis van mijn volk lees". „Die buitenlanders moeten ons land uit", zegt Jack. - Dat zeggen sommige Neder landers ook over Turken. Ma rokkanen. En zelfs over Zuid- molukkers. „De Turken en Marokkanen zijn om economische rede nen naar Nederland gehaald. Maar de migratie naar de Zuid-Molukken heeft een po litieke reden. Het is een vorm van infiltratie om de eensge zindheid van het Molukse volk te breken. En wat be treft de Zuidmolukkers in Nederland, die willen terug, zoals ook is beloofd door de Nederlandse overheid". Ziek Op onze tocht door het woon oord passeren we een met veel hekwerk omgeven ba rak. Het maakt de indruk van prikkeldraad, wat niet misstaat in een vroeger con centratiekamp. Een man wroet bezig in een aardbeien- bed. Op een bord voor zijn raam staat dat hy niets met civiele politie te maken wil hebben, maar slechts met mi litairen. Hij is een van de vele KNIL-soldaten, die het sten- ciltje waarop in 1951 hun ont slag uit militaire dienst werd aangekondigd, niet hebben geaccepteerd. Dat stenciltje kregen ze kort nadat aan boord van het schip naar Ne derland gloednieuwe unifor men aan hen waren uitge reikt. De vrouwen kregen toen trainingspakken; daar lopen ze nu nog veel in rond. al zijn de meeste eigentijds voorzien van fel gekleurde opschriften zoals .jogging" Jack zegt over de boze man in de aardbeien: „Hij is ziek. Ziek van heimwee naar zijn land. En hij is oud". Al vijf jaar werkloos is de 27- jarige bouwkundig tekenaar San Tahalele (zoon van de voorzitter van de kampraad). Dat is niets bijzonders. Want bijna een kwart van de over wegend jonge kampbevol king (400 tot 500 zielen; er wordt erg moeilijk gedaan over het juiste aantal) is werkloos. Sam is blij met het werklozen- project, een soort aannemers bedrijfje. Ze mogen hier en daar wat tijdelijks bouwen of iets niet al te duur opknap pen. „Want het is gauw te mooi of te luxe", zegt Sam. De Molukse werklozen bouwden een houten ge bouwtje voor het werklozen- project in Vught zelf en net zo'n onderkomen voor het jeugd- en jongerenwerk al daar. In hun eigen kamp mo gen ze met mondjesmaat ma teriaal voorzichtig iets doen tegen de tocht en de vocht die de barakken al zo veel ja ren teisteren. Alles samen „Het is fijn om voor je eigen mensen te werken. Want ie dereen kent elkaar. Je bent kind aan huis bij vrijwel ie dereen. Je kunt bij wijze van spreken overal zonder klop pen binnen". Hij vindt het aardige van het werklozenproject dat alle be trokkenen alles samen doen. „Mensen met een goede op leiding, met diploma's hel pen ook met vegen en sjou wen". Anies Nendissa (24), ook medewerker van het pro ject: „Dat samen doen. zo gaat het op de Zuid-Moluk ken ook. Ja, dat is socialis me". Ze vinden het merkwaardig dat hun landgenoten zo veel lan ger werkloos zijn dan Neder landers. Terwijl volgens hen Zuidmolukkers over het al gemeen eerder willen werken, ook al ligt het loon maar weinig boven de werk loosheidsuitkering. Sam. „Ik heb stapels sollicita tiebrieven geschreven. Maar ik kreeg meestal zelfs geen antwoord Ja. misschien speelt mee dat ik in het woonoord woon" „Toch willen wij hier blijven wonen. Wy zyn hier vrij. In een woonwijk verhezen we veel van die vrijheid, raken we ook veel van onze eigen sfeer kwyt. Vreemd dat de overheid altyd beter weet wat goed voor mensen is. Ne derland it een democratie, maar niet altijd beslissen de mensen. Kijk maar naar de woonwagenbewoners, de zi geuners ook", zegt Anies. Eenzaamheid - Waarom hebben zo veel men sen toch het kamp verlaten7 „Materialisme Het goed willen hebben. Te laat merken men sen dat dingen de plaats van het gevoel innemen De band met de familie wordt minder. De eenzaamheid komt". Het zyn afnkaantjes en bego nia's en meer van dat soort Toch is het tuintje niet hele maal Hollands Dat komt waarschijnlijk omdat J. J. Huliselan (54) een Zuidmo- lukker is. Met zyn negen kin deren wacht hy op terugkeer naar zijn vaderland. Als soldaat tweede klasse arri veerde hij. „Die datum wij niet vergeten, hoor. Dat ont slag. ik was helemaal teleur gesteld. En nu hier in Lunet ten. Ik wil blijven tot wij te rug naar vrij Ambon. Het kamp eerst propvol, maar wij zijn gewend. In de tangsi (ka zerne) wy slapen onder bed van vader en moeder. In een sambree (kamer) heel klein, achter een zeil. Alleen een sergeant heeft het beter" De vrouw van een sergeant kan er in Indië een meid op na houden. Die meid is nooit Moluks. Vaak is ze Javaans. De meid zegt njonja (me vrouw). De Molukse zegt sji- wa (vrouw) tegen de meid. Huliselan: „Die overdracht hó. Indonesië is vrij. Wy mogen in Indonesië blijven. Maar In donesië is vreemd land voor ons. Dat is buitenland. Ne derland is ook vreemd land. Maar wij voor Nederland al tijd trouwe soldaten geweest. Generaal Scholten schreef: wij zijn de trouwste soldaten van Nederland. Als ze mijn paleis bewaken, ik ben niet bang. Tien Molukkers is ge noeg. Zoons van soldaten: al tyd prima. Trouw voor de ko ningin. Vechten voor rood, wit en blauw. Permentahan bendera, verdedig de vlag De Japanner zeiden: trap op de vlag. Wy weigerden. Wij moeten eten de vlag. Kau wen, slikken". Slikken „Als de Nederlandse officieren zeggen wij krijgen geen schip naar ons land, want an deren, Javanen, gaan voor. En zy zeggen: wy kunnen wel op schip naar Holland, tydelijk Dan gaan wij. Maar zijn wy blij? Nee. In Ambon zyn wij blij". „Zij zeggen: er is geen schip voor Ambon. Maar Neder landse schepen gaan met In donesische soldaten naar Ambon om te vechten tegen myn volk Wy zyn als suiker riet. na de zoetigheid gooi jy het weg". .Ambon is myn vaderland. Daar zijn myn mensen, myn broeders en zusters. Daar is mijn voorouderland Wy /yn allemaal ziek van ons hart dat wij niet naar ons dorp kun nen. Myn dorp is Nolloth. Daar is het huis van myn voorouders. Masuk rumah toea (binnentreden in het ou derlijk huis) Wij zyn geen Huliselan meer als wy niet m ons huis geweest zyn". Huliselan is 24 als hy in Neder land arriveert Hy kent geen Nederlands Een dergelijk voorrecht is alleen voor de hogere rangen weggelegd. Maar hij leert het Op de am bachtschool leert hy goed en snel, net als zyn kinderen nu. Geld wordt besteed aan rei zen naar de Zuid-Molukken. Naar de broeders en zusters Maar vooral naar het huis van de voorouders in het dorpje Nolloth. Een armoedig on derkomen. maar wel thuis Dromen Zyn 21 jarige dochter Ety „Het is daar heel mooi. De natuur, de mensen. Zo was het in mijn dromen. Ik herkende het, hè". - En het woonoord lijkt er een beetje op? „Ja. Waarom zeggen Nederlan ders altyd dat we in een ghet to wonen1 Dit WC (MM I /.yn1 Het ia niat wc I ri |c genoeg contacten met Neder landers. En wonen wy geïso leerder dan de mensen in Wassenaar, Bloemendaal. Vught?" Kees is niet thuis. De met een Zuidmolukse vrouw ge trouwde Nederlander leeft ook in het woonoord. Kees, de blanke met een eigen bad Hy voelt zich er thuis, maar enig Hollands comfort heeft hy nodig. Eerst een doorgangskamp voor Sachsenhausen, Dachau, Ravens- bruck. Daarna een tijdelijk kampement voor van hun militaire status ontdane KNIL-militairen die wachten op de beloofde te rugkeer naar de vrije republiek van de Zuid-Molukken (RMS). Het wachten duurt dertig jaar. Het jubileum van de tijdelijkheid. Het herdenkingsboekje met op de omslag het woord Lunetten in een krans van prikkeldraad. En een tekening van de barak ken, de hoge bomen, de kronkelige paadjes tussen opgeschoten gras. Hollands en toch ook weer niet. Tijdens de persconferentie is de voltallige kampraad aanwezig. Achter hen een affiche met „Redt het oerwoud, spaar de we reld". De vragen spitsen zich toe op de tijdelijkheid, de aange kondigde afbraak, de verhuizing naar woonwijken, de integra tie, het isolement, de werkloosheid, de hard drugs. TROTS Voorzitter van de kampraad Otto Tahalele antwoordt in het Ma leis, de taal van de ondergeschikten. Want Nederlands was in Indië duur. Alleen haalbaar voor „gelijkgestelden", inlanders die over een soort Ariër-verklaring beschikten. Tahalele is trots op het bóeren-Maleis dat hij spreekt. Het is de taal van zijn dorp. Ruud Metekohy, stafdocent op de katholieke sociale academie in Den Haag en speciaal belast met de opleiding welzijnswerk etni- sche-culturele bevolkingsgroepen, treedt op als tolk. Nee, de stafdocent woont niet meer in Lunetten. Maar hij is er wel vaak. „Net of ik thuis kom", zegt hij. De voorzitter van de kampraad zet uiteen hoe dankbaar hij is dat Onze Lieve Heer hem en zijn volk dertig jaar lang in Lunetten heeft laten wonen. „Want de overheid beslist altijd hoe Moluk kers dingen moeten doen en laten. Maar de overheid kan niet beslissen. Mensen ook niet. God beslist. Denk aan het ultima tum van minister Van Doorn in 1977. Hoeveel ministers hebben al niet gezegd dat Lunetten moest worden afgebroken? En het staat er nog steeds". In 1951 werden zo'n kleine dertienduizend Molukkers onderge bracht in een zeventig woonoorden (oude kazernes, kloosters, concentratiekampen). Het kamp Lunetten is het enige dat nog bestaat. Een monument.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 13