Verbijstering na kernwapendebat Urenco en hoe Jan van Houwelingen omzwaaide Hoe CDA-dissidenten omgingen Olieboycot tegen Z-Afrika: van hals zaak tot hamerstuk ZATERDAG 23 MEI 1981 Aan het slot van het ma rathondebat over de kernwapens op 19 en 20 december 1979 sloot de CDA-fractie in de Tweede Kamer de rijen en keurde zij het kabi netsbeleid alsnog goed. In het parlement was inmiddels - na bijna ze ventien uur vergaderen - een dikke mist opge trokken en buiten 's lands vergaderzaal vroeg menigeen zich af waar het debat nu nog om draaide. Op het Binnenhof bleken ook daarover de meningen ver deeld. Volgens de oppositie partijen en de WD ging het nog steeds om het kabinets beleid inzake de modernise ring van NAVO-kernwapens. Maar CDA-fractieleider Lub bers legde in de nachtelijke uren een verklaring af waar uit moest blijken dat het de bat zich in een geheel onver wachte "politiserende" rich ting had ontwikkeld. Het ging er niet langer om of het kabinet het in de NAVO goed of slecht had gedaan, maar het was nu: ben je vóór of te gen dit kabinet, meende Lub bers. En daarom had zijn fractie eensgezind het kabi netsbeleid goedgekeurd. Lubbers moet daarna opge lucht adem hebben gehaald. Want alles wees erop dat zijn fractie verantwoordelijkheid zou gaan dragen voor de val van het kabinet-Van Agt. De andere regeringspartij - de WE)^.kon met het kabinets beleid instemmen, de linkse oppositiepartijen keurden het af en de tien CDA-dissi denten zouden - bij een con sequente opstelling - de op positie zeker volgen. Dat laatste was begin decem ber al duidelijk toen het tien tal buiten het Tweede-Ka mergebouw een kabinetscri sis over de kernwapens uit drukkelijk tot de mogelijkhe den ging rekenen. Wént zij waren tegen de voorgenomen produktie en stationering van 572 middellange-af- stands Pershing-2 en Cruise Missiles (kruisraketten) in Europa en zouden daar in de Kamer ook zeker geen ge heim van maken. Motie En dat kwam uit. Op 6 decem ber aanvaardde de Tweede Kamer met de steun van de tien CDA-dissidenten (76 te gen 69 stemmen) een motie van het PvdA-kamerlid Ste- merdink, waarin zowel de produktie als de plaatsing van de kernwapens werd af gewezen. Dat gebeurde aan de vooravond van een missie van premier Van Agt en mi nister Van der Klaauw (bui tenlandse zaken) naar de Ver enigde Staten, waar zij zou den proberen bij de toenmali ge president Carter begrip te vragen voor het standpunt van Nederland. Dat stand punt hield in: wel produktie maar nog geen stationering. De motie van de Tweede Ka mer kwam daar voor de twee bewindslieden onverwacht De smalle marges van het kabinet-Van Agt en de onaantrekkelijke positie van de regeringspartijen VVD en CDA traden in de afgelopen periode bij tal van gelegenheden op bijzonder pijnlijke wijze aan het licht. Daarbij bleek telkens weer dat een meerderheid van twee zetels verschil in het parlement, de geloofwaardigheid er in de optiek van de kiezer zeker niet groter op maakt. Steeds weer bogen de regeringspartijen voor het kabinet om niet later verantwoordelijk te kunnen worden gesteld voor een kabi netscrisis. Dat gebeurde bij het Urenco-debat en het gebeurde ook in het kernwapendebat, bij het olie-embargo tegen Zuid-Afrika en bij de tot standkoming van een nieuwe abortuswet. In het laatste geval was de krampachtigheid zelfs zo groot geworden dat deskundigen na het abortus debat twijfelden of de nieuwe wet juridisch-technisch wel door de beugel kon. Bij dit alles had de CDA-fractie nog een extra handicap. Namelijk: tien dissidenten, van wie negen van AR-huize en eén KVP-er. Zij hadden voor het merendeel liever in een coalitie met de PvdA en D'66 gezeten. Zij "gedoogden" aldus het kabinet-Van Agt en gaven daarvan niet zelden blijk in de Tweede Kamer. Ze werden er om geprezen en verketterd. Zoals ook blijkt uit de hieronder weergegeven bloemlezing van drie markante botsingen tussen Kamer en kabinet. Demonstratie door de binnenstad van Den Haag ten tijde van het kernwapendebat. overheen en de CDA-dissi denten werden dan ook in ruime confessionele kring hartgrondig verketterd. Op 12 december spraken de mi nisters van de NAVO-landen zich in Brussel uit voor pro duktie en plaatsing van de 572 atoomraketten (waarvan Nederland er 48 zou moeten krijgen). In het slotcommuni qué werd met geen woord ge rept over het voorbehoud dat Nederland zou hebben ge maakt tegen de stationering. Maar dezelfde avond kwam premier Van Agt in de Twee de Kamer uitleggen dat er wel degelijk tegen de NAVO- partners was gezegd dat Ne derland pas over twee jaar - dus in december 1981 - wilde beslissen over de plaatsing van de raketten na de onder handelingen hierover tussen oost en west. Ziedend De WD-fractie was ziedend, want de liberalen hadden verwacht dat de regering zon der meer instemming zou be tuigen met het NAVO-besluit tot produktie en plaatsing. Maar al spoedig bekoelde de woede van de WD, want ge lukkig was haar achteraf toch nog gebleken dat de regering wel haar zin had gedaan. Al gaf de regering dat zelf dan niet toe. In het befaamde kernwapende bat van 19 en 20 december weigerde de regering zelfs ook maar in één enkel op zicht verantwoordelijkheid te nemen voor het NAVO-be sluit. De NAVO bestaat ten slotte uit vijftien soevereine staten en die kunnen elk voor zich beslissen over de plaat sing van de raketten. Boven dien is de produktie van de raketten in handen van de V.S. en daar kunnen deze soevereine staten dus eigen lijk niet over beslissen. Aldus de lezing van premier Van Agt, die daarmee zelfs de top ambtenaren van defensie en buitenlandse zaken versteld deed staan. Want waar heb je dan nog een NAVO voor? Afdoende De verklaringen van Van Agt bleken echter afdoende. Ook al omdat hij nog een brief van NAVO-secretaris-generaal Luns in stelling had ge bracht, waarin deze nog eens nadrukkelijk had aangege ven dat Nederland in het ge wraakte NAVO-beraad wel degelijk een voorbehoud had gemaakt. De WD zweeg en de CDA-fractie, inclusief de dissidenten, ging om. Een nieuwe motie van het PvdA- kamerlid Stemerdink, qua strekking dezelfde die al eer der was aangenomen, werd nu met 81 tegen 66 stemmen verworpen. Verbijsterd De buitenwacht was verbij sterd, het kabinet gelukkig. En de tien dissidenten wer den opnieuw, maar nu van een andere kant, door de modder gesleurd. Er werd ge sproken van verraad, onbe trouwbaarheid en politiek winstbejag. En menig parle mentair journalist kwam tot de conclusie dat het tiental zijn positie nu eindelijk had verduidelijkt: het fenomeen van de CDA-dissident be stond niet meer. CDA-fractieleider Lubbers deed in de avond van 26 juni 1980 een dringend beroep op het kabinet om moed te to nen en geen crisis te riskeren in een zaak waar de Tweede Kamer het voor het meren deel al over eens was: een eenzijdig door Nederland in te stellen olie-embargo tegen Zuid-Afrika. In de kranten werd het optreden van Lub bers later omschreven als "dramatisch". Maar dat ver anderde niets aan het stand punt van het kabinet. In de laatste week van juni liep de spanning in parlementair Den Haag hoog op en ging het woord "crisis" als een hardnekkige fluistering over de bittertafels. Het gefluister ging over in rumoer toen het kabinet op 25 juni in een brief aan de Tweede Kamer een eenzijdige olieboycot tegen Zuid-Afrika bleef afwijzen. Een week eerder had de Ka mer zich in meerderheid voor zo'nboycot uitgesproken en algemeen werd aangenomen dat de val van het kabinet nu onontkoombaar zou zijn. Maar zover kwam het niet. Wel iswaar aanvaardde de Kamer in de nacht van 26 op 27 juni opnieuw een motie van het PvdA-kamerlid Ter Beek, waarin werd aangedrongen op onmiddellijke invoering van een eenzijdig olie-embar go (79 tegen 66 stemmen). Maar een daarop volgende motie van afkeuring, even eens ingediend door de oppo sitie, haalde het net niet. Terwijl de spanning achter de groene gordijnen van de ver gaderzaal te snijden was, werden de voor- en tegen standers geteld en bleek de motie uiteindelijk met 74 te gen 72 stemmen te zijn afge wezen. Slechts op één punt had het debat over de Zuid- Afrika-boycot duidelijkheid geschapen: zes CDA-ers, na melijk Hans de Boer, Schol ten, Van Houwelingen, Bui- kema, Couprie (allen van de AR-bloedgroep) en Dijkman (KVP), hadden hun vertrou wen in het kabinet opgezegd. Zij steunden de motie van af keuring wel. En dat hebben ze later ook geweten. Bij de QDA-achterban werd geëist dat het zestal geroyeerd zou worden. Bovendien werden ze bestookt met de kwaadaar digste brieven. Bewondering Jan Nico Scholten, die het boy cotdebat in feite had aange zwengeld, had dit soort reac ties wel verwacht. Hij dwong ook daarom temeer bewon dering af toen hij onder dood se stilte in die opwindende nacht van het debat een slot verklaring aflegde, waarin hy jan Nico Schotten geen pretentie. - fel voorstander van een een zijdige boycot - zijn eigen be perkingen nadrukkelijk blootlegde. "Er is in dit kabi net gesproken over moed. Ik heb op dat punt geen preten tie", zei hij. Het fundamentele verschil van mening tussen kabinet en (meerderheid) Kamer spitste zich toe op het effect van een eenzijdig olie-embargo. Het kabinet stond op het stand punt dat zo'n embargo zon der internationale steun van de EG-partners £een enkel effect zou sorteren. Scholten c.s. daarentegen legden de nadruk op de signaalfunctie van een olie-boycot, die voor al de zwarte bevolking van Zuid-Afrika zou steunen in haar voortdurende stryd te gen het heersende blanke apartheidsregime. Toen het debat ten einde liep groeiden de partyen op geen enkele wijze naar elkaar toe Het enige waartoe premier Van Agt zich bereid verklaar de was dat er niet langer m EG-verband gezocht zou worden naar steun voor een olieboycot tegen Zuid-Afri ka. De EG-partners voelden daar toch al niets voor. dus zou de regering "haar uiterste best doen bij andere landen steun voor een gezamenlijk optreden te verwerven Do premier doelde daarbij op landen als Belgie, Luxem burg en de Scandinavische landen. Maar al de volgende dag bleek dat deze poging van de rege ring tot falen gedoemd zou zyn. Woordvoerders van Noorwegen en Zweden lieten weten dat hun regeringen niets voelden voor een eenzij dig olie-embargo. De Veilig heidsraad van de Verenigde Naties moest zich daarover maar uitspreken, vonden zij. Ofschoon dit standpunt aan de Nederlandse regering be kend moest zijn, toonde Van Agt zich bij het krieken van de dag toch nog een groot op timist. Mochten de consulta ties van de eerdergenoemde landen onverhoopt geen suc ces hebben, dan sloot hij zelfs een eenzijdig door Nederland af te kondigen olie-embargo tegen Zuid-Afrika niet uit Resultaten Pas eind maart van dit jaar kwam het kabinet met de re sultaten van zijn huiswerk voor de dag: er viel geen en kele steun van Westeuropese landen te verkrijgen voor een gezamenlijke olieboycot te gen Zuid-Afrika; en een een zijdige Nederlandse boycot is "niet effectiefHet was - op z'n zachtst gezegd een wei nig verrassende conclusie en geen enkele parlementariër verwachtte dan ook nog iets van een debat over de brief van het kabinet. Het kabinet had zolang moge lijk gewacht om pas in het zicht van de verkiezingen met mededelingen te komen. De boycot kon dan mooi over de verkiezingen worden "heengetild", want geen en kele fractie wilde zo kort voor de stembusstrijd een kabi netscrisis riskeren. En zo ging het ook. Het CDA, dat in deze zaak toch een cru ciale rol had vervuld, nam zoals de WD al eerder had gedaan, genoegen met "het beleid" van het kabinet. En zo verdween de olieboycot te gen Zuid-Afrika, die als hals zaak in het parlement was be land, als een hamerstuk van tafel. Een half jaar na het aantreden van het kabinet-Van Agt - in de zomer van 1978 - kwamen de tien dissidenten in de GDA-fractie voor het eerst keihard in botsing met de re geringsploeg. Dat gebeurde in het zg. Urenco-debat, waarbij het ging om de voor waarden die gesteld moesten worden aan de levering van verrijkt uranium, afkomstig van de ultracentrifugefabriek in Almelo, aan Brazilië. De Tweede Kamer was het over die voorwaarden al in janua- ri'78 eens geworden en had dat ook vastgelegd in een vrijwel unaniem aanvaarde motie van de CDA-dissident Jan van Houwelingen. Maar toen het kabinet bleef weige ren op die voorwaarden in te gaan, krabbelden de rege ringsfracties WD en CDA te rug. De motie werd niet uit gevoerd. En de regeringspar tijen - Van Houwelingen voorop - gaven hun vertrou wen aan het kabinet. Nadien werkte de uitkomst van het Urenco-debat nog lang door. De CDA-dissident Hans de Boer, toen ook nog voorzitter van de ARP, gaf te genover de Groene Amster dammer toe dat voor hem de grens van de politieke geloof waardigheid in.de Urenco-af- faire was overschreden. En het AR-blad Nederlandse Ge dachten schreef somber: "De regering heeft hard gespeeld en niet verloren, maar de bit tere nasmaak kan wel eens van lange duur zijn". De Urenco-zaak had op dat mo ment al een voorgeschiede nis. Het begon in 1970 toen Nederland, Engeland en West-Duitsland besloten dat ze zouden gaan samenwer ken in het Ultra Centrifuge project. Via dit project - de fa briek in Almelo dus - wordt verrijkt uranium gemaakt dat als brandstof dient voor kern energiecentrales. Om vol doende verrijkt uranium te kunnen maken, moest de fa briek in Almelo worden uit gebreid en daar hing ook de levering aan Brazilië mee sa men. Nu hadden de drie landen in hun samenwerkingsverdrag afgesproken dat ze het ver rijkte uranium alleen aan der de landen zouden leveren in dien er waarborgen zouden zijn die misbruik van deze grondstof zouden tegengaan. Verrijkt uranium is namelijk om meer dan één reden een omstreden produkt. Bij het opwekken van energie in een kerncentrale komt er afval vrij dat weer gebruikt kan worden voor de aanmaak van plutonium. En zoals bekend wordt plutonium gebruikt voor de vervaardiging van atoomwapens. Nu zijn er allerlei verdragen tot stand gekomen die bedoeld zijn om misbruik in deze zin tegen te gaan. Zo zijn er inter- nationale veiligheidsnormen, afkomstig van de Internatio nale Organisatie voor Atoom energie. En verder is er het zg. non-proliferatieverdrag - door vele landen onderte kend - dat de verspreiding van kernwapenbezit wil te gengaan. Brazilië is een van de landen die dit verdrag niet hebben ondertekend. Bovendien speelt de Braziliaanse rege ring op het gebied van de mensenrechten een uiterst bedenkelijke rol en is het re gime in dit land in het alge Jan van Houwelingen: voorbarig. meen nogal instabiel. Kort om: er is en er was alle reden om de levering van uranium met de nodige waarborgen te omgeven. Onder het kabinet-Den Uyl was de levering al bekrachtigd door een overeenkomst tus sen Urenco en Brazilië (1976). En pas daarna is de toenmali ge minister van buitenlandse zaken Van der Stoel druk in de weer gegaan om de leve ringsvoorwaarden met betere veiligheidswaarborgen te omkleden Toen het kabinet-Van Agt aan trad, zat er nog steeds geen schot in de uitbreiding van de UCN-fabriek in Almelo. En Engeland en West-Duits land begonnen ongeduldig te worden. Zij vreesden dat er niet op tijd (d.w.z. in 1981) aan de afleveringsverplich- tingen zou worden voldaan. Op 16 januari schreef de rege ring aan de Tweede Kamer dat zy akkoord zou gaan met de levering van verrijkt ura nium aan Brazilië onder de voorwaarde dat de Brazi liaanse regering zich zou ver binden tot onderhandelingen over een opslagregime voor plutonium. Vier dagen eerder had Brazilië zich daartoe be reid verklaard en dat bete kende. volgens het kabinet- Van Agt, dat het te leveren uranium alleen voor vreedza me doeleinden zou worden gebruikt. Maar de CDA-fractie was niet tevreden. Anderhalve week later diende de eerderge noemde CDA-dissident en -woordvoerder Van Houwe lingen een motie in. waarin werd uitgesproken dat er eerst een opslagregime voor Brazilië moest komen op ba sis van internationale veilig heidsafspraken. Mocht dat niet tijdig lukken dat zou er een voorlopige overeen komst moeten worden afge sloten met veiligheidsgaran ties die verder gingen dan die van het kabinet. De motie werd door vrijwel de gehele Kamer aangenomen. Het kabinet heeft de motie na dien veelvuldig op de verga dertafel gehad. Maar een defi nitief besluit over de levering van verrijkt uranium aan Brazilië werd steeds vooruit geschoven. Oppositieleider Den Uyl - zoals we eerder za gen ook niet zonder boter op het hoofd - deed intussen wat zijn achterban van hem ver langde en toonde zich geër gerd over "het schimmen spel" dat het kabinet bezig was op te voeren. Prominen te CDA-leden en kerkelijke organisaties zetten het kabi net onder druk om de motie van Van Houwelingen alsnog uit te voeren. En het kabinet zelf zocht in samenspraak met de fractieleiders Riet kerk (WD) en Lubbers (CDA) koortsachtig naar een uitweg in deze netelige zaak. Op 20 juni'78 schreef het kabi net aan de Tweede Kamer dat de motie-Van Houwelingen niet kon worden uitgevoerd. Engeland en West-Duitsland gaven de voorkeur aan een meer globale oplossing. Met andere woorden: een opslag regime voor plutonium voor dat het verrijkte uranium zou worden verscheept, zat er niet in. Wel bleken de landen (inclusief Brazilië) bereid om aan zo'n regeling te gaan werken. Maar veel verder konden en wilden ze toch niet gaan. De eerste reactie van Van Hou welingen was er een vol bitte re teleurstelling. En hij zou het er ook zeker niet by laten zitten. De WD-fractie ging wel om en gaf het kabinet haar vertrouwen, want vol gens Rietkerk waren er nu voldoende garanties dat het te leveren uranium niet door Brazilië misbruikt zou wor den voor de produktie van atoomwapens. Een dag vóór het debat over Urenco op dinsdag 27 juni was de CDA-fractie nog ver deeld over het standpunt dat in het debat moest worden ingenomen. Maar de volgen de dag zei Van Houwelingen namens zyn fractie dat de re gering maar terug moest gaan naar de onderhande lingstafel om opnieuw nu t Engeland en West-Duitsland over het opslagregime te pra ten. De motie, aldus de CDA- er. moet worden uitgevoerd. Dezelfde dag kwam premier Van Agt met een bikkelharde verklaring, die vanwege de toonzetting zelfs dc coalitie genoten VVD en CDA verras te. "Wy zyn irut ge n ftok naar dc onderhandelingstafel terug te krygen", zei de pre mier. En daarmee was de speelruimte voor het CDA tot een absoluut minimum te ruggebracht. Het enige wat de christende mocraten nog konden doen was het kabinet vragen om dc zaak m 1981 vóór de leve ring nog een keer in de Ka mer aan de orde te stellen. Dan zou er alsnog bekeken kunnen worden hoever het stond met het overleg over een opslagregime voor plutonium in Brazilië. In de vroege ochtend van 30 ju ni stemde premier Van Agt daarin toe Bovendien liet hy zyn partygenoten ter gerust stelling weten dat Nederland altyd nog van het uranium- contract af kon wanneer het gevaar voor de aanmaak van atoomwapens door Brazilië al te groot zou worden. De premier, die zoals bekend in de juristerij heeft doorge leerd, verwees daarby naar een clausule m het volken recht, die dit mogelyk zou maken. Na het debat is Van Agt op dit punt door diverse deskundi gen - ook van zyn eigen partij aangevallen Want het ging hier om een zeer omstreden volkenrechtelye clausule, die zeker met gehanteerd kon worden voor het doel dat de premier voor ogen stond Vuist Maar niettemin: de CDA-fractie ging door de knieën. En Van Houwelingen. de eertyds standvastige Van Houwelin gen. was een totaal andere Van Houwelingen geworden. Hy schonk zyn vertrouwen aan het kabinet, dat zou stre ven naar een opslagregime voor Brazilië, en verklaarde - onder gesis, hoongelach en boegeroep van dc oppositie- banken "Het is volstrekt voorbarig nu conclusies te trekken". WD en CDA maakten een vuist En alle moties van de oppositie wer den verworpen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1981 | | pagina 23