Het
gaat
John
van
der
Wiel voor de wind
4
'Schaken geeft
je het
gevoel dat
je echt leeft'
ZATERDAG 21 MAART 1981
JMIk-
PAG1NA 21
LEIDEN - John van der Wiel lijkt zeker van
zijn zaak. Het gaat hem voor de wind, al is de wereld
top nog ver weg. Dat heeft hij zichzelf echter ook
niet als doel gesteld. Een zorgeloos bestaan als prof
schaker dat is het vereiste. Wie naar de pure resulta
ten kijkt, zal wellicht denken dat het pad van de
meester (nog) niet over rozen gaat. Onlangs kregen
de topschakers hun nieuwe ELO-rating (een waar
dering naar aanleiding van de geboekte resultaten -
red.) gepresenteerd. Puntenjager Sosonko kwam
als de grote winnaar onder het Nederlandse scha
kerskorps uit de bus. Zijn waardering steeg zelfs
dusdanig dat hij de wereld-toptwintig binnenmar
cheerde.
Van der Wiel's rating bleek geen enkele wijziging ondergaan te
hebben t.o.v. het voorgaande jaar: 2465. „Stilstand is achteruit
gang" zal al snel de conclusie van de criticus luiden, maar zijn de
cijfers wel maatgevend? In elk geval staat het instituut van de
ELO-rating bij sommige spelers en officials in een kwaad dag
licht. De cijfers worden opgemaakt naar aanleiding van de in de
afgelopen jaren geboekte resultaten, waarbij de meest recente
scores het zwaarst wegen. Een onbenullige verliespartij tegen
een veel zwakkere opponent kan ruïneuze gevolgen hebben, net
zoals winst op een veel sterkere tegenstander weer erg hard aan
tikt.
Van der Wiel zelf zit er niet zo
mee: „Toegegeven qua resul
taten was het niet alles, maar
dat hoeft ook niet direct. De
vooruitgang in speelsterkte
gaat altijd met horten en sto
ten, zelden gebeurt dat gelei
delijk. Bovendien is het nog
altijd zo dat ik in sommige
toernooien, conform mijn
wisselende prestatiecurve,
toch ook goed gespeeld heb.
Over het algemeen waren dat
sterk bezette evenementen.
Tot tweemaal toe was ik dicht
bij de grootmeesternorm. De
eerste maal tijdens het IBM-
toernooi in 1979. In de tweede
grootmeestergroep kwam ik
daar één punt te kort. Een re
sultaat dat overigens nog wel
voor mijn oude rating meetel
de. Hetzelfde overkwam me
bij het toernooi in het Russi
sche Sotsji, september 1980.
Ook toen één punt te kor-
t".
„Overigens beschouw ik dit
niet als mijn beste toernooien.
Dat zijn nog altijd mijn Euro
pees kampioenschap in '79,
met de recordscore van 11 uit
13, een resultaat dat nu dan
door Akesson verbeterd is, en
de Nederlandse titelstrijd van
dat jaar. Duidelijk minder ge
slaagde toernooien waren dat
in Biel 1980 (middenmoot in
een 'open' deelnemersveld)
en de in november op Malta
verspeelde Olympiade. In de
kroongroep van IBM-80 ein
digde ik voorlaatste, maar dat
was geen schande gezien de
bezetting. Ik kon toen eens
ondervinden op welk niveau
de grote jongens spelen. Nu
dat was daar ongeveer wat ik
er van verwacht had. Ik hoef
er niet huizenhoog'tegen op te
kijken. Ik kon toen al een
beetje meekomen, mettertijd
zal dat zeker lukken".
Beslissing
De LeidenaarTaat zich niet ont
moedigen. Dat blijkt ook als
er verder gefilosofeerd wordt
over de juistheid van zijn be
slissing om zijn heil in een
profschakerscarrière te zoe
ken: „Het is allemaal geleide
lijk aan gebeurd. In de eerste
plaats bleven de successen el
kaar in '79 opvolgen. Na de
EK en de NK volgde die twee
de plaats in de subgrootmees-
tergroep van het IBM, met
vrijwel direct daarop mijn
overwinning bij het open
kampioenschap van Neder
land. Dat was in augustu-
„In september sleepte ik alsnog
het kandidaatsexamen rech
ten in de wacht, maar dit ging
toch al niet meer van harte.
Het interesseerde me alle
maal niet erg meer. Het scha
ken moest het maar worden,
daar heb ik mijn hart aan ver
pand. Ik moet daarbij zeggen
dat ik tot nu toe met tevreden
heid op die beslissing terug
kijk. Goed de resultaten zijn
nog niet optimaal, maar het
leventje op zich bevalt me uit
stekend".
Bestaan
Het leven van een profschaker.
Van der Wiel geniet er zicht
baar van. De topamateur
moet zich 's avonds na zijn
werk nog eens met volle over
gave in de boeken storten, de
profschaker kan zelf bepalen
wanneer hij de nodige huis
vlijt zal verrichten. Sommi
gen laten daarbij haast geen
minuut onverlet, een fanatis
me waar Van der Wiel voorlo
pig nog geen behoefte aan
heeft.
„Een groot goed in je profbe-
staan is je vrijheid. Je hoeft
niet zo schematisch te werk te
gaan, je kunt geheel je eigen
tijd indelen. Het is een vrij en
afwisselend bestaan. Ik hoef
ook niet elke dag met analyse
ren bezig te zijn. Af en toe mis
je de benodigde inspiratie.
Zulke dagen ga ik bijvoor
beeld bij vrienden langs, om
allerlei spelletjes te spelen.
Want spelletjesgek dat ben ik,
zoals de meeste andere scha
kers trouwens. Het moeten
echter wel spelletjes zijn
waarbij er nagedacht moet
worden. Daarom zul je mij
ook nooit in casino's zien,
daar speelt het domme geluk
een te dominerende factor,
het is allemaal te simpel".
,Hoe ingewikkelder hoe leuker,
daarom heb ik ook een voor
liefde voor het schaken, dat is
het moeilijkste van allemaal.
Het is een wetenschap, waar
je erg enthousiast mee bezig
kunt zijn. Het is echter net zo
goed ook een echte sport, een
man-tegen-man-gevecht. De
artistieke prestatie, het win
nen van een mooie partij,
geeft je een enorme kick. De
betrokkenheid bij je beroep is
veel groter dan bij andere ba
nen, die vaak volgens het 'uit-
thuis'-patroon functioneren.
Het schaken geeft je het ge
voel dat je tenminste echt
leeft, de emoties van winnen
en verliezen houden je volle
dig in de ban. Misschien ben
je zo erg eenzijdig bezig, maar
dat zal mij verder een zorg zij-
Rondkomen
Allemaal mooi en aardig, maar
voorwaarde is natuurlijk wel
datje het financieel een beetje
kunt bolwerken. Dat blijkt
weinig problemen op te leve
ren: „Ik kom momenteel al
aardig rond. Het mooiste is
Van rechtenstudent tot profscha
ker. Op het oog een hele over
gang. John van der Wiel (21) had
er weinig moeite mee. Schaken
had hem altijd gefascineerd, zo
dat de studie er tenslotte maar
aan moest geloven. Anderhalf
jaar lang nu poogt de Leidenaar
zijn brood in het schaakspel te
verdienen. Zoals zo vaak bij top
sporters is de hobby het beroep
geworden. Hoe is het momentcel
natuurlijk als dat via de toer
nooien kan gebeuren. Zover
is het nog niet. De schaakjour-
nalistiek, clubwedstrijden,
het leveren van commentaar
op partijen, analyses voor
tijdschriften en boeken, en si
multaans zijn in directe zin
momenteel van groter belang,
qua basis moet je het wel al
tijd in de toernooien blijven
maken, anders kom je voor
die nevenactiviteiten automa
tisch ook niet meer in aan
merking".
„Bang voor de economische re
cessie ben ik niet. Toegege
ven het valt nu al goed te mer
ken aan het aantal simultaans
dat ik kan geven, dat loopt
hard terug, maar ik zie het
toch niet zo somber in. Bo
vendien hoop ik spoedig een
speelniveau te bereiken waar
bij ik van dit soort factoren
niet meer afhankelijk hoef te
zijn. „Binnen enkele jaren
hoop ik de grootmeestertitel
in de wacht te slepen. Daarna
kijken we wel verder. Wereld
kampioenskan didaat? Wel ik
kan natuurlijk een zelfde uit
zondering vormen als Tim
man, die ook pas laat naar de
top doorbrak, maar waar
schijnlijk is het niet. De mees
ten zijn op hun achttiende al
grootmeester. Mocht het alle
maal toch niet zo best lukken,
dan kan ik altijd nog iets an
ders gaan doen.
Toernooi
Van tijd tot tijd is het weer
zover. De wedstrijd staat voor
de deur. Voor de topsporter is
dat de graadmeter hoe het
met de vorm gesteld is. De
schaker vormt daar geen uit
zondering op. Normaliter be
staat die wedstrijd uit een
aantal partijen: het toernooi,
met de oude Europese jeugd
kampioen gesteld? Lijdt hij een
marginaal bestaan, of lachen de
successen hem al dusdanig toe
dat voor hem een zorgeloze toe
komst la Jan Timman wegge
legd is.
De totaalbalans is tot nu toe posi
tief. Van der Wiel heeft het uit
stekend naar zijn zin in het apar
te schakerswcreldje, het groot
of de match. Daar moet hij
zich, al dan niet met een gede
gen voorbereiding, waarma
ken. Tijdens zo'n gebeuren
dient de speler in optimale
stemming en conditie te ver
keren om er in de partijen vol
uit tegenaan te kunnen gaan.
Heel snel zijn die optimale
condities verstoord. Voor
sommige schakers is het dan
moeilijk om verder te gaan-
John van der Wiel maakt een
evenwichtige indruk, maar
ook hij probeert een toernooi
zoveel mogelijk in een eigen,
ongedwongen ritme af te
werken: „De meeste schakers
zijn geen ochtendmensen,
iets dat ook van mij gezegd
kan worden, 's Avonds ben ik
verreweg het produktiefst in
mijn analyses, waarbij ik
meestal ook wat uurtjes van
de nacht meepik. Je kunt óp
die tijden veel rustiger en ge
concentreerder werken. Tij
dens een toernooi wijk ik niet
van dat ritme af. Ontbijt en
lunch zijn meestal één en het
zelfde. Na het eten probeer ik
me enigszins op mijn komen
de tegenstander voor te berei
den. Daar moet je je niet te
veel van voorstellen, meestal
betreft het alleen maar filoso
feren over welke opening of
openingsvariant ik zal gaan
spelen. Uiterlijk vijf uur Tater
heb je de eerste zitting van de
partij achter de rug. Op dat
moment zijn er twee moge
lijkheden. Of je hebt een afge
broken stelling, of je bent
klaar".
„Het eerste betekent een haasti
ge en ongezonde maaltijd,
met het schaakbord naast je
bord. Dat moet wel op deze
manier, want je hebt immers
maar twee uur de tijd om je
stelling te analyseren. Daarna
meesterschap lijkt ondanks al
les nabij, en ook het schaken zelf
blijft hem boeien: „Zeker tij
dens een toernooi zal dat mij
nooit vervelen".
De optimistische Leidenaar
7ekerc en stabiele in
druk: hij zal niet gauw een
match, of toernooi, voortijdig af
kappen, al heet Bobby Fischer
dan ook zijn voorbeeld te zijn.
Wellicht zal hij nijverder tot
moet er weer verder gespeeld
worden. Op zich heb ik met de
daaropvolgende tweede zit
ting weinig moeite. Ook dan
blijf ik uiterst geconcentreerd
spelen, dit in tegenstelling tot
sommige anderen. De algehe
le conditie speelt daarbij ver
moedelijk een belangrijke rol.
Die probeer ik met hardlopen
op peil te houden".
„Heb je geen afgebroken partij,
dan is het gebruikelijk om
met andere spelers uit eten te
gaan.
„Voor mij is die geestelijke ont
spanning bittere noodzaak.
De stress van de partij moetje
af kunnen reageren, anders
klap je vroeg of laat onherroe
pelijk in elkaar. Analyseren
doe je tijdens het toernooi
nauwelijks. Wel moet je de
bulletins van de voorgaande
rondes door blijven nemen,
om op de hoogte te blijven
van de 'nieuwtjes' die zich in
de partijen van de concurren
tie hebben voorgedaan".
Partij
Van der Wiel behoort tot het ty
pe spelers dat tijdens de partij
uiterlijk onbewogen blijft.
Geen krimp geeft hij, zelfs
niet in hoge tijdnood. Dit in
volstrekte tegenstelling tot
een notoire zenuwpees als
Walter Browne.
Bij Van der Wiel oogt het alle
maal anders, maar de schijn
bedriegt: „Ook bij mij is de
druk van een partij vrij groot.
Ik lijk rustig, maar dat is
slechts uiterlijke schijn. In
nerlijk voel ik die spanningen
net zo goed. Het feit dat je ui
terlijk kalm blijft heeft echter
een belangrijk voordcel op
het psychologische vlak. Om
dat je niets van die spannin
gen aan je tegenstander laat
analyseren over moeten gaan,
maar die ijver groeit ongetwij
feld met dc loop der jaren. Na
zijn overwinning ip de mecster-
groep van het Hoogoven
toernooi trad Van der Wiel in het
Nederlands kampioenschap
aan. De Volmac-speler over zijn
meest recente wapenfeit: „Ik
draaide lange tijd aan de top
mee, maar viel door een onnodi
ge nederlaag tegen Bohm terug.
blijken, lijkt het of je alles on
der controle hebt en erg zeker
van je zaak bent. Met dit gege
ven weet je opponent vaak
geen raad, hij wordt er een
stuk nerveuzer van dan hij al
De climax volgt tijdens de tijd
nood. Dan wordt de druk nog
opgevoerd. De één heeft er
meer moeite mee dan de an
der. maar het spelen in tijd
nood is en blijft geen pretje.
Ten opzichte van de anderen
gaat het mij wel redelijk af,
maar je moet het toch zoveel
mogelijk zien te vermijden.
Daarom vind ik het ook onbe
grijpelijk dat spelers als
Browne en Kortsjnoj steeds
maar weer met hun tijdsinde
ling in de problemen komen.
Zoiets kost hun handenvol
punten. Dat terwijl het eigen
lijk gewoon een kwestie van
instelling is, ook zij moeten
efficiënter met hun bedenk
tijd kunnen omspringen.
Een ander proces dat regelma
tig aan het inwendige van de
schaker knaagt is dat van de
gemiste kans:
Dagelang kunnen spelers
daarover blijven kniezen.
Keer op keer spelen zij de pot
in hun gedachten na om zich
bij het vitale moment eens
stevig te vervloeken Deze
mentale klap wreekt zich on
dertussen tudens hun verdere
partijen. "Daar heb ik gelukkig
geen last van. Het kost me al
tijd weinig moeite om een
partij van me af te zetten, hoe
beroerd die ook voor me ver
lopen mag zijn Ik droom ook
nooit van het schaken".
Kritiek
Niet alles is koek en ei in het
Nederlandse schakcrslcven.
Zo rezen er tijdens de Olym-
De snit was cr toen uit, waarna
ik met een gedeelde vierde
plaats genoegen moest neme-
Ondertussen speelt dc Leidenaar
alweer een scmi grootmeester-
toernooi in het Duitse Bochum.
Na een rustige periode trekt hij
nu weer van de ene naar de ande
re schaakarena. Een beeld van
het 'veelzijdige-eenzijdige' be
staan van de profschakcr.
Tekst:
Ruud
Dobbelaar
piade op Malta de nodige pro
blemen. door het niet altijd
consequente beleid van het
KNSB-bestuur. Als direct-
betrokkene is Van der Wiel
niet mals in zijn kritiek: „De
topschakers klagen steen en
been dat het KNSB-bestuur
ledenwinst en breedteschaak
laat prevaleren boven het top-
schaak. Daar komt nog bij dat
het amateurs zijn. Ze hebben
geen tijd om zich in te leven
en m te denken in de wereld
van de topschakers. Het ont
breekt ze aan het nodige in
zicht".
.Voorbeelden? Op Malta bleek
men blindelings vertrouwd te
hebben op de plaatselijke or
ganisatoren. Gevolg was dat
we in krikkemikkige apparte
menten terechtkwamen, die
bovendien mijlenver van de
toernooizaal aflagen
„Een ander probleem was dat er
geen duidelijke afspraken ge
maakt waren over de team
samenstelling. Uit de groep
van zes konden er steeds
maar vier man spelen. Soson
ko vond dat de beste vier
steeds opgesteld dienden te
worden, met als gevolg dat
Ligterink en ik, die in de be
ginfase slecht gescoord had
den, steeds buiten de boot
dreigden te vallen. Wij als jon
ge enthousiaste spelers wil
den echter ook dolgraag spe
len, het is immers erg frustre
rend als je geen kans meer
krijgt om je slechte start goed
te maken. Captain Cortlever
wist zich hier geen raad mee.
Hij nam geen concrete beslis
singen. waardoor de meesten
steeds weer in onzekerheid
verkeerden of zij nu wel of
niet zouden mogen spelen.
„Een zaak die mijzelf behoorlijk
treft is dat het bestuur de fee
ling mist om de buitenlandse
toernooien tegen onze eigen
toernooien uit te spelen. Bui
tenlandse spelers zijn graag
geziene gasten in de grote Ne
derlandse toernooien, maar
omgekeerd worden de Neder
landse toppers, Timman uit
gezonderd. weinig in het bui
tenland uitgenodigd. Met een
beetje meer handigheid zou
dat allemaal veel beter gere
geld kunnen worden. Mo
menteel is het dan ook zo dat
ik, op het toernooi in Bochum
na, geen enkele invitatie voor
een buitenlands toernooi heb
liggen"
„Nee, er zijn mensen die heel
wat geschikter voor een func
tie in het bestuur zouden zijn.
Je hoort in dat verband vaak
de namen van Martin Vael en
Jan Nagel noemen. Zij zou
den in korte tijd heel wat
meer gedaan krijgen. Martin
Vael heeft wat dat betreft met
het Interpolisschaaktoernooi
al een hele reputatie opge
bouwd. Helaas valt zo'n reor
ganisatie in het bestuur niet
gemakkelijk te bewerkstelli
gen. Genoemde lieden moe
ten eerst door de gehele ama
teurbrij heen voordat dit doel
bereikt wordt"
Speelstijl
De speelstijl van de meester
blinkt uit door tactische vaar
digheden. Duidelijk sche
mert de stijl van Bobby Fi
scher door: „Fischer heeft mij
altijd erg aangesproken Hij
speelde erg dynamisch en
vocht altijd voor winst. Wat ik
ook in hem bewonder is dat
hij alles zelf heeft moeten be
reiken Dit in tegenstelling tot
Karpov, die een uitstekende
opleiding genoten heeft en
aan wie een complete begclci-
dingsstaf ter beschikking
staat. Karpov zie ik trouwens
spoedig onttroond worden
door het aanstormende talent
Kasparov. Tegen Kortsjnoj
redt de wereldkampioen het
nog wel. Kortsjnoj mag dan
een olifantenhuid hebben,
maar ik kan me desalniette
min niet voorstellen dat hij dc
slopende strijd die hij voert
nog lang vol kan houden.
Puur schaaktechnisch komt
hij te kort"
„Mijn speelstijl zou ik als scher-
p positioneel willen om
schrijven. Het laatste jaar ben
ik iets rustiger oen eè,
dat hyper-tactische werd wat
te riskant Buiten (lat Wil ik
proberen mijzelf als schaker
veelzijdiger te ontplooien.
Dat wil zeggen dat ik me een
veelzijdiger repertoire aan wil
meten, waartoe ook het spe
len van zuiver positionele par
tijen behoort Dit alles neemt
niet weg dat het doorrekenen
van scherpe, ongebruikelijke
stellingen mijn sterke punt
gebleven is. en voorlopig ook
wel zal blijven Mijn grolt
zwakte is dat ik moeite heb
om tijdens het middenspel
het juiste (positionele) plan
op te stellen",