Praktische werk
bijna verdwenen
Vereniging voor volkshoge
schoolwerk halve eeuwoud
DONDERDAG 19 MAART 1981
PAGINA 11
AMERSFOORT-BERGEN - De dit jaar 50 jaar be
staande Vereniging voor Volkshogeschoolwerk in
Amersfoort (tot 1968: Vereniging tot Stichting van
Volkshogescholen in Nederland) is in deze vijf de
cennia niet of nauwelijks veranderd. „We zijn uiter
aard meegegroeid met de tijd, maar het uitgangs
punt en de uitvoering daarvan zijn steeds hetzelfde
gebleven. Alleen het praktische werk is bijna hele
maal verdwenen en dat betreur ik in hoge ma
te".
Maar de omstandigheden van de mensen, voor wie wij voorname
lijk werken zijn hetzelfde gebleven en wij als vereniging en de
volkshogescholen als autonome leden daarvan derhalve ook", al
dus de 62-jarige mr. C. Stapel uit Bergen, sinds 1971 internatio
naal secretaris en sinds 1972 ook algemeen secretaris van de
vereniging. Daarvoor was hij 25 jaar directeur van de volkshoge
school 'Allardsoog'in hetFriese Bakkeveen.de in 1932 gestichte en
eerste volkshogeschool in Nederland.
Het verenigingsbestuur heeft de afgelopen jaren wel eens gepiekerd
en gediscussieerd over een verandering. „De naam volkshoge
school is duidelijk verkeerd. Het woord 'volks' stuit een aantal
mensen tegen de borst en zij zeggen: Ik hoor niet bij het volk; ik
kanen ben meer. Het woord 'hoog'valt bij anderen weer verkeerd,
omdat zij alleen een lagere schoolopleiding hebben gehad. En het
woord 'school' weert mensen af, omdat zij vinden, dat ze al lang
genoeg op school hebben gezeten. We hebben uiteindelijk toch
maar besloten de naam te laten zoals die is, omdat het door de
jaren heen een internationaal begrip is geworden. En vindt maar
een goede, andere naam. De negatieve benadering van de naam is
overigens wel te ontzenuwen
„Het is precies als in de vorige eeuw en het begin van deze eeuw bij
de Hogere Burger School. Veel mensen dach ten, dat dat een school
was voor gewone burgers na de lagere school. Maar het was een
school om van gewone mensen volledig in de samenleving mee
draaiende en mee-functionerende burgers te maken. Dat geldt
ook voor de volkshogeschool. Dat is geen school voor het gewone
volk, maar een instituut om van gewone mensen volwaardige
leden van het volk te maken"
Daarmee geeft mr. Stapel met
een aan voor wie de volksho
gescholen waren en zijn be
doeld. „Wij werken vooral
voor diegenen, die onder de
wielen dreigen te geraken.
Wat dat betreft is er in die vijf
tig jaar helemaal niets veran
derd, want dat soort mensen
is er nog steeds op grote
schaal: werklozen, jonge stu
denten die niet aan de bak ko
men, jonge boeren en derge
lijke. De verhoudingen bin
nen de maatschappij liggen
scheef'.
„De gelijkwaardigheid is zoek.
De mensen, die daarvan de
dupe worden moeten daaraan
zelf iets doen, want iemand
anders doet het als het erop
aankomt toch niet voor hen.
Wij helpen deze mensen om
zelf iets te kunnen doen. Het
gaat om de vormgeving van
de samenleving en deze men
sen moeten in staat worden
gesteld daaraan en daartoe
hun steentje bij te dragen.
Daarbij gaat het niet zo zeer
om het bijbrengen van ken
nis, maar om het aanleren van
vaardigheid en het prikkelen
van de wil".
„Deze mensen moet een hart
onder de riem worden gesto
ken. Ze moeten worden afge
holpen van het gevoel: Wij
deugen toch nergens voor.
Daarom kun je rustig stellen,
dat als de vereniging er niet
zou zijn, zij anno 1981 toch
nog zou worden opgerich-
t".
Het volkshogeschoolwerk in
Nederland is 'afgekeken' van
Denemarken, waar het al
rond 1840 een aanvang had
genomen. Het was een vorm
van samenleving, waarin jon
geren bij elkaar werden ge
bracht en zij alles samen de
den. „Dat staat nog steeds
hoog in ons vaandel geschre
ven. Om de kansarmen zelf te
kunnen laten werken aan die
gelijkwaardigheid moeten zij
op de hoogte zijn van de situa-
tie van net land. Dat gebeurt
op de volkshogescholen niet
-door een inleider en vragen
stellen na de pauze, maar door
discussie over de eigen situa
tie naar aanleiding van een
bepaald gegeven".
„Dit soort mensen moet de ei
gen geschiedenis, cultuur,
taal, gewoonten, gebruiken
en politiek leren kennen. Op
basis van die informatie en
wetenschap wordt gediscus
sieerd over de eigen proble
men en levenssituatie, waar
door het bewustzijn daarvan
wordt vergroot. Met name als
de politiek wordt vertaald
naar die eigen situatie toe kan
het er fel aan toe gaan. Het
sterke punt van de volkshoge
scholen is, dat een cursus
meerdere dagen duurt en de
deelnemers daaraan na de
discussies toch samen moe
ten eten en slapen. Dat
kweekt een gevoel van samen
veiantwoordelijk zijn en col
lectief optreden".
Machtsblok
Mr. Stapel benadrukt, dat de
vereniging niet uit is op pola
risatie of scheuring. „Wij
brengen geen boodschap. We
leren de deelnemers aan de
cursussen hun bek open te
doen. Wat dat betreft geldt on
ze doelstelling nog meer dan
vroeger. Lang niet alles is
koek en ei in onze samenle
ving en wij brengen de deel
nemers een kritisch bewust
zijn bij. Dat is inderdaad toch
een beetje opzetten tegen de
gevestigde orde en de vor
ming van een machtsblok"
„We zitten als vereniging dus
wel enigszins in de progres
sieve hoek. Aan de andere
kant helpen de volkshoge
scholen de gevestigde orde
ook. Wij hebben sterke bin
dingen met de gewestelijke
culturen. De instelling van
provinciale culturele raden is
voor een zeer belangrijk deel
het werk van de volkshoge
scholen geweest".
Vroeger werd behalve samen
gediscussieerd, gegeten en
geslapen ook veel samen ge
werkt. „Samen een klus doen
zagen we echt als een pedago
gisch middel. Doeners komen
nu eemaal beter aan de bak
dan praters. De deelnemers
aan de cursussen legden fiets
paden aan, bouwden zelf de
volkshogescholen en deden
aan buurtwerk voor de omge
ving. Helaas is dit praktische
werk zo goed als verdwenen.
Mede daardoor is de gemid
delde duur van een cursus ge
daald van zeven tot vier da
gen. Er wordt duidelijk meer
gepraat en overlegd dan vroe
ger, waardoor de produktie
van de cursusleiders ook la
ger is geworden. Parallel
daaraan loopt het gegeven,
dat de groepen van deelne
mers kleiner worden"
De mensen, die de cursussen
geven zijn vogels van diverse
pluimage. „Het moeten men
sen zijn, die vanuit een niet-
overheersen de positie mee-
discussiëren en richting we
ten te geven aan de discus
sies. Wat dat dan ook voor
mensen mogen zijn, andrago-
gen zijn tuk op een baantje als
cursusleider. Maar wij heb
ben aan dat soort figuren niet
zoveel behoefte".
„Wij azen op mensen, die hun
weetje weten, een brok, prak
tijkervaring hebben en dat op
het niveau van de cursusdeel
nemers kunnen vertellen.
Mensen dus, die een oplei
ding hebben gehad, op het
terrein van maatschappij, cul
tuur, sociologie of vormings
werk. Een groot aantal cur
susleiders komt van een so
ciale academie. We moeten
daarmee erg voorzichtig zijn,
want zij sluiten niet helemaal
aan bij de interesse-sfeer van
de cursusdeelnemers".
door
Guillaume Spiering
Mr. C. Stapel: "Wij werken voor diegenen die onder de wielen
dreigen te raken"
Buitenland
Gedurende de Tweede Wereld
oorlog was de vefeniging ont
bonden. Daarna werd het
werk weer snel en enthou
siast opgevat en werd de blik
ook op het buitenland ge
richt. In 1948 opende de ver
eniging een volkshogeschool
in het Duitse Burgsteinfurt.
,Wij wildep opnieuw samen
werken en samenleven met
de Duitsers op andere dan
commerciële gronden. We
wilden contacten en verbin
dingen leggen tussen Neder
landers en Duitsers".
„In 1953 werd de school op last
van de Duitsers gesloten, om
dat ze vonden, dat ze het ver
der zelf wel konden. In het
Noordduitse Aurich hebben
we toen een nieuwe school ge
sticht, waarbij de Duitsers
heel nauw werden betrokken
en waaraan een Duitse status
werd gegeven. Samen met on
ze volkshogeschool 't Oldorp
in het Noordgroningse Uit
huizen speelt deze school een
belangrijke rol in de land-
grensoverschrijden de con
tacten op velerlei terrei-
Om de na de Tweede Wereld
oorlog naar Frankrijk ver
trekkende Nederlanders, aan
vankelijk vooral boeren, weg
wijs te maken in de gewoon
ten en gebruiken van het land
van Marianne werd in de zo
mer van 1946 door de vereni
ging een volkshogeschool ge
sticht in het Chateau de Méri-
don in Chevreuse, even ten
zuiden van Parijs. „Zoals later
ook bij de school in Duitsland
ging en gaat het erom een con
frontatie te bewerkstelligen
tussen Nederlanders en be
woners van het gastland. Om
dat er ook Fransen naar Ne
derland gaan werkt zo'n con
frontatie als een spiegel".
Driejaren later werd in het Bel
gische Leuven ook een volks
hogeschool gesticht. „Dat
ging relatief erg gemakkelijk.
We spreken dezelfde taal en
hebben voor een deel dezelf
de volkscultuur. Daarbij
kwam dat Vlamingen als do
cent optraden op de volksho
gescholen in Nederland". In
1968 werd na een bezoek van
een inwoner van dat land aan
diverse volkshogescholen in
Nederland een school ge
sticht in het Surinaamse Lely-
dorp.
,-Het gaat er bij die volkshoge
school vooral om de vele ras
sen, die in Suriname wonen
tot elkaar te brengen en om de
verwezenlijking van een pro
gramma om het achterland te
ontwikkelen met de mensen
uit dat achterland zelf'
Fusie
In het jaar 1968 kwam ook een
fusie tot stand tussen de op 15
januari 1931 in Leeuwarden
opgerichte vereniging (die op
dat moment negen volksho
gescholen telde), de uit de ja
ren veertig daterende Vereni
ging van Volkshogescholen
op Katholieke Grondslag (die
vier instituten telde) en de in
1961 opgerichte Stichting
voor Volkshogeschoolwerk
op Rooms-Katholieke en Pro
testants-Christelijke Grond
slag (die één school had).
De naam van het nieuwe orgaan
.werd Vereniging voor Volks
hogeschool werk en met uit
zondering van de provincie
Zeeland, waar nog geen
volkshogeschool was, werd
door deze fusie alle volksho
geschoolwerk in Nederland
onder een organisatorische
noemer gebracht. Sinds vorig
jaar is ook de provincie Zee
land voorzien van een volks
hogeschool.
De vereniging wordt door het
rijk voor 90 procent gesubsi
dieerd in de personeelslasten
en voor 80 procent in de overi
ge lasten. Het geld. dat daar
naast nodig is om de vereni
ging quitte te laten spelen
wordt betaald door begunsti
gers en de volkshogescholen.
Deze op hun beurt krijgen
van het rijk 70 procent subsi
die; de overige 30 procent
komt uit de cursusgelde-
Er bestaat volgens mr Stapel
een nogal groot verschil tus
sen een volkshogeschool en
een volksuniversiteit ..Het is
een een heel andere aanpak
van heel andere onderwer
pen. Een volksuniversiteit
geeft cursussen in de avondu
ren zonder eten en slapen. Er
worden over het algemeen
academische voordrachten
gehouden. Er is inderdaad
sprake van een niveauver
schil"
«,Wij proberen wel verbindin
gen te zoeken. De gang van
een volksuniversiteit naar
een volkshogeschool moet
worden vergroot. Dat ligt mo
menteel een stuk gemakkelij
ker dan een aantal jaren gele
den. Het pakket van cursus
sen van een volksuniversiteit
ondergaat nogal wat verande
ring de laatste tijd. Het wordt
allemaal wat meer op de prak
tijk gericht"
Toekomst
Het toekomstbeeld van de jubi
lerende vereniging staat mr.
Stapel duidelijk voor ogen.
„Het aantal volkshogescho
len moet niet worden uitge
breid; één per provincie is
mooi. De scholen zelf moeten
ook niet worden uitgebreid,
het is mooi genoeg zo. We
moeten ons vooral richten op
de terugloop van de rijkssub
sidie. Er zullen steeds meer
cursussen nodig zijn om dat
verlies op te vangen".
„Als het zonder tegenmaatrege
len van ons zo doorgaat,
breekt er nog een tijd aan. dat
we beter een hotel kunnen
huren om daar een driedaagse
cursus te geven. Onze scholen
zijn over het algemeen oude
en oudere gebouwen, die ont
zettend veel onderhoud vra
gen Bij een terugloop in de
subsidie en een ongewijzigd
beleid van onze kant is dat op
den duur niet vol te houde-
Bestaansrecht heeft de vereni
ging volgens haar secretaris
nog steeds en zij zal dat in de
toekomst ook behouden.
„Maar een voorwaarde is wel,
dat wij in de gaten blijven
houden, dat we er vooral zijn
voor de kansarmen. In de tijd
van welvaart was dat gemak
kelijker dan in deze moeilijke
periode. Maar we zullen een
bewegende kracht in de sa
menleving moeten blgve-
„We moeten de moed opbren
gen om nieuw werk op tc zet
ten met alle risico's vandien
en we moeten een tegenbewe
ging blijven tegen allerhande
officiële toestanden. Dat is ui
teraard erg moeilijk, omdat
de officiële instanties ons ten
dele betalen. We zullen de
overheid er daarom van moe
ten blijven overtuigen, dat wij
goed werk doen. Onze vereni
ging heeft wel degelijk be
staansrecht, maar we moeten
dat wel voortdurend bewij-
Cor La.
Als er één wet vaag is en daar
door moeilijk toe te passen, is
dat wel de Algemene Bij
standswet. Hoewel al veel
minder dan in het verleden,
bevat deze wet nog steeds
veel vage normen en begrip
pen. Het is de taak van de ge
meentelijke sociale diensten
deze in de praktijk in te vul
len in de geest van de wet.
De sociale diensten worden
daarbij gesteund door de uit
spraken van de Kroon in ho
ger beroep, door bijv. circu
laires van het Ministerie van
CRM en door het overleg van
hun eigenhdirecteuren, "Di-
vosa" geheten.
Die vaagheid van de Bijstands
wet heeft z'n voors en tegens.
Voordeel is, dat de sociale
diensten de nodige speel
ruimte hebben om rekening
te houden met individuele
omstandigheden. Dat is ook
de bedoeling van de wet en
het is nu precies de reden,
waarom zij zo vaag is. Het na
deel is, dat de bijstandsont
vanger vaak niet goed weet,
waar hij recht op heeft. Bo
vendien kan de toepassing
van de Bijstandswet op be
paalde punten verschillen
gemeente tot gemeente
en is het zelfs niet denkbeel
dig, dat verschillen binnen
één en dezelfde gemeente
ontstaan.
N even verdiensten
Zulke vage begrippen zijn bijv.
de begrippen "hoofd"- en
"nevenverdiensten". Het is
belangrijk om te weten, wat
daarmee is bedoeld. Als je
immers als ontvanger van
een uitkering op grond van
de Algemene Bijstandswet of
de daarvan afgeleide Rijks
groepsregelingen door werk
zaamheden inkomsten ge
niet, worden deze geheel of
gedeeltelijk op je uitkering in
mindering gebracht.
Of dat geheel dan wel gedeelte
lijk gebeurt, hangt af van de
vraag of de inkomsten zijn
aan te merken als "hoofdver
diensten" dan wel als "ne
venverdiensten".
Hoofdverdiensten worden ge
heel op de uitkering gekort.
Dc inkomsten uit neven
werkzaamheden. de zg. ne
venverdiensten dus, worden
daarentegen maar voor 2/3
deel op de uitkering in min
dering gebracht (het gaat om
2/3 deel van de netto inkom
sten). Dat wil dus zeggen, dat
1/3 deel van deze inkomsten
wordt vrijgelaten.
Als je hoofd van een onvolledig
gezin bent (meestal dus dc al
leenstaande vrouw met een
of meer kinderen) en neven
werkzaamheden verricht,
wordt van de inkomsten
eerst nog een extra bedrag
vrijgelaten. Dat bedrag is op
dit moment 143,20 per
maand. Eerst wordt dat be
drag dan dus op de netto in
komsten in mindering ge
bracht. En van wat overblijft
wordt dan 2/3 op de uitkering
gekort.
Het totaal vrij te laten bedrag is
wel aan een maximum ge
bonden. De hoogte van dat
maximumbedrag is afhanke
lijk van de gezinssituatie.
Vrijlating
Neem b.v. mevr. De Boer.
Sinds haar echtscheiding in
1977 ontvangt zij bijstand. Ze
heeft drie kinderen. De beide
oudsten zitten op de lagere
school, het jongste nog op de
kleuterschool. Niemand zal
van haar verlangen dat ze
buitenshuis werkt, ook de so
ciale dienst niet. Maar ze
vindt het zelf prettig er op die
5 uit te zijn.
Ze werkt 10 uur per week als
verkoopster in een damesmo
dezaak. Ze verdient daarmee
480,- "schoon" per maand.
De sociale dienst beschouwt
deze inkomsten als "neven
verdiensten".
Welk bedrag aan uitkering ont
vangt zij nu nog? Eerst wordt
van haar inkomen 143,20
vrijgelaten. Blijft dus over
480 - min 143.20
336.80. Op de uitkering
wordt 2/3 deel van dat restant
in mindering gebracht, dat is
dus 2/3 maal 336,80
224,54. (Het vrij te laten be
drag is dus minder dan het
voor haar geldende maxi
mum van 358,- per maand.
Mevrouw De Boer ontvangt zo
doende naast haar inkomen
nog aan uitkering f 1039,16
1263,70 min 224,54).
Arbeidsvoorwaarde
Mevrouw De Boer ontving dus
"nevenverdiensten". Maar
hoe wordt nu bepaald of er
sprake is van hoofdverdien
sten dan wel van nevenver
diensten? Zoals gezegd, helpt
de Bijstandswet ons op dat
punt niet verder. De wet zegt
alleen, dat rekening moet
worden gehouden met de ge
zinssituatie. de hoogte van de
beloning, het soort werk en
De uitspraken van de Kroon
(het hoogste beroepsorgaan
in bijstandszaken) geven wel
enige basis voor de ontwik
keling van een beleid door de
sociale diensten. In elk geval
blijkt uit deze uitspraken, dat
maar zelden kan worden ge
sproken van "nevenverdien
sten" en dat de hoogte van de
beloning voor de beoordeling
daarvan nauwelijks van be
lang is.
Voortbordurend op de uitspra
ken van de Kroon heeft de so
ciale dienst in Leiden in
maart 1980 richtlijnen ont
worpen voor de onderschei
ding van hoofd- en nevenver-
diensten. Deze zijn door het
Ministerie van CRM goedge
keurd.
Het gaat te ver om de richtlij
nen hier in detail te bespre
ken. omdat deze nogal inge
wikkeld zijn. Wie daarvan
kennis wil nemen, zou de so
ciale dienst een afschrift van
de nota kunnen vragen. Eén
hoofdlijn willen we wel noe
men, n.l. de betekenis van de
gezinssituatie van degene,
die bijstand ontvangt en in
komsten geniet. Die gezinssi
tuatie is immers weer veelal
doorslaggevend voor de
vraag of van de betrokkene
verlangd kan worden, dat hg
arbeid verricht.
Aan hoofden van z.g. volledige
gezinnen en alleenstaanden
zal deze eis veelal worden ge
steld. Doen zij naast hun uit
kering werk dat ook van hen
verlangd kan worden, dan
zijn de inkomsten "hoofdver
diensten", die dus volledig
op de uitkering worden ge
kort.
Hoofden van onvolledige ge
zinnen hebben vaak hun han
den vol aan de verzorging
van kinderen en huishou
ding. De sociale dienst zal
hen dan ook in dat geval niet
belasten met de zg. arbeids
voorwaarde. Als zij er deson
danks toch bij werken, zijn
hun inkomsten in de regel
"nevenverdiensten". Overi
gens is dat alleen het geval,
als zg niet meer dan 20 uur
per week werken en niet
meer verdienen dan de voor
hen geldende normen.
Onvolledig gezin
In de nota van de sociale dienst
wordt nog niet erg ingegaan
op ion punt. waarover de
Kroon zich o.i. intussen zeer
duidelijk heeit uitgesproken.
De Kroon vindt namelijk, dat
hoofden van onvolledige ge
zinnen zich altijd extra moe
ten inspannen om buitens
huis te werken. En daarom
behoren zij te profiteren van
de "basisvrglating" van
inomstcn van 143.20 per
maand, ook als sprake is van
hoofdverdiensten Met ande
re woorden: hoofden van on
volledige gezinnen genieten
deze vrijlating in de regel
steeds, of zg nu hoofd- dan
wel nevenverdiensten ont
vangen.
Zoals dat aker het geval is als
met regels duidelgkheid
wordt gebracht, is de praktgk
i de sociale dienst in Lei
den er met de nota heel wat
strakker op geworden Het
wachten is nu op landelijke
vrijlatingsnormen, die het
Ministerie van CRM in voor
bereiding heeft We hopen,
dat deze niet zullen beteke
nen. dat de praktgk in Leiden
verder moet worden aange
schroefd.
Naschrift
Juist toen wij dit stukje
"persklaar" hadden, lazen wc
op 16 maart in de krant dat
het College Algemene Bij
standswet aan het Ministerie
advies heeft uitgebracht over
dc vrijlating van bgverdien-
sten. Als dat advies door de
minister zou worden overge
nomen. zou dat wel eens tot
een belangrijke verandering
i- n opzichte sau da huidige
wet en praktgk kunnen lei
den.
De hoogte van het inkomen zou
nl. centraal komen staan bg
beoordeling van de vraag of
sprake is van "hoofd"- of "ne-
venvcrdiensten" Maar zover
is het nog (lang"») niet en het
is zelfs de vraag of het zover
komt