Ooriogsverleden "Bob de Goede" Beunhazen bezorgen vakantie op Rijn slechte naam ZATERDAG 15 NOVEMBER 1980 EXTRA PAGINA 23 ARNHEM - De Rijn- vaart-passagiersvloot rammelt aan alle kan ten. Van de 57 passa giersschepen die onder Nederlandse vlag va ren, voldoen er maar liefst vijftig niet of nauwelijks aan de brandveiligheids- en andere eisen. Het zijn oude, vaak wrakkige, tot passagiersschip omgebouwde sleepbo ten en vrachtschepen. De zeven overige sche pen zijn nieuw, mo dern, goed geoutilleerd en voldoen wèl aan de eisen. De bonafide reders hebben zelf hun eigen concurrenten ge maakt door de oude schepen bij vervanging door nieuwe, niet te slopen maar in de vaart te houden en te verkopen aan beunhazen die inmiddels ook met de pleziervaart zijn be gonnen en nu met afbraak- prijzen felle concurrentie le veren. Vaak ook met perso neel dat over onvoldoende vakmanschap beschikt. Door die felle concurrentie strijd van „zelf in huis ge haalde concurrenten", de beunhazerij, slecht zeeman schap en onvoldoende vak kennis, is de hele Rijnvaart- vakantievloot in het slop ge raakt. Er is verzuimd om tot goede saneringsregeling te komen. Het is triest, dat juist de bonafide rederijen, die nieuwe en goede schepen in de vaart brengen, het slachtoffer worden van rede rijen, die het met de veiligheid en accom modatie op de overgenomen, oude schepen niet zo nauw nemen. De laatste categorie kan daardoor vakantiereizen aanbieden te gen afbraakprijzen en zodoende de bonafi de rederijen oneerlijk beconcurreren. Twee weken geleden werd rederij Ketel in Zutphen daarvan de dupe. Het bedrijf heeft faillissement moeten aanvragen omdat het zo slecht gaat met de passagiervaart op de Rijn en andere grote rivieren. Doordat sa nering achterwege is gebleven. De afge dankte schepen blijven in de vaart en om dat de nieuw aangeschafte schepen aan zienlijk groter zijn, is er een duidelijke overcapaciteit ontstaan. Directeur C. Ketel van de gelijknamige rede rij: „Daar komt nog bij, dat het aantal pas sagiers in het afgelopen zomerseizoen, ver geleken bij de voorgaande jaren, sterk is teruggelopen". Hij vertelt dat hij voor zijn bedrijf (twee nieuwe passagiersschepen met 280 bedden) faillissement moest aan vragen omdat de bank niet langer krediet gaf. „Maar de sluiting van ons bedrijf is symptomatisch voor de hele bedrijfstak", aldus Ketel. Hij schat dat er momenteel twintig rederijen op de Rijn actief zijn, inclusief de Westduit- se bedrijven. De totale capaciteit raamt hij op 6000 bedden, verdeeld over rond vijftig schepen. Charterreizen De laatste jaren boeken de Rijn-rederijen steeds minder georganiseerde reizen. Ketel meent, dat" nu de hele toeristische sector wat afbrokkelt als gevolg van de economi sche recessie, ook de Rijnvaart-rederijen in die malaise gaan delen. „Wij hebben gepro beerd oni het verlies aan georganiseerde Rijnreizen goed te maken door vermeerde ring van het aantal charterreizen. Maar dat heeft niet geholpen. Ikzelf zag nog wel pers pectief, maar de bank niet meer", aldus Ketel, die zijn twaalf vaste medewerkers (bemanningen en kantoorpersoneel) ont slag heeft aangezegd. De ruim twintig seizoenwerkers zouden om streeks deze tijd toch zijn afgevloeid. „Maar die mensen komen met hun ervaring elders wel weer aan de slag", aldus Ketel. Hij is van oordeel, dat de Rijnvaart in ons land strakker en vooral sneller gesaneerd moet worden dan tot dusver is geschied. Efoor sterke sanering kan een heel stuk van de scherpe concurrentie wegvallen. Begin dit jaar is onder de rederijen van de Rijn- vakantievaart een onderzoek gehouden naar veiligheid en kwaliteit. Rederij Ketel kwam niet zo best uit het onderzoek naar voren. Maar de heer Ketel ontkent, dat dit van in vloed is geweest op de huidige situatie: het faillissement. „Misschien hebben de resul taten van het onderzoek er wel toe bijge dragen dat het aantal passagiers daalde, maar een faillissement was toch al niet meer te vermijden. Ramp De hele situatie is in feite jaren geleden al opgeroepen toen (vracht)schippers met on voldoende „know-how" van de toeristen en vakantie wereld, Rijnreizen op touw gin gen zetten en vrachtschepen tot passagiers schepen ombouwden. Dat begon al omstreeks 1950. Bovendien pro fiteerde men aan het eind van de jaren zes tig van de introductie en snelle opkomst van de duwvaart op de Rijn, waardoor vaak zeer oude sleepboten overbodig werden. Die werkloze schepen waren voorzien van zware voortstuwingsmotoren en ze hadden in het algemeen een igeringe diepgang. Uit stekend geschikt dus, om te worden omge bouwd voor de passagiersvaart. Het gebrek aan kennis van vakantie en toerisme begint nu echter parten te spelen. Tot omstreeks 1975 waren er eigenlijk onvol doende wetsbepalingen om een veilige Rijnvaart mogelijk te maken. Zo kon het ook gebeuren dat op 19 april 1975 het oude passagiersschip Prinses Irene van de rede rij Ketel bij Keulen in brand vloog. Het schip was juist bezig aan een Zonnebloem reis voor gehandicapten. Bij de ramp waren twintig doden te betreu ren. Dat schudde de autoriteiten wakker en de commissies die al tien jaar lang bezig waren met aan de achterlopende wetgeving te sleutelen, begonnen meer haast te ma ken. Een jaar later - in 1976 - kwam de Centrale Rijnvaart Commissie in Straatsburg met een pakket eisen, gericht op uitrusting en kwaliteit, waaraan passagiersschepen op de Rijn moeten voldoen. In die commissie wa ren de vijf landen vertegenwoordigd die in 1880 het Verdrag van Mannheim sloten, welk verdrag vrije vaart en vrije handel op de Rijn garandeert. Die landen waren Zwit serland, Frankrijk, Duitsland, België en Nederland. Kort geleden is daar ook Enge land bijgekomen. Paleizen Er kwam een overgangsbepaling waardoor het mogelijk is dat er nu nog 50 schepen onder Nederlandse vlag varen die niet aan die eisen voldoen. Die overgangsbepalin gen gelden voor de tijd van 15 jaar, zodat de eigenaren van die grote vloot van oude, om gebouwde schepen - sommige levensge vaarlijk - nog tien jaar de tijd hebben om de zaak in orde te maken. Hierdoor zijn grote economische problemen ontstaan. Men vindt namelijk twee soorten passagiersschepen op de Rijn. De oude, omgebouwde vrachtschepen die nauwe lijks anderhalve ton waard zijn en een zeer gering aantal drijvende paleizen die aan de zeer hoge eisen voldoen en investeringen - voor de aanschaffing - vergden tot acht miljoen gulden. Om het anders te zeggen: er zijn reders met derderangs schepen die geen geld kosten en bonafide reders met kapitale sche pen. De laatste zes jaar is er onder de Rijnvaartre derijen een duidelijke ontwikkeling gaande in de richting van aankoop van grotere schepen, die aan alle kwaliteits- en veilig heidseisen voldoen. Verzuimd wordt dan echter de oude wrakken te slopen. Crematoria Een functionaris van de brandweerinspectie noemde de oude schepen, die in de vaart blijven zelfs „drijvende crematoria crema toria". Door de ontstane overcapaciteit aan scheeps- ruimte gebeurt het, dat de goede - en dus duurdere - schepen slechts voor de helft worden volgeboekt, terwijl de goedkopere wèl volledig bezet aan de Rijnreis begin- Om aan al die ongewenste zaken een eind te maken hebben reiswereld, de verzeke ringsbranche en het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart in Rotterdam, de koppen bij elkaar gestoken om te komen tot een soort „Kemakeur" voor passagiers schepen. Dat heeft geresulteerd in plannen voor een Certificaat van Veiligheid, welk certificaat met ingang van volgend jaar wordt uitgereikt aan die rederijen, die schepen in de vaart brengen die aan de te stellen eisen voldoen. Met dat certificaat mag dan ook worden geadverteerd. Intussen wordt aan het hele complex van problemen ook gesleuteld door minister ïr. D. S. Tuijnman van verkeer en waterstaat en ir. D. Vreugdenhil, hoofdingenieur-di recteur van de directie Bovenrivieren van Rijkswaterstaat. De heer Vreugdenhil is de Nederlandse commissaris in de Centrale Rijnvaartcommissie in Straatsburg. Berucht oorlogs misdadiger weer in opsporings register AMSTERDAM - Naar aanleiding van het boek „Hef Hannibal- spiel" van de Limburgse journalist Jan van Lieshout zou mr. jonkheer L.A.R. de Beaufort, de officier van justitie die speciaal is belast met de opsporing van oorlogsmisdadigers, graag worden bekendgemaakt met de woon- en verblijfplaats van Gé Stellbrink Hij was tijdens de Tweede Wereldoorlog een berucht provocateur die in Groningen en Friesland, in Noord- en Zuid-Holland, in Zuid-Limburg en in Luik voor een Judasloon honderden verzets mensen in handen van de Duitsers speelde. Tientallen stierven voor een Duits vuurpeloton of verdwenen voor immer in een Nacht und Nebel-kamp of in de gaskamers van Auschwitz. Werden de trawanten van Gé Stellbrink na de oorlog veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 20 jaar tot levenslangde naam van de gewezen pikeur uit Oegstgeest werd in 1967 „wegens verjaring van het recht van straf vervolging" in de opsporingsre gisters geschrapt. Na lezing van de indrukwekkende verzetsdocumentaire van Jan van Lieshout, uitgegeven bij Van Holkema en Warendorf in Bus- sum, hebben verscheidene verzetsmensen zich over de „gerechte lijke dwaling" beklaagd. Mr. De Beaufort onderkent dat de naam van Gé Stellbrink ten onrechte is doorgehaald. Hij kan de klagers geruststellen. ,Zou Stellbrink in Nederland vertoeven dan acht ik aanhouding van het grootste belang. Waarschijnlijk is echter dat hij in Duitsland verblijft of in een land waar oorlogsmisdadigers een gemakkelijk heenkomen hebben. In dat geval is het buitengewoon moeilijk, zo niet onmogelijk, strafrechtelijk iets tegen hem te ondernemen. De Duitse justitie berecht alleen wanneer er sprake is van levensde licten.Omdat niet is gebleken dat Stellbrink eigenhandig iemand heeft gedood, zal hij in Duitsland niet worden berecht. Op dat punt verschillen de normen van de Nederlandse en Duitse justitie Want wat Stellbrink deed: mensen in handen van de Duitsers spelenwaardoor zij hun vrijheid en zelfs hun leven verloren, is voor Nederlandse begrippen een oorlogsmisdaad, die niet ver jaart", aldus mr. jonkheer L. A.R. de Beaufort. AMSTERDAM -. Gé Stellbrink werd op 29 juli 1917 in Haarlem geboren als buitenechtelijk kind van An nie Copraij. Een Duitse timmerman, die in novem ber 1923 met de Haarlemse trouwde, echtte Gè. In mei 1938 verliet hij Haarlem en werd hij pikeur in een manege in Oegstgeest. In de meidagen van 1940 was hij motorordonnans in de Grebbelinie. In Vee- nendaal huwde hij een kruideniersdochter, met wie hij zich in de Roodborststraat in Leiden vestig de. Doordat de Duitsers ook de paarden van zijn baas in Oegstgeest hadden gevor derd, raakte Gé Stellbrink werkloos. Hij werd lid van de Nationaal-Socialistische Ne derlandse Arbeiderspartij (NSNAP), in de stille hoop zo weer aan werk te komen. Door die NSNAP-afdeling Lei den kwam Stellbrink in con tact met Jos Hoosemans, de zoon van een steenhouwer uit Tilburg, die in de jaren dertig directeur van een reisvereni- ging van NSB'ers was en in die hoedanigheid spioneerde voor de Abwehr. de Duitse militaire inlichtingen dienst. Omdat Jos Hoosemans vloeiend Frans, Duits, Engels en Italiaans sprak werd hij door de bezetter aangezocht als tolk en vertaler bij de con traspionagedienst van de Wehrmacht in Den Haag. Eind 1940 werd Hoosemans gevraagd een aantal Ver- trauensmanner (V-mannen) aan te trekken, die voor de Duitsers tegen betaling en vergoeding van onkosten in Nederlandse verzetsorgani saties wilden penetreren. Hij recruteerde de V-mannen bij de NSNAP-afdeling Lei den. V-man Gé Stellbrink maakte zijn debuut in Leiden. Op 15 februari 1941 hadden Leidse studenten in de hele stad r nifesten aangeplakt, ze de voorwaarden formu leerden voor de heropening van de universiteit, welke op 27 november 1940 op Duits bevel was gesloten, nadat studenten in staking waren gegaan uit protest tegen het ontslag van joodse hooglera ren. V-mannen, onder wie Stellbrink, kregen opdracht de daders op te sporen. Ze achterhaalden wel de druk kers, maar niet diens op drachtgevers. Die opdracht gevers, achterdochtig gewor den door de vele arrestaties van aspirant-Engelandvaar ders, die met een pikeur uit Oegstgeest in contact waren gekomen, ontmaskerden Gé Stellbrink als een Duits pro vocateur. Besloten werd hem te liquideren. De aanslag ging niet door om dat Gé Stellbrink in mei 1941 met koopman Jan de Jong uit Leiden en elektricien Piet Ro- thert uit Noordwijk aan Zee was overgeplaatst naar Haarlem. In het pension van Zwaantje Kuiper op de hoek Schotersingel-Van de Vinne- straat huurden de drie een kamer, waar ze auditie hiel den voor jongelui, die in En- gelandvaart waren geïnteres seerd. Het heette dat hun or ganisatie in Engelandvaart was gespecialiseerd De aspi rant-Engelandvaarders von- Gé Stellbrink, alias "Bob de Goede": ex-pikeur in Oegst geest. den het alleszins acceptabel dat de bemiddeling met spio- nagemateriaal moest worden „betaald". Gewillig tekenden ze de objecten, die de V-man nen hadden uitgekozen: vliegvelden, havens en kust- versterkingen. Hun werk stukken werden als spiona- gemateriaal in handen van de Duitsers gespeeld. Tientallen scholieren van de hbs in Haarlem, van de mulo in Bloemendaal en studenten van de Zeevaartschool in Amsterdam werden daardoor opgepakt. Gewezen KNIL-kadetten van de Koninklijke Militaire Aca demie in Breda ontmasker den de drie provocateurs, op wie op 14 oktober 1941 een moordaanslag werd ge pleegd. Koopman Jan de Jong overleed aan zijn ver wondingen; Gé Stellbrink en Piet Rothert werden ter reva lidatie naar Salzuflen overge bracht. Luitenant-kolonel Hermann Joseph Giskes, inmiddels chef van de contraspionage dienst van de Duitse Wehr macht in Nederland was des duivels over de aanslag en ontsloeg zijn ontmaskerde V- mannen op staande voet. Jos Hoosemans nam met dat ontslag geen genoegen. Via bevriende relatie kreeg hij de leiding van de V-mannen van de marinecontraspionage dienst van Wilhelmshaven, die in januari 1942, nadat Duitsland Amerika-de oorlog had verklaard, in Groningen een Nebenstelle kreeg. Dit bijkantoor werd gevestigd in een pand aan de Ubbo Em- miussingel, dat de Wehr macht van mevrouw Ch. M. Dorhout Mees-de Marees van Swinderen had gevor derd. Ook Gé Stellbrink en Piet Ro thert werden na hun revalida tie weer als V-man aangeno- De V-mannen gingen maar met tweeën op pad. Ze gaven zich uit voor vermogende ver zetsmensen, gespecialiseerd in Engelandvaart Niet Lon den, maar een Duits concen tratiekamp werd voor tien tallen jongeren uit Groningen en Friesland, tot spionage verleid, het eindstation. Doordat de V-mannen telkens naar wapens en zenders vroe gen - hun filosofie was dat wapens naar sabotagegroe pen zouden leiden en zenders naar spionagegroepen kwam Gé Stellbrink vanuit Leeuwarden de verzetsgroep- Koet in Delft op het spoor. In totaal werden in juni 1942 zes tien mensen gearresteerd. Karei Reinier Koet, de in een rolstoel opererende leider, werd onthoofd. Zes anderen verdwenen na hun berech ting door een krijgsraad in Nacht und Nebel. Pilotenlijnen volgend, ontdek ten de V-mannen van de ma rinecontraspionagedienst van Wilhelmhaven in Zuid- Limburg, nabij het -kasteel van Eijsden, een knooppunt van ontsnappingslijnen, via welke piloten en ontsnapte krijgsgevangenen werden ge repatrieerd. Berlijn gaf Wil helmshaven toestemming tot penetratie in de organisatie welke zich met het doorslui zen belastte. Deknaam van het sinistere spel dat de mari necontraspionagedienst op zette, was het Hannibalspiel. Hannibal was de schertsnaam van een Duitse marineoffi cier, die de rapporten van de V-mannen evalueerde en - dronken - tot vervelens met de Karthaagse veldheer dweepte. Gé Stellbrink, alias „Bob de Goede", en Jos Hoosemans als „Oncle Max" wonnen het vertrouwen van de Neder lands-Belgische verzetsorga nisatie, welke zich met de hulp aan vluchtelingen en vervolgden, met spionage en sabotage bezighield. De V- mannen werden betrokken in het stafoverleg en kregen spionagerapporten in han den, welke ze haastig ko pieerden. Zo ontdekten de Duitsers, dat drie Nederland se en Belgische verzetsgroe pen elkaar in Eijsden hadden gevonden en dat de verzets- drieèenheid belangrijke ver takkingen had in Rotterdam, Utrecht en Arnhem. Doordat „Oncle Max" en „Bob de Goede" zich ontmaskerd waanden en voor hun leven vreesden klapte in oktober - 1942 de val toe. Meer dan tachtig Nederlanders en Bel gen werden gearresteerd. Tweeëntwintig hunner vielen vooreen Duits vuurpeloton of verdwenen in Nacht und Ne- bel-kampen of in de gaska mers van Auschwitz. Ja, zo li reisje ïangs ue rvijn, rvijn, rvijn Wie het vader en dochter Alberti opgetogen in de microfoon hoort kraaien, zou zich waarachtig afvragen "Warum ist es am Rhein so schön?". Maar de vraag blijft onbeantwoord, want zo probleemloos ligt het allemaal niet. Bonafide rederijen, die vakantiereizen op Vadertje Rijn organiseren, komen in de moeilijkheden doordat zij kapot worden geconcurreerd door beunhazen, die met levensgevaarlijke "varende crematoria" tegen afbraakprijzen dit deel van de toeristenmarkt verzieken, zoals een insider het aangeeft. Nota bene, doordat reders zelf de concurrentie in huis haalden door afgedankte, tot passagierschip omgebouwde oude sleep boten en vrachtvaarders bij vervanging door nieuwe niet te slopen maar te verkopen. Daardoor werd het aanbod van scheepsruimte aanzienlijk groter dan de vraag. Rederij Ketel uit Zutphen ging er al aan te gronde. Een symp toom vooc de rest van de bonafide Rijnreisreders? Officier van justitie mr. L.A. R. de Beaufort

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 23