De vis is straks
niet meer te eten
EXTRA
Door
Weert Schenk
Ab Tot: Ik had vrijdag wel twin
tig wrattenkoningen.
WOENSDAG 15 OKTOBER 1980
De kans op een epidemie is daar
dan ook veel groter. Bij de Flevo-
centrale komt daarom vele malen
meer vinrot en andere kwalen
voor dan elders. Hetzelfde geldt
voor viskwekerijen. waar veel vis
bijeen is. De kwekers houden re
kening met een visziekte-explo-
sie, zo eens in de vijf jaar. Het
vreemde is dat ook zo eenmaal in
de vijfjaar de bliksem slaat in de
kool vis langs de Noorse kust. Dat
is dus gewoon de natuur.
De Groot: „Kortom, ziekten door
vervuiling is heel goed mogelijk,
maar is niet altijd het geval. Dat
maakt het voor ons zo lastig. Maar
zweren en wratten zijn weliswaar
onsmakelijk, maar niet schade
lijk voor de gezondheid. Ze ver
lagen alleen de marktwaarde van
de vis."
Dan ongewoon fel: „Was het maar
zo dat de vis die aangetast met
PCB en pesticiden er zo uitzag.
Want daar moeten we het over
hebben. PCB en bepaalde soor
ten landbouwgif vervuilen de zee
sluipend. Die maken dat de vis
oneetbaar wordt."
PCB staat voor polvchloorbifeny-
len en behoort tot de groep van de
moeilijk afbreekbare chloor-
koolwaterstoffen. Vanwege de
kwaliteiten gebruikt de indus
trie, met name de fabrikanten van
elektrische apparaten, de PCB's
op grote schaal.
De PCB's komen op een gegeven
moment als afvalstof in de natuur
terecht en dus in zee. Hetzelfde
verhaal geldt voor de landbouw-
bestrijdingsmiddelen en zware
metalen. Mosselen op de Wad
denzee, bijvoorbeeld, die dage
lijks vele liters water door zich la
ten stromen, pakken de vuilig
heid op. Zo komt de vervuiling in
de voedselketen. Eenmaal in de
voedselketen lost het goedje zich
op m het vetweefsel en wordt pas
gevaarlijk wanneer het vet wordt
aangesproken, vooral ten tijde
van ziekte.
Het is duidelijk dat hoog in de
voedselketen de concentraties
PCB's steeds groter worden. Het
is volgend de deskundigen heel
moeilijk te bewijzen dat het de
oorzaak is van een eventuele
dood van een vogel of zeehond.
Op z'n minst mag worden gezegd
dat de chemicaliën hen op den
duur toch wel verzwakken.
Lever
Volgens bioloog De Groot van he
Rivo kunnen mensen nog zonde
gevaar vis eten. Een Nederlande
eet ongeveer zes kilo vis pet jaar
Dat kan geen kwaad. Toch raad'
hij aan vooral voorzichtig te zijr
met vette vis als paling. De Groo
vindt de consumptie van levei
van kabeljauw of schelvis al ze
ker niet zonder risico.
Zijn collega Hagel zegt zich ernstig
zorgen te maken. Straks is ook dt
haring aan de beurt, vreest hij
„De zee fungeert als vergaarbak
van deze gevaarlijke stoffen,
zonder dat ze door afbraak on
schadelijk worden gemaakt. Hei
in het zeemilieu voorkomen var
pesticiden als dieldrin, DDT er
HCB en de PCB's leiden er toe
dat de visproducten op den duur
ongeschikt worden voor mense
lijke consumptie."
Hagel windt zich op: „Het ongecon
troleerd produceren van aller
hande niet afbreekbare milieu
vreemde stoffen, zoals nu ge
beurt, betekent het einde van dt
visserij. Eerst worden de visse
rijprodukten oneetbaar. Latei
verdwijnen de vissen." Er is naa
zijn mening maar één alternatief
de produktie van die gevaarlijkt
stoffen verbieden. Zo snel moge
lijk.
De onderdirecteur van het Rivc
maant tot spoed: „The point of nt
return is bijna bereikt. Het za
dan toch al vele tientallen jarer
duren alvorens de toestand var
de zee beter wordt, want he
grootste gedeelte van het spu
heeft de zee nog niet bereikt."
Het is opvallend dat de twee ovei
het algemeen nuchtere weten
schappers met zoveel emoties
over de gevaren van PCB's spre
ken. „De politici maken zich druk
over de fosfaten en de olie in zee
Maar daar gaat het met om. Da'
kan de zee aan, Die PCB's en du
pesticiden moeten worden aan
gepakt."
De Groot, bijtend: „Er zijn prachti
ge verdragen gemaakt om te
voorkomen dat allerlei gevaarlij
ke stoffen in zee komen. Maar hel
maakt voor de vis geen donder u 11
als de zee op een andere mamei
nog veel ernstiger wórdt veront
reinigd. Of-ie nou met een hamei
of een rotsblok wordt dood ge
slagen... ja, zo is het toch?"
Martinus Bais "Het is veel erger dan vroeger"
Bioloog SJ. de Groot (links) en P. Hagel rechtsvan het Rijksinstituut
$>oor Visserijonderzoek.
Een wrattenkoning
Niemand zal Kraak of de andere
vissers voor leugenaar durven
uitmaken. Vaak zijn ze te goeder
trouw, omdat ze geen aandacht
aan de zieke exemplaren beste
den. Anderzijds wekken ze wel
de indruk zich gekker voor te
doen dan ze zijn. Bang voor nega
tieve verhalen, zonder te beseffen
dat de kwaliteit van de vis er niet
bij gebaat is als zij geen alarm
durven slaan.
Eerlijke zaak
Martinus Bais, een jonge vissers
man van in de twintig, is een van
de weinigen die dat wel degelijk
in de gaten heeft. Openhartig ver
telt hij over de zieke vis die hij en
zijn vader aan dek halen. Zijn
enige schroom is dat andere vis-
serslui het hem kwalijk zullen
nemen. Zijn vader: „Mart, vertel
maar gerust. Het is een eerlijke
zaak."
Vaderen zoon Bais vissen met hun
HD 94 meestal onder de Helderse
kust. Het water is daar sterk ver
vuild als gevolg van de verontrei
niging van de Rijn, die de stro
ming tot voorbij de Waddenei
landen voert. Het is Martinus op
gevallen dat de gul er de laatste
tijd nogal slecht aan toe is. „Bij
het opensnijden zie je het met
een: pukkels en andere rottig
heid. Zeg maar dat tien van de
honderd gul is aangetast."
Martinus heeft het idee dat ziexe
bot dit jaar minder voorkomt.
Drie op de honderd is niet in orde,
schat hij. „Die bot is dan zo ver
schrikkelijk mager, afschuwe
lijk." Van eén vangst heeft hij wat
opzij gelegd: kabeljauw die er
uitziet als een harmonika, schar
wijting zo dun als een vloeipa-
piertje. „Ik durf gerust te zeggen
dat dit veel vaker in de netten
komt dan vroeger."
Scharstudie
Aal met gezwellen, schar met rotte
plekken, kabeljauw meteen open
kop, zijn het dramatische waar
schuwingssignalen van de na
tuur? De wetenschap weet het
nog niet. Er bestaan wel vermoe
dens. Zo heeft de Duitse bioloog
Volkert Dethlefsen onlangs de
resultaten van een onderzoek van
schar in de Duitse Bocht bekend
gemaakt. Schar leent zich goed
vooreen dergelijke studie, omdat
de vis lange tijd op dezelfde
plaats blijft.
Uit een inspectie van meer dan
100.000 scharren gedurende ruim
twee jaar bleek dat twee tot zes en
een half procent verminkt is. In
geen ander deel van de Noordzee
zijn vergelijkbare percentages
geconstateerd. Dethlefsen legt
een verband met de enorme lo
zingen van titaandioxyde-afval,
de dumping van rioolslib en de
uitstroming van de Elbe en de
Weser.
De Duitse Bocht is een tamelijk
stille hoek. Een vergelijking
dringt zich op met de baai van
New York waar de ook al smerige
Hudsonrivier in uitkomt. In 1976
daalde het zuurstofgehalte in
sommige gedeelten van deze baai
tot nul. Veel leven in het water
stierf.
De ramp ging gepaard met een stij
gend aantal visziekten, vooral ge
zwellen en vinrot heersten. In de
ze dode hoek van de Atlantische
Oceaan werden ook grote hoe
veelheden titaandioxyde-afval en
rioolslib gedumpt. Staat de Duit
se Bocht een zelfde catastrofe te
wachten als de baai van New
York?
In de rest van de Noordzee krijgt
het rioolslib. dat vaak zware me-,
talen bevat, geen kans om zich op
de bodem te nestelen. Net als de
geloosde chemicaliën wordt het
snel verspreid. Onderzoek van
het Rijksinstituut voor Visserij-
onderzoek (RiVo) heeft aange
toond dat de gevolgen niet uit
blijven.
Vergroeide wervelko
lom
De biologen letten op de vergroei
ingen van de wervelkolom van de
Onder in de kist
Zieke vis op uit Duitsland afkom
stige foto's blijkt door de meeste
vissers te worden herkend. De
commentaren bij de visafslag van
Den Helder verschillen echter.
Slechts de heer Anker van het
Productschap voor Vis weet van
niets. Naar zijn beste weten
wordt in Nieuwediep geen ver
minkte vis aangevoerd. Diverse
vissers melden echter dat ze die
dikwijls onder in de kist stoppen:
„Iedereen doet 't".
In de afslag zien de vissen in de kis
ten er zo op het oog alle erg ge
zond uit. Om van te smullen. Bij
de ingang vreten jonge zilver
meeuwen gretig van weggegooi
de schollekoppen. Even verder
hangt bij de HD 202 een vissers
man op het stuur van zijn fiets.
Hij is klaar om naar huis te
gaan.
De foto's verbazen hem niet. „Dat
soort vangen we wel eens. Vroe
ger meer dan nu. Die vis gaat over
de muur, want ze zijn veel te ma
ger." De ziekten hebben niets
met de zeeverontreining te ma
ken, denkt hij: „Vervuiling? Nou,
vertel mij dan maar eens waar. Op
zee merken we er niets van."
Frans Kraak ziet naar zijn zeggen
ook nooit iets van vervuiling op
zee. Hij komt regelmatig in de
Duitse Bocht. Dit jaar had hij
plotseling wel grote tong en tar
bot op het dek gekregen. Dood en
al half verrot. Het waren vrij grote
aantallen: veertig, vijftig per trek.
Kraak was behoorlijk geschrok
ken.
Inmiddels heeft hij een aanvaard
bare verklaring: de vis was af
komstig uit netten die vissers tij
dens slecht weer verspeeld heb
ben. Die spooknetten blijven
doorvissen, eeuwig. De vis die er
in komt, gaat dood en ver
teert.
Maar zieke vis als op de foto's heeft
Kraak nog nooit gezien. Zijn
schoonzoon, die bij hem vist, wèl.
Maar Kraak weet met zekerheid
te vertellen dat die vis opdonders
heeft gehad bij een ontsnapping
uit andere netten. „Als er de week
tevoren honderd schepen heb
ben gevist, kan je nagaan dat er
wat rot spul tussen zit."
,De verontreiniging moet haast wel
effect hebben op het leven in zee.
Er zijn signalen die daarop wij
zen. Het is ook onwaarschijnlijk
dat het geen effect heeft. Maar er
zijn geen keiharde bewijzen."
Onderdirecteur P. Hagel van het
RiVo, van huis uit chemicus, en
bioloog S. J. de Groot zijn echte
wetenschappers: niets is zeker, er
is altijd een maar, een andere
kant.
De twee heren, die zonder enige te
rughouding commentaar geven,
vinden dat gewacht moet worden
op een internationale werkgroep
die reeds twee jaar bezig is een
studie naar de effecten van de
zeeverontreiniging op het leven
,Een moeilijke klus", zegt De
Groot, „men moet heel voorzich
tig zijn om de vervuiling overal de
schuld van te geven. Vis kan ten
slotte ook gewoon ziek worden.
Een infectie kan ontstaan als de
vis zich beschadigt aan een
scherp voorwerp op de bodem.
Vooral bot is snel besmet. Maar er
kan ook een epidemie losbarsten,
zoals bij ons pokken. Vis heeft
geen medicijnen, die moet er zelf
bovenop komen."
Temperatuur-
verhoging
Een bepaald soort kan de natuur
lijke ziekten onder vis wel aan
wakkeren. Koelwaterlozingen,
bijvoorbeeld, verhogen de tem
peratuur van het water. Dat trekt
vii un Normaal ia 500 kilogram
vis per hectare, maar in dat soort
gebieden kan het oplopen tot
17.000 kg.
DEN HELDER-IJMUI-
DEN - Met twee streken
van het mes zijn de inge
wanden uit de paling. De
darmen blijven op de tafel
achter; de paling ver
dwijnt in een plastic bak
met roodachtig water. Be
heerst en geroutineerd
verzorgt Ab Tot op het
achterdek van zijn schip
de vangst.
Dan stopt hij even. Hij pakt zijn stijf
van het vet staande schipperspet
van zijn getaande kop en haalt er
een pakje sigaretten uit te voor
schijn. Na behoedzaam een siga
ret te hebben aangestoken, zegt
de Helderse palingvisser: „Vrij
dag had je moeten komen. Toen
had ik wel twintig van die wrat
tenkoningen".
De wratten hadden soms wei ae
grootte van een stuiter, duidt Tot
aan. De meeste zieke paling trapt
hij dood, „om te voorkomen dat
het nageslacht ook de bloem
koolziekte krijgt". Hoewel, geeft
hij toe, een lekker vet exemplaar
wil er nog wel eens tussendoor
glippen.
Twintig wrattenpalingen is geen
record voor Tot. De vangst was
slecht, 't Is geen weer: te warm en
geen wind. Maar vangt hij over
het geheel meer zieke paling dan
vroeger? Tot: „Zolang als ik vis,
zijn er wrattenkoningen. Ik ge
loof niet dat het met vervuiling te
maken heeft".
Spreekt de palingvisser de waar
heid? Zou hij zich niet later laten
ontvallen: „Ik moet uitkijken met
jou. Zometeen eet er niemand
nog paling". Zijn visserslui wel te
vertrouwen als het om zieke vis
gaat? Het is een gevoelige mate:
rie. Hun bestaan staat op het
spel.
Want niet alleen de paling vertoont
vaak merkwaardige ziektever
schijnselen. Ook onder schar,
schol, tong, bot, kabeljauw, gul,
wijting en haring heersen ziek
ten: gezwellen, zweren, rode
plekken, blootliggende hersens
en andere narigheid.
haring. Het leidde tot de conclu
sie dat er mogelijk een relatie be
staat tussen het percentage ge
constateerde afwijkingen in een
deel van de Noordzee en de ver
vuilingsgraad. In de Zuidelijke
Noordzee werden de meeste ver
groeide wervelkolommen aange
troffen: vier tot acht procent
van de haring.