Tegen wie moet ik opkijken? "Het is toch al knap, dat ik met de besten kan meekomen? WIELERPROF WOUT VAN DE BERG (46): 5 3 jj 5 J ZATERDAG 4 OKTOBER 1980 PAGINA 29 WATERINGEN - Als één van de weinigen kan de 46-jarige wielerprof Wout van de Berg zeggen dat hij zijn leeftijd mee heeft. Louter en alleen daardoor wordt de amateur onder de profs in één adem genoemd met erkende crite- riarijders als Jan Raas, Ger- rie Knetemann, Bert Ooster bosch en Joop Zoetemelk. De enige prestatie schuilt ook in het feit dat 'de Zwarte Fan- ter uit het Westland' zich op die leeftijd nog durft in te schrijven voor criteria in ei gen land. Rondemiss („Daar heb ik geen tijd voor om naar te kijken"), startgeld („Je krijgt alleen twee geeltjes onkostenver goeding"), een overwinning („Het is toch al knap dat ik met de besten van de wereld kan meekomen"), een con tract bij een profploeg („Niet alle honderd wielerprofs kunnen bij Raleigh zitten") zijn begrippen, waar Van de Berg zijn schouders voor op haalt. Wél kan hij met gepaste trots zeggen, dat hij wordt ge sponsord. Maar ook dat gaat niet, zoals bij de overige proflicentiehouders van de Koninklijke Nederlandse wielerunie het geval is. De tuinder uit Wateringen maakt reclame voor een agrarisch aanneem- en re- novatiebedrijf. Het ver spreiden van de reclame boodschap op zijn zwarte tricot („Daar zie je het vuil niet zo erg or en dus hoef je het na niet elke race te was sen") wordt door zijn geld schieter "met gesloten beurs" gecompenseerd. „Ik krijg wat materiaal en ze hebben mijn sla weggesne den. Dat bespaart je toch heel wat werk". Kortom tal van zaken zorgen ervoor dat Wout tot de in boedel van het profwieler- circus kan worden gerekend. Het telefoongesprek zal later veel verklaren. „Als je Wateringen binnen komt rijden, kijk dan vooral goed uit als je na de stoplichten linksaf slaat. Het is een gevaarlijke oversteek", waarschuwt Wout. „En let ook goed op bij die opbreking na de Hoornbrug. Van de week is daar weer één de pijp uit gegaan". De dood. Wout praat er heel luchtig over („In een moment kan het met je gebeurd zijn. Je bent maar een mens van een dag. Daarom ben ik ook blij als ik weer in de tuin sta te werken"). De realiteit is evenwel anders. Angst voor de dood noopte Wout in 1967 een proflicentie aan te vra gen. Zijn prestaties bij de ama teurs rechtvaardigden die stap bepaald niet. „In principe heb ik nooit wat gewonnen", bekent hij. „Alleen ben ik weieens op band dikte door vedettes als Joop van Putten en Adrie van Steenselen geklopt". De werkelijke aanlei ding waren de vele valpartijen bij de amateurs. „Tweehonderd man verschenen er vaak aan de start bij de amateurs. Alles werd opzij geduwd om zo snel mogelijk naar voren te kunnen komen. Daar door onstonden veel valpartijen. Eén keer viel ik zo ongelukkig, dat ik door een schedelfractuur een week buiten kennis ben ge weest". Van dat moment af wist Wout het zeker: hij wilde prof worden. Op mopperende toon gaat hij verder: „Maar bij de profs komt dat naar voren wringen ook in zwang. Dit seizoen is er een record aantal valpartijen. Je moet knap rijden, wil je je niet te barsten vallen". Hoewel hij meermalen" op een ron de achterstand wordt gereden, toont Wout voor geen één renner ontzag. „Tegen wie moet ik dan opkijken? Merckx, Anquetil? Ik ben er echt niet trots op. dat ik tegen ze heb gereden. Ik doe voor niemand onder". Wout geeft een voorbeeld: „Putte-Capelle, 1972. Dat was grandioos. In het begin van de koers ging ik op avontuur. Ik was zwaar gemotiveerd. Het kwam in eens in me op: ik ga Merckx kloppen. We ontvlucht ten met zijn tweëen. Ik beant woordde geloof ik 34 demarrages, totdat we werden ingelopen. Toen merkte ik dat ik een éénling was. Ik werd in de tangel geno men en werd negentiende. Het is mijn beste prestatie". Wout raakt in zijn element. Hij her haalt nog eens dat hij voor nie mand onder doet. „Het Neder lands kampioenschap in 1959. Er stond windkracht acht. Ik reed de hele tijd aan kop... Ik denk die anderen verzaken. Ik rem wat. Miste ik net de slag. Maar toch heb ik lang aan kop gereden". Renpaarden „Je moet het zo zien'.', legt Wout uit. „Er zijn wielrenners, die op hun klasse rijden en op hun mentali teit. Kras gezegd: je hebt ren paarden en hengsten. Ik rijd dui delijk op mijn souplesse. Daarom houd ik het ook zo lang vol". De vraag ligt voor de hand. Wan neer stop je? „Ik ga niet zeggen, dat ik het tot mijn 80ste volhoud. Als ik geen zin meer heb, gooi ik die fiets zo tegen de kant. Als die gasten (Wout bedoelt de profs) die vraag stellen, dan zeg ik: 'Nou ik wil volgend jaar doorbreken'. Heb je ze zo afgeblufd". Omdat Wout nog nooit van medi sche begeleiding heeft gehoord, vraagt hij zich wel af, of hij er goed aandoet „door te blijven ha spelen". „Wantje merkt toch wel dat het herstel'!ingsproces ach teruit gaat. Of ik aan mijn eten denk? Ik vreet maar wat aan. Wat pap en brood. Vaak heb ik er geen tijd voor" Wout, nog immer vrijgezel („Aan een vrouw heb ik geen behoef te"), wijst naar een lege stoel. De vaste stek van zijn voormalige steun en toeverlaat, zijn moeder. Zij hield hem goed in de gaten. „Ze is in januari overleden. 85 jaar is ze geworden. Als ik thuis kom, zie ik die lege stoel daar staan. Wassen, koken, bood schappen doen. Alles deed ze. Moet ik nu allemaal zelf doen. Als mijn nieuwe huis op mijn land klaar is, dan verbrand ik die stoel en dat bankstel" De dood van zijn moeder heeft dui delijke sporen achter gelaten. Wout wilde van dat moment af zijn ouderlijke woning verlaten. De rijtjeswoning maakt daarom een uitgeleefde indruk. „De plan ten zijn kapot gegaan na de dood van mijn moeder, omdat ik geen tijd had het scherm te laten zak ken als de zon scheen" Sierkleedjes bedekken de versle ten fauteuils en het bankstel. De ritssluiting van Wouts z'n broek moet hoognodig worden gerepareerd. En de wollen vloer bedekking zorgt ervoor dat het zand dat uit Wouts werkschoe nen komt, wordt weggemoffeld. De kleuren televisie, de familie portretten en de met een stoflaag bedekte bekers vallen in het woonvertrek dan ook direct op. Exact Trots meldt Wout dat hij zeventig bekers in zijn bezit heeft. „Het is wel een poosje geleden, dat ik de laatste heb gewonnen. Bij de amateurs om exact te zijh. Je kunt nu moeilijk met een beker aankomen. Er wordt nu voor geld gereden. Stel je voor zeg, dat ze je een beker overhandigen. Ze zou den dat ding naar hun kop krij gen geslingerd". Dat hoofd van hem, is zoals hij het zelf zegt "vaak geestelijk bezet". „Daardoor heb ik dit jaar niet zo veel goede wedstrijden gereden". De voeten, die tot dan toe op de tafel rustten, gaan de lucht in. Wout staat op en met zijn handen illustrerend, verklaart hij waar om hij het geestelijk net zo druk heeft als lichamelijk. Wout meldt dat hij er de zenuwen van krijgt dat hij nog niet kan verhuizen. „Als het 's nachts regent dan ik zie ik mijn hele nieuwe huis in mijn gedachte verrotten. Die timmerman met zijn rot smoesjes blijft steeds weg. De hele kolore zooi gaat door hem naar de Files- tijnen. Alles bij elkaar heb ik een heel moeilijk seizoen. Je moet het zo zien, als ik op het land werk, zitten die anderen (de profs) in een hotel of trainen. Laat Jan Raas maar eens een dag andijvie bij mij komen poten. Dan wil ik weieens horen of hij daarna nog kan trainen. Het lijkt mij leuk om te zien, of dat kan: vijf dagen op je knieën liggen en ook nog trainen en deelnemen aan wedstrijden. Door Herman Poos En ongeacht of ik nu om 2.00 uur of 3.30 uur 's nachts thuis kom. wanneer het licht wordt, sta ik op en ga naar de tuin. Daar lach je om. maar je kan toch moeilijk de hele dag om je nest blijven lig gen?" Je moet ook nog weten, dat ik al gelopen zomer dood had kunnen zijn. Ik sloeg op 2 1/2 meter hoog te een spijker in het plafond, viel ik van de trap op het beton. Ik kon mijn benen niet meer buigen. Ik heb dit jaar gewoon veel trammelant gehad. Door die val, de dood van mijn moeder en de bouw van dat huis. heb ik dit jaar weinig kunnen trainen. Ik had niet verwacht nog prijs te rijden Dit is dus je slechtste jaar bij de profs? Wout raakt getergd door die vraag. „Man, er is gereden op wereldniveau. De gele truidrager (Zoetemelk), de wereldkampioen op de weg (Raas) en achtervol ging (Oosterbosch) tegelijk aan de start! Dat is zelden gebeurd. Als je dan prijs rijdt dan bewijs je jezelf. Ik ben 30ste van de wereld. Zo taxeer ik dat ten minste als ik naar mijn tegenstanders kijk" Cheque 'De Zwarte Panter uit het Westland' tussen zijn kas sen. "Je moet het zo zien. als ik op het land werk,zitten de anderen (profs) in een hotel of trainen" („Ik weet me hoe ze aan die naam komen. Ik ben er te nuchter voor om er naar te vragen") uit het profcircus wordt genomen. Op het moment kan iedere amateur een proflicentie aanvragen. De Koninklijke Nederlandse wie lerunie, de KNWU, wil dat gaan veranderen. De bond wil die li centies pas overhandigen na. nog te bepalen, geleverde prestaties. Wout maakt zich er niet druk om. „De KNWU heeft wel meer ideeén gehad, die de bond niet uitvoerde. Het is gewoon zwam- merij en gaat ten koste van de wielrennerij. Je moet toch een kwantum kweken van minimaal twintig tot dertig mensen. En je moet toch ook zwakkeren heb ben. Nee, dat plan gaat niet door" 'HZ* >*•- Wout van de Berg inzijn toekomstige huis. dat volgens hem "staat te verrotten.omdat die timnierman steeds wegblijft". "Daardoor ben ik dit seizoen vaak geestelijk bezet bege- weest". Wout loopt naar de achterkamer en komt met een cheque terug. „Net binnen gekregen. 73 gulden en vijftig cent vanwege mijn dertig ste plaats in de Flits van Echt in Limburg. In Leiden heb ik ook drie uur in de prijzen gestaan. Was ik 29ste, maar werd ik er door geouwehoer op protest uitge- knald. Door wie9 Ik weet het niet, maar ze stonden als kleine kinde- Undanks dat akkefietje voelt Wout zich "happy bij de profs". Zijn leeftijd dient, volgens hem. ook nooit als voedselbodem voor grollen en grappen ..Je moet het zo zien", vertelt hij. „Een ver pleegster denkt ook nooit 'Daar ligt weer zo'n oud kreng in bed, die ik moet helpen'. Ze zeggen nooit ouwe lui tegen me. Dat is nu eenmaal het metier van óns vak. Het is n»et praten, maar ryden. Daarom wordt ook niemand op een voetstuk geplaatst. Bij de amateurs is de mentaliteit an ders. Het komt niet in me op om terug te keren". De kans mag evenwel niet worden uitgesloten dat het fenomeen 'de Zwarter Panter uit het Westland' Leegte Mocht de KNWU toch haar zin doordrijven dan zou er een leegte in Wout's leven komen. „Ik vind wielrennen fascinerend. Véél leuker dan voetballen. Vroeger was ik daar gek van. Ik reed door rode stoplichten om op tijd bu de thuiswedstrijden van Feyenoord te zyn. Maar voetbal doet my he lemaal niks meer. De mensen worden toch bedot. Als een mil joenenploeg als Feyenoord 1-1 speelt bij NAC, dat kan toch niet! Nee. maak mij wat wijs Wielren nen trekt veel meer. Ik zeg het maar zo: een motorcoureur geeft gas als hij op zijn motor zit, terwijl ik het stuur van racefiets niet meer loslaat". „Het is nog steeds een spanning, hoe lang ik het nog volhoud Het feit ligt er nu éénmaal dat ik 's werelds oudste ben. Ik was liever de jongste geweest Had ik meer illusies mogen hebben. Ik weet dat ik de eerste ben. die moet op sodemieteren. Dat is logisch. Een vent van 85 jaar gaat toch ook eerder dood dan een goser van 20 i«ar Dal ia di wei van hel E an gel ie. Zoveel verstand heb ik nog

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 29