Antirevolutionaire Partij: aanpassen valt niet mee 'sLINDS STUURMAN Uitgangspunt van 'grote leider'Abraham Kuyper: "Onze zaak is de zaak des Heren STEMT H.C0UJN N21 VAN LIJST 27 VATERDAG 27 SEPTEMBER 1980 PAGINA 27 DEN HAAG - Vandaag wordt de laatste partijraad van de Anti-Revolutionaire Partij gehouden in het RAI-con- grescentrum in Amsterdam. Twee weken later zal het Christen-Democratisch Ap pèl een feit moeten zijn. ARP, CHU en KVP zijn dan defini tief de jaren voorbereide fu sie aangegaan. Dat is binnen de ARP niet ge makkelijk verlopen. Hevige conflicten, waarbij persoon lijke aanvallen niet uit de weg werden gegaan, hebben in deze partij de weg naar het CDA geplaveid. Dat is, als men zich in de geschiedenis van de ARP, de oudste poli tieke partij in ons land, ver diept, niet zo verwonderlijk. „Onze zaak is de zaak des He ren", heeft de stichter van de ARP, dr. Abraham Kuyper, ooit eens gezegd. De man nenbroeders hebben nooit uitgeblonken in bescheiden heid, en hebben doorgaans geen twijfel aan hun gelijk gehad. Als je dan als gereformeerde gelijkhebber, om het eens onaardig te zeggen, je toch moet aanpassen, dan is er wel wat weg te slikken. Een van onze verslaggevers ver diepte zich in de geschiede nis van de partij der „kleine luyden". DEN HAAG - Mannenbroeders, alias „de kleine luyden". De clichés zijn door het veelvuldige gebruik al even saai als nietszeggend geworden. Maar wie zijn ze dan wél de mannen van de Anti-Revolutionaire Partij? Vlen kan niet beter doen dan dr. Abraham Kuyper (1837-1920) hier het woord te geven. Kuyper, die een handvol al evenzeer tot cliché uitgesleten bijnamen ver wierf. Zoals: Abraham de Geweldige, paus Abraham, de Sultan van de Kanaalstraat, onze calvinistische Napo leon, de gereformeerde bisschop. Dit zei Kuyper over zijn volgelingen: „Vrome, nijvere, knappe handwerkslieden, die zich met de socialistische woelingen nooit inlieten, voor ergerlijke uitspattingen zich meestal in acht namen, en algemeen bekend staan als trouwe aanhangers van Oranje, gehecht aan goede huise lijke zeden, een niet genoeg te waarderen steun voor orde en tucht". Abraham Kuyper, zelden werd een politiek leider zo bewierookt door zijn volgelingen Echo De Antirevolutionaire beweging wortelt diep. De „revolutie" waartegen de partijnaam zo dui delijk stelling neemt, is de Franse van 1789. De echo van het „Liber- té, Egalité, Fraternité" rolde ook vele tientallen jaren na dato nog met kracht over het Koninkrijk aan het einde van de Rijn. Het waren vooral de lagere en laag ste middengroepen die veront rust waren over de modernisti sche geluiden die overal in Euro pa te horen waren. De kleine am bachtslieden en winkeliers dus, de binnenschippers en de vissers, de kleine zakenlieden en ambte- Deze mensen bleven doordrongen van de oude opvattingen: ortho dox-Hervormd voor wat betreft het geloof, met een grote hang naar de zekerheden en paterna listische verhoudingen van de i oude standenmaatschappij. Al in de eerste decennia van de ne- I gentiende eeuw traden de man- nen van het Réveil op. Dichters als Bilderdijk, Van Lennep en Da I Costa zetten zich af tegen wat zij j noemden „de geest der eeuw" en i „de vloek der revolutie". Dat sloeg aan bij de calvinistische broeders die de chaos en de nieuwlichterij vreesden. Terwijl de boven hen geplaatsten - de kerkelijke leiders en andere ambtsdragers - onder invloed van de heersende vrijzinnige en liberale opvattingen kwamen te staan, bepleitten zij de weg terug. Zeker, de antirevolutionaire be weging was een reactionaire be weging. Eenzaam Aan de andere kant: het was voor 1 het eerst sinds de 17e eeuw dat de I grote calvinistische midden- j groep zich liet horeh. Politiek I was tot dan toé een privilege van de bourgeoisie en de adel. Ook de I anti-revolutionairen aanvaard- i den aanvankelijk graag de lei ding van vertegenwoordigers van de sociaal hogere klasse. Niet voor niets heette hun eerste ver tegenwoordiger in de Staten-Ge- neraal Groen van Prinsterer. Groen van Prinsterer, de eenzame voorpost aan het Binnenhof van de verontruste kleine burgers in het land. Vanaf 1848 had hij zit ting in het parlement, waar hij nu eens zijn afkeer uitsprak jegens de conservatieven, dan weer je gens de andere politieke richting van betekenis, de liberalen, i Groen van Prinsterer, hoe „bevlo gen" - een term die op ARP'ers door de jaren heen van toepas- j sing is - hij ook was, veel contact met „het volk" had hij niet. De antirevolutionaire idealen waren in de jaren zestig van de vorige eeuw dan ook op sterven na dood toen Abraham Kuyper het toneel betrad. Kuyper was de stichter van de Anti- Revolutionaire Partij. Daarbij maakte hij handig gebruik van de massale volkswoede tegen een wetsontwerp van de liberale mi nister J. Kappeyne van de Cop- pello dat het lager onderwijs op een religieuze grondslag onmo gelijk maakte. Woede Het was Kuyper die de woede van de kleine luyden, die hun kinde ren niet naar een neutrale (en in hun ogen dus heidense) lagere school wilden sturen, kanali seerde. Hij schreef in 1878 het politieke programma „Ons Pro gram" dat de grondslag vormde van de een jaar later formeel ge stichte ARP. De ARP was daarmee de eerste moderne politieke partij. Het was tevens de eerste partij die er in het par lement een fractie op na hield (de anti-revolutionaire Kamerclub). Ook het werk van Kuyper. Maar Kuyper was meer dan de grond legger van een politieke partij. Hij was een man van bijna mythi sche afmetingen. Jan en Annie Romein zetten inïiun „Erflaters van onze beschaving" de resultaten van Kuypers in drukwekkende werkkracht en doorzettingsvermogen op een rij tje. Daarin beschrijven zij hem als een man die „nog voor zijn vijf tigste levensjaar verstreken was, een dagblad opgericht, een partij gesticht, een universiteit gescha pen en een Kerk gebouwd had." En verder. „Als de man wiens kracht daarna, ondanks het door staan van twee zenuwcrisissen, nog zó ongebroken was, dat toen pas zijn nationaal-politieke loop baan als partijleider en kamerlid begon, die van zijn vierenzestig ste tot zijn achtenzestigste nog eerste minister kon zijn en die daarenboven nog een tweehon derdtal geschriften heeft nagela ten, waaronder één - Ons Pro gram - van 1300 en een ander - Antirevolutionaire Staatkunde - van zelfs 1400 bladzijden; als de man die behalve als theoloog en politicus ook nog als journalist geschitterd heeft, waarvan men zich gemakkelijk kan overtuigen door de lectuur van zelfs maar enkele der, naar schatting, 20.000 artikelen in de Heraut en De Standaard, die uit zijn pen gevloeid zijn." Bevlogen Niet het type dus, dat er een 40-uri- ge werkweek op na houdt, deze Kuyper, die men als „zeer bevlo gen" mag kenschetsen. Zo bevlogen, zo overtuigd van de rechtmatigheid van zijn politieke wensen, en daarbij zo onver zoenlijk, dat, wie niet vóór hem was, slechts tegen hem kon zijn. Zelden werd iemand door zi.jn vij anden zo gehaat als Abraham Kuyper. Zelden werd een poli tiek leider zo bewierookt door zijn volgelingen. Niet voor niets was hij de man van de antithese: de christenen stonden tegenover de niet-christenen. „Onze zaak is de zaak des Heren", was zijn uit gangspunt. In de politiek, dat spel van geven en nemen, houdt een dergelijke rechtlijnigheid niet onbeperkt stand. De periode dat Kuyper minister-president was (van 1901 tot 1905) bracht de triomf die zijn ondergang zou inluiden. Vastgesteld,moet worden, dat de regering-Kuyper er niet zoveel van bakte. Nu was het regeren van het land ook drie eeuwen lang voorbehouden geweest aan de bourgeoisie. Kuyper, de voorman van de kleine luyden, kon zich die techniek niet een- twee-drie meester maken. Door Henk Dam 1. i' Wat hij aan wetgevende arbeid voor elkaar kreeg, is dan ook zeer ge ring geweest. Zo hij in zijn re geerperiode ergens naam mee maakte, dan was het wel door de „worgwetten" die stakingen zo als die van de spoorweg van 1903 voortaan onmogelijk moesten maken. Mooi bedrag Kuyper verloor de verkiezingen van 1905, en het was helemaal met hem gedaan toen in 1909 de „lintjeskwestie" speelde: Kuyper had er in zijn regeringsperiode voor gezorgd dat de Amster dammer J. Lehmann een decora tie kreeg omdat hij zo'n mooi be drag in de ARP-partijkas had ge stort. Dat kwam uit, en het was met Kuyper's invloed ge daan. Zo niet met de ARP: in 1909 startte het kabinet-Van Heemskerk, dat de antirevolutionairen opnieuw volop de macht gaf. Een macht die ze - met tussenpozen welis waar - vele tientallen jaren lang met allure zouden uitoefenen. De ARP heeft nu eenmaal buiten proportioneel veel bewindslie den voortgebracht. Eén van hen: de gereformeerde boerenzoon Hendrikus Colijn, die de opvolger van Kuyper zou worden als voorman van het AR- volk. Beide mannen hadden een zeer krachtige persoonlijkheid als gemeenschappelijk kenmerk. Beiden waren uitgerust met grote stilistische en retorische ga- Maar er waren verschillen. Kuyper was idealistischer, zo men wil: romantischer. Bepaald bezorgd toonde Abraham Kuyper zich, toen Colijn in 1914 directeur van de Bataafsche Petroleum Maat schappij werd. „Hij leeft nu zoo vlak bij Mammon, zodat ik wel eens vrees, dat hij er zelf een tikje van beet kan krijgen..." Tekenend is wat Kuyper in 1915 over Colijn zei: „Zijn wil is krach tig ontwikkeld. Alleen maar ziin gemoedsleven is niet naar even redigheid ontwikkeld. Hij leeft in andcrer gevoel zich weinig in" Bezorgd maakte Kuyper zich verder over Colijn's houding in zake Indié. Ondenkbaar Had Kuyper al aan het eind van de vorige eeuw het bepaald visionai re inzicht gehad, dat het volk van Indie op den duur zijn terechte zelfstandigheid zou zo wensen, Colijn beschouwde Indié als een van Nederland's provincies. On afhankelijkheid van de Oost was ondenkbaar. Liever had Kuyper dan ook de oud gouverneur-generaal Idenburg - die in ieder geval een zelfde ethi sche gezindheid had - als zijn op volger gezien. Maar Idenburg had een zwakke gezondheid, en zo viel de keus dan toch op Co lijn. De omstandigheden waaronder Colijn als leider van het AR-volk optrad, waren geheel anders als die onder Kuyper. Kuyper was een voorman, een profeet. Hy leidde de emancipatie van de ge reformeerde kleine luyden, hij bezorgde hen aanzien en macht in kerkelijk, maatschappelijk en politiek opzicht. Die emancipatie had zich geduren de een aantal decennia geconcen treerd rond de schoolstrijd en die was, toen Colijn het leiderspo dium betrad, vrijwel gewonnen. Colijn's taak was niet langen vooruitgang, maar. handha- In 1925 schreef Colijn in een verkie zingskrant: „De zorg voor de economisch zwakkeren kwam keer na keer op onze stembus programma's om een vooraan staande plaats vragen. Thans echter voelen we dat vooral het bewaren van wat we hebben het eerst om ons aller inspanning vraagt" Sterke man Ben van Kaam schrijft in „Parade der mannenbroeders" over Co lijn: „Hij kon niet op iets onmo gelijks mikken en als geheel wil de het volksdeel achter hem dat ook niet meer. De bestaande ver houdingen vond men goed en zelfs van God gewild. Krachtige gezagshandhaving tegenover (rode) revolutionaire neigingen achtte men gewenst. In het com munisme zag men het stelsel van de antichrist. Een „sterke man" sprak hen aan" En een sterke man was Colon. In 1925 werd hij voor de eerste keer minister-president, nadat hij al eerder de ministerposten van oorlog en financiën had beheerd. De campagne die hem in '25 aan het roer van het land hielp, was glanzend. Overal hingen de ook nu nog ver maarde verkiezingspamfletten waarop Colijn als ,,'s lands stuurman" te zien was. Men zong liederen als: „Heb je van dien kloeken Colijn wel gehoord," „Die zuinig de schatkist beheer de?" „Die binnen een jaar door zijn daad en zijn woord," „De inflatie van Nederland weer de?" en dat dan op de wijs van het be kende Zilvervloot-lied. Fascistisch Viel het kabinet dat Colijn in 1925 formeerde, al weer in de lente van het jaar daarop, hij zou tot de oorlog nog vier regeringen lei den. De geschiedenis heeft niet onverkort zachtzinnig over Co lijn geoordeeld. Hij is aangeval len op zijn achterhaalde econo mische theorieën: bezuinigen in de crisistijd, de gulden hard hou den. Men heeft hem zelfs enige tijd van fascistische sympathieën verdacht. Voor de mannenbroeders echter deed ook na de oorlog de invloed van Colijn, symbool bij uitstek, zich gelden. In „Om de erfenis van Colijn" schrijft Doeko Bos- scher onder meer „Colijns politieke erfenis was een realiteit die loodzwaar kwam te drukken op de partij die hem als haar leider had vereerd. Ze bestond uit een mentaliteit, een wereldbeeld en specifieke noti ties op het terrein van de sociaal- economische, de koloniale en de internationale politiek. De ARP kon Colijn niet verloochenen zonder haar eigen karakter ge weld aan te doen. Zijn langdurige premierschap was de kroon ge weest op het emancipatiestreven van de „kleine luyden" en alleen daarom al namen de antirevolu tionairen de nagedachtenis van Colijn in bescherming." En daarom kwam de ARP, die rege ringspartij par excellence, na de oorlog in de oppositie terecht. Dat was een zware klap voor de mannenbroeders. Hadden zij in de moeilijke crisisjaren met het iand bestuurd? Waren zij in de oorlog niet degenen geweest die het verzet tegen de Duitse over heerser gestalte hadden gege- Isolement Met name waar het het beleid inza ke Indonesië betrof stonden de Antirevolutionairen echter na de oorlog alleen. Colijns „Indië is een provincie van ons land" vond nergens meer aansluiting. Dit isolement werd pas in 1952 door broken. toen twee antirevolutio nairen, J. Zijlstra en J. Algera. tot het derde kabinet-Drees toetra den. Op dat moment was de positie van de ARP wezenlijk van karakter veranderd. Kuypers uitspraak: „Onze zaak is de zaak des Heren" had nog lange tijd in de AR-gele- deren - min of meer onbewust? - opgeld gedaan. De kleine min derheid van de ARP-stemmers had tenslotte jarenlang in het centrum van de culturele en poli tieke macht haar bivak opgesla gen. Dat kon nu niet meer. De manier waarop de ARP oppositie voerde, zette veel kwaad bloed. Gestaag zetelverlies in het parlement deed de macht van de oudste par tij van het land ineenschrompe len. Het werd tijd de hand in ei gen boezem te steken. In 1954 bracht een reorganisatiecommis sie onder voorzitterschap van NCRV-voorzitter Roosjen een rapport uit De conclusie van dat rapport: „Wat ontbrak was het elan om een krachtig, doelbewust en geest- dnflwekkend offensief van brede allure te ontplooien. Wij namen een afwachtende houding aan en bepaalden ons tot het defensief. Wij moeten weer een mars route bepalen. Een marsroute, die met name ook bij de jeugd bezieling wekt". Keuze Stemmen die pleitten voor samen werking met de Christelijk Histo rische Unie, wonnen aan kracht. Partijvoorzitter Schouten zei in 1954 dat „de belijders van de naam van Christus gezamenlijk een positieve taak hebben op staatkundig terrein". Ben van Kaam. ARP-kenner bij uitstek, meent dat rond 1960 het CDA is verwekt. De ARP (een partij met ook toen een duidelijke linker- en rechtervleugel) stond voor de keuze: samenwerken met de socialisten of met de Christe lijke partijen. Het werden de laat- sten, en het proces van toenade ring tussen de christen-democra tische partijen, met alle verschil len die er tussen hen waren, was niet meer tegen te houden. In de ARP is de weerstand tegen een fusie met CHU en KVP altijd het krachtigst geweest. Juist in deze partij waren immers velen de evangehsch-radicale politiek toegedaan die men in een cen trumpartij als het CDA nu een maal niet kan bedrijven. De keuze voor het CDA is binnen de Anti-Revolutionaire Partij dan ook even moeilijk als pijnlijk ge weest. De oudste partij van het land heeft zich niet dan met grote moeite aangepast aan de eisen zoals die door een zich vernieu wende maatschappij zijn gefor muleerd. Wie de geschiedenis van de mannenbroeders kent, zal daar meer dan begrip voor heb ben... Lands Stuurman

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 27