8BEDB Visumplicht kan stroom Surinamers naarons land niet indammen Door Henk Dam Visumplicht of geen visumplicht, de stroom gaat door. Vrijwel elke dag landen er vliegtui gen uit Paramaribo met daarin tal van mensen die hier "met vakantie" komen. Maar al te vaak: vakantie met een vraag teken. ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1980 AMSTERDAM - Maandag ochtend op Schiphol, de eerste september. De pas sagiers van de KL 762 uit Paramaribo zijn de mare chaussee gepasseerd. „Man, wat ging dat snel", verzucht een van de grensbewakers, „Zo heb ik het nog nooit meege maakt. In tien minuten was het hele spul er door." Dat is dan te danken aan het visum waarover alle passagiers bleken te be schikken. Het is de eerste dag dat de reizigers uit Su riname zo'n stempel in hun paspoort moeten hebben. „Maar het waren ook allemaal nette men sen", zegt de marechaus see. „Die blijven niet. Die zijn hier echt op vakan tie." Eén dag eerder maakten zijn collega's nog het vertrouwde ta fereel mee. Tweehonderd passa giers uit Suriname, die de mare chaussees over hun reisdoel al lemaal hetzelfde vertelden: „Vakantie", „familiebezoek". Het bekende verhaal dus. Doorgaans blijven er dan 30 tot 40 Surinamers per vlucht over, van, wie de achtergronden extra wor den onderzocht. Hebben ze ge noeg geld? Kunnen ze ergens wonen? Dat soort vragen. Meest al worden ze dan toch uiteinde lijk toegelaten. Per vlucht wor den dan gemiddeld een a twee man teruggestuurd naar Zande rij. Om de hoek De marechaussee die ons begeleidt, herhaalt: „Allemaal nette men sen deze keer. Nee^gisteren was dat anders. We hebben er nog steeds een paar hier zitten. Kijk maar even, daar om de hoek zit ten ze. Je ziet toch zo dat die jon gens hier niet komen om vakan tie te vieren?" Om de hoek, op een paar bankjes, hangen zes tieners tegen elkaar aan. Vijf van hen slapen. Ze zitten hier alweer een avond, een nacht, en een ochtend. De zesde kijkt met grote schrikogen naar de ma rechaussee. Hij moet een jaar of veertien zijn. De marechaussee: „Kijk, dat is nou weer zo'n geval. Dit zijn zes broers. Hun vader woont ergens in een klein plaatsje in Friesland. Die man woont in een eenge zinswoning met drie slaapka mers. Er zitten in dat huis in to taal al vijf man. Vol dus." „Nou zegt pa, dat z'n zonen hier komen op vakantie. Maar dat zeggen ze allemaal. Die jongens komen hier natuurlijk gewoon om te blijven." „Dat mag toch, in het kader van ge zinshereniging?" „Ja, maar alleen als er sprake is van passende huisvesting. Dat is hier natuurlijk niet zo, met die drie slaapkamers. Nu zegt de vader van die jongens wel: ik breng ze wel bij m'n zwager onder, maar daar beginnen we niet aan, hoor. Deze gaan terug." Hetzelfde Een van de vele kleine tragediën die zich de afgelopen maanden op Schiphol, de poort naar het Beloofde Land, hebben afge speeld. Er zijn er al massa's ge weest. Er zullen er nog massa's komen. Ook na, en in een aantal gevallen zelfs dank zij de invoe ring van de visumplicht. Want die verandert niet veel in de bestaande situatie. En die luidt: Surinamers hebben krachtens de op 25 november 1975 in werking getreden VestigingS- en Verblijf- overeenkomst het recht voor een periode van ten hoogste drie maanden in ons land te blijven. Ze moeten dan wel beschikken over een retourticket, over vol doende middelen van bestaan en een plaats om te wonen. Vinden ze binnen die drie maanden werk en huisvesting, dan krijgen ze een verblijfsvergunning en mogen ze blijven. Het is daarna makkelijk om tot Nederlander te worden genaturaliseerd. ^Zo zijn na Suriname's onafhankelijk heid, nu bijna vijf jaar geleden, duizenden en nog eens duizen den Surinamers hier gekomen. Gekomen om te blijven. Maar dat mogen ze aan de grens niet zeggen. En dus klinkt keer op keer de Grote Leugen: „vakantie", „familiebezoek". Zo als staatssecretaris Haars dat on langs zo aardig zei: „Tijdens het verblijf in ons land treedt een verandering van reisdoel op." Dat mag je wel zeggen, ja. En daar verandert de visumplicht niets Twijfel Voor Hamied Ahmad Ali is die laat ste constatering ook een van de redenen waarom hij ernstig twij felt aan de werkelijke bedoelin gen achter de visumplicht. Ah mad Ali is jurist bij de Federatie van Welzijnsstichtingen in Utrecht. Hij is dé grote specialist op het gebied van de overeen komsten die het personenver keer tussen Suriname en ons land regelen. Hij zegt: „De visumplicht veran dert niets aan de bestaande prak tijk. Het argument van mevrouw Haars dat het visum is ingesteld om na te kunnen gaan hoe de stroom Surinamers is samenge steld, is ridicuul. Dat doe je niet drie maanden voor de Verblijf- en Vestigingsregeling is afgelo pen." „Wat is dan wél het argument ge weest?" „De afgelopen twee jaar is er zoveel ophef gemaakt over immigratie, en is de publieke opinie zodanig opgefokt, dat de regering een daad heeft willen stellen tegen over de achterban. Ze zullen wel aan de verkiezingen hebben ge dacht." Daarom, aldus Achmad Ali, is er ook geen overleg geweest met de Surinaamse regering. „Er is al leen maar met de Surinaamse ambassade gepraat, maar niet met de regering in Paramaribo. De Surinaamse regering was vol komen overdonderd. Ik denk dan ook, dat de regering bewust de zaak heeft laten uitlekken. Dat paste prima in de strategie om de Surinaamse regering te overdon deren." Bedrog „Verontwaardigd, woedend, diep teleurgesteld" was Achmad Ali toen hij de visumplannen ver nam. „Ik lig er al nachten van wakker. Dit zie ik als een stuk be drog. Het is in strijd met de uit gangspunten die de Koninkrijks commissie vóór de onafhanke lijkheid aan regering en parle ment heeft voorgelegd." In die uitgangspunten staat, dat het „vanwege de bijzondere banden tussen Nederland en Suriname, welke ook na de onafhankelijk heid van Suriname zullen blijven bestaan, vanzelfsprekend is dat het bezit van de Surinaamse na tionaliteit geenszins met zich meebrengt dat Surinamers met willekeurig andere vreemdelin gen zullen worden gelijkge steld." Hoogdravende taal, waarmee je niet hoeft aan te komen bij con sulent arbeidszaken Jack Dort van de stichting Welsuria in Am sterdam. Welsuria heeft een unieke plaats binnen de Suri naamse welzijnsstichtingen. Bij deze Amsterdamse stichting ko men zo ongeveer alle nieuwko mers uit Suriname terecht. Om hulp te vragen, voor advie- Jack: „Ik heb mensen gehad, die niet meer hadden dan een papier tje waarop mijn naam stond. Ie dereen weetje te vinden." Dat is hem niet in de koude kleren gaan zitten. „Ik ben overspannen. Dat merk ik ook in m'n gezin. Soms wil ik hier weglopen. Als ik me bij de dokter zou melden, zou ik het advies krijgen me terug te trek- Werk Hij en een collega geven per och tend gemiddeld 40 Surinamers advies over arbeidszaken. In bij na alle gevallen gaat het om men sen die werk zoeken. Werk, de noodzakelijke voorwaarde voor een verblijfsvergunning. „Veer tig per dag! Dat is zelfs tegen de code van het maatschappelijk werk. Weet je wat het is? Het feit dat je je identificeert met je land genoten. Dat grijpt je aan." Het is dinsdag. Die ochtend heeft Jack er alleen voor gezeten, om dat zijn collega ziek is. Hij heeft 25 man zien passeren. „Allemaal mensen die werk zochten. En je kan zo moeilijk helpen. Er zijn in de eerste plaats al weinig werk gevers te vinden die Surinamers in dienst willen nemen." ,Maar", zegt Jack, „Het ligt niet al leen aan de werkgevers. Tachtig tot 85 procent van de mensen die ik hier krijg, heeft geen duidelijk arbeidsverleden, en een afgebro ken opleiding. Dan krijg je hier bovendien van die meisjes van tussen de 17 en 23 jaar. Die zijn dan gescheiden, of ongehuwde moeder. 70 tot 80 procent heeft kinderen. Die zijn haast niet te plaatsen." Van niets „Wat moet je ermee", zegt hij met een theatraal gebaar, „Geen ar beidsverleden. Geen know-how van het bedrijfsleven. Die meis jes vinden geen werk. Dan dui ken ze onder en leven van, ja van niets. Of ze hebben vier, vijf adressen. Soms komen ze hier met een koffer in hun hand." „Dus dan ga je maar weer 's met het Leger des Heils bellen. Je gaat relaties bellen. Je kan toch niet „nee" zeggen? Wat moet iktioen, als ik huilende mensen hier krijg die niets hebben? Dan stop ik ze maar een tientje in hun zak en zeg: ga ergens eten. Nee, daar krijg je geen subsidie voor. Dat betaal ik uit eigen zak." Die ochtend is er bij Dort een man geweest, nog niet zo lang in ons land, die werk had gevonden. Hij werkte twee maanden, en kon toen een verblijfsvergunning aanvragen. Daartoe moest hij zich melden bij de Vreemdelin gendienst. Half twaalf was dat achter de rug, en toen ging hij naar huis. Jack: „Nog zo'n bezoek, deed hij het weer. Dat kan natuurlijk niet, dat je dan niet meer op 't werk komt, dus die man werd ontsla gen door z'n werkgever die er achter was gekomen. Hij woonde bovendien bij z'n neef in, en die zei, toen hij ervan hoorde: als ik vanavond thuis kom, wil ik je niet meer zien. Ik ga mijn kamer niet met een luilak delen." „Dat soort gevallen bedoel ik nou. Mensen die zich bij de vreemde lingenpolitie melden, die geen werk hebben, en van wie dan het paspoort wordt ingenomen. Die rennen de zaal uit, zo naar Welsu ria. Dan zijn ze dus illegaal. Kan je die helpen? Wij worden door het rijk gesubsidieerd tenslotte. Je vraagt je hier steeds af: hoever kan ik te ver gaan?" „Soms, als het te veel is", zegt Jack na een pauze, „roepen we de hele groep in één keer naar boven en dan zeggen we ze de waarheid. Over hoe moeilijk het is werk te vinden. Over werkgevers die misbruik maken van de situatie en mensen beneden het mini mumloon betalen, of geen sociale premies afdragen. Vooral bij schoonmaakbedrijven komt dat nogal eens voor." Haastwerk Jack is niet de enige bij Welsuria die het druk heeft. Ook de maat schappelijk werkers (die zelf vrijwel allemaal uit Suriname komen) zien zich dag in dag uit geconfronteerd met de proble men van de nieuwkomers. Een van hen, Paulien Ubbergen:„Als je spreekuur hebt, kan je je haast niet concentreren vanwege de telefoontjes. Het is allemaal haastwerk." Wij kijken toe hoe een collega van haar, Frank Mijnals, met een cliënt praat, een man van een jaar of veertig, net in Nederland aan gekomen. De man: „Het kan me niet schelen hoor, waar ik ga werken. Ik wil overal wonen waar werk is. Het hoeft helemaal niet in Amsterdam te zijn. Al is het in Groningen..." Mijnals legt uit „Als u binnen drie maanden werk vindt, dan moet u eerst naar het arbeidsbureau. Daar moet u een werkvergunning halen. Dat zijn drie formulieren die u allemaal invult en opstuurt. Die krijgt u dan na een paar we ken terug. Dan moet u naar de vreemdelingendienst, en daar krijgt u een verblijfsvergunning voor zes maanden. Dat zou een jaar moeten zijn, maar ze willen kijken of je wel vast werk hebt." Kan toch niet De mannen praten over Neder landse uniformdragers. De cliënt: „Die taferelen op Schip hol, dat kan toch helemaal niet door de beugel? Dat ze mensen opsluiten en terugsturen." Mijnals: „Dat is uw versie" „Maar dat lees je toch ook in de krant?" Mijnals: „Je moet nu eenmaal aan een aantal voorwaarden voldoen. Dat is hun versie." Momentenopnamen van één dag Welsuria. Zo zijn er meer. We luis teren naar maatschappelijk wer ker Humphrey Landvreugd. Hij telefoneert met een vrouw. Zij woont in Amsterdam, haar kind is in Paramaribo achtergebleven en zit daar bij familie. „Uw kind zit bij uw moeder? Dan moet u moeder naar de burgerlij ke stand om een uittreksel uit het geboorteregister te halen. Er moet bij de Nederlandse ambas sade een visum worden gehaald. Ook kinderen moeten geld mee nemen voor hun verblijf hier, 500 gulden voor een maand. Dat moet er dus ook zijn." Alleen Wij vragen: „Krijgt u dit soort tele foontjes vaak? Ouders waarvan de kinderen nog in Suriname zit ten?" Humphrey: „Heel wat mensen zijn alleen afgereisd, en die proberen dan hier aan de slag te komen. Als je alleen reist, is op Schiphol het punt huisvesting niet zo zwaar tillend, want je kan altijd wel er gens terecht. Dat is heel anders als je met je kinderen hier naar toe komt. Dan wordt er sterk op gelet of je wel passende huisves ting hebt." Wie eenmaal hier zit, huisvesting en werk heeft gevonden en op grond daarvan een verblijfsvergunning heeft gekregen, kan niet automa tisch z'n kinderen laten overko men. Dat kan alleen als er voor de kinderen ook aantoonbare woon ruimte is^ We vertellen Humphrey het verhaal van die zes Surinaamse jongens die we op Schiphol hebben ge zien. Hij zegt „Ja, daar draait het allemaal om: passende huisves ting. Mensen die hun kinderen willen laten overkomen, moeten een verklaring hebben van hun huisbaas of de woningbouwver eniging dat die kinderen mogen „Maar als het een driekamerflat is, geeft die huisbaas natuurlijk nooit zo'n verklaring, als er nog eens vijf kinderen in moeten. Die ouders komen dan echt in de problemen. Want ze krijgen pas een urgentieverklaring na twee jaar verblijf, en dan moeten ze vaak nog eens een paar jaar wach ten." „Mensen met grote gezinnen moe ten zo wel vijf tot zes jaar wach ten, tot ze passende huisvesting hebben gevonden. Dan kunnen 'PAGINA 29 ze pas hun kinderen laten over komen. Maar die zijn al die jaren bij grootouders gebleven, en die kunnen de opvoeding ook niet aan. Die kinderen gaan rond zwerven. Dat zie je op het ogenblik in Suriname gebeu- Niet blij Het is maar weer één probleem rond de nieuwkomers waar maatschappelijk werkers als Humprhey mee te maken heb ben. Hij zelf is er niet blij mee dat zoveel van zijn tijd door deze groep Surinamers in beslag wordt genomen. „Toen we in 1967 begonnen, was dat ten be hoeve van de Surinamers die hier al wonen." „Nu gaat al je tijd naar de nieuwe immigranten. Zo blijven allerlei problemen liggen. Echt hoor, er zijn mensen die gewoon verpiete ren, en je hebt er geen tijd voor. Vroeger besteedden we veel meer tijd aan bijvoorbeeld de pensions, aan huisvesting van Surinamers. Geen tijd meer voor. Ik vraag me vaak af: zijn we nog wel bezig met wat we ons hebben voorgenomen?" Humphrey vertelt dat hij er moeite mee heeft, mensen te helpen die in Suriname goede banen had den, en nu hier op de bonnefooi komen. Hij wordt gelijk in de re de gevallen door zijn collega Frank Mijnals. „Alle mensen streven naar beter, en daarom komen ze hier. Het is ethisch on zindelijk om te vragen: wat kom je hier zoeken. Iedereen die op mij een beroep doet, zal ik hel pen." De drukte van de afgelopen maanden laat zijn sporen na, ook bij mensen die zo gemotiveerd zijn als de maatschappelijk wer kers van Welsuria, dat blijkt hier maar. Je zou zeggen: maar na 25 november is het probleem van de nieuwkomers afgelopen. Dan is immers de Verblijfs- en Vesti gingsovereenkomst beëin digd? Illegalen De volgende moeilijkheid begint echter nu al vorm te krijgen: dat van de illegale Surinamers. Con sulent arbeidszaken Jack Dort; „Er zijn nu al duizenden Surina mers illegaal in dit land, en de re gering weet dat. Die zijn er niet in geslaagd binnen drie maanden werk en een huis te vinden, en die gaan dan zwerven." „Uiteindelijk komen ze toch al lemaal in de grote steden terecht. Want die zwarten in Volendam, die heeft de politie zo in de gaten. Maar hier in Amsterdam vallen ze niet op. En er komen er alleen maar meer. Ik schat dat van de genen die ik de laatste maanden hier heb gekregen, maar onge veer een kwart erin slaagt werk te vinden." Degenen die daar niet tijdig in slagen, worden toegevoegd aan de schare illegalen. Humphrey: „En die visumplicht verandert daar niets aan. De mensen weten nu al dat het via Cayenne en Pa rijs kan. of via Trinidad en Bar bados naar Luxemburg. Je kunt de stroom alleen maar tegenhou den als je een grote muur tussen Nederland en België bouwt." Ook bij andere welzijnswerkers hoor je al geluiden als: „Als de mensen hier willen komen, kun je ze toch niet tegenhouden. Er is altijd wel familie waar je een tijdje terecht kunt." En er is zelfs al een nieuw woord bedacht „Kerk-Surinamers". Niet iedereen is het met deze sombere vooruitzichten eens. Iemand als Hamied Ahmad All denkt dat het met de illegale Su rinamers nog wel mee zal vallen. Dat wil niet zeggen dat hij de toe komst met optimisme tegemoet ziet. Zeker niet na de woorden van premier Van Agt eind vorige week op zijn wekelijkse perscon ferentie. Van Agt verdedigde toen de vi sumplicht met: „De ervaring wijst uit dat het Nederlandse volk niet van een hoger moreel gehalte is dan andere Westeuropeanen als het om vreemdelingen gaat". Er is inderdaad reden te over voor zorg, als een minister-president zo iets zegt... Nieuwe immigranten hebben vaak grote moeite om huisvesting te vinden. Ze trekken dan familie in. Zo ontstaan straten, zelfs wijken waar vrijwel alleen Surinamers wonen. bij (soms verre) Surinaamse kinderen in Nederlandse straten. Maar veel ouders laten hun kinderen ook achter in Suriname. Die mogen pas overkomen als de ouders bewijzen dat ze over huisvesting beschikken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 29