De sensationele bekering van
Pieter v.d. Meer de Walcheren
JEïSIQHh
ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1980
PAGINA 27
door
Theo Kroon
Op woensdag 10 sep
tember a.s. is het 100
jaar geleden dat de be
kende literator en
monnik Pieter van der
Meer de Walcheren in
Utrecht werd geboren.
Het is 16 december a.s. 10
jaar geleden dat hij in
de St. Paulus abdij in
Oosterhout overleed.
Daarmee kwam een
einde aan het leven
van de man die buiten
Nederland, met name
in Zuid-Amerika, furo
re maakte met zijn
dagboeken, waarin hij
zijn sensationele be
kering tot het katholi
cisme op meeslepende
wijze beschrijft.
Tevens werd daarmee
het leven beëindigd
van de man die in de
jaren 30 opzien baarde
door evenals zijn
vrouw in het klooster
te treden, om binnen
korte tijd weer uit te
treden; en die na de
dood van zijn vrouw in
de jaren 50 weer in 't
klooster trad en pries
ter werd.
schilderes Christine Ver-
brugghe, een vriendin van
een van zijn zusters. Zij koes
terde exact-dezelfde idealen
als Pieter en het klikte daar
om meteen. Op 18 juni 1902
trouwden zij in Brussel en
vestigden zich in St. Agathe
bij Brussel. De ouders van
beide kanten waren overi
gens niet erg ingenomen met
het huwelijk; Pieter en Chris
tine hielden er nl. nogal vrije
opvattingen op na. Zo wilden
zij aanvankelijk een vrij hu
welijk. Daar wilden de fami
lies echter helemaal niets van
horen. Dat kon o.a. niet, zo
meende haar familie, vanwe
ge de positie van haar vader,
die zelfs relaties had met Ko
ning Leopold II. Een jaar later
verhuisden zij naar Vorst,
waar hun eerste zoon Pieter-
ke werd geboren. Pieter ver
diende zijn boterham met het
schrijven van artikelen en het
geven van onderwijs aan stu
denten. Hij schreef sociale
romans en richtte literaire
tijdschriften op zoals "De
Maand". In zijn kritiek ontzag
hij niets of niemand.
In 1905 gingen zij zich bezinnen
op de zin van het aardse be
staan en op de grote vragen
over God, dood en eeuwig
heid. Dat kwam mede door
het lezen van Dostojewski en
Tolstoi. Het liet hen niet meer
los, want alleen een antwoord
daarop zou naar hun mening
een oplossing van de .maat
schappelijke problematiek
dichterbij kunnen brengen.
Wankelen
Het socialisme in hem begon te
wankelen en zijn anti-katho-
licisme ging plaats maken
voor eerbied voor de katho
lieke godsdienst. "Ik heb
zoo'n honger naar zinvolle
schoonheid, ik heb mij te lang
blind gekeken aan de schijn
van het leven; ik wil duiken in
de diepten, ik wil stijgen naar
het allerhoogste, ik verlang
naar God", schreef hij over
die tijd in zijn dagboek.
Op 24 februari 1911op de feest
dag van St. Matthias - van
daar dat hij deze doopnaam in
zijn "Menschen en God" als
zijn schuilnaam gebruikt -
werden zij met Pieterke ge
doopt in de kerk van Saint
Médard te Parijs. In zijn dag
boek schrijft hij in zijn be
kende wat gezwollen, maar
ontroerende stijl: "Ik ben een
Christen. Ik ben een Christen.
En dat is geen schoon spel dei-
verbeelding, dat is geen zelf
ontgoocheling met wel-klin-
kende woorden, dat is geen
schone schijn noch troost
volle leugen, néén, het is wer
kelijkheid voor eeuwig. Ik
ben een Christen voor alle
eeuwigheid". Hij was vol
maakt gelukkig, zijn over
gang naar de Rooms Katho
lieke Kerk kostte hem echter
veel vrienden, die zijn "avon
tuur" niet begrepen.
In 1912 werd hun dochtertje
Anne geboren. In die tijd
bleef hij schrijven voor diver
se kranten en tijdschriften in
Nederland en Belgiè. In 1913
verscheen "Mijn Dagboek"
waarin hij zijn bekeringsge
schiedenis beschrijft. In de
eerste wereldoorlog werd hij
oorlogscorrespondent van
"De Maasbode" in Frankrijk.
In Parijs was hij o.m. be
vriend geraakt met kunste
Als enige zoon van de vrijzinni
ge remonstrantse, beminne
lijke wijnkoopman en telg uit
een oud adellijk geslacht jhr.
P.B.A. van der Meer de Wal
cheren en de zeer beschaafde,
kunstminnende Maria de
Jong werd op 10 september
1880 in Utrecht geboren Pe
trus Balthasar Albertus van
der Meer de Walcheren. Hij
was nog maar heel jong, toen
hij naar Den Haag verhuisde.
In 1891 ging hij naar Maas
tricht, waar hij van de schil
der Alfons Olterdissen schil
derles ontving en in de kunst
geschiedenis werd onderwe
zen. De musicus en classicus
Alfons Diepenbrock was de
gene, die hem daar de liefde
voor de muziek en klassieken
bijbracht.
Aangezien hij onrecht niet kon
zien en armen medelijden bij
hem opwekten begon hij
sympathie te voelen voor de
Maastrichtse socialist Vlie
gen, die het voor de arbeiders
opnam in zijn krant "De So
ciaal Democraat". Het geloof
van zijn ouders begon hem
daardoor allengs minder te
interesseren en na een poos
brak hij zelfs helemaal met
het protestantse geloof. Zijn
ouders die erg liberaal waren
in hun opvattingen, nauwe
lijks naar de kerk gingen en
Pieter niet hadden laten do
pen lieten hem derhalve ge
heel vrij in zijn keuze.
In 1894 verhuisde hij naar Am
sterdam. Diepenbrock, die
korte tijd later eveneens naar
Amsterdam vertrok, liet hem
wekelijks klassieken lezen en
tevens kennis maken met het
werk van de grote Franse
schrijver Léon Bloy.
Rond die tijd begon hij zich
sterk te interesseren voor de
Nederlandse letteren, maar
hij wilde meer. De studie aan
het gymnasium ging hem te
langzaam en na het vijfde jaar
deed hij staatsexamen, hoe
wel zijn leraren het hem had
den afgeraden. Hij haalde het
diploma met prachtige eind
cijfers. Op 16-jarige leeftijd
deed hij zijn intrede als stu
dent oude talen op de ge
meentelijke universiteit van
Amsterdam.
Die studiejaren hebben een gro
te stempel op zijn leven ge
drukt. Onder invloed van
Frank van der Goes en Her
man Heyermans kwam hij tot
het socialisme. Door de in
vloeden begon hij te sympa
thiseren met de marxistische-
anarchistische studenten
kringen, om, zoals.dat werd
uitgedrukt "de door de kapi
talisten onderdrukte arbei
ders en armen uit hun men
sonwaardig bestaan te be
vrijden". Het enige dat de we
reld nog kon redden was vol
gens Pieter een strijdbaar so
cialisme. Hij was het socia
lisme dan ook met hart en ziel
toegedaan en streefde der
halve "het reine leven" na,
d.w.z. hij dronk en rookte niet
en was vegetariër. Hij wilde
arm zijn met de armen en
woonde derhalve enige tijd in
de Pijp van Amsterdam en
aan de Schiedamsedijk te
Rotterdam.
Bolwerk
Binnen 3 jaar deed hij kandi
daats-examen en toen had hij
het wel bekeken. Hij had er
geen zin meer in. Zijn voor
land: leraar worden, schrok
hem zo af, dat hij zijn studie
opgaf. Het werd hem plotse
ling "te eng en te benauwd".
Hij vertrok naar Brussel, het
bolwerk van de socialisten, en
volgde daar aan de université
nouvelle o.a. colleges in En
gelse letteren en maatschap
pijleer.
In de avonduren discussieerde
hij in het socialistische
Volkshuis over democrati
sche beginselen. De theorie
van het marxisme boeide
hem echter bepaald minder
dar^ de praktijk en daarom
probeerde hij met studenten,
arbeiders en kunstenaars een
nieuwe wereld van goedheid,
rechtvaardigheid en broeder
schap op te richten. Hij wilde
vechten, "woest en koppig",
"bereid de barricaden te be
klimmen". In zijn eerste grote
roman "Jong Leven" in 1903
beschrijft hij deze belevenis-
In februari 1901 ontmoette hij
bij zijn ouders zijn toekom
stige vrouw, de Vlaamse
hij en Christine zich ook ge
heel aan Hem geven. Pieter
nam bij de Benedictijnen te
Oosterhout de plaats in van
zijn zoon en Christine ging
naar Frankrijk en trad in bij
de Benedictinessen van So-
lesmes.
Zijn intrede en ook die van
Christine baarden nogal wat
opzien in Nederland. Zo iets
gebeurt nl. slechts zelden.
Gehuwden mogen volgens
het kerkelijk recht in het
klooster treden onder voor
waarde dat als een van de
partners uittreedt de ander
verplicht is het klooster te
verlaten. April 1935 was het
zover en kwam er een einde
aan "het roekeloos besluit",
zoals hij de stap zelf betitelde.
Christine kwijnde weg in het
Franse klooster en kon het
niet meer uithouden. De een
zaamheid en Pieters afwezig
heid waren haar teveel. Haar
superieuren beslisten dat ze
het klooster moest verlaten.
Pieter, die overigens zelf ook
heimwee had, moest derhalve
uittreden. Hij keerde weer te
rug naar Parijs om zijn baan
weer op te nemen.
Hij kreeg het ontzettend druk:
was hij niet voor de zaak bezig
dan ontving hij wel gasten. En
dat waren er velen. Zijn dag
boek was in het Frans, Duits,
Spaans, Italiaans en Pools
vertaald en hij derhalve in
vele landen van de wereld be
kend geworden. Hij voelde
zich op de uitgeverij overbo
dig worden. "Boeken verko
pen, dat kan iedereen hier op
deze zaak", was zijn motief.
Daarbij kwam een grote
heimwee naar Nederland.
Lezingen
In november 1939 hakte hij de
knoop door, liet alles achter
en vertrok naar Nederland,
waar hij zich in Bilthoven ves
tigde. In de jaren van de oor
log hield hij in het gehele land
lezingen voor scholen, be
jaarden, verenigingen,
geestelijken en middenstan
ders over literatuur, eigen
werk en katholicisme.
Ter gelegenheid van zijn 70-ste
verjaardag werd hij omstan
dig gehuldigd. Zowel de Kerk
als de Staat, ook die van Bel
gië, onderscheiden hem.
Tweede Kerstdag 1953 stierf
Christine. Van Kerstnacht tot
in de vroege morgen van de
volgende dag was hij niet van
haar zijde geweken. Hij bleef
vertwijfeld achter. "Waar
moet ik heen?" Er was maar
één uitweg.
Pieter trad 6 januari 1954 in het
klooster. Hij had de Abt ge
vraagd of hij zich in het gas-
tenkwartier mocht vestigen.
Een dag later stond hij als
postulant-oblaat in het koor
van de monniken. Naar zijn
zeggen "zijn ze toen aan het
smoezen gegaan" en kon hij
priester worden. Op 22 de
cember 1956 werd hij met
dispensatie priester gewijd.
In 'Mijn Dagboek" deel 4
schreef hij: "De hartewens
van Christine voor welks
verwezenlijking zij, midden
in ons beider leven, haar
vrouwengeluk heeft willen
teruggeven aan God, is vol
komen in vervulling gegaan:
haar man, haar Pieter is Pries
ter". Zijn dagtaak bestond uit
bidden, studeren en veel be
zoekers uit binnen- en bui
tenland ontvangen. Daar
naast werd hij benoemd tot
sub-prior.
Vriendenboek
Drie maanden voor zijn dood
werd hij gehuldigd vanwege
.zijn 90-ste verjaardag. Er ver
scheen o.a. een "Vrienden
boek voor Pieter van der Meer
de Walcheren". Begin de
cember 1970 viel hij en was
opname vanwege niet meer
helende heup en armbreuk in
het St. Ignatiusziekenhuis in
Breda noodzakelijk. Eerder
had hij al op sterven gelegen,
maar telkens was hij er weer
bovenop gekomen. Toch was
hij, typisch Pieter, graag gaan
hemelen. Of zoals hij het uit
drukte "ik wacht op het sig
naal van de uitvaart naar
Gods-eeuwigheidHij had
het in dit verband overigens
niet over God of hemel, maar
zei "ik wou nu wel naar Chris
tine". Op 16 december was
het zover. Op 19 december
werd hij begraven.
naars als Picasso en Zadkine.
In het voorlaatste jaar van de
oorlog in 1917 stierf op 3 no
vember Bloy en 30 december
zijn jongste zoontje Janneke
Frans op 2-jarige leeftijd. Pie
ter schreef over diens dood de
meest ontroerende pagina's
uit zijn dagboeken.
Na de oorlog vestigde hij zich
weer in Nederland en wel in
Oosterhout. Hier nam hij on
middellijk contact op met de
uit Frankrijk gevluchte Be
nedictijnen in de St. Paulus-
abdij. De band met de abdij
bleef tot zijn dood, eerst als
oblaat - een soort derde orde
waardoor je bij de klooster
familie hoort - en later als
monnik. In 1921 werd hij op
voorstel van de invloedrijke
en begaafde Maria Viola, die
zei "dat kan alleen Pieter",
kunstcriticus van het katho
lieke culturele weekblad "De
Nieuwe Eeuw".
Blijdschap
In dit blad hekelde hij de zelf
voldaanheid van de emanci
patie en de roomse blijd
schap. Hij introduceerde
schrijvers, die tot dan toe uit
het katholieke milieu waren
geweerd. Hij constateerde
een tekort aan innerlijk ka
tholiek levensbesef, eiste dat
"het kunstenaarsgeweten
onderzocht zou worden naar
zijn waarachtigheid in het
godsdienstige gevoel" en
veegde de vloer aan met het
"devote prullaria", dat als ka
tholieke kunst werd gepro
pageerd. In het bijzonder de
kerkelijke kunst en de dicht
bundels van geestelijken
moesten het ontgelden.
Hij noemde in zijn eerste artikel
heiligenbeelden "roze en
blauwe suikerpoppen, die u
in de eerste de beste paro
chiekerk aankijken met een
allerdroevendst gelach op
hun zeep gezichten" en ver
geleek de altaren en orgels
met poffertjeskramen en
kermisorgels. En dat alles in
het knusse, benepen "rijk
roomsche leven"!
Reactie kon dan ook niet uil-
blijven. Een bepaald niet
links blad als "De Maasbode"
ging dit echt te ver. De redac
tie schamperde dan ook dat
hun oud-medewerker "maar
een bekeerling" was en
"daarom beter in de leer kon
gaan", "dat hij van het katho
licisme in het algemeen en
van het Nederlands Katholi
cisme in het bijzonder niets
meer begreep", en raadde
hem aan als "aangetrouwde
zoon" voortaan z'n mond te
houden.
In "Boekenschouw" noemde
pater prof. A. Slijpen S.J. hem
de man met de "bedorven
fantasie" en "de verkeerde
man op de verantwoordelijke
plaats". Toch had hij gezag.
Overigens ook weer niet bij
iedereen. Willem Kloos
noemde hem "een niet-mee-
tellend beoordelaar". Maar
goed. Joep Nicolaas had
moeite om kerkvensters in
een kerk in Utrecht geplaatst
te krijgen. De bisschop zei
echter: "Als die gek van Van
der Meer ze goed vindt dan
mag hij ze plaatsen".
De katholieke jongeren her
kenden in hem echter degene,
die wilde wat zij wilden, fijn
vond wat zij fijn vonden en
die "al het stromende van de
tijd begreep en in zich mee
droeg, en toch harmonisch
wezen" was gebleven. Zijn
reputatie werd dan ook door
de jongeren als een van de
weinige niet aangevallen. En
dat zegt wel wat. Zij trokken
de kritiek op Pieter overigens
meer aan dan hijzelf deed. Hij
heeft zich nooit tegen die
aanvallen verdedigd En dat
Pieter werd aangevallen was
niet zo verwonderlijk, want
achter elk verzet van de jon
geren tegen de heersende op
vattingen vermoedde men
Pieter en vaak niet ten on
rechte, maar ook vaak wel.
Weg
In 1924 kwamen er 5 Nijmeegse
hoogleraren, "knappe geleer
den", maar "slechte journalis
ten", in de redactie. Zij kre
gen het te vertellen op de
krant. Pieter nam het niet en
ging weg. Hij vertrok naar.
Amsterdam en werd redac
teur van het kunsthistorisch
weekblad "Opgang". Hierin
publiceerde hij grote artike
len over de christelijke cul
tuur en haar betekenis voor
de gelovigen.
In 1929 vertrok hij weer naar
Parijs omdat hij was aange
trokken als directeur-gene
raal van de uitgeverij Desclée
de Brouwer. Hij maakte van
de kleine, verlopen uitgeverij
een onderneming van wereld
faam. In 1931 trad Anne Marie
in bij de benedictinessen van
Oosterhout. Begin 1933 stierf
plotseling zijn oudste zoon.
Pieter zag dut als een Hemelse
vinger-wijzing. Zijn kinderen
waren bij God en nu moesten