Andes
expeditie
terug
Brood is en blijft
belangrijkste aas
ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1980
EXTRA
PAGINA 29
"Ik ben Jezus inderdaad tegen
gekomen maar in heel ander verband
LEIDEN - Vlak voordat
hij zich zes weken gele
den bij de expeditie
voegde en naar Peru
vertrok, verklaarde
Kees Frijlink: ,.Het
worden zes weken van
bikkelen en afzien. Re
ken maar, dat ik daar
ten minste drie keer Je
zus tegenkom. Zo
zwaar wordt het".
Kees Frijlink nu: ,,Ik ben Hem
inderdaad tegengekomen,
maar op een heel andere ma
nier natuurlijk. Meer qua in
termenselijke relaties. Van
eh....hoe vang ik dat verlies
van Bernard op? Hoe ver
werkt de rest dat? Gaan we
door of niet? Hoe denken de
anderen daarover? Wat vindt
Liesbeth, de vrouw van Ber
nard ervan? Allemaal vraag
stukken waar ik erg mee zat".
„Bij drie van ons was meteen de
motivatie weg. Zij waren psy
chisch dermate aangeslagen,
dat ze voortzetting van de
tocht niet meer zagen zitten.
Ze hadden al die tijd' al hun
zinnen op de Huascaran ge
zet. En toen dat geen haalbare
kaart meer bleek, hoefde het
voor hen niet meer. Heimwee
kwam daar ook nog bij. Ze
zijn dan ook een week eerder
naar beneden gegaan".
„En wij? Wij: Koos. Ruud van
Maastricht. Jan en ik zijn ver
der gegaan. We hebben de
Pisco (5700 meter), een wat
lagere top, beklommen. Lies
beth wilde dat uitdrukkelijk.
Ze zei dat Bernard het wel
licht ook zo had gewild".
Zodoende hebben ze ook nog
geprobeerd langs de noord
kantvan de Chopicalqui (6300
meter) te klauteren, maar hal
verwege zijn ze daarmee ge
kapt. Frijlink: „Er was te wei
nig motivatie, terwijl die berg,
ondanks daUie vrij pittig en
eigenlijk extreem moeilijk is.
voor ons best te doen was ge
weest".
Strak schema
Feitelijk doel van de Neder
landse Andesexpeditie, be
staande uit de alpinisten Jan
Hendriks, Koos van Leusden,
Ruud van JVIaastricht, Peter
Nijssen, Simon Oosterhuis,
Bernard Teilegen, Ruud
Wout en Kees Frijlink, was
zowel de noordtop (6654 me
ter)-als de zuidtop (6768 me
ter) van de Huascaran de baas
te worden. Iets, dat in de ge
schiedenis van de bergsport
nog nooit is vertoond. Wèl zijn
in het verleden expedities er
in geslaagd de twee toppen
van deze reus in het Andes-
gebergte afzonderlijk te be
teugelen.
Om die prestatie te kunnen le
veren. werd reeds maanden
tevoren begonnen met een
strakke voorbereiding.
Voorts was er een strak
schema aangelegd. Het was
de bedoeling dat de acht erva
ren bergbeklimmers zich
zouden splitsen in twee groe
pen: één van drie man en éen
van vijf.
Terwijl de ene ploeg de afdaling
zou voorbereiden, zou de an
dere groep de beklimming
van de noordtop in gang moe
ten zetten. Maar eerst zou de
groep op zo'n 4500 meter
hoogte een basiskamp moe
ten opslaan, om van daar uit
op verschillende hoogten vier
andere kampen neer te zetten.
Volgens het schema zou dan
na twee weken op de top de
vlag kunnen worden geprikt.
Ernstig
Maar zo heeft het dus niet mo
gen zijn. Nog maar nauwe
lijks had de zuidgroep (be
staande uit Bernard, Jan en
Ruud van Maastricht) zich
van de noordploeg gesplitst,
teneinde zich over twee we
ken weer bij elkaar aan te slui
ten, of het noodlot zette een
fikse streep door de rekening.
Frijlink: „Wat ik er van weet is
dat Bernard bij de beek water
ging halen voor thee. maar
niet terugkwam. Later von
den Jan en Ruud hem een
eind stroomafwaarts. Hij had
een hoofdwond en klaagde
over z'n heup. Jan en Ruud
hebben toen meteen een
brancard in elkaar gezet en
hem naar de tent gebracht.
Daar vervolgens verpleegd".
„Maar hij kon nauwelijks pra
ten en z'n verwondingen wa
ren te ernstig om 'm te ver
voeren. Ook al omdat de duis
ternis was ingevallen. Te link
om dan af te dalen. Jan en
Ruud besloten tot de volgen
de ochtend te wachten en dan
naar het ziekenhuis te gaan.
Maar diezelfde avond be
zweek Bernard. Inwendige
bloedingen bleek later. Maar
wat er precies gebeurd is, we
ten we niet. Dat heeft Bernard
niet kunnen vertellen. Zijn
ene been was op twee plaat
sen gebroken. Hij moet dus
lelijk zijn gevallen", aldus
Frijlink.
Hoogteziek
De Leidse tekenleraar zou het
slechte nieuws pas twee we
ken later vernemen. Om pa
niek bij de noordploeg te
voorkomen hield de zuid-
ploeg het bericht bewust ach
ter. De noordploeg was intus
sen nietsvermoedend bezig
de beklimming voor te berei
den. Kees Frijlink: „De eerste
drie dagen was ik behoorlijk
hoogteziek. Dat krijg je, wan
neer je te snel stijgt en je li
chaam niet voldoende rode
bloedlichaampjes kan aan
maken. Je moet dan vaker
ademen en dat ben je niet ge
wend. Kotsmisselijk word
je".
„En een bonkende hoofdpijn
krijg je. Op een gegeven mo
ment ben ik echter toch maar
aan de slag gegaan. Dan
acclimatiseer je sneller. Ik
beTi dus gaan helpen de kam
pen te bevoorraden. Naar bo
ven en weer naar beneden.
Dat doe je maar één keer op
een dag. Dan ben je leeg. En je
zweet je rot. Gauw vier liter
vocht op een dag. Dat merkje
niet, maar toch moetje zorgen
die liters weer binnen te krij
gen".
Extreme kou
Van extreme kou, noch van an
dere noemenswaardige te
genslagen. heeft de expeditie
tot haar vreugde geen last ge
had. Slechts één keer was het
ietwat penibel, weet Frijlink.
•Om bagage te sparen had ik
m'n slaapzak en donzen
broek in het ene kamp ach
tergelaten. We moesten im
mers de volgende dag toch
weer terug".
„Nou, dat heb ik geweten. Geen
oog dicht gedaan die nacht. Ik
heb steeds moeten zorgen dat
m'n tenen niet bevroren. Dus
om de haverklap thee zetten
om mezelf en de kruik op
temperatuur te houden. Sla
pen is er dan uiteraard niet
bij".
Voor het overige zat het Frijlink
behoorlijk mee. Amper last
van sneeuwblindheid, geen
verbranding door de zon.
Kees had dan ook ruim
schoots voorzorgsmaatrege
len getroffen. Om schaaf
wonden te voorkomen had hij
bijvoorbeeld z'n huid hele
maal ingepakt.
Rovers
De expeditie werd evenmin ge
hinderd door Peruviaanse
rovers. Dit in tegenstelling tot
vier Westduitse studenten,
die terwijl ze bezig waren de
Huascaran te beklimmen,
werden overvallen door
bloeddorstige indianen.
Drie van hen werden in koelen
bloede neergeschoten. En de
geruchten willen dat ze na
dien door dezelfde heer
schappen nog zijn onthoofd.
In elk geval wist de vierde
Westduitser te ontsnappen en
de gringos bij de politie aan te
geven.
Onze alpinisten zijn voor der
gelijke aanslagen gespaard
gebleven. Dieren vielen hen
al evenmin lastig. „Die zijn
daar nauwelijks", weet Kees.
..Het is er zo hoog en zo dor. Je
ziet er alleen van die hele gro
te marmotten, een paar gieren
en condors. Die klimmen nog
sneller dan jij".
Smak
Het klimmen verliep in de
noordploeg overigens zeer
voorspoedig. „Het ging zelfs
zo goed, dat we een dag voor
kwamen te liggen op ons
schema. We hadden feitelijk
in onze ploeg maar één tegen
slag. Dat was toen Simon
Oosterhuis die smak maak
te".
Oosterhuis was bezig af te dalen
van kamp 2 naar het lager ge
legen kamp 1. En juist op het
laatste stuk, een loodrechte
ïjswal van twaalf meter hoog,
ging het mis. Oosterhuis
schoot met zijn stijgijzer los.
raakte uit balans en maakte
een val van acht meter. Ruud
Wout, de tweede man aan het
Anderhalve maand geleden vertrokken acht ambitieuze Nederlandse alpinisten met het volste vertrouwen
naar het Zuidamerikaanse Andesgebergte om de twee toppen van de Huascaran. de hoogste berg van Peru,
te bedwingen. Zojuist keerden zeven van hen terug. Verslagen, bedroefd. Ze hadden hun vriend Bernard
Teilegen (31) uit het Gelderse Wijchen. de achtste deelnemer aan de Andesexpeditie, verloren.
Teilegen, de meest bekwame en ervaren bergbeklimmer van de expeditie, verongelukte er, notabene nog
voordat de klimtocht was begonnen. Vanzelfsprekend kwam dat tragische nieuws bij de leden van de
expeditie heel hard aan. Aangezien de groep al gesplitst was, konden sommigen van hen pas twee weken'
later op de hoogte worden gesteld.
De nodige tijd verstreek, voordat iedereen die klap op zijn manier verwerkt had. En behalve dat er toen bij
sommigen geen enkele animo meer bestond om de expeditie voort te zetten, resteerde er niet genoeg tijd
meer om de Huascaran onder de duim te krijgen. Ook al had Liesbeth Aussen, de echtgenote van Tellegen,
dat laatste graag gezien. De expeditie verliep immers zo voorspoedig. Eén van de deelnemers, de 29-jarige
alpinist Kees Frijlink uit Leiden, vertelt hieronder over de Andesexpeditie, die heel anders uitpakte dan hij
had kunnen bevroeden.
touw, kon zijn val nog blok
keren. Desondanks liep Oos
terhuis een gat in zijn hoofd
op, alsmede enkele schaaf
wonden en een bloedende
De 29-jarige Dongense alpinist
was meteen al zijn zelfver
trouwen kwijt en toen daar de
volgende dag het droeve
nieuws over Bernard boven
op kwam. restte er voor hem
geen andere mogelijkheid
dan te stoppen.
Onlusten
Kees Frijlink: „De avond ervoor
had ik nog per walkie-talkie
aan Koos, de expeditieleider,
gemeld dat wij de wind in de
zeilen hadden. We hadden
Koos naar beneden, naar het
basiskamp, gestuurd, om in
formatie over de zuidploeg in
te winnen. We hadden name
lijk van Belgische alpinisten
vaag iets gehoord, dat er iets
was fout gegaan".
Frijlink stelde Koos dus op de
hoogte van de voorsprong op
het schema. „We waren ra
zend enthousiast", weet Kees.
„Maar toen zei Koos opeens
dat we naar beneden moesten
komen. Moet je nagaan, ter
wijl het zo ontzettend goed
ging, moesten we naar bene
den. Omdat, zo vertelde Koos,
in Peru onlusten dreigden uit
te breken in verband met de
installatie van president Be-
launde. Een enorme afknap
per natuurlijk".
Koos vertelde dat de Guardia
Civil (militaire politie) in het
basiskamp was geweest en
dat alle klimmers zich paraat
moesten houden, opdat ze
snel het land zouden kunnen
verlaten, wanneer er contac
ten waren met de ambassa
des.
Smoes
„Maar toen we de volgende dag
Koos bereikten, hoorden we
het ware nieuws pas", aldus
Frijlink. Dat van die onlusten
was een smoes, zo bleek. Het
ging om Bernard.
Daar zaten ze dan. Volkomen
uit het veld geslagen. Kees
Frijlink: „Tevoren hadden we
al doorgepraat, dat er een on
geluk zou kunnen gebeuren.
De risicofactor in de Andes is
ten slotte zes procent. We
hadden gezegd van: als ik af
val, gaan jullie maar door.
Maar wanneer het dan ie
mand anders is. die er opeens
niet meer is, dan wordt het
toch heel anders. Dan is dat
vrij emotioneel".
Eer iedereen het verlies van zijn
vriend had verwerkt, loonde
het niet langer de moeite om
de tocht voort te zetten. Frij
link: „Ik wilde nog wel. Maar
eigenlijk was het onbegonnen
werk. We hadden immers bo
ven de kampen deels al afge
broken. En om die weer op te
bouwen, kostte te veel tijd"
Afleiding
Peter, Simon en Ruud Wout be
sloten op dat moment af te
haken en gingen als toerist
naar Lima. Frijlink: „Ruud
van Maastricht, Jan, Koos en
ik zijn naar alternatieve doe
len gaan zoeken. We wilden
toch nog wel enkele toppen
beklimmen. Vooral Ruud en
Jan waren daar nodig aan toe.
want zij waren tien dagen aan
één stuk doende geweest alle
formaliteiten met betrekking
tot Bernard in orde te maken.
En hadden nu dringend be
hoefte aan wat afleiding".
Zodoende werd de Pisco be
klommen. Met zijn 5700 meter
betekende dat een hoogtere
cord voor de expeditie en
voor Kees. Vervolgens nog de
Chopicalqui. Maar dat mis
lukte. Daarna werd het basis
kamp afgebouwd en keerde
men. na een toeristisch
weekje in de Peruviaanse
hoofdstad Lima, terug naar
huis.
Waardevol
Kees Frijlink: „Qua klimwerk
had ik me er natuurlijk veel
meer van voorgesteld. De
prestatie die je had willen le
veren en ook kunnen leveren,
heb je niet geleverd. Maar
daarvoor in de plaats heb ik
weer zo veel waardevolle er
varingen opgedaan op het in
termenselijk vlak".
„Je zit daar immers hoog in de
bergen met zeven andere
mensen op een kluit. Zeven
verschillende karakters, die
tezamen dat verlies moeten
uitknokken. Op zo'n moment
zie je ook wat je precies aan
elkaar hebt en hoe iedereen
werkelijk is".
„Je moet ook niet vergeten dat
ik het secretariaat van de
expeditie voerde. Alle rode
draden kwamen bij mij uit.
Daar heb ik veel van opgesto
ken. Trouwens, ik zou de hele
klimtocht meteen weer doen.
Als je eenmaal met dat alpi
nisme besmet bent, raak je
dat niet meer kwijt. De geva-
renfactor ligt misschien wel
hoog, maar je hebt er plezier
in, dus doe je het".
Onbenullig
„En nu? Nu moeten we allerlei
verslagen schrijven. Rappor
ten over hoe ons al dat vries
droge voedsel beviel, dat ons
door sponsors ter beschik
king was gesteld. We moeten
ook noteren wat we precies
aan die sportkoeken hebben
gehad. Ze waren niet al te
smaakvol nee. Maar prima
spul hoor. Heel voedzaam en
het hielp bovendien uitste
kend tegen diarree. Dat krijg
je daar natuurlijk met dat wa
ter en de belabberde hygiëne
daar", aldus Frijlink.
Resumerend verklaart hij: „Het
meest lullige van alles is dat
van Bernard. Dat hij, notabe
ne de beste klimmer in ons
land, op zo'n manier is veron
gelukt. Daarom geloof ik ook
wat z'n vrouw Liesbeth heeft
gezegd: Zij zei: „Alle grote
klimmers komen om op een
onbenullige manier, denk ik.
en Bernard was een groot
klimmer".
Wat voor aas nemen we
vandaag? Gek genoeg
is dat een vraag, die
sportvissers onder el
kaar vrijwel nooit stel
len. Terwijl hengelaars
toch urenlang kunnen
discussiëren over aller
hande zaken. Zo kan de
keuze van een bepaalde
hengel soms veel tijd in
beslag nemen.
Over de voorkeur van het ene
haakje boven het andere
worden lange problematie-
ken gevoerd. Om nog maar
niet te spreken over de voor-
en nadelen die bepaalde pen
netjes hebben. Een loodje
meer of minder, de kleur, de
antenne, het drijflichaam.
Maar bij de keuze van het aas
laat de hengelaar zich meestal
leiden door zijn gewoonte.
Een half witje of bruintje dat
vrouwlief extra neemt boven
de.dagelijkse mondvoorraad,
wanneer de man de volgende
dag naar de visgronden trekt.
De paar gulden maden,
waarmee het plastic doosje
wordt gevuld door de hengel
sportwinkelier. Of de dot
wormen die vergaarc'. is, na
een halfuurtje actief z^n in en
grasveld met de riek.
De meeste vissers zijn onge
looflijk trouw aan de in hun
ogen favoriete aassoorten. En
dat is opmerkelijk omdat er
op dat gebied een enorme va
riatie is en de mogelijkheden
om te experimenteren vrijwel
altijd aanwezig zijn. Brood is
behalve een van onze belang
rijkste voedingsmiddelen,
ook het meest gebruikte aas.
In de eerste plaats is het ge
makkelijk verkrijgbaar. En
voor het gebruik behoeven
ook geen weerstanden over
wonnen te worden, zoals dat
bij maden en wormen wel
eens het geval kan zijn. Je
prikt nu eenmaal makkelijker
een haakje in een plukje
brood dan in een kronkelig
beest.
Welk brood is nu het meest ge
schikt om aan de haak te slaan
als aas? In algemene termen
is daar geen sluitend ant
woord op te geven. Zeker niet
in de trant van: wit brood is
beter dan bruin, ol andersom.
Wel is het zo dat bepaalde
broodsoorten afvallen omdat
ze moeilijk aan de haak te
slaan zijn. en er in het water
snel afweken.
Korrelig
Dat laatste geldt bijvoorbeeld
voor de meeste volkorensoor
ten, waarvan de structuur zo
korrelig is dat er geen goed
vlok of pluim van te maken is.
Een andere voorwaarde is dat
brood vers moet zijn. Maar
ook weer niet zo vers dat het
plakkerig wordt. Dan is het
heel moeilijk om er een luch
tig plukje uit te 'trekken dat
door de vis gemakkelijk in de
bek kan worden genomen.
Een nog veel voorkomende fout
bij hengelaars is dat het brood
dat als aas wordt gebruikt -
te stevig om de haak wordt
geknepen. De vis moet veel te
veel moeite doen om het eraf
te krijgen. Er zijn zelfs nog al
tijd sportvissers die van een
stukje brood een keurig hard
balletje draaien in de overtui
ging dal de vis wel zal toe
happen. Helaas is een balletje
lang niet zo attractief als een
in hel water uitwaaierende
vlok.
Hoe maken we zo'n vlok? Wel
heel eenvoudig. Met duim en
wijsvinger trekken we een
plukje brood uit een sneetje.
We vouwen dat om de haak-
steel en wel zo dat de haak-
bocht en de punt door net
brood worden bedekt. We
drukken nu het brood bij de
haaksteel licht aan. zodat het
er niet afvalt bij het inwerpen.
De pluim is in feite een variant
op de vlok of andersom. Hier
wordt het plukje brood niet
om de haak gevouwen, maar
wordt ér tussen duim en wijs
vinger een puntje aan ge
draaid. In dat puntje wordt de
punt van de haak geduwd en
wel zover dat het hardere ge
deelte op de haaksteel komt,
terwijl de bocht en de punt
worden verborgen door het
zachte gedeelte. Persoonlijk
geef' ik de voorkeur aan de
vlok boven de pluim, omdat
bij het draaien van een puntje
het brood toch vaak teveel
wordt samengedrukt.
Uitdrogen
Bewaar brood, waarmee u gaat
vissen, in een zodanige ver
pakking dat het niet de kans
krijgt om uit te drogen. Ook
op de visdag zelf is het be
langrijk het brood uit de zon
en de wind te houden, omdat
het anders in zeer korte tijd
uitdroogt en niet meer bruik
baar is. Een vochtig hand
doekje boven het brood kan
ik iedereen aanbevelen.
Mocht het brood door welke
oorzaak dan ook thuis toch
iets te oud zijn geworden, dan
kan het via een enkele kunst
greep vaak toch nog geschikt
worden gemaakt om er mee te
vissen. Houdt het brood in dat
geval boven de stoom van een
ketel water. Pas wel op dat u
uw vingers niet brandt. En
wikkel het direct daarna in
een vochtige doek.
Is er helemaal niets meer mee te
beginnen, dan kunt u er als
noodsprong altijd nog een
deegje van maken. Voor het
maken van een geschikte
deegsoort moet het brood
worden ontdaan van korsten
en worden samengekneed na
toevoeging van wat water of
melk. Er zijn legio vissers die
daar nog bepaalde kleur- en
reukstoffen aan toevoegen
om het geheel wat aantrekke
lijker te maken voor de vis. In
hoeverre dat de vangst gun
stig of ongunstig beïnvloedt
zal wel altijd een raadsel blij
ven. De een zweert erbij en de
ander vindt het klinkklare
nonsens. U mag zelf uitma
ken tot welke categorie u
uzelf wilt rekenen.
Wanneer u uw deeg vantevoren
maakt is het noodzakelijk om
uitdrogen te voorkomen. Dat
kan bijvoorbeeld door de kle
verige substantie in een deeg
spuit te stoppen. Voor een
paar gulden zijn die dingen te
koop in de hengelsportwin
kel. Met een touwtje of
koordje om de hals hebt u het
aas altijd binnen handbereik.
Torren pikken
Deeg is vooral het favoriete aas
van wedstrijdvissers tijdens
concoursen. Zeker wanneer
het gaat om de zogenaamde
"torrenpikkerij" waarbij ook
de ondermaatse visjes mee
tellen. Smeurig deeg op de
juiste wijze gepresenteerd
blijkt vooral de kleinere vis
sen aan te trekken. Natuurlijk
wel in combinatie meteen ge
schikt voertje.
Waf internationale concoursvissers soms c
aan het ongelooflijke.
i aas meeslepen naar de waterkant grenst soms
De combinatie voer-aas is be
langrijk. Nog teveel henge
laars menen dat de samen
stelling van het voer anders
moet zijn dan het aas op de
haak. Zij voeren bijvoorbeeld
met bruin brood en zetten een
witte vlok op de haak, omdat
het beter zou vangen. De vis
zou de lichtgekleurde vlok
beter zien tussen al het bruine
brood. Ervaren hengelaars
weten dat dié vlieger niet op
gaat.
Er bestaat ook niet zoiets als een
altijd vangende broodsoort.
De ene keer blijkt de vis voor
al te vangen aan witbrood.
Een volgende keer in hetzelf
de water en op precies dezelf
de plaats geeft de vis de voor
keur aan een bruine vlok. En
de derde keer blijken zowel
wit als bruin brood minder tot
de verbeelding van de vis te
spreken en is er het best te
vangen met een paar maden
als aas. Dat wiist nog eens op
het belang om tijdens een
visdag een beetje te experi
menteren. Niet alleen met de
diepte waarop wordt gevist,
maar ook met verschillende
aassoorten.
Drijvende korst
Er is ook nog een andere moge
lijkheid om brood te benutten
als aas. Dat is het toepassen
van de zogenaamde "drijven
de korst". Het wordt vooral
toegepast door karpervissers
die hun hengel uitgooien in
cultuurwateren. In vijvers en
putten waarin kweekkarper
is uitgezet. Het is een manier
van vissen die meestal alleen
succes oplevert in de rustige
uurtjes. Dus bij het krieken
van de dag of tegen het vallen
van de avond.
Gek genoeg is het succes van de
drijvende korst sterk afhan
kelijk van het viswater. Er
zijn wateren waar de vis gere
geld te vangen is aan een met
raffinement gepresenteerde
korst. Er is ook viswater waar
de vis zelden of nooit aan de
oppervlakte verschijnt om
zo'n stukje brood weg te
slobberen. Eén ding is zeker:
vissen met een drijvende
korst is een zeer attractieve
vorm van vissen, omdat het
een fascinerend gezicht is het
brood in een draaikolkje naar
de diepte te zien verdwijnen.
Hoewel er in die gevallen geen
misverstand bestaat over het
ogenblik waarop het aas
wordt genomen, blijken vele
hengelaars toch grote moeite
te hebben om het ogenblik te
bepalen, waarop precies moet
worden vastgeslagen. Meest
al is men iets te vroeg en geeft
men de vis niet de tijd om het
brood goed in de bek te ne-
Er is nog iets anders a
ik u wil waarschuwen. Vis
nooit met een drijvende korst
in de buurt van watervogels.
Zo'n eend of meerkoet heeft
een korst sneller te pakken
dan u denkt. En het is een ui
terst vervelende bezigheid
om een haak uit de bek van
een vogel te moeten halen.
Tenminste als u er in slaagt
het beestje binnen handbe
reik te brengen, want dat is al
een toer op zich.
Tot slot nog één suggestie: het is
moeilijk om zoveel brood mee
te nemen, dat het aan het eind
van de visdag precies op is.
Vaak blijven er wel een paar
sneetjes over en afgaand op
watje langs de waterkant ziet,
ook nog wel eens wat meer.
Zijn er watervogels in de
buurt, dan is de bestemming
snel gevonden. Zijn dieer niet
gooi het dan niet zomaar in
het water of op de kant.
Het is niet denkbeeldig dat u
daarmee een goede voe
dingsbodem schept voor on
gedierte. zoals ratten en mui
zen. Stop het daarom liever in
uw vistas en gooi het thuis in
de vuilnisbak.