Andes expeditie terug Brood is en blijft belangrijkste aas ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1980 EXTRA PAGINA 29 "Ik ben Jezus inderdaad tegen gekomen maar in heel ander verband LEIDEN - Vlak voordat hij zich zes weken gele den bij de expeditie voegde en naar Peru vertrok, verklaarde Kees Frijlink: ,.Het worden zes weken van bikkelen en afzien. Re ken maar, dat ik daar ten minste drie keer Je zus tegenkom. Zo zwaar wordt het". Kees Frijlink nu: ,,Ik ben Hem inderdaad tegengekomen, maar op een heel andere ma nier natuurlijk. Meer qua in termenselijke relaties. Van eh....hoe vang ik dat verlies van Bernard op? Hoe ver werkt de rest dat? Gaan we door of niet? Hoe denken de anderen daarover? Wat vindt Liesbeth, de vrouw van Ber nard ervan? Allemaal vraag stukken waar ik erg mee zat". „Bij drie van ons was meteen de motivatie weg. Zij waren psy chisch dermate aangeslagen, dat ze voortzetting van de tocht niet meer zagen zitten. Ze hadden al die tijd' al hun zinnen op de Huascaran ge zet. En toen dat geen haalbare kaart meer bleek, hoefde het voor hen niet meer. Heimwee kwam daar ook nog bij. Ze zijn dan ook een week eerder naar beneden gegaan". „En wij? Wij: Koos. Ruud van Maastricht. Jan en ik zijn ver der gegaan. We hebben de Pisco (5700 meter), een wat lagere top, beklommen. Lies beth wilde dat uitdrukkelijk. Ze zei dat Bernard het wel licht ook zo had gewild". Zodoende hebben ze ook nog geprobeerd langs de noord kantvan de Chopicalqui (6300 meter) te klauteren, maar hal verwege zijn ze daarmee ge kapt. Frijlink: „Er was te wei nig motivatie, terwijl die berg, ondanks daUie vrij pittig en eigenlijk extreem moeilijk is. voor ons best te doen was ge weest". Strak schema Feitelijk doel van de Neder landse Andesexpeditie, be staande uit de alpinisten Jan Hendriks, Koos van Leusden, Ruud van JVIaastricht, Peter Nijssen, Simon Oosterhuis, Bernard Teilegen, Ruud Wout en Kees Frijlink, was zowel de noordtop (6654 me ter)-als de zuidtop (6768 me ter) van de Huascaran de baas te worden. Iets, dat in de ge schiedenis van de bergsport nog nooit is vertoond. Wèl zijn in het verleden expedities er in geslaagd de twee toppen van deze reus in het Andes- gebergte afzonderlijk te be teugelen. Om die prestatie te kunnen le veren. werd reeds maanden tevoren begonnen met een strakke voorbereiding. Voorts was er een strak schema aangelegd. Het was de bedoeling dat de acht erva ren bergbeklimmers zich zouden splitsen in twee groe pen: één van drie man en éen van vijf. Terwijl de ene ploeg de afdaling zou voorbereiden, zou de an dere groep de beklimming van de noordtop in gang moe ten zetten. Maar eerst zou de groep op zo'n 4500 meter hoogte een basiskamp moe ten opslaan, om van daar uit op verschillende hoogten vier andere kampen neer te zetten. Volgens het schema zou dan na twee weken op de top de vlag kunnen worden geprikt. Ernstig Maar zo heeft het dus niet mo gen zijn. Nog maar nauwe lijks had de zuidgroep (be staande uit Bernard, Jan en Ruud van Maastricht) zich van de noordploeg gesplitst, teneinde zich over twee we ken weer bij elkaar aan te slui ten, of het noodlot zette een fikse streep door de rekening. Frijlink: „Wat ik er van weet is dat Bernard bij de beek water ging halen voor thee. maar niet terugkwam. Later von den Jan en Ruud hem een eind stroomafwaarts. Hij had een hoofdwond en klaagde over z'n heup. Jan en Ruud hebben toen meteen een brancard in elkaar gezet en hem naar de tent gebracht. Daar vervolgens verpleegd". „Maar hij kon nauwelijks pra ten en z'n verwondingen wa ren te ernstig om 'm te ver voeren. Ook al omdat de duis ternis was ingevallen. Te link om dan af te dalen. Jan en Ruud besloten tot de volgen de ochtend te wachten en dan naar het ziekenhuis te gaan. Maar diezelfde avond be zweek Bernard. Inwendige bloedingen bleek later. Maar wat er precies gebeurd is, we ten we niet. Dat heeft Bernard niet kunnen vertellen. Zijn ene been was op twee plaat sen gebroken. Hij moet dus lelijk zijn gevallen", aldus Frijlink. Hoogteziek De Leidse tekenleraar zou het slechte nieuws pas twee we ken later vernemen. Om pa niek bij de noordploeg te voorkomen hield de zuid- ploeg het bericht bewust ach ter. De noordploeg was intus sen nietsvermoedend bezig de beklimming voor te berei den. Kees Frijlink: „De eerste drie dagen was ik behoorlijk hoogteziek. Dat krijg je, wan neer je te snel stijgt en je li chaam niet voldoende rode bloedlichaampjes kan aan maken. Je moet dan vaker ademen en dat ben je niet ge wend. Kotsmisselijk word je". „En een bonkende hoofdpijn krijg je. Op een gegeven mo ment ben ik echter toch maar aan de slag gegaan. Dan acclimatiseer je sneller. Ik beTi dus gaan helpen de kam pen te bevoorraden. Naar bo ven en weer naar beneden. Dat doe je maar één keer op een dag. Dan ben je leeg. En je zweet je rot. Gauw vier liter vocht op een dag. Dat merkje niet, maar toch moetje zorgen die liters weer binnen te krij gen". Extreme kou Van extreme kou, noch van an dere noemenswaardige te genslagen. heeft de expeditie tot haar vreugde geen last ge had. Slechts één keer was het ietwat penibel, weet Frijlink. •Om bagage te sparen had ik m'n slaapzak en donzen broek in het ene kamp ach tergelaten. We moesten im mers de volgende dag toch weer terug". „Nou, dat heb ik geweten. Geen oog dicht gedaan die nacht. Ik heb steeds moeten zorgen dat m'n tenen niet bevroren. Dus om de haverklap thee zetten om mezelf en de kruik op temperatuur te houden. Sla pen is er dan uiteraard niet bij". Voor het overige zat het Frijlink behoorlijk mee. Amper last van sneeuwblindheid, geen verbranding door de zon. Kees had dan ook ruim schoots voorzorgsmaatrege len getroffen. Om schaaf wonden te voorkomen had hij bijvoorbeeld z'n huid hele maal ingepakt. Rovers De expeditie werd evenmin ge hinderd door Peruviaanse rovers. Dit in tegenstelling tot vier Westduitse studenten, die terwijl ze bezig waren de Huascaran te beklimmen, werden overvallen door bloeddorstige indianen. Drie van hen werden in koelen bloede neergeschoten. En de geruchten willen dat ze na dien door dezelfde heer schappen nog zijn onthoofd. In elk geval wist de vierde Westduitser te ontsnappen en de gringos bij de politie aan te geven. Onze alpinisten zijn voor der gelijke aanslagen gespaard gebleven. Dieren vielen hen al evenmin lastig. „Die zijn daar nauwelijks", weet Kees. ..Het is er zo hoog en zo dor. Je ziet er alleen van die hele gro te marmotten, een paar gieren en condors. Die klimmen nog sneller dan jij". Smak Het klimmen verliep in de noordploeg overigens zeer voorspoedig. „Het ging zelfs zo goed, dat we een dag voor kwamen te liggen op ons schema. We hadden feitelijk in onze ploeg maar één tegen slag. Dat was toen Simon Oosterhuis die smak maak te". Oosterhuis was bezig af te dalen van kamp 2 naar het lager ge legen kamp 1. En juist op het laatste stuk, een loodrechte ïjswal van twaalf meter hoog, ging het mis. Oosterhuis schoot met zijn stijgijzer los. raakte uit balans en maakte een val van acht meter. Ruud Wout, de tweede man aan het Anderhalve maand geleden vertrokken acht ambitieuze Nederlandse alpinisten met het volste vertrouwen naar het Zuidamerikaanse Andesgebergte om de twee toppen van de Huascaran. de hoogste berg van Peru, te bedwingen. Zojuist keerden zeven van hen terug. Verslagen, bedroefd. Ze hadden hun vriend Bernard Teilegen (31) uit het Gelderse Wijchen. de achtste deelnemer aan de Andesexpeditie, verloren. Teilegen, de meest bekwame en ervaren bergbeklimmer van de expeditie, verongelukte er, notabene nog voordat de klimtocht was begonnen. Vanzelfsprekend kwam dat tragische nieuws bij de leden van de expeditie heel hard aan. Aangezien de groep al gesplitst was, konden sommigen van hen pas twee weken' later op de hoogte worden gesteld. De nodige tijd verstreek, voordat iedereen die klap op zijn manier verwerkt had. En behalve dat er toen bij sommigen geen enkele animo meer bestond om de expeditie voort te zetten, resteerde er niet genoeg tijd meer om de Huascaran onder de duim te krijgen. Ook al had Liesbeth Aussen, de echtgenote van Tellegen, dat laatste graag gezien. De expeditie verliep immers zo voorspoedig. Eén van de deelnemers, de 29-jarige alpinist Kees Frijlink uit Leiden, vertelt hieronder over de Andesexpeditie, die heel anders uitpakte dan hij had kunnen bevroeden. touw, kon zijn val nog blok keren. Desondanks liep Oos terhuis een gat in zijn hoofd op, alsmede enkele schaaf wonden en een bloedende De 29-jarige Dongense alpinist was meteen al zijn zelfver trouwen kwijt en toen daar de volgende dag het droeve nieuws over Bernard boven op kwam. restte er voor hem geen andere mogelijkheid dan te stoppen. Onlusten Kees Frijlink: „De avond ervoor had ik nog per walkie-talkie aan Koos, de expeditieleider, gemeld dat wij de wind in de zeilen hadden. We hadden Koos naar beneden, naar het basiskamp, gestuurd, om in formatie over de zuidploeg in te winnen. We hadden name lijk van Belgische alpinisten vaag iets gehoord, dat er iets was fout gegaan". Frijlink stelde Koos dus op de hoogte van de voorsprong op het schema. „We waren ra zend enthousiast", weet Kees. „Maar toen zei Koos opeens dat we naar beneden moesten komen. Moet je nagaan, ter wijl het zo ontzettend goed ging, moesten we naar bene den. Omdat, zo vertelde Koos, in Peru onlusten dreigden uit te breken in verband met de installatie van president Be- launde. Een enorme afknap per natuurlijk". Koos vertelde dat de Guardia Civil (militaire politie) in het basiskamp was geweest en dat alle klimmers zich paraat moesten houden, opdat ze snel het land zouden kunnen verlaten, wanneer er contac ten waren met de ambassa des. Smoes „Maar toen we de volgende dag Koos bereikten, hoorden we het ware nieuws pas", aldus Frijlink. Dat van die onlusten was een smoes, zo bleek. Het ging om Bernard. Daar zaten ze dan. Volkomen uit het veld geslagen. Kees Frijlink: „Tevoren hadden we al doorgepraat, dat er een on geluk zou kunnen gebeuren. De risicofactor in de Andes is ten slotte zes procent. We hadden gezegd van: als ik af val, gaan jullie maar door. Maar wanneer het dan ie mand anders is. die er opeens niet meer is, dan wordt het toch heel anders. Dan is dat vrij emotioneel". Eer iedereen het verlies van zijn vriend had verwerkt, loonde het niet langer de moeite om de tocht voort te zetten. Frij link: „Ik wilde nog wel. Maar eigenlijk was het onbegonnen werk. We hadden immers bo ven de kampen deels al afge broken. En om die weer op te bouwen, kostte te veel tijd" Afleiding Peter, Simon en Ruud Wout be sloten op dat moment af te haken en gingen als toerist naar Lima. Frijlink: „Ruud van Maastricht, Jan, Koos en ik zijn naar alternatieve doe len gaan zoeken. We wilden toch nog wel enkele toppen beklimmen. Vooral Ruud en Jan waren daar nodig aan toe. want zij waren tien dagen aan één stuk doende geweest alle formaliteiten met betrekking tot Bernard in orde te maken. En hadden nu dringend be hoefte aan wat afleiding". Zodoende werd de Pisco be klommen. Met zijn 5700 meter betekende dat een hoogtere cord voor de expeditie en voor Kees. Vervolgens nog de Chopicalqui. Maar dat mis lukte. Daarna werd het basis kamp afgebouwd en keerde men. na een toeristisch weekje in de Peruviaanse hoofdstad Lima, terug naar huis. Waardevol Kees Frijlink: „Qua klimwerk had ik me er natuurlijk veel meer van voorgesteld. De prestatie die je had willen le veren en ook kunnen leveren, heb je niet geleverd. Maar daarvoor in de plaats heb ik weer zo veel waardevolle er varingen opgedaan op het in termenselijk vlak". „Je zit daar immers hoog in de bergen met zeven andere mensen op een kluit. Zeven verschillende karakters, die tezamen dat verlies moeten uitknokken. Op zo'n moment zie je ook wat je precies aan elkaar hebt en hoe iedereen werkelijk is". „Je moet ook niet vergeten dat ik het secretariaat van de expeditie voerde. Alle rode draden kwamen bij mij uit. Daar heb ik veel van opgesto ken. Trouwens, ik zou de hele klimtocht meteen weer doen. Als je eenmaal met dat alpi nisme besmet bent, raak je dat niet meer kwijt. De geva- renfactor ligt misschien wel hoog, maar je hebt er plezier in, dus doe je het". Onbenullig „En nu? Nu moeten we allerlei verslagen schrijven. Rappor ten over hoe ons al dat vries droge voedsel beviel, dat ons door sponsors ter beschik king was gesteld. We moeten ook noteren wat we precies aan die sportkoeken hebben gehad. Ze waren niet al te smaakvol nee. Maar prima spul hoor. Heel voedzaam en het hielp bovendien uitste kend tegen diarree. Dat krijg je daar natuurlijk met dat wa ter en de belabberde hygiëne daar", aldus Frijlink. Resumerend verklaart hij: „Het meest lullige van alles is dat van Bernard. Dat hij, notabe ne de beste klimmer in ons land, op zo'n manier is veron gelukt. Daarom geloof ik ook wat z'n vrouw Liesbeth heeft gezegd: Zij zei: „Alle grote klimmers komen om op een onbenullige manier, denk ik. en Bernard was een groot klimmer". Wat voor aas nemen we vandaag? Gek genoeg is dat een vraag, die sportvissers onder el kaar vrijwel nooit stel len. Terwijl hengelaars toch urenlang kunnen discussiëren over aller hande zaken. Zo kan de keuze van een bepaalde hengel soms veel tijd in beslag nemen. Over de voorkeur van het ene haakje boven het andere worden lange problematie- ken gevoerd. Om nog maar niet te spreken over de voor- en nadelen die bepaalde pen netjes hebben. Een loodje meer of minder, de kleur, de antenne, het drijflichaam. Maar bij de keuze van het aas laat de hengelaar zich meestal leiden door zijn gewoonte. Een half witje of bruintje dat vrouwlief extra neemt boven de.dagelijkse mondvoorraad, wanneer de man de volgende dag naar de visgronden trekt. De paar gulden maden, waarmee het plastic doosje wordt gevuld door de hengel sportwinkelier. Of de dot wormen die vergaarc'. is, na een halfuurtje actief z^n in en grasveld met de riek. De meeste vissers zijn onge looflijk trouw aan de in hun ogen favoriete aassoorten. En dat is opmerkelijk omdat er op dat gebied een enorme va riatie is en de mogelijkheden om te experimenteren vrijwel altijd aanwezig zijn. Brood is behalve een van onze belang rijkste voedingsmiddelen, ook het meest gebruikte aas. In de eerste plaats is het ge makkelijk verkrijgbaar. En voor het gebruik behoeven ook geen weerstanden over wonnen te worden, zoals dat bij maden en wormen wel eens het geval kan zijn. Je prikt nu eenmaal makkelijker een haakje in een plukje brood dan in een kronkelig beest. Welk brood is nu het meest ge schikt om aan de haak te slaan als aas? In algemene termen is daar geen sluitend ant woord op te geven. Zeker niet in de trant van: wit brood is beter dan bruin, ol andersom. Wel is het zo dat bepaalde broodsoorten afvallen omdat ze moeilijk aan de haak te slaan zijn. en er in het water snel afweken. Korrelig Dat laatste geldt bijvoorbeeld voor de meeste volkorensoor ten, waarvan de structuur zo korrelig is dat er geen goed vlok of pluim van te maken is. Een andere voorwaarde is dat brood vers moet zijn. Maar ook weer niet zo vers dat het plakkerig wordt. Dan is het heel moeilijk om er een luch tig plukje uit te 'trekken dat door de vis gemakkelijk in de bek kan worden genomen. Een nog veel voorkomende fout bij hengelaars is dat het brood dat als aas wordt gebruikt - te stevig om de haak wordt geknepen. De vis moet veel te veel moeite doen om het eraf te krijgen. Er zijn zelfs nog al tijd sportvissers die van een stukje brood een keurig hard balletje draaien in de overtui ging dal de vis wel zal toe happen. Helaas is een balletje lang niet zo attractief als een in hel water uitwaaierende vlok. Hoe maken we zo'n vlok? Wel heel eenvoudig. Met duim en wijsvinger trekken we een plukje brood uit een sneetje. We vouwen dat om de haak- steel en wel zo dat de haak- bocht en de punt door net brood worden bedekt. We drukken nu het brood bij de haaksteel licht aan. zodat het er niet afvalt bij het inwerpen. De pluim is in feite een variant op de vlok of andersom. Hier wordt het plukje brood niet om de haak gevouwen, maar wordt ér tussen duim en wijs vinger een puntje aan ge draaid. In dat puntje wordt de punt van de haak geduwd en wel zover dat het hardere ge deelte op de haaksteel komt, terwijl de bocht en de punt worden verborgen door het zachte gedeelte. Persoonlijk geef' ik de voorkeur aan de vlok boven de pluim, omdat bij het draaien van een puntje het brood toch vaak teveel wordt samengedrukt. Uitdrogen Bewaar brood, waarmee u gaat vissen, in een zodanige ver pakking dat het niet de kans krijgt om uit te drogen. Ook op de visdag zelf is het be langrijk het brood uit de zon en de wind te houden, omdat het anders in zeer korte tijd uitdroogt en niet meer bruik baar is. Een vochtig hand doekje boven het brood kan ik iedereen aanbevelen. Mocht het brood door welke oorzaak dan ook thuis toch iets te oud zijn geworden, dan kan het via een enkele kunst greep vaak toch nog geschikt worden gemaakt om er mee te vissen. Houdt het brood in dat geval boven de stoom van een ketel water. Pas wel op dat u uw vingers niet brandt. En wikkel het direct daarna in een vochtige doek. Is er helemaal niets meer mee te beginnen, dan kunt u er als noodsprong altijd nog een deegje van maken. Voor het maken van een geschikte deegsoort moet het brood worden ontdaan van korsten en worden samengekneed na toevoeging van wat water of melk. Er zijn legio vissers die daar nog bepaalde kleur- en reukstoffen aan toevoegen om het geheel wat aantrekke lijker te maken voor de vis. In hoeverre dat de vangst gun stig of ongunstig beïnvloedt zal wel altijd een raadsel blij ven. De een zweert erbij en de ander vindt het klinkklare nonsens. U mag zelf uitma ken tot welke categorie u uzelf wilt rekenen. Wanneer u uw deeg vantevoren maakt is het noodzakelijk om uitdrogen te voorkomen. Dat kan bijvoorbeeld door de kle verige substantie in een deeg spuit te stoppen. Voor een paar gulden zijn die dingen te koop in de hengelsportwin kel. Met een touwtje of koordje om de hals hebt u het aas altijd binnen handbereik. Torren pikken Deeg is vooral het favoriete aas van wedstrijdvissers tijdens concoursen. Zeker wanneer het gaat om de zogenaamde "torrenpikkerij" waarbij ook de ondermaatse visjes mee tellen. Smeurig deeg op de juiste wijze gepresenteerd blijkt vooral de kleinere vis sen aan te trekken. Natuurlijk wel in combinatie meteen ge schikt voertje. Waf internationale concoursvissers soms c aan het ongelooflijke. i aas meeslepen naar de waterkant grenst soms De combinatie voer-aas is be langrijk. Nog teveel henge laars menen dat de samen stelling van het voer anders moet zijn dan het aas op de haak. Zij voeren bijvoorbeeld met bruin brood en zetten een witte vlok op de haak, omdat het beter zou vangen. De vis zou de lichtgekleurde vlok beter zien tussen al het bruine brood. Ervaren hengelaars weten dat dié vlieger niet op gaat. Er bestaat ook niet zoiets als een altijd vangende broodsoort. De ene keer blijkt de vis voor al te vangen aan witbrood. Een volgende keer in hetzelf de water en op precies dezelf de plaats geeft de vis de voor keur aan een bruine vlok. En de derde keer blijken zowel wit als bruin brood minder tot de verbeelding van de vis te spreken en is er het best te vangen met een paar maden als aas. Dat wiist nog eens op het belang om tijdens een visdag een beetje te experi menteren. Niet alleen met de diepte waarop wordt gevist, maar ook met verschillende aassoorten. Drijvende korst Er is ook nog een andere moge lijkheid om brood te benutten als aas. Dat is het toepassen van de zogenaamde "drijven de korst". Het wordt vooral toegepast door karpervissers die hun hengel uitgooien in cultuurwateren. In vijvers en putten waarin kweekkarper is uitgezet. Het is een manier van vissen die meestal alleen succes oplevert in de rustige uurtjes. Dus bij het krieken van de dag of tegen het vallen van de avond. Gek genoeg is het succes van de drijvende korst sterk afhan kelijk van het viswater. Er zijn wateren waar de vis gere geld te vangen is aan een met raffinement gepresenteerde korst. Er is ook viswater waar de vis zelden of nooit aan de oppervlakte verschijnt om zo'n stukje brood weg te slobberen. Eén ding is zeker: vissen met een drijvende korst is een zeer attractieve vorm van vissen, omdat het een fascinerend gezicht is het brood in een draaikolkje naar de diepte te zien verdwijnen. Hoewel er in die gevallen geen misverstand bestaat over het ogenblik waarop het aas wordt genomen, blijken vele hengelaars toch grote moeite te hebben om het ogenblik te bepalen, waarop precies moet worden vastgeslagen. Meest al is men iets te vroeg en geeft men de vis niet de tijd om het brood goed in de bek te ne- Er is nog iets anders a ik u wil waarschuwen. Vis nooit met een drijvende korst in de buurt van watervogels. Zo'n eend of meerkoet heeft een korst sneller te pakken dan u denkt. En het is een ui terst vervelende bezigheid om een haak uit de bek van een vogel te moeten halen. Tenminste als u er in slaagt het beestje binnen handbe reik te brengen, want dat is al een toer op zich. Tot slot nog één suggestie: het is moeilijk om zoveel brood mee te nemen, dat het aan het eind van de visdag precies op is. Vaak blijven er wel een paar sneetjes over en afgaand op watje langs de waterkant ziet, ook nog wel eens wat meer. Zijn er watervogels in de buurt, dan is de bestemming snel gevonden. Zijn dieer niet gooi het dan niet zomaar in het water of op de kant. Het is niet denkbeeldig dat u daarmee een goede voe dingsbodem schept voor on gedierte. zoals ratten en mui zen. Stop het daarom liever in uw vistas en gooi het thuis in de vuilnisbak.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 29