"Twintigduizend pagina's lang: kernenergie moet" Economische gebondenheid verruimd bij verdeling woonruimte ZATERDAG 14 JUNI 1980 DEN HAAG - Als 519 deskundigen uit 46 landen (uit het Westen, het oostblok en het arme Zuiden) en van vijf internationale or ganisaties na ruim twee jaar vergaderen met een redelijk eensgezind, negendelig, 20.000 pagina's tellend eindrapport komen, dan is dat niet niks. Als in dat rapport, dat f200 miljoen heeft gekost, de hele kernenergie cyclus (van uraniumwinning tot afvalber- ging) gedetailleerd onder de loep wordt ge nomen, dan kan men de uitkomsten van zo'n studie niet zonder meer naast zich neerleg gen. En als één van die uitkomsten is „dat verwacht kan worden dat kernenergie een steeds grotere rol zal spelen bij het vervullen van de wereldenergiebehoefte en dat kern energie daartoe op grote schaal beschikbaar kan zijn en ook dient te zijn", dan moet dat toch wel de tegenstanders van kernenergie met de mond vol tanden zetten. Deze goed klinkende redenatie wordt - zo blijkt steeds dui delijker - aangehangen door het kabinet-Van Agt. De stu die, de International Nuclear Fuel Cycle Evaluation (INF- CE), wordt de basis van het spoedig verschijnende derde deel van de Energienota, waarin VQor verdere uitbrei ding van kernenergie in Ne derland wordt gekozen. Over die nota zal de maatschappe lijke discussie over de Ne derlandse energieproblema- tiek gaan; een discussie die de besluitvorming van regering en parlement wel kan beïn vloeden, maar er nadrukke lijk niet voor in de plaats komt. De INFCE-studie, die eind fe bruari werd uitgebracht, lijkt een uiterst scherp wapen in die discussie. Iedere deskun dige in ons land, die argumen ten tegen kernenergie denkt te hebben, kan worden plat gewalst met citaten uit een of meer van de 20.000 pagina's. Iedere tegenstander van kernenergie bokst bij voor baat op tegen de samenge balde kennis van meer dan 500 mondiaal verzamelde deskundigen. Iedere weife laar kan met reeksen argu menten uit dit rapport om de oren worden geslagen. De INFCE-studie is, zo te zien, van wezenlijk groter belang dan de uitkomst van de maat schappelijke discussie. Maar is het wel zo'n scherp wa pen? Valt er tegen dit rapport niets zinnigs meer in te bren gen? Wie het werkstuk bestudeert, stoot al bij oppervlakkige le zing op het feit, dat aan de studie o.a. „ten grondslag heeft gelegen, dat alle deel nemers zich bewust waren van de dringende noodzaak aan de wereldenergiebehoef te te voldoen en dat daartoe kernenergie op grote schaal voor vreedzame doeleinden beschikbaar zou moeten zijn". mBMSL for Marketing and Strategie Planning (prijs f 13P0). Geen 850.000 MWe aan kernenergie rondom de eeuwwisseling, maar hoogstens 480.000 MWe, zo meldt Nucleonics Week van 29 mei over deze stu- Volgens Interdevelopment is er op dit moment in alle onder delen van de kernenergie cyclus een aanzienlijke over capaciteit. Een situatie, die vrijwel zeker ook zonder het Harrisburg-incident zou zijn ontstaan. Oorzaak: de onjuis te. „onrealistische" prognose over economische groeien energieprijzen, die door „offi ciële instanties" in Oost en West in de computer worden gestopt, waarbij die instanties dan geen rekening houden met politieke en andere bar rières. Zo komen de officiële ramingen altijd veel te hoog uit. Tegenstanders va energie kunnen de komende tijd rekenen op een nieuw wapen in het kamp van de voorstanders: het lijvige internationale rap port van de lnfce. aanverwante artikelen zal dalen. „Harrisburg" heeft op die ontwikkeling een grote invloed. Voor ons land luidt de voor spelling: „Het wordt waar schijnlijk geacht dat stringen te energiebesparende maat regelen den jaarlijkse groei van het energiegebruik be langrijk zal afremmen en dat wegens de oppositie tegen kernenergie aan de behoefte aan energiecentrales zal wor den voldaan door het gebrui ken van kolen en olie". gie, ook als zij het niet nodig hebben, om de mogelijkhe den te hebben die de geïndus trialiseerde landen hebben. Oost en West willen niet bij elkaar achter blijven, niet op energiegebied en niet op het gebied van de kernbewape ning, dat via de plutonium- produktie nu eenmaal onver brekelijk met kernenergie verbonden is en blijft. Drang Deze drang van alle deelnemers leidde niet tot een kritische bezinning op de noodzaak van kernenergie, maar tot een waanzinnige overdrijving van die noodzaak. Men berekende dat er om aan de vraag naar energie te kunnen voldoen, rondom de eeuwwisseling minstens 850.000 MWe aan kerncentrales buiten het oostblok moet zijn opgesteld en in 2025 minstens voor 1.800.000 MWe tegen de hui dige 126.000 MWe. En dat is nog maar het „lage" scenario: volgens het „hoge" fcenario moet er in het jaar 2000 maar liefst 1.200.000 MWe en in 2025 niet minder dan 3.900.000 MWe aan kernener gie beschikbaar zijn, en om dat mogelijk te maken, moe ten we wel van vandaag of zo'n honderd kerncentrales per jaar gaan bouwen. „Een soort internationale grap", zei Henry Rowers van de Stanford University, advi seur van de Carter-regering, tijdens de INFCE-conferen- ties, tegen het wetenschap pelijk tijdschrift Science over deze opgeschroefde bereke ning van de vraag naar ener gie. „Niemand die ik ken en die naar deze cijfers heeft ge keken, gelooft serieus aan de ze geraamde behoefte aan energie in het jaar 2000 Een belangrijk raadgevend bu reau voor de Amerikaanse in dustrie, Interdevelopment Inc. of Arlington, komt dan ook tot heel andere cijfers in het rapport World Nuclear Power and its Fuel Cycle after Three Mile Island: A Guide Prognose vaanzinnige Interdevelopment deed het on der leiding van Frank Farris (oud-directeur Atomics In ternational en van Interatom) anders: men analyseerde de situatie per land. Voor de Verenigde Staten is dan de prognose, dat er in de jaren '80 geen orders voor nieuwe kerncentrales zullen komen, de lopende orders voor kern- centralef kans lopen inge trokken te worden wegens de grote financiële risico's en de te grote onzekerheden, nieu we centrales deze eeuw niet meer zullen worden gebouwd en het aantal verkopers (en makers) van kernreactoren en Het tot i: overdrijven van de energie in de niet-c tische wereld rondom de eeuwwisseling in het INFCE- rapport (ook uit de commu nistische wereld had men, ondanks de deelname van deskundigen uit Het oostt' dere gevolgen. Om aan uie vraag te kunnen voldoen, moest immers alles op kerne nergiegebied kunnen. En voor de 519 deskundigen kon dan ook alles. Veiligheid Veiligheid van kerncentrales en kweekreactoren? Geen probleem. Opwerking van oude splijtstofstaven? Geen probleem. Opbergen van kernsplijtingsafval in zout- koepelf en lagen graniet of basalt? Geen probleem. De verspreiding van kernwa pens? „Doeltreffende maat regelen kunnen en moeten worden genomen om dat ge vaar zo klein mogelijk te ma ken, zonder dat daarbij de energievoorziening of de ontwikkeling van kernener gie voor vreedzame doelein den in gevaar te brengen" was wederom niet de uitkomst van de studie, maar een van de „grondslagenwaarvan alle deelnemers vooraf al overtuigd waren en een me ning waarin zij door de studie alleen maar werden ge sterkt. President Carter was in de lente van 1977 een van de initiatief nemers voor deze internatio nale studie. Het ging hem daarbij niet om een kritische bezinning op de kernenergie zelf, maar wel om een bezin ning op de verdere versprei ding van kernwapens, met name door de produktie van (voor bommen bruikbaar) plutonium in alle werkende kernreactoren. De schrik van de Indiase proefexplosie van een „Vredesbom" in 1974, geladen met plutonium dat was gemaakt in een door Ca nada geleverde reactor voor wetenschappelijk onder zoek. President Carter en zijn staf wilden weten welke onder delen van de kernenergie cyclus niet kunnen leiden tot kernwapenproduktie, welke onderdelen op althans dat gebied „ongevaarlijk" waren en dus konden worden voort gezet, geexporteerd en gesti muleerd. Maar ook vanuit dat gezichtspunt was het INFCE al meteen een volledige mis lukking: er is nu eenmaal een wezenlijk verschil tussen het zo klein mogelijk maken van het gevaar van verdere ver spreiding van kernwapens en het uitsluiten van de moge lijkheid van verspreiding van In de Verenigde Staten is het INFCE-rapport dan ook met opvallend weinig tamtam ontvangen. Er komt ook geen vervolg op. verzekerde het State Department aan het blad Science. En de VS willen ook zelf de boot niet missen nu het INFCE het tegengaan van verdere verspreiding van kernwapens geen stap verder heeft gebracht. Carter wil nu een research-reactor leveren aan Marokko (dat daardoor vrijwel zeker straks ooi' toe treedt tot de -nelgroeiende club kernv »>enlanden) en opnieuw verrijkt uranium gaan leveren aan India. En zo wordt een „internationale grap" ook nog bitter. Onbevooroordeeld Het was dus niet een gezelschap van onbevooroordeelde we tenschappers, dat deze studie ondernam. Integendeel: het waren 519 uitgesproken voor standers van grootschalige kernenergie, die tijd en geld kregen om hun vooropgezette mening met zoveel mogelijk argumenten, berekeningen en analyses te onderbouwen. Dat in het slotcommuniqué staat dat de deelnemers door deze studie in hun mening zijn gesterkt, is dan ook al lerminst verwonderlijk. Wie nog iets verder leest, ziet dat de internationale samen stelling van dit uiterst eenzij dige gezelschap bepaald niet heeft bijgedragen aan het we tenschappelijk karakter van het werkstuk. Integendeel: afgevaardigd waren immers vertegenwoordigers van geïndustrialiseerde landen en ontwikkelingslanden, van landen met kleine en grote kernenergieprogramma's, kernwapenstaten en niet- kernwapenstaten. Er waren bovendien vertegenwoordi gers van de industrie en han del in alles wat komt kijken bij een kernenergiepro gramma. Al die afgevaardig den zaten daar niet als onder handelaars, maar zij gedroe gen zich wel zo. Immers: nu voor de hele club bij voorbaat vaststond, dat kernenergie op grote schaal moet worden ingezet in de hele wereld, wilde geen en kele deskundige dat zijn land of zijn club daarbij de boot zou missen. De ontwikke lingslanden willen kernener- Mevrouw A. is een alleenstaan de moeder met een dochtertje van 5 jaar. Toen de relatie met haar man, met wie ze niet was getrouwd, stuk liep, verhuis de zij een half jaar geleden naar Leiden. Ze had in Leiden namelijk mensen leren ken nen, met wie ze goed bevriend was geraakt en bij wie ze kon Intussen heeft ze zich snel aan haar nieuwe omstandigheden aangepast en is ze zich in Lei den thuis gaan voelen. Ze heeft er prima werk gevonden als receptioniste voor vijf ochtenden per week. De ver huizing naar Leiden heeft bo vendien haar dochterlje zichtbaar goed gedaan. Ze wonen voorlopig ook best prettig, mevrouw A. en haar kind. Maar zij is zich er nu al van bewust, dat ze op den duur toch graag op zich zelf zou willen wonen. Dus meld de ze zich alvast maar bij bu reau huisvesting van de ge meente voor inschrijving als woningzoekende. Ze wist wel zo'n beetje, dat het dan toch nog lang genoeg kon duren voordat ze aan de beurt zou zijn. Maar bureau huisvesting beslis te afwijzend op haar verzoek: ze was geen ingezetene van de gemeente Leiden (d.w.z. woonde nog niet lang genoeg in Leiden), maar ook haar economische binding gaf (nog) geen aanleiding voor registratie. Hoe zat dat nu? Ze werkte toch in Leiden? Jaar wachten Dat doet mevrouw A. inder daad. Maar op zichzelf is dat niet zonder meer voldoende voor registratie. Daarvoor is namelijk vereist dat: 1. het werk gedurende tenmin ste 80% van een normale werkweek wordt verricht; 2. het werk een „continu" ka rakter draagt; 3. de aanvrager niet woont in de omgeving van Leiden. Het verzoek strandde op de eerste waarde. Ze werkte maar halve dagen (dus 50%>) in Leiden. Bureau huisvesting gaf haar wèl te kennen dat ze over een half jaar terug kon komen. Iemand, die namelijk tenminste 50% economisch gebonden is aan Leiden, kan ingeschreven worden, als de ze binding een jaar heeft ge duurd (de derde voorwaarde geldt dan eveneens). Aanpassing Deze laatste bepaling is nieuw. De regeling woonruimtever deling van mei 1978 is zojuist namelijk aangepast aan de Woonruimtebeschikking van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruim telijke Ordening van 1 januari 1980. In deze beschikking geeft de staatssecretaris on der meer een definitie van het begrip economische gebon denheid. Omdat de gemeente Leiden een strengere defini tie hanteerde, moest de rege ling woonruimteverdeling worden gewijzigd. De ge meente is namelijk gebonden In het hoofdstuk „begripsbe palingen" van de regeling hebben B. en W. dan ook de definitie van economische gebondenheid, zoals de be schikking deze voorschrijft, overgenomen. Samengevat komt het er op neer, dat aan twee voorwaar den moet zijn voldaan: 1. het werk moet worden ver richt gedurende tenminste de helft van een normale werk week; 2. het werk moet een continu karakter hebben. Maar kijken we verder in de re geling. dan blijkt dat deze de finitie van economische ge bondenheid alleen van toe passing is op de afgifte van een woonvergunning voor een koopwoning. De econo mische gebondenheid als voorwaarde voor registratie en als voorwaarde voor afgifte voor een woonvergunning voor een huurwoning is veel enger omschreven Bij de afwijzing van het regi- stratieverzoek van mevrouw A. hebben we al gezien, welke extra voorwaarden dan gel den: 1. reeds minimaal een jaar in Leiden hebben gewerkt, voor wie tenminste 50%, maar minder dan 80% werkt; 2 niet in de omgeving van Lei den wonen. (Overigens mag de eis van economische ge bondenheid aan bepaalde groepen personen in bepaal de gevallen helemaal niet worden gesteld; omdat dit weer een hoofdstuk apart is, gaan we er hier niet nader op in). Woningnood Op deze wijze werkt de regeling woonruimteverdeling met twee verschillende definities van economische gebonden heid. Bovendien is de om schrijving van dit begrip als voorwaarde voor registratie en afgifte van een woonver gunning voor een huurwo ning heel wat beperkter dan de definitie van de Woon ruimtebeschikking. Tegen de achtergrond van de enorme woningnood in Lei den is deze beperking na tuurlijk begrijpelijk. Het is echter de vraag of deze han delwijze niet in strijd is met de tekst en de strekking van de Woonruimtebeschikking. Maar hoe dan ook, het is in elke geval te betreuren, dat de gemeenteraad geen aandacht aan deze en andere wijzigin gen in de regeling woonruim- teverdeling heeft geschon ken. De raad heeft ervoor ge kozen de regeling alleen m technische zin aan te passen en deze aanpassing over te la ten aan B. en W.; dit dan in afwachting van voorstellen voor een heel nieuw systeem van toewijzing, namelijk op basis van urgentie, dat. den ken wij. nog wel eens erg lang op zich kan laten wachten. Maar dit terzijde, wat mevrouw A. betreft zij vond het in elk geval onrechtvaardig dat zij als part-timer niet ook meteen kon worden ingeschreven. Ze was met haar halve baan in staat zich zelf en haar doch tertje te onderhouden. Waar om zou zij minder „econo misch gebonden" zijn dan iemand met een 80% baan? Zij wilde dit punt ook wel eens principieel laten bekij ken. Daarom besloot ze in be roep te gaan bij de Raad van State. Deze onpartijdige rech ter heeft dan het laatste woord. Alleen, voorlopig zal dat laatste woord no* niet gesproken zijn, want zo'n procedure duurt in het algemeen erg lang. Het zal dus helaas nog wel een tijd onduidelijk blij ven, of de gemeente het be grip „economische gebon denheid terecht beperkt kaaeft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 27