Een zijderups W' lm 'Bonte Pracht Vederdracht': onvolledige revuehistorie im i 1 JT^ W DONDERDAG 29 MEI 1980 met een deur kan al fataal zijn voor het broedsel. Moerbei en eik Letterlijk en figuurlijk hangt het leven van een zijderups dus permanent aan een zijden draadje. De exemplaren die in het Zyde-museum worden opgekweekt voor de be stemming die ooit door de mens werd uitgedacht voor hun soort, zijn vanwege hun afstamming in twee kolonies verdeeld. De ene variëteit (bombix mori, voor de vlin derkenners) gedijt uitslui tend op moerbeibladeren en dan bij voorkeur van de witte moerbei, de andere (antherae pemyi) leeft van eikeblade ren. Wil Mosmans vertelt dat de op moerbeiblad levende soort de fijnste zijde produ ceert. De zijde van de ei keblad-etende soort is veel ruwer, in de vaktaal gezegd: veel wilder. In de tuin achter het museum staat al een be scheiden aanplant van jonge moerbeiboompjes die het voedsel moeten gaan leveren voor de generaties zijderup sen die Wil en Annemarie in de toekomst denken op te kweken. Betekent hun initiatief de basis voor een bescheiden zijde-in- dustrietje? Daar ziet het niet naar uit. De zijdecocons (die een beetje op dikke wattige pindadoppen lijken) leveren per stuk ongeveer duizend meter enkelvoudige zijden draad op die bruikbaar is. Dat lijkt nogal veel, maar de ini tiatiefneemsters meten zo'n opbrengst wel af aan de kolossale hoeveelheid werk die aan de zijdeteelt vast zit. Wil Mosmans: „Als een ren dabele zaak kun je deze zijde teelt nauwelijks zien. Het is in de eerste plaats onze bedoe ling om het boeiende procédé van de zijdewinning voor be langstellenden te demonstre ren. Het afwikkelen van de zijden draad uit de cocon doen we, heel primitief, op een antiek houten haspeltje. Het weven van deze dunne zijde zou trouwens een bron van grote mislukkingen wor den. 't Is heel moeilijk werk als je het op ons handweefge touw zou willen doen. We demonstreren wel het zijde- gebeurt met dikke getwijnde importzyde uit Frank rijk". Voor het museumgedeelte is er inmiddels een bescheiden begin: wat zijden kleding stukken. een geborduurd Chinees zijden kamerscherm (dat aan een ingrijpende res tauratie toe is), antieke vlin- derprenten, en wat oude boe ken (met zijden kaftjes) over de zijdeteelt en beroemde zij dewevers. Het adres van het Zijde-museum („Ter Zyde" is de naam) is Plantagcbaan 199, 4725 AB Wouwse Plantage, telefoon 01657-583. LEENS MACARE „Zijderupsen eisen meer zorg en aandacht dan een baby". Wil en An nemarie Mosmans (moeder en dochter) zeggen dit uit de grond van hun hart. Wil is handweefster, Anne marie heeft het zeldza me beroep „zijdeteel ster" gekozen. Na een aantal jaren van studie en experimenteren op het ge bied van de zijdeteelt hebben ze het aangedurfd, hun erva ringen met deze materie een vastere vorm te geven door het stichten van een zijde voorlichtingscentrum annex museum. In een voormalige wagenmakerij in Wouwse Plantage (gelegen in het ge lijknamige Westbrabantse natuurgebied bij Bergen op Zoom) laten ze de belangrijk ste fasen van de zijdeteelt in onderlinge samenhang Wat als een hobby begon, blijkt in de praktijk een moeilijk, arbeidsintensief maar fasci nerend ambacht te zijn. „De zijdeteelt is een heel moei zaam proces. Een jaar of acht zijn we er al mee bezig, maar jarenlang volgde de ene mis lukking de andere op. Je moet er wel erg door gegrepen zijn om het steeds weer opnieuw te proberen", bekent Wil Mosmans. Het beginpunt van een zijdecul tuur moet, volgens de door haar verzamelde gegevens, een kleine vijfduizend jaar geleden in China hebben ge legen. De overlevering spreekt van een aanvankelijk streng bewaard geheim, op het verraad ervan zou de doodstraf hebben gestaan. Omstreeks het jaar 300 is de kennis van de zijdeteelt toch naar Japan en naar het Wes ten gesmokkeld. Landen als Frankrijk, Italië en Hongarije kregen in de daarop volgende eeuwen een bloeiende zijde teelt die echter in de twintig ste eeuw niet meer rendabel was en grotendeels weer uit Europa verdween. Tegen woordig is vooral China weer leverancier van zijde en zij dedraad, naast producenten als Japan en Thailand. Dag-en-nacht Zijdevlinder, eitjes, rupsen, co cons, zijdedraad. Dat is de cyclus die de basis is van de zijdeteelt. De zijdevlinder die aan het begin van die cyclus staat (en in het museum uit sluitend aanwezig is in opge zette toestand) is geen blijver tje. Zijderupsen leven net lang genoeg om te paren en, in vervolg op die daad, enkele honderden eitjes op de we reld te zetten. Als die eitjes onder de juiste condities worden verzorgd komen er zijderupsjes uit die, na een "groenvoerdieet" van een aantal weken, een paar maal gaan vervellen en zich ten slotte inspinnen. Een dubbele klier in het kopje produceert daartoe twee eindeloos-lange spindraden. Binnen vier da gen heeft de rups zichzelf in gekapseld in een cocon van deze, met lijm omhulde, zij den draden. In dit „schijndo de" stadium sterft de pop als de cocon aan warmte wordt blootgesteld. De zijdelijm lost dan op, het afwikkelen van de zijdedraad kan beginnen. De verschillende fasen in dit proces „van eitje tot zijde willen Annemarie en Wil Mosmans in hun Zijde-mu seum laten zien. Op een schoorsteenmantel in de „broedkamer" van het uit 1900 daterende huis staan pa pieren bakjes die een handvol korrels bevatten: de uit Japan geïmporteerde eitjes van zij devlinders. In grote glazen bakken staan grpene takken geplant: honderden don kerkleurige rupsjes kruipen af en aan over de bladeren. Dat zijn dan die rupsen die „meer zorg nodig hebben dan een baby". Annemarie over haar dagtaak in die eerste broedperiode: „Zes weken lang worden ze om de vier uur gevoerd met fijnge sneden moerbeibladeren, 's Ochtends om 6 uur geef ik ze de eerste voeding, 's Nachts om 12 uur de laatste. In de volgende levensfase planten we hele takken in de broed- bakken zodat ze, al etend, zelf op de bladeren kunnen krui pen. Ze hebben een geweldi ge eetlust. Maar ze zijn ook kieskeurig. Het blad moet el ke morgen vers worden ge plukt. Het moet jong, onbe spoten en droog zijn. De rup sen eisen ook een pijnlijk- schone omgeving. Aan het schoonhouden van de bak ken zit veel werk" Volgens Wil Mosmans zijn zij derupsen „overgevoelige" wezentjes, en lang niet alleen op het punt van hygiëne. Temperatuur en vochtig heidsgraad moeten, aan de hand van thermometer en hygrometer, op een bepaald peil worden gehouden. Zijde rupsen verdragen geen rook, parfumgeur en ander lucht jes, en aan harde geluiden hebben ze een geweldig he kel. Hard praten of het slaan Mimi Boesnach in de revue Nou nog mooier' (1927). HILVERSUM - ,JDe laatste ja- 1 ren worden weer pogingen in 1 het werk gesteld om de revue haar plaats te doen herove- ren. Het is het oude schablo- newerk van frivoliteit en jo- lijt, (nog) niet van kwaliteit. Daarmee is niets gezegd ten nadele van het onmiskenbare talent van enkele uitvoerende artiesten. Goede ideeën en teksten zijn in Nederland ech ter immer schaarse artikelen geweest. Een, typisch Neder lands, misverstand is het bo vendien om een revue te bou wen rond één of twee figuren. De ware duettisten en solisten die we gelukkig bezitten zijn op hun eigen vindingrijkheid aangewezen en kunnen het zonder enige schone-schijn- verpakking stellen". Deze nogal neerbuigend aan doende zinnen besluiten het onlangs verschenen boekwerk Bonte Pracht Vederdracht". Het gaat hier niet zoals de titel zou kunnen doen vermoeden om een verhandeling over pluimvee, maar over de ge schiedenis van de revue in Nederland. De auteur heet Dries Krijn (70), afkomstig uit het Amsterdamse thea termilieu. Hij werkte mee aan talrijke operettes en blijspelen en stond in de dertiger jaren enkele seizoenen in de Natio- nale Revue met Lou Bandy. Na de oorlog was Krijn onder meer hoorspelacteur. Ook was hij werkzaam in de vaste kern van toneelgroep CentrumDe laatste jaren heeft Dries Krijn zich verdiept in de historie van de revue. Over dat revuewezen bestaat niet zo bijster veel geschreven materiaal. De vaderlandse revue moest het tot op heden zelfs zonder een samenvat tend overzicht in boekvorm stellen. Wat dat betreft draagt het werk van Krijn bij tot volledigheid van de nationale showbusiness-geschiede- Het verhaal van Krijn, dat uit voerig geillustreerd wordt met interessant materiaal, is opgebouwd rond drie revue makers, drie revueschrijvers en drie revue-artiesten. De makers: Henri ter Hall, Louis Bouwmeester en Henvo. De schrijvers: August Reyding, Rido en Jacques van Tol. De artiesten: Buziau, Louis Da vids en Lou Bandy. Het revuewezen in ons land werd aan het eind van de vo rige eeuw geboren. .Naar den Eiffeltoren" was in 1889 de naam van de allereerste revue in de Salon des Variétés op het huidige Rembrandtsplein in Amsterdam. Meer dan vijftig voorstellingen beleefde deze eersteling. Ook de tweede re vue ,JHookie-pookie" werd goed ontvangen. De schrijver van deze produk- ties was August Reyding, een Amsterdammermet een scherpe kijk op het leven en een goed ontwikkeld gevoel voor verhoudingen. Reyding liet zich inspireren door het theater van die dagen in Pa rijs, Londen en Berlijn. Zijn derde revue ,De Doofpot beleefde de première in 1891. Het hoogtepunt van deze eveneens succesrijke theater show was een parodie op de Amsterdamse politie. Zeker gezien tegen de achtergrond van de woelige gebeurtenis sen in het Amsterdam anno 1980, is de tekst van een tij dens deze parodie gezongen lied, wellicht aardig: "Pats, pats. pats. Je dondert er maar door, zo wordt de rust door ons be waard, waar anders zijn wij voor? Pats, pats, pats Je hakt er maar op in, Zo ranslen wij de burgerij Heel opgeruimd van zin.'". Overigens zljn de meeste hoofd stukken van Krijns boekwerk nogal moeilijk door te komen. De vaak saai opgebouwde zinnen en het ontbreken van voldoende afwisseling zijn daarvan de voornaamste oor zaken. Het blijft ook door gaans bij een droge opsom ming van feiten. Toch zijn sommige van die feilen best aardig. Zoals de revue-oorlog tussen de theaterbónzen Ter Hall en Bouwmeester. Een ci taat over die periode: ,J1et publiek raakte tevens geamuseerd toen de revue oorlog goed losbrandde op 1 mei 1926 stond Ter Hall met zijn revue, met Buziau. in het Gebouw K W. En op diezelf de dag had Bouwmeester premiere in Scala met als gast Louis Davids met scenes uit zijn Rotterdamse succesrevue, maar nieuw voor Den Haag. Nadat Ter Hall dit vernomen had, zou hij uitgeroepen heb ben: .De hemel beware je ooor een concurrent die niet re kent". De onbloedige strijd eindigde onbeslist: beide theaters waren elke avond uitverkocht'. ,f)e beide directies hadden de strijdbijl echter niet begra ven: 1 januari 1927 hield Ter Hall in de Rotterdamse Cir cusschouwburg zijn nieuwe revue ten doop en op diezelfde dag begon Bouwmeester in het Casino aldaar met de re vue .Nou nog mooier". In maart van dat jaar speelde Ter Hall in Carré, ti-rwijl op dezelfde datum Bouwmeester in het Paleis voor Volksvlijt startte. En toen Ter Hall op 1 mei terugkwam in het Haagse K «Sr W begon Bouwmeester gelijktijdig in Scala. Dit keer ondervonden beide onderne mingen nadeel van het in el- zouden het daarna ook niet meer doen". De hoofdstukken waarin de re vuefenomenen Buziau, Da vids en Bandy aandacht krij gen, zijn vaak informatief, maar gaan soms ook mank aan overdadigheid. Een van de opvallendste man kementen is evenwel het vol ledig negeren van het revue wezen, zoals zich dat na de Tw.ede Wereldoorlog tuxfl ontwikkeld. Dit is veroor zaakt door de stelling ran de auteur dat er na 1946 geen traditionele revues meer zijn uitgebracht. In dit verband krijgt de langstlopende revue uit de Nederlandse historie, de vermaarde .JsnipenSnap" met Willy Walden en Piet Muyselaar veel te weinig ruimte toebedeeld. Deze revue begon in 1938 en liep door tot in 1977. Voorts wordt volledig voorbij gegaan aan een artiest als André van Duin. Intussen wijdt Krijn niet gehinderd door enige bescheidenheid vier volle pagina's aan zich zelf. Dat zijn duidelijk jam merlijke zaken in een boek werk, dat toch als een docu ment beschouwd mag wor den. ,J3onte Pracht Vcrderdracht", geschiedenis van de revue in Nederlanddoor Dries Krijn, uitgave Walburg Pers Zut- phen,f39JS0. De zijdevlinder die aan het begin van de cyclus van de zijdeteelt staat, is in het Zijdemuseum uitsluitend aanwezig in opgezette toestand: de eitjes worden uit Ja pan geïmporteerd. Annemarie en Wil Mosmans met onmisbaar gereedschapvoor hun zijdeteelt: broedbakken met de eitjes, en vers groen blad van moerbei- en eikeboombezaaid met honderden (op de foto niet zichbare) zijderupsjes.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 13