SATERDAG 24 MEI 1980
Hij bonst op de bajes.
„Ik wil erin", roept
Frans, de ex-delin
quent. Het is Zand-
voort-weer. Veel men
sen lui achter een glas
op het aangrenzende
Lido-terras. Bij de bajes
wordt niet openge
daan.
Daar staat Frans. Onderweg de
biefstukken voor de bewo
ners van de gekraakte bajes
aan het Leidseplein verloren.
Ook dat nog.
Frans is blij met de bajes. In het
deel waar vroeger de rechter
commissaris bars zat te we
zen, heeft hij nu een ka
mer. Nog een beetje inge
richt als cel. Blondie-achtig
bloot aan de wand. Na een
half jaar Bijlmer-bajes is dit
een paradijs. Ondanks de tra
lies
r de r
Boven gaan die tralief er uit.
Maar beneden blijven ze zit
ten. Dat vinden de vroegere
gevangenen veiliger. Om te
voorkomen dat al die andere
ontheemden en daklozen in
dat mooie, lelijke Amsterdam
het gekraakte gebouw van de
rechter-commissaris bij ver
rassing in bezit nemen.
Het wachten is op het bestuurs
lid. Dat komt op blote voeten
de trap af. Nog wat slaperig.
Een lange jongen, maar niet
slungelachtig. Kort geknipt,
goudblond geverfd haar,
waarvan je altijd blijft zien dat
het rood is. Twee oorbelletjes,
blinkend goud en rood.
Bajesklant
„Hans van Nes", zegt hij. „Zet
het maar in sierletters in de
krant. Of liever nog in neon.
De bajesklant in neon". Hans
is negentien. Alles bij elkaar
heeft hij een jaar gezeten. Op
de banketbakkersschool
heeft hij óók gezeten. Maar
een beetje taart zal nooit uit
zijn handen komen.
De waarschuwing dat zelfs zijn
naam in onooglijke lettertjes
de kans op werk aanzienlijk
kan verminderen, waardeert
hij. Maar hij moet er ook een
beetje om lachen.
„Bijna elke dag zit ik op het ar
beidsbureau. Als je niet eer
lijk bent over je verleden
moeten ze je niet hebben. Als
je wel eerlijk bent, ook niet.
Dan kan je maar beter eerlijk
zijn. Ik ben wie ik ben. Ik ben
Hans van Nes".
Hans en Frans (van de verloren
biefstukken) weten hoe be
trekkelijk de vrijheid is voor
mensen die uit de gevangenis
komen. Het lijkt maar heel
even heel mooi. Velen kun
nen nergens terecht. Weinig
geld. En na zo'n eerste dag al
weinig hoop, al aardig kapot.
Voor die mensen is de ge
kraakte bajes.
Tweeëntwintig mensen hebben
er gezeten. Vrouwen en ba
by's meegeteld. De eerste was
Martin, met z'n vrouw Sonja
en de baby. Hij installeerde
zich in de kamer van rechter
commissaris mr. R. Blekx-
toon. Een soort genoegdoe
ning.
Biefstuk
De zaal. Met de tafel waar ze ge
zamenlijk eten uit het zelfge-
kookte potje. Natuurlijk met
biefstuk, want dat krijg je in
de bajes niet. Daarom laten ze
de televisie.ook lekker lang
aanstaan. Zelf koffie zetten.
Ook zoiets. Zelfs dat kan niet
in de lik.
„Het lijkt hier op een jeugdher
berg", zeg ik.
„Vind je", zegt Hans. „Het is
maar hoe je 't ziet".
„Het is beter dan een nachtbus.
Of het Centraal Station. Be
grijp je dat?".
Ik begrijp het niet meteen. Om
dat ik nooit gepakt ben. nooit
heb gezeten, niet heb hoeven
zwerven.
Hans: „Destrafbegintnajetijd.
Als je er uitkomt. Nergens
kan je terecht. De man van de
reclassering die je van alles
heeft beloofd, is er niet. Op
vakantie of zo. Jij kan niet op
vakantie, tenminste niet van
de nooduitkering die je van
de sociale dienst krijgt. En je
wil niet meteen weer gaan
stelen, want dat went zo weet
je. Je loopt wat bazen af. Dat
is niks. En wat hospita's. Dat
is ook niks. Met die vijftigdui
zend woningzoekenden in die
klerestad kan vooral jij het
wel schudden. Dus dan maar
de kroeg tot sluitingstijd, of
een kaartje voor de nachtbus
zodat je tot vijf uur's morgens
warm zit, of de hal van het
Centraal Station waar je al die
gasten weer ziet".
„Vind je het gek als het dan
weer mis gaat. Nee toch".
De vrouw die de zaal binnen
komt, is vooral hoogblond en
moe. Ze wil naar Zandvoort
die dag. Mooi weer. Zonder
zon is het moeilijker. Dan zijn
er meer lege uren.
Fijn
„Maar het is fijn dat we hier
kunnen zijn. Zwerven door de
stad is slecht. Want al wil je
niet, je stapt toch weer ergens
binnen. Voor een hartelijk
woord, al is het niet gemeend
en weet je dat. En voor het
spul, al wil je dat niet weten.
Met heroine heb je niks en
niemand meer nodig; je loopt
te swingen door de stad".
Frans
blij
met de
bajes
Als je uit de bajes komt, ben je nog niet vrij. Vaak is er
geen werk, geen huis, geen geld. Met de opvang van
ex-gedetineerden is het maar droevig gesteld. Ondanks
de reclassering. Daarom hebben vroegere gevangenen
het gebouw van de rechtercommissaris aan de Leidse-
kade in Amsterdam gekraakt. Een onderdeel van het al
twee jaar leegstaande Huis van Bewaring aan het Leid
seplein.
Door
Pieter van de Vliet
Ook Frans weet dat. Om te
"swingen" heb je zeshonderd
gulden per dag nodig.
Frans: „Thuis kwam ik steeds
minder. Een scheiding, een
tweede vader. Ik kon niet met
hem opschieten".
Hans: „Met wie kan je eigenlijk
wel opschieten?".
„Met jou", zegt Frans.
Ze lachen. Hans doet stoer,
maar voelt zich gevleid.
Frans: „In ieder geval ging het
thuis niet. Een wederzijds
niet begrijpen. Ik miste iets.
De huiselijkheid. Ik ben veel
weg geweest. Ver weg. Op
campings, Ibiza".
Na een overval op een geldloper
wordt het Bijlmer-bajes.
Mooie cellen, warm en koud
stromend water. Je kunt voor
het raam staan, zwaaien naar
de treinen. Een enkele keer
zwaait iemand terug. Al hoor
je niet dat een jongetje in de
trein tegen z'n vader zegt dat
er beter zoutzuur in de gevan
genisgracht kan worden ge
daan. En al zie je niet dat die
vader instemmend knikt.
Stad
De Bijlmer-bajes: weinig con
tact met het personeel. Heel
wat anders dan dat oude huis
van bewaring aan het Leidse
plein, waar de bewaarder best
een harinkje voor je mee wil
de nemen en waar je de stad
kon horen en ruiken, voelen
bijna. In de Bijlmer-bajes
word je duf van de kunstlucht
en maf van de camera's en in
tercoms waarmee geprobeerd
wordt het personeelsgebrek
op te vangen. Het voort
duren visiteren (nakijken tot
in de bilspleet) na het bezoek
wordt ondergaan als een ver
nedering.
Frans: „Ik heb daar wel regel
maat geleerd. Dat was goed.
Maar voor de rest". Hij is op
gelucht dat hij niet meer hoeft
te reven en te stelen. Een
beetje spijtig zegt hij: „Van
dat geld had ik een huis kun
nen kopen. Een mooi
huis".
En: „Achteraf denk je: waarom
allemaal. Die geldloper, dat
had je normaal toch nooit ge
daan. Ik kan me nu wel eens
verbazen over mezelf toen.
Natuurlijk, het is m'n eigen
schuld, uiteindelijk. Maar op
het moment van de overval
interesseerde het me geen
reet. Er was maar èèn ding
belangrijk toen: dat spul, he
roine".
„Geestelijk kom je er misschien
nooit meer af'.
„Ik vind u een hele grote crimi
neel", grapt Hans tegen
Frans. We zitten nu in de zelt
getimmerde bar, eens een
kantoor van justitie. „Dat zei
een rechter eens tegen me:
een hele grote crimineel. Wat
is een crimineel, vroeg ik.
Eheheh, zei hij, of zoiets. Vol
gende punt".
Maar
Frans: „Het is maar goed dat ik
hier zit. Amsterdam is een
mooie stad, maar...".
Gezongen wordt "Amsterdam,
Amsterdam stad waar alles
kan".
„Ik vind het een klerestad", zegt
Hans. „Geef mij maar een
lekker boerderijtje, te gek
hoor. Niet om te werken,
kom. Maar om te recreëren.
En een grote auto natuur
lijk".
„Als mensen dus nog wat zwart
geld over hebben... Nee, laten
ze dat toch maar liever sturen
naar de stichting hulpverle
ning aan gedetineerden en ex-
gedetineerden in Amsterdam
(tel. 020-229863).
„Bestuurlid. Mooi he. Te gek. 't
Staat duur, maar 't stelt niks
voor' Hans rammelt met de
sleutelbos, waarmee ooit een
bewaarder heeft gelopen.
Dat moet een mooi gevoel
zijn.
Straks gaat Hans met een mo
gelijk nieuwe bewoner een in
take-gesprek voeren. Hij
maakt het welzijnswerkers
woord belachelijk door het
nadrukkelijk in lettergrepen
uit te spreken.
Ook Jan, een ex-bewoner, zit nu
aan de bar, Hij heeft de bar
gebouwd. Om de jongens van
de straat te houden.
Jan heeft Jerommeke, de
krachtpatser uit Suske en
Wiske op de gespierde bo
venarm laten tatoeëren. De
stripfiguur moet alleen nog
worden ingekleurd, een heel
karwei. Sinds kort woont Jan
in een gekraakte koopflat.
Met Deense dog en ketting
heeft hij zich daar verschanst.
Hij laat Jerommeke krachtig
zwellen, voert een spiegelge
vecht met Hans, die hij „lange
stoephoer" noemt en verkon
digt dat er doden zullen vallen
als iemand het waagt hem uit
die dure woning te verdrij
ven.
Oudste
Piet is 52. De oudste bewoner
van het enige opvanghuis
voor en door ex-gedetineer
den. Olijke oogjes, broodma
ger, erg bezig. Gedienstig zet
hij scheermes en kwast neer
voor Jan, die er piekfijn uit
wil zien voor zijn nieuwe
vriendin.
Dan vindt Hans het tijd worden
de bar te ontruimen. Eerst af
rekenen. Hans rekent snel en
goed. Juist daar moet de kas
kloppen. „Vooruit. Er uit. Ik
meen het. Anders pleur ik
'ullie er uit". Hij is pas negen
tien, maar ze luisteren naar
hem.
De nieuwkomer heet Marien en
is 25. Hij heeft weinig gesla
pen. „Barretje in barretje uit.
Tot sluitingstijd". Z'n negen
tienjarige vrouw zit voorlopig
bij een zus in Lelystad. Het
kind van twee is ziek. Hij zegt
dat het gewezen paleis van
justitie z'n laatste kans op
onderdak is.
„Ik kan wel in een of ander
pleurishokkie slapen, dat ben
ik gewend, maar die koter
niet". Hij vertelt in een
kraakpand te hebben geze
ten, maar er door andere kra
kers uit te zijn geslagen.
Hans bekijkt het ontslagbewijs
uit de gevangenis. Dat is in de
gekraakte b^jes onontbeer
lijk bewijs van toegang..
Hij bekijkt het goed. Knip
sels van misdrijven, die Mar-
tien als relikwieën bewaart,
kijkt hij maar vluchtig in. Die
verhalen kent hij wel. Per
soonlijke brieven schuift
Hans terug. „Dat hoef ik alle
maal niet te lezen. Dat gaat me
geen moer aan", zegt hij.
Opeens: „Gebruik je? Drugs en
Martien: „Nee. Ik doe niet mee
aan die mode. Als ik wat heb
is het voor de business, de
handel".
„Maar niet hier in huis", waar
schuwt Hans, „want dan ga je
er uit". Hij somt meer hu:sre-
gels op. Dronkenschap wordt
evenmin getolereerd.
Een sleutel van de buitendeur is
alleen voor de bestuursleden.
Dat bestuur bestaat uit ex-
gedetineerden, gekozen uit
en door de bewoners, en vrij
willigers van de stichting
hulpverlening aan gedeti
neerden en ex-gedetineer-
den.
Hans: „We kunnen het niet
hebben dat allerlei maffenk-
ken hier binnenkomen, die de
hele dag grienen en zo. Voor
al die mensen zijn genoeg te
huizen. Voor ons is er maar
èèn huis. Dit hier. Daar zijn
we zuinig op".
Hij benadrukt dat er een goede
verstandhouding is met de
buren. Dat klopt. De exploi
tant van het Lido is heel te
vreden over de gewezen cri
minelen. „Van my mogen ze;
blijven", zegt hij.
Dat blijven is betrekkelijk.
Volgens de huisregels krygen
bewoners drie maanden de
tijd om elders onderdak te
vinden. Dat kan nog eens met
drie maanden worden ver
lengd.
„Maar wc zijn geen huisjesmel
kers. Als je je de tering hebt
gelopen voor een kim i a I
ten we je niet zo maar op
straat. Daarover wordt op de
huisvergadering gepraat en
beslist. Daar ben je zelf
by".
Martien i
zijn vrouw krijgen
en grote kamer toe-
en een apart kamer-
het kind. Met tra-
"Gekraakt'' Huis van Bewaring
De kamer van de rechter-commi
heeft iets huiselijks gekregen
Een cel met tralies wordt anders met vrouw en kind