im Krabbé wol! -ZATERDAG 17 MEI 1980 PAGINA 29 In het peloton van de liefhebbers met hun fantasieloze, doorgaans fletse clubshirts heeft hij de uitstraling van een vedette. Misschien komt dat door zijn mar kante gebronsde kop, die zo scherp contras teert met de spierwitte Oosteuropese valhelm. Mogelijk ook omdat hij in het begin van de ja ren zeventig zo'n in druk achterliet als spreekstalnjeester van het televisieprogram ma Hadimassa. Misschien wel omdat hij het meest intrigerende boekje over de wielersport heeft ge schreven, of omdat hij bijna vanachter zijn schaakbord op de racefiets stapte. Waar schijnlijker is echter dat hij als weinig anderen de wieler sport intens beleeft. Amsterdammer Tim Krabbé, 37 jaar, schrijver-schaker-wiel renner. Sinds hij acht jaar geleden in het peloton op dook is de wielersport een ware passie voor hem gewor den. Vraag hem niet naar een verklaring. „Wielrennen is vervelend, ik herinner me in eens dat ik dat vorige keer ook al vond", schrijft hij in zijn boek „De Renner". „Waarom ik het dan doe? Waarom beklim ik die berg? Omdat hij er staat", zegt de alpinist. Ondanks de grote liefde voor de wielersport is hij toch bezig aan zijn laatste pedaalslagen. Krabbé stapt af. „Ik heb be sloten na dit jaar met fietsen te stoppen. Het zal me wel aan mijn hart gaan. Ik ben nu ve teraan en kan dit niveau echt wel tot mijn 43e of 44e vast houden. Maar er gaat erg veel tijd in zitten. Ik ben er zeker drie uur per dag mee bezig. Niet alleen trainen, maar ook andere dingen. Je fiets on derhouden, nieuwe onder delen kopen, omkleden, in schrijven voor wedstrijden... Je kunt ook niet uitgaan. Niet dat ik dat mis. Er zijn wel be tere dingen te doen dan met een pilsje in je hand in zo'n harington staan". Wielerfreak Acht jaar geleden, op 30-jarige leeftijd, zwoor hij drank en si garetten (40 per dag) af. In ruil voor de fiets. Al jaren volgde hij de wielersport op de voet. Het jonge Krabbé-oor heeft menig uur tegen het radiotoe stel gedrukt gezeten, wanneer Jan Cottaar zijn tourversla gen gaf. In de zomer van 1972 werd hij een van hen. „Het ging eigenlijk vrij plotseling", herinnert hij zich. „Via een vriend ben ik begonnen. Dat was een echte wielerfreak. Als-ie van hardlopen had ge houden, was het dat mis schien wel geworden. Hoe wel, de heroiek van de wieler sport is toch iets anders". „Wielrennen imiteert het leven zoals het zou zijn zonder de corrumperende invloed van de beschaving. Als je ëen vij and op de grond ziet liggen, wat is dan je meest natuurlij ke reactie? Hem op de been helpen. Bij wielrennen schop je hem dood". „Kort voordat ik ging fietsen was de liefhebberscategorie opgericht. Dat was perfect om te beginnen", stelt Krabbé, die overigens ook nog een korte tijd bij de amateurs reed. De schaaksport had moeten lossen. „Ik speelde al competitie-schaken vanaf mijn elfde. Vlak voor ik met fietsen begon was ik daarmee gestopt. Ik was op dat mo ment ongeveer vijftiende van Nederland en er was niet veel méér in het vooruitzicht". Prestatiedrang? „Ik vind het niet leuk om voor spek en bo nen mee te doen. Als je aan een wedstrijd deelneemt, moet je je kwetsbaar durven opstellen. Als je een wedstrijd hebt verloren van een ander, moet je ook echt verloren hebben en niet gaan smoezen dat het die dag voor jou niet zo belangrijk was". Het lijkt wat in tegenspraak met de oorspronkelijke doelstel ling van de liefhebberscate gorie. Het was destijds een antwoord van de KNWU op de enorme vlucht die het trimfi etsen had genomen. Recreanten dus, voor wie de prestatie niet het allerhoogste zou moeten zijn. „Dat is de halfzachte trend van deze maatschappij", zegt Krabbé en voor het eerst ver toont het vriendelijke gezicht onder de wilde haardos een grimmig trekje. „Prestaties leveren mag niet. Alles moet gelijk zijn. Maar mensen die geen prestaties willen leveren moeten niet meedoen. Ga dan leuk televisie kijken". Vete raan Krabbé wil pijn lijden, afzien en winnen. Elementen van de sport die hem in hun greep hebben. Genot „Want al het lijden verandert na de eindstreep in een herinne ring aan genot en hoe groter het lijden is geweest hoe meer genot. Dat is de wederdienst van de natuur aan de renners voor de hommage die ze haar brengen door te lijden... In plaats van zich erkentelijk te tonen voor de regen door nat te worden lopen de mensen met paraplu's. De natuur is een oude dame met weinig aanbidders meer, wie nog van haar charmes gebruik wil maken, die beloont zij hart stochtelijk. Daarom zijn er wielrenners". Dat de groep liefhebbers een mixture is geworden van weinig ijverige ex-beroeps renners, voormalige ama teurs en een handjevol en thousiaste beginnelingen stoort Krabbé niet erg en heeft voor hem nooit een ech te hinderpaal betekend. „Ik vind mezelf het bewijs dat ook gewone liefhebbers het kunnen halen, wanneer ze dat willen. Maar het is wel onzin dat er een kampioenschap van Nederland is voor lief hebbers. Er is geen aanwijs bare handicap, zoals bij da mes en veteranen. De enige handicap bij liefhebbers is dat ze niet willen trai- Overdreven trainingsarbeid is voor liefhebbers ook niet noodzakelijk, zeker niet voor oude rotten, die al heel wat stadia hebben doorlopen. De wedstrijden zijn er te kort voor. Koersen van veertig, vijftig kilometer vereisen geen slopende voorbereiding. Krabbé betreurt de geringe afstand van de Nederlandse criteriums. „Al is winnen na tuurlijk altijd vreselijk leuk. En dan geeft het niet dat het maar een clubwedstrijdje Kasseien Toch zoekt hij liever wedstrij den van een zwaarder kaliber uit. „Op kasseien komt een mens pas te wéten wat het is om een drilboor te zijn. Je ar men worden driemaal zo dik, je kaken gaan tekeer als cas tagnetten, ketting begint te lachen en vliegt er liefst af. Maar goed. Al gedurende de eerste ronde was ik zelf die scheiding tussen dingen en hemel geworden. Ik kreeg beenbeschermers van leem en in mijn bidon zat een mengsel van yoki-drink, liga koeken en leem. Ik dacht: hier kom ik nooit meer van daan, maar daar voelde ik me mee verzoend. Dit was wiel rennen. Het echte wielren nen, waar ik zolang naar had gezocht". Krabbé is een rekenaar. Niet alleen houdt hij er een nauw gezette boekhouding van zijn uitslagen op na en zijn alle wedstrijden genummerd, ook op de racefiets is hij een rij- Door Peter de Jonge dend telraam: „Ik ben een ge- tallengek. Ik hou ook van tijd rijden. Het is trouwens op vallend hoe weinig coureurs gebruik maken van cijfers. Via het verzet dat je rijdt kun je op een perfecte manier je snelheid uitrekenen. Je moet gewoon het aantal trappen per minuut tellen. Op een be paald moment, toen we met de wind meereden, had ik hier even het gevoel dat ik wilde weten hoe snel we gin gen. Maar ik had geen horloge Massaspurts Gevaar in de wielersport. Vol overgave stort hij zich in mas saspurts. In de Zeeuwse Smokkelronde werd hij on- ^Mojln) [nnKoiOff (fin)©tf ff©In)(n)©(n) langs in de eerste rit zevende en in de tweede vijfde, hoewel de jury hem in de klassering ten onrechte op de 36e plaats zette. „Ik hou van massa spurts. De spanning die dat geeft. Ik ben goed in spurten. Qua pure spintkracht ben ik in dit gezelschap misschien wel derde. Alleen wordt er op zo'n lang recht stuk tactisch gereden. Dat maakt het moeilijker. Ik heb in Amster dam oud-profs als Cornelis- sen en Van der Horst geklopt. Dat vind ik leuk". Vervolgens: Wielrennen op zich is gevaarlijk. Ik denk dat er per jaar wel een jongen om het leven komt. Dat is veel op een totaal van drieduizend li centiehouders. Ik ben dit jaar al twee keer op mijn kop ge vallen. Tijdens een training ben ik tegen een auto gere den. Ik werd wakker in het ziekenhuis. Hersenschud ding en schedelbreuk. Dat laatste klinkt erger dan het is. Maar ik heb wel een andere helm gekocht": „Wat mij ook niet bevalt is dat ik leef bij de gratie van remka- bels en bandjes. Toch echt dingen van een lagere orde dan ik. al mag je dat tegen woordig niet meer zeggen. Ontzettende ongelukken staan te popelen om te gebeu ren. Een paar jaar geleden zat ik nog veilig achter het schaakbord en hoeveel pion nen ik ook weggaf, er kon mij niets gebeuren. Waarom doe ik dit dan? Omdat er lucht is, zegt de parachutist, omdat opscheppen hierover zo'n gretig gehoor vindt, en omdat ik wedstrijd 309 wil win nen'. Tijdens de Smokkelronde was Krabbé steeds te vinden bij de eersten. Attent en actief Geconcentreerd volgde hij in vierde of vgfde positie de ge beurtenissen aan de leiding van de grote groep. Een te genvallende prestatie in de tijdrit maakte het hem onmo gelijk zijn eindklassering van vorig jaar (zevende) te evena ren. bochtenwerk „Ik begrijp niet waarom het nu minder ging. De tijd valt me wat tegen", bromt hij. Het weerhoudt hem er niet van zijn jacht op een zesde over winning in zijn carrière voort te zetten. Bergen werk verzet hij in de etappes. Vooral na bochten rijdt Krabbé menig gaatje dicht „Mijn bochten techniek is slecht, waardoor ik steeds een paar meter goed moet maken. En ik rij liever zelf een gat dicht, dan dat ik het een ander laat doen. Want als die het verrekt, moet ik een veel groter gat dichtrij den". Inspanningen die althans in de ze wedstrijd niet beloond worden. De aanwezigheid van Cor Leunis uit Zwanen burg betekent dat de ritzeges al verdeeld zijn. „Hij behoort tot de tien beste spurters van Nederland oordeelt Krabbé. In de douche van zijn hotel in Aardenburg wast hij het stof van zijn lichaam. Terug naar Amsterdam. In afwachting van nieuw lijden, spanning, teleurstelling of vreugde. Jtk kan er werkelijk helemaal niets van! Ik rem te vaak en op de f verkeerde momenten. Mijn achterwiel wil onder me weg, hoekig wrik ik mij door de bochten. Ik ben te oud met deze sport begonnen. Mijn spieren hebben zich nog kunnen richten naar mijn fiets, die vonden het juist leuk, spieren zijn gezeglijk, snel te dresseren. Maar dalen is een kwestie van zenuwen en mijn zenuwen hebben vanaf het begin gedacht knie jij de kolere maar met je wiel rennen". Werken onder spanning: „Ik werk nu eenmaal met erg weinig lijnen... je staat toch maar mooi voor gek als je een te kening maakt en zegt: dit is Van Hanegem, en héél Nederland roept: aahhh, dat is tante Jo- pie...". Dik Bruynesteyn, maker van de wekelijkse tekening, karika tuur, in Studio Sport op zon dag - bedenker en tekenaar ook van de sportstrip „Appie Happie'' - een groot bereik, via vele dagbladen verschijnt hij in bijna heel Nederland, met uitzondering van Fries land. „Daar heb ik een keer ruzie gehad... Vrolijke ogen, een baard: „Met die weinige haren en die baard heb ik nu eenmaal een makkelijk te tekenen kop petje", zegt hij later, wanneer we het er over hebben dat hij af en toe zelf op z'n tekenin gen te zien is. „Ik ben dat wel aan het alieren, "t Is een raar soort ijdelheid". Hij woont met z'n gezin in Eemnes, Utrecht. Een los staand huis - „De Stip" - ver uitkijkend over een groene polder: een grote werktafel met lichtbak achter de ramen, veel papier, verschillende schetsen, steeds 'een stapje verder naar de definitieve vorm. „Ik maak m'n tekenin gen tien a vijftien dagen voordat ze verschijnen - wat zéér lprt is", zegt hij met na druk. „Ik ben een redelijk nerveus type; naar mate ik ouder word merk ik dat dat ongezond is...". Druk Appie Happie beheerst een re delijk deel van z'n leven: zes dagen per week een afleve ring, de druk van de continui- teit, een zeker ritme en dat gehandhaafd moet worden. De hoofdrolspeler, een beetje naïef figuur, vaak met grote, verwonderde ogen, in situa ties terechtkomend die hij ondanks zichzelf tot een re delijk eind brengt. Appie Happie is al oud, dateert uit de zestiger jaren. Bruynes teyn maakte in 1959 z'n eerste sportstrip in een sportblad dat het niet al te lang volhield. Hoofdrolspeler toen was „Kris Krek". Daarna maakte hij een paar jaar een Duitse serie, stapte vervolgens naar Het Vrije Volk om een sport strip te beginnen. Hij zegt: „Dat werd een figuur die ik Appie Happy noemde - op z'n Engels dus. Maar al voordat de strip verscheen zeiden (nn)©(n)£>©(fi) Inn)© DtfD ©©(ril ,,'k Hoorde gelijk dat dat een veel betere naam was, maar ja. hij heette nu eenmaal Happy.. Held Rond 1966- 67 verliet Bruynes teyn Het Vrije Volk en ging een strip maken voor de bla den van wat nu de Gemeen schappelijke Pers Dienst is; regionale dagbladen waarbij ook het Leidsch/Alphens Dagblad is aangesloten. „Kris Krek" uit het eind van de vijf tiger jaren werd „Chris Crack". Na een jaar of vier werd het definitief Appie Happie, puur Nederlands Bruynesteyn: "Hij is nadruk kelijk géén sportheld. Appie is niet de held van het veld...". Vrolijk en cynisch: „Daar moet ik niks van hebben, 't Lijkt me stomvervelend als hij voortdurend geweldige d ingen zou doen. H ij kleunt er soms op de ergste manier naast. Weet zelf ook niet hoe 't moet „Nee", zegt hij, „een anti held is hij óók niet. want hij kleunt er niet altijd naastNadruk kelijk: „Ik probeer te vermij den dat je hem iets kunt noe men. Ik wil voorkomen in een hokje gestopt te wor den...". Bruynesteyn volgt, maar op een afstand en alleen grote lijnen aanhoudend, de actualiteit. Hij heeft een soort systeem: zes weken een Appie Happie- voetbalverhaal, daarna een week of vier een andere sport. Hij houdt data aan: in juni, de Europese voetbalkampioen schappen in Italië zit óók Bruynesteyns eigen elftal, de Taaie Tijgers, in Italië. Rond de 21e moet dat verhaal klaar zijn, tegelijk met het begin van de Tour de France. Door Hans Laroes „Zo rond de vierde juni moeten de Taaie Tijgers in Italië aan komen. Het Nederlands elftal zal rond die tijd van Schiphol vertrekken daar staan de kranten dus vol mee; Jansen die z'n paspoort ver geet...". Een parallel in grote lijnen. „Een mooi voorbeeld is Am sterdam". zegt hij. „Je zag al weken geleden aankomen dat dat uit de hand ging lopen bij de inhuldiging. Je kon geen krant oDslaan of er stond iets over in. Wel, in mijn strip laat ik Sparta achterstaan. De trai ner brengt dan twee nieuwe spelers erin, echte rouwdou- wers, twee pittige gasten. Op de tribune roep iemand: kijk, de ME. Da's toevallig de af korting van hun na- Hij zegt: „Daar schep ik plezier in. Ik zit een paar weken voor die 30e april achter m'n schrijftafel en denk - tegen die tijd maak ik iets over de ME. Maar stel je voor, ver beeld je dat er die dag een dooie in Amsterdam valt. Dat staat in de kranten, en dan zou ik op een andere pagina een dolkomische grap maken... Nee. Ik heb voor die dag een neutrale strip ingeleverd, een verhaal van Theo Hi-Ha- Toomenloos, mijn manier om Theo Koomen te teke- München Eén keer heeft de actualiteit Bruynesteyns tekeningen in gehaald, tijdens de Olympi sche Spelen van '72 in Mün chen. Ongeveer tegelijkertijd met de gijzeling van Israëli sche sportmensen had Bruy nesteyn eenzelfde situatie in z'n strip. „Ik heb toen per soonlijk met alle hoofdredac teuren gebeld, en de strip la ten stopzetten. Ik heb geëist dat ze erbij zouden zetten: de tekenaar heeft de strip on derbroken, niet iets in de trant van - in verband met de gebeurtenissen. Negen en negentig van de honderd mensen die een krant lezen denken namelijk dat ik de strip gisteren heb gemaakt en vlak bij hun in de buurt woon. Ze zouden zeggen - die man moesbzïth schamen...". Appie Happie is niet makkelijk te maken, "indt Bruynesteyn. „Ik maak die strip eigenlijk voor 14-jarigen, voor volwas senen die altijd 14 jaar zijn gebleven èn voor echte vol wassenen", zegt hij glimla chend. „Dat vind ik het moei lijke van die strip, voor alle categorieën - niet voor alleen 14-jarigen of alléén RC-le- „Ik gebruik geen uitdrukkin gen'die mensen niet begrij pen. Zelfs iets als „it's all in the game"... Er zijn genoeg Nederlanders~die onvoldoen de Engels kennen, 't Zal te maken hebben met m'n eigen opleiding. Dat was in de oor log, dus niet zo makkelijk, 'k Heb tóch Frans, Engels ge leerd, hbs. Tot de dag van vandaag maak ik me woe dend wanneer ik bijvoor beeld een Latijnse uitdruk king lees die niet vertaald is. Ik kan er nu eenmaal niets aan doen dat ik vroeger geen gymnasium heb gehad... An deren kunnen er niks aan doen dat ze geen Engels ken- „In m'n Vrije Volk-tijd hadden we een journalistencafé, de Zilveren Spiegel. Collega s praatten daar met elkaar over hun artikelen, zo van - goed stuk, en heb je mijn verhaal gelezen... Ik zei altijd: ik werk niet voor de Zilveren Spie gel... Rekening houden met je publiek, dat is heel goed we ten voor wie je werkt...". Moeilijk ook vindt Bruynesteyn het feit dat iedere aflevering van Appie Happie een min of meer afgerond geheel moet zijn, maar tegelijkertijd er voor moet zorgen dat de lezer de draad oppikt en zegt: o ja. „Ik heb in m'n jonge jaren ge voetbald, zoals iedere Ne derlander heeft gevoetbald, maar daarnaast heb ik oók geprobeerd iedere sport, al het beoefenen. Als ik speel, wil ik wèl winnen, maar niet wan neer je daarvoor een trai ningskamp in moet. 't ten koste van je huwelijk gaat, da's allemaal zo bloedse rieus Ik heb meegedaan aan de draverijen op Duindigt om de Persprijs. Ik ben nog steeds zo trots als een aap dat ik de eerste Persprijs heb ge wonnen". Glimlachend: "Ik ben niet ïjdcl. maar wèl ijdeler dan de middenmoot eel jaren veel heeft z anderen. „Moest je toen die idioterie bedenken", zegt hij terugdenkend, „nu hoef je maar te luisteren en te kijken: het gebeurt in werkelijk heid". Later „Voetbal is volksvermaak, maar er kleeft nu wel een hoop geld „Tuurlijk is 't waanzin, maar als een jongen van zestien voet baller kan worden dan snap ik heel goed dat hij dat geld pakt omdat hij kans ziet om straks een bungalow te bouwen in plaats van dat hij de fabriek in moet en Jan Modaal wordt...". „Vroeger ging ik vaak naar een wedstrijd, zat ik naast het doel. Nu doe ik dat niet meer... staat er een vent ach ter je met een bloedhond, die maar in je nek staat te hijgen. Ik volg nu de radio en de tv om m'n werk te kunnen ma ken...". Het bedenken van Appie Hap pie vindt Bruynesteyn eigen lijk aardiger dan het tekenen ervan. „Ik hou er zo mee op, als je een goeie tekenaar kan vinden', ,zegt hij vrolijk. La ter „In Engeland, Frankrijk, daar hebben ze specialisten. De een tekent vliegtuigen, de ander auto's. Studio's ja zo werken de Belgen... Nee, ik geloof niet dat ik het zo zou willen. Ik zou ruzies krijgen, moeilijkheden. Ik vind zo'n eenmansbedrijfje toch voor delen hebben, al was het maar om op het laatste moment een dolkomische grap in te las sen. Dat gaat niet als een vent de tekst al heeft doorgebeld... Ja. stel dat je ziek wordtIk ben al vijftien jaar lang aan het zeggen: morgen regel ik dat...". „Ik hou van spanning", zegt hij, ,,'t werken met een tijdsgrens. Ik breng het bg Studio Sport 's middags niet op iets fat soenlijks te tekenen. Ik ben een echte krante-man, doe dat werk ook al zo'n 20 jaar...". „Het is iets als de Italiaanse opera, de Scala. Ik hou ervan. Een schijnwereld van opge klopte flauwekul, maar juist als je dat wéétIk doe niets liever dan daar wat rondhan gen, iets schetsen voor me zelf, met de mensen daar pra ten. Die hebben iets van: hoe meer mensen er straks kijken, hoe beter. Televisie-uitzen dingen, zo van: als straks m'n stem breekt, hoort heel Euro pa het, dan hoef ik de eerste vijf jaar nergens meer op te Die spa

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 29