met zachte vertrouwens man van Leidse illegaliteit ZATERDAG 3 MEI 1980 Door Ruud Paauw ULO Ff M BI OEM 42 42 42 42 42 ppHHN AAlr^PD o Over Leidens verzet in de jaren 1940-45 bestaat maar weinig boeiend en inzicht gevend materiaal. Het lijkt wel of men met een boog om het onderwerp is heengelopen Er zijn door de jaren heen wel wat losse artikelen geproduceerd, maar hoe het raderwerk in elkaarzat, blijft in mist gehuld. Er is niet veel tijd n om dit stukje recent en belangrijk verleden schriftelijk vast te leggen. Het aantal mannen en vrouwen dat een rol of rolletje speelde in die vijf enerverende jaren, slinkt. Bepaalde sleutelfiguren zijn al overleden, zo als Thijs Baart, die zulk prachtig werk deed in het Distributiekantoor aan de Breestraat. Trouwens, er bestaat ook in breder verband behoefte aan een werk dat ingaat op Leiden in bezettingstijd. Het boekje dat wethouder M.G. Ver- wey vlak na de bevrijding daarover schreef, is veel te beknopt. Door tal van mensen in Leiden is in 1940-45 moedig werk verricht. Opval lend is hoeveel van de in omloop zijnde verhalen uitmonden bij defigu van "Lex voluit AM.G. Bernard, eèn man die 25 jaar was toen de Duitsers bezit van Nederland namen; hij eindigde als "vertrouwensman der illegaliteit in het district Leiden". W ie en wat "Lex" was, daar kom je niet goed achter als je praat met mensen die in de oorlog met hem te maken hebben gehad. Men weet wel wat, maar die gegevens leiden tot niet meer dan wat vage contouren van de man. "Een zeer menslievende verzetsstrijder"zegt er één. "Een wat verstrooid aandoende man, die in de oorlog donders goed wist wat-ie deed", zegt een ander. "Een aardige, vriendelijke drammer", vindt een derde. "Een organisator, een man in wiens handen de draden samenkwamen". Sommige mensen voerde hij heel geleidelijk het verzet binnen. Een in de oorlog uit Purmerend (waar het hem te heet onder de voeten werd) naar Leiden gekomen graficus zegt daarover: "Ik was niet meer van plan in het verzet te gaan. Maar dan vroeg hij je iets. Daarna nog wat. En zo ging het door. Voordatje het wist zat je er tot je nek in. En hij vroeg het op een manier datje verdraaid moeilijk kon weigeren". Echt kennen deden maar weinigen deze aan de Nieuwe Rijn geboren Lei- denaar. Eén van zijn contacten uit de oorlogsjaren erkent dat volmon- dig: "Hij wist precies wat wij deden, maar niemand van ons had een idee wat hijfiu eigenlijk uitvoerde". A .M.G. Bernard gaf weinig over zichzelf prijs. Ook later niet. Hij schreef zo nu en dan wat over het verzet, maar steeds in algemene termen. Na 35 jaar wordt het tijd om de schijnwerper op de man zelf te zetten. Beter laat dan nooit. 142 'ïir I40 A'tir 138 ALI3Z 'm 142 "'"'rF' ]3V UTRECHT - "Het kan wel zijn dat men mij niet zó goed kende, dat men in de oorlog niet precies wist wat ik ei genlijk deed. Wie niets weet, kan ook weinig zeggen als hij in de knel komt". Mr. A.G.M. "Lex" Ber nard zegt het met een vederlichte glimlach en schuift het onderwerp dan terzijde. Hij is bijna 65 jaar, heeft er als jurist bij de Rabobank in Utrecht 31 jaar opzitten en gaat volgende maand met pensioen. Een keurige, zo op het oog wat breekbare man, een hoffelijkheid de monstrerend die niet meer van deze tijd lijkt. Je ziet hem dat verzets verleden niet aan. Het lijkt er zelfs niet op. Drieeneenhalf uur praat hij over de oorlog met zachte stem, zonder één emotionele uitschieter. Niet iedereen ging uit de nobel ste motieven in het verzet. Volgens Fokke Sierksma, wijlen de Leidse hoogleraar en oud-verzetsman in Fries land, waren er ook die voor namelijk het avontuur zoch ten of een slecht huwelijk hadden en er niets voor voel den om thuis te zitten. Wat. was Bernards beweegreden om in het verzet te gaan? nogal sociaal be wogen figuur. Erg idealis tisch. Misschien nu nog wel. Opkomen voor je medemens. Voor de oorlog had ik al con tacten in Duitsland. Die lie pen via mijn leraar Duits op het gymnasium in Hees wijk, waar ik toen school ging. Dat waren wel de andere, de goe de Duitsers, de groep rond de bisschop van Munster. Ik kreeg er veel inlichtingen. Daaruit kon je als redelijk denkend mens al opmaken wat er met de joden ging ge beuren. Met dat sprookje van "wir haben es nicht gewusst' heeft men bij mij ook nooil hoeven aankomen. In 193£ ging ik in militaire dienst, werd gevangen genomen ir "Ik Geldrop en naar Duitsland overgebracht. Ik heb toen d« gemiddelde Duitser, zijn ma nier van optreden, zijn opvat tingen, zeg maar zijn psyche goed kunnen observeren Toen wist ik het wel. Ik ben in het verzet gegaan om dat ik me zorgen maakte om de Leidenaars. Het was een kwetsbare bevolkingsgroep. Amsterdammers zou je niet zo gemakkelijk te grazen kunnen nemen, Rotterdam mers ook niet. Maar Leide naars? Ik kende de stad, de verpaupering van velen. Ik vreesde dat een groot aantal van hen een eenvoudige prooi voor de Duitsers zou vor- Mr. Bernard legt vervolgens uit dat hij enige tijd ging werken in het Distributiekantoor aan de Breestraat, zich verdiepte in de gemeente-administratie "en dan vooral het bevol kingswezen, want ik wist dat de Duitsers daarvan gebruik maakten. Ze speelden in op onze onkreukbare bureaucra tie". Hij mengde zich ook in "deba- ting-clubs". Contacten "Je kreeg daar niet te maken met de gewone bevolking maar met een zekere boven laag. Toch was dat zeer be langrijk, zeker in die tijd. Wantje kon er contacten leg gen en-je kreeg aanwijzingen wie wel en niet te vertrouwen "Het ging om de grote lijnen, om een zekere greep te krij gen op de belangrijkste over heidsorganen. Dat kon na tuurlijk nooit via de hele dienst gaan. Je moest de be schikking hebben of krijgen over één of twee mensen die op een belangrijke plek zaten. En zo groeide de driehoek Distributiekantoor (bonkaar ten voor de onderduikers), Stadhuis (persoonsbewijzen) en Gewestelijk Arbeidsbu reau (om waar mogelijk te voorkomen dat mensen voor de Arbeitseinsatz naar Duits land werden gevoerd). Zo'n opzet was niet meteerr te realiseren. Je moest er eerst achter komen wie de juiste mensen waren, ze dan bena deren en warm maken. Zo kregen we in het Distributie kantoor Thijs Baart, Gré Die ben, Hendriks, La Rivière en Henk de Geus. In het Stad huis Cor van Wijk en Kees Montanus, die onvoorstel baar veel heeft gedaan om mensen aan andere per soonsbewijzen te helpen, Gé Philipsen bij Huisvesting en op het Arbeidsbureau be schikten we over Ans Goutier en Henk Rodenburg, die op het eind van de oorlog nog werd gefusilleerd. Ach, er wa ren er nog veel meer, want je moest natuurlijk allerlei "verbindingen" aanbrengen. Van rechercheur Frauenfel- der bij de politie kregen we inlichtingen over razzia's en huiszoekingen. En de PTT- ers Frans Wickel en Koos de Jongh zagen kans de tele foonlijnen van de Ortskom- mandant (gevestigd in het pas afgebroken gebouw aan het Noordeinde, tegenover het Marinecomplex) af te tappen, zodat ik precies wist wat de heren elkaar daar te melden hadden". "Kijk, ik was sterk voor het 'le galiseren' van het verzet. Ik zag weinig in gewapende ac ties e.d. Dat lokte alleen maar represailles uit. Nee, je moest het bureaucratische spel meespelen. Je had bijv. steeds een grote hoeveelheid bonkaarten nodig om al die ondergedokenen van voedsel te kunnen voorzien. Die bon kaarten kreeg je via z.g. inleg vellen. Die werden vervalst, de contacten in het Distribu tiekantoor deden natuurlijk of hun neus bloedde en gaven ons de échte bonnen. Zo was je niet eenmalig, maar per manent verzekerd van voed- seltoevoer die als het ware le gaal tot stand kwam. Seintje Hetzelfde met persoonsbewij zen. Mensen die werden ge zocht zaten dringend verle gen om een persoonsbewijs met een andere naam. Dan kreeg Montanus een seintje. Hij schreef een nieuw per soonsbewijs uit en dat bete kende vaak dat de man in kwestie niet eens hoefde on der te duiken. Hij was immers niet meer de gezochte. En hij was in het bezit van een écht persoonsbewijs". Ontgoochelend voor Bernard was zijn ervaring dat sommi ge Joden aanvankelijk wei gerden onder te duiken. "Ik ben bij mensen geweest tegen wie ik heb gezegd: verdwijn uit het zicht want er staan jul lie vreselijke dingen te wach ten. Ze geloofden me niet. Ze wilden zich per se legaal blij- ven opstellen. Ach, de illegali teit had in het begin ook een slechte naam. Het werd ver eenzelvigd met zwarthande laars. Aan het eind van de oorlog kwam dat in wat ande re vorm terug. Toen werden leden van de Binnenlandse Strijdkrachten er op aange zien goed voor zichzelf te zor gen". Wordt het verzet niet te veel ge romantiseerd? Er moet toch wel veel fout zijn gegaanom dat men geen kennis droeg van dat werk en er ook totaal niet op was voorbereid? Bernard: "Geromantiseerd wordt het nu zeker. De herin nering is er mee gebaat om de nare dingen te vergeten. Als je ziet wat ze in tv-series van het verzet maken. Wilde tafere len. Mooie meiden. Nee, zo was het niet. Het aantal fouten viel mee, tenminste voor zover ik het heb kunnen bekijken. Zelf ben ik bij een afschuwelij ke zaak betrokken geweest. Dat was bij de overval van het distributriekantoor in Oude Wetering. Ik voelde weinig voor dat soort dingen, maar men vond dat noodzakelijk en mij werd gevraagd mee te denken. Voor het vervoer werd iemand benaderd die te vertrouwen leek. Wat ik niet wist was dat hij in het geheim tot de NSB behoorde. Zelfs zijn vrouw was daarvan niet op de hoogte. De zaak werd verraden en bij de overval werden drie man gepakt en doodgeschoten" "Wat mij het meeste dwars zit is dat wij niets hebben kunnen doen voor het Joodse Wees huis. Dat is in zijn geheel weggevoerd. Maar ja, waar laat je zo ineens 50 kinde- Met verzet zette je je leven op het spel. Werkte je dagelijks met die angst of werd dat routine? Bernard:" Ik heb wel eens in grote spanning gezeten, ben soms zenuwachtig geweest. Maar echt bang, nee. Wel heb ik me afgevraagd hoe ik me zou houden bij marteling. Ik had over het verzet en de per sonen die erbij betrokken wa ren nooit iets op papier gezet. Het zat allemaal in mijn hoofd. Als je had doorgesla gen zou dat vreselijke gevol gen hebben gehad. Nu hadden heb ik een groot godsver trouwen. Ik heb in die tijd al tijd gedacht dat ik op het be slissende moment steun zou krijgen". Teleurstelling De grootste teleurstelling van verzetsstrijders was dat de eendracht die tijdens de bezet tingsjaren gevoeld werd en niet gebonden was aan partij of religie na 1945 zo snel ver brokkelde. Alle oude tegen stellingen kwamen terug. De eerste naoorlogse premier, Schermerhorn, zei er over: "We hebben in 1940-45 wel het "nee" geformuleerd (tegen de Duitsers), maar niet het ja Had Bernard illusies over de naoorlogse periode? "Het heeft me niet verbaasd wat er gebeurde. Kort na de be vrijding sprak ik met de schoonzoon van Romme, de KVP-leider. En die zei me: "Denk maar niet dat er veel verandert Het oude komt al lemaal terug". Dat geloofde ik ook. Ik deelde het optimisme van anderen niet. De meer derheid van het Nederlandse volk is immers log. Wel had ik de hoop dat het wat opener zou toegaan in de maatschap pij, dat de tijd en de geest van Colijn en De Geer voorbij zou den zijn". So ge verzetsstrijders had den er na de oorlog moeite mee om om tc schakelen. Stond er bij hem meteen een streep on der? Bernard: "Het gaf geen problemen om de specifieke dingen die bij het verzet hoorden los te laten. Wel had ik moeite in een stramien te werken. Ook toen de oorlog voorbij was, moesten er trouwens mensen worden geholpen. Dat is iets wat blijft. Zelf ging ik werken bij het ministerie van buiten landse zaken. Maar ja, ik had geen titel en geen geld en in die tijd bracht je het dan bij dat ministerie niet ver. Ik ben rechten gaan studeren. Dat moest in de avonduren. In Leiden was daartoe de moge lijkheid niet, in Utrecht wel" Misschien heeft Bernard toch wat meer moeite gehad met de omschakeling dan hij nu wil toegeven. Want in 1946 schreef hij: "Zoals het in de toneelwereld de tragiek is dat het publiek na afloop van de voorstelling min of meer geamuseerd haar spelers ach terlaat, zo ook behoorde het tot het lot van de illegaliteit om bij de behaalde eindzege aan de willekeur van het da gelijks leven te worden over gelaten". De zuivering, de afrekening met degenen die fout waren ge weest in de oorlog, hoe kwam die op hem over? Bernard: "Beroerd. Ik vond die bijzondere rechtspleging du bieus. Maar voor het zover was waren er al verschrikke lijke dingen gebeurd. In vele steden werden de fouten di rect na de bevrijding in kam pen gestopt. En daar zijn dingen gebeurd die niet an ders dan schandelijk te noe men zyn. De leiding van die kampen berustte soms in handen van zeer bedenkelijke lieden. Ik heb mijn invloed aangewend om enkele NSB- ers uit die kampen te krijgen. Het ging dan wel om mensen die fout waren geweest, maar niet zo fout dat ze een derge lijke behandeling verdien den". Niets Vijf procent van het Nederland se volk was fout, vijf procent goed en de rest deed niets. Is dat, terugkijkend, geen de primerende constatering? Bernard: "Om het met iets te vergelijken: ook maar een heel klein deel van de bevol king kan studeren en daarvan weer een heel klein percenta ge excellent. De rest komt er niet aan toe. Het kunnen nu eenmaal niet allemaal tienen zijn. Dat weet je. De brede massa had in de oorlog al de handen vol aan het probleem: hoe houd ik het hoofd boven water". Na de oorlog moest het land snel worden opgebouwd. Tijd om het verleden goed te verwer ken was er niet. Daarom werd 'het door velen, die nogal wat hadden meegemaakt, ver drongen. Nu ze een dagje ou der zijn gewordenmerk je bij hen dat het verleden heftiger terugkomt dan ooit. Heeft hij soortgelijke ervaringen? Bernard: "Ik ben helemaal goed uit de oorlog gekomen. Er zijn dan wel grote spanningen geweest, maar ik kan mij er niet op beroepen het ergste te hebben meegemaakt. Ik ben niet in een concentratiekamp geweest. Ik heb me wat emo ties betreft van de oorlogsja ren kunnen en willen losma ken. Als je dat niet doet, loop je de kans tot zelfmedelijden te geraken en dat is een slecht richtsnoer". Na over de de Drie (nu Twee) van Breda gesproken te heb ben "Men moet-hen nu maar vrijlaten, want straf mag niet de vorm van wraak aanne men") en over Aantjes ("Hij zou niet in de politiek moeten terugkeren tot slot de vraag of hij weer in het verzet zou gaan als een situatie als 1940-45 zich nog eens zou voordoen. Bernard: "Ach, verzet, verzet, het is zo'n zwaar woord Waarom gaat het nu eigen lijk? Dat mensen die in nood zitten moeten worden gehol pen". En vervolgens schakelt Ber nard geruisloos over op het project dat hij na zijn pensio nering wil voltooien: een oogheelkundige kliniek in midden- of zuid-Egypte. Want het aantal mensen en vooral kinderen dat daar aan een vorm van oogziekte lijdt is onheilspellend hoog. Ber nard heeft al helemaal uitge dokterd hoe dat geld er via een stichting ("Open oog") zou moeten komen. Van een gewoon afscheidsgeschenk bij zijn pensionering wil hij niet weten. Maar al zijn rela ties en kennissen doen er goed aan te kijken wat er in hun portefeuille zit. Hij zal hen weten te vinden. Terwijl hij zijn ideeèn uiteenzet, merk je dat hij zich voor de kliniek van dezelfde technie ken bedient als in de oorlog. De zachte overreding, iemand op een keurige manier voor het blok zetten. Eén van zijn connecties uit de oorlogsjaren die het verhaal hoort, zegt: "Hij zal wel net zo lang wroeten tot die kliniek er staat".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 19