Processie in de lentenacht Machthebbers in Kremlin bang voor "besmetting" ZATERDAG 12 APRIL 1980 MALAGA - „Una pesetita para la cofradia por favor". „Een pesetaatje voor de broederschap alstublieft", bedelde ik zeven jaar geleden in Malaga, de stad waar ik woonde. Het was mijn eerste actieve optre den naar buiten sinds mijn vriend José Antonio mij had geïntroduceerd bij de „Cofradia del Santo Se- pulcro", de Broederschap van het Heilige Graf. De Malagenen met hun luchtige Andalusische geest voelden dat er iets niet klopte, maar vonden het toch minstens een paar peseta's waard om een buitenlander voor zoiets puur Spaans te zien be delen. De beslissing van het broederschapsbestuur om mij via een openbare collecte als kandidaat-broeder te testen, bleek ach teraf een succesvolle formule. „Je hebt niet alleen een record aan peseta's verzameld, maar je hebt ook de harten geroerd van de hoertjes van Malaga", zei José Antonio mij trots. Ik herinner mij inderdaad een opgedirkt hitte- petitje in een superstrakke spijkerbroek, dat zesmaal langskwam en even zoveel keer iets in mijn collectebus stopte. OBER Met mijn intrede in het Malageense processieleven ging een bonte Spaanse wereld open van ernstige emoties, gekheid, kameraad schap, intriges, leugentjes om bestwil en religieuze flirtpartijen. Het resultaat van mijn collecte bezorgde mij meteen een functie in het bestuur van de „Cofradia" als tweede vice-secretaris, een post, die sinds de oprichting van het broederschap in 1898 nooit had bestaan. Als bestuurslid speelde ik ober voor de ouden-van- dagen in het armentehuis van Malaga tijdens de jaarlijkse maal tijd, die het broederschap aan de bejaarden aanbiedt. De oudjes waren telkens verrukt over het buitenlandse bezoek en riepen mij „Viva!" ofwel „leve!" toe. Bij een ontvangst van de 29 „cofra- dia-besturen" drukte mgr. Ramon Buxarrais, bisschop van Ma laga, mij als een weergekeerde verloren zoon aan zijn hart, zodat ik ervan moest blozen. De eerste keer liep ik mee als een eenvoudige „nazareno", een boeteling, gekleed in een zwarte pij met een muts voor zien van twee ooggaten, ach ter de gemeentelijke harmo nie, die elk jaar op een mee slepende manier de Doden mars van Chopin speelt. Als bedeesde buitenlander was ik erg onder de indruk van de Malageense meisjes, die in het onofficiële gedeelte van de processie openlijk flirtten met een voor hen onbekende. Sommigen waren zo vrij mij even aan te raken en lachend in de ogen aan te kijken. Jasmijngeur God dankbaar schreed ik voort in de jasmijngeur van de Spaanse lentenacht. Ik zag mijn Canadese vriend John, groette hem onopvallend en zijn mond viel open door dat als Spanjaard verklede Ne derlandse „Ku Klux Clan achtige" spook. Zoals afge sproken, stak ik heel voor zichtig mijn pink omhoog naar Anja, mijn Hollandse vrouw, die stiekem en heel verlegen naar mij zwaaide vanuit een open raam. Opge zweept door het aanhouden de tromgeroffel had ik de in tense behoefte om haar een rode anjer toe te werpen, maar zoiets doe je nu eenmaal niet als je meeloopt in een se rieuze processie, waarin de dood van Christus wordt her dacht. Al spoedig leerde ik dat ik als tweede vice-secretaris met mijn neus in de boter was ge vallen. Niet iedereen kon zo maar bestuurslid worden van de ernstigste „cofradia" in de stad. Mijn vriend Julio Alfaro, directeur van de begrafenis onderneming „Jezus el gran Onze Madrileense correspondent Peter Hattink (links) tijdens de processie in Malaga. poder", „Jezus de grote macht", sloofde zich twee jaar ongelooflijk uit in de proces sie voor onze broederschap om een functie in het bestuur te bemachtigen. Het mocht niet baten. Hij werd te licht bevonden, omdat hij lid was van het broederschap van de stervende Christus, een con currerende „cofradia" en „dus van lagere stand". Ook de postzegelverkoper van het hoofdpostkantoor deed te vergeefs zijn best voor een leidende functie. Met het ar gument dat „iemand, die de hele dag papiertjes scheurt geen discipline in een optocht kan handhaven" werd hij af gewezen. Poetsen Als bestuurslid van een „cofra dia" neem je deel aan de maandenlange voorbereidin gen voor de processie van je broederschap. Een van de dingen, die dan moeten ge beuren is het beelden-poet- sen. De kristallen tranen op het Andalusische gezichtje van je eigen Onze Lieve Vrouw moeten in het kaars licht glimmen als geen ander. Dus ook ik stortte mij een keer op het katholieke schoonmaakwerk. Al spoedig In vonden mijn bestuurs- vriendjes dat de beelden er piekfijn uitzagen. Volgens een van hen wilde God dat wij naar Torremolinos gingen. Mooi was die nacht in de dan cing met al die blonde meisjes uit Noord-Europa, die zono dig in Spanje wilden integre ren. Wij hadden afgesproken dat we thuis zouden vertellen dat we alleen maar beelden hadden gepoetst, maar door de meegebrachte alcohol- lucht vermengd met parfum vielen wij door de mand. „cofradia" met z'n 1200 leden ben je voor alles broe der, ongeacht rang of stand. Je kunt wel eens met elkaar overhoop liggen omdat ie mand een post in de processie krijgt, die je jezelf had toebe dacht, maar je moet wel loyaal blijven. Zo moest ik een tijd geleden geweldig rekening houden met de postzegelver koper van het hoofdpostkan toor van Malaga, die het maar niets vond dat ik werd ge promoveerd tot „mayordo- mo", afdelingsleider van de processie. Tip Uit diplomatieke overwegingen heb ik dikwijls postzegels bij hem gekocht, maar in tegen- Eik jaar tijdens de „Semana Santa", de goede week, loopt Peter Hattink, onze corres pondent te Madrid, mee in de processie van Malaga. Hij is de eerste buitenlander in de geschiedenis van deze Zuid- spaanse stad die lid is van een „Cofradia"; een broeder schap behorend bij een paro chie, die verantwoordelijk is voor een gedeelte van de stoet. In dit verhaal kijkt Hattink terug op zeven jaar belevenissen in en om het Malageense processiele- stelling tot mijn broeder schapsvriend die in een Seat- garage werkt, heeft hij mij nooit korting gegeven op mijn aankopen. De tip van een medebroeder datje bij de portier van een officiële in stelling van Malaga tegen spotprijzen gesmokkelde Nederlandse kaas, sigaretten en whisky kan kopen, ligt nog vers in mijn geheugen. Soms gaat de loyaliteit verder dan je eigen broederschap. Met ge noegen denk ik terug aan de vroegere directeur-generaal van de douane van Malaga. Als bestuurslid van een „be vriende" broederschap trot seerde hij voor mij de harde Spaanse administratieve molen bij de invoer van een machine, waarvoor geen im portvergunning was aange vraagd. Als „mayordomo" ben je ver-j antwoordelijk voor het orde lijk verloop van je afdeling in de processie. Als afdelings hoofd heb je niet elk jaar de zelfde plaats, want ook in het processievak moet je roule ren om ervaring te krijgen. Zo was ik een jaar tweede chef van de processie. Dat houdt in dat je het défilé opent als de echte baas even naar achteren is om te kijken of alles goed aansluit. Ik woonde toen al een tijdje in Madrid en ik kon mij niet meer precies herin neren hoe de route door de binnenstad naar het officiële gedeelte van de processie Op een gegeven moment stond ik als hoofd van de stoet bij de splitsing van twee smalle straten te twijfelen. „Oye", luister eens. Welke straat moeten wij schoonmaken?", zei een van de zes straatve gers, die voor de processie uit het laatste vuil wegveegden. „Momento", antwoordde ik autoritair, want er was nie mand in mijn omgeving die mij kon zeggen „links of rechts". Na vijf minuten eeu- wigheid gebood ik de chef- straatveger dat de linker straat schoon gemaakt moest worden. Na een kwartier kwam de „opper-mayordo- mo" aan, die nijdig gebaarde dat we rechtdoor moesten. De woedende blikken van de straatveger waren een film. Na die keer ben ik nooit meer tweede chef van de processie geweest. Machtswellust In de Franco-tijd opende ik als „mayordomo" eens een afde ling, waarin een aantal guar- dias civiles (leden van de mili taire politie) in gala-uniform te paard achter mij reden. Aangezien niemand mij on der de donkere kap kon her kennen, verzocht ik uit pure machtswellust de kapitein van de guardia civil om vijf meter met de paarden terug te gaan, „want dan zou het alle maal mooier aansluiten". „Si, si, senor", antwoordde de ka pitein in vol ornaat onderda nig, terwijl hij met zijn man nen te paard achteruit drib belde. Een andere keer opende ik een afdeling met een aantal kin deren. „Peter, waarom stop je nu?", zeurden ze telkens als ik de stoet stilhield. „Omdat de 200 mannen, die de „trono - een soort superbrancard - met het Christusbeeld en de „trono" met de beeltenis van Maria dragen even moeten uitrusten", antwoordde ik ie dere keer geduldig. „Maar hoe weet je nu wanneer je weer verder mag lopen?", vroegen zij steeds weer als ik de optocht in beweging zette. „Omdat ik dan een teken krijg van een „mayordomo", die achterin de processie mee loopt", zei ik met een enge lengeduld. Na een tijdje greep het kleinste jongetje mij bij mijn pij, keek mij met een rots vast vertrouwen vanuit de ooggaten van zijn kapje aan en fluisterde: „Peter, ik moet „ornar!". Wanhopig zocht ik naar een „mayordomo" in de buurt, want ik had er geen idee van wat „ornar" was. Eindelijk kwam er een collega die ons probleem oploste. Wist ik veel dat het jongetje zo klein was dat hij nog geen „orinar" kon zeggen. Nu weet ik dat „ornar" versieren is en dat „orinar" een plasje doen betekent. Als „mayordomo" bezit je voor rechten, die je als gewoon „nazareno" niet hebt. In het onofficiële gedeelte van de processie kun je met een col lega zomaar de stoet verlaten om een pils te pakken. Door de kou dreven mijn proces- sievi iendjes mij eens op Goe de Vrijdag erg veel het café in. Het ging allemaal prima, tot dat ik voor de officiële hoofd tribune voelde dat ik gewel dig moest. De pils was heel erg gezakt en ik voelde mij radeloos. Angstig hief ik mijn gelaat ten hemel. Motregen Het was alsof mijn wens werd verhoord. De plotselinge motregen maakte het asfalt nat. Zonder iemand te erge ren en met behoud van mijn waardigheid als „mayordo mo" voegde ik ongemerkt iets aan het natte asfalt toe. Daar na liep ik niet alleen ontspan nen, maar ook dankbaar de processie uit. Met de komst van de democra tie is het Malageens proces sieleven er wulpser op ge worden. Sinds een aantal ja ren mogen er ook vrouwen en meisjes meelopen. Het is een heel aparte sfeer als je weet dat er onder de „nazarenos" welgevormde schoonheden zijn. die gedwee in de pas lo pen. Voor de meisjes uit het publiek is de Latijnse flirt veel kritischer geworden. Eerst kijken ze naar je schoe nen en vervolgens naar je borst om te zien of je voor een bh in aanmerking komt. Hebben ze zich eenmaal ver zekerd datje een „tio" bent en geen „tia", dan barst de flirt net zoals vroeger in alle he vigheid los. De dragers van de „tronos" zyn in het democra tische tijdperk wat losser dan tijdens de dictatuur. Een heupflesje cognac houdt sommigen op de been tijdens het sjouwen van de meer dan 4000 kilo zware „trono". An deren houden de moed erin door het blazen van bellen van klapkauwgum. Door Koen Corver MOSKOU - Buitenlanders die in de Sowjet-Unie wonen en daarbij het twijfelachtige ge noegen hebben om dagelijks de Russische propaganda te consumeren voor hun werk, plegen zich gewoonlijk door lange, dorre, oninteressante en veelal leugenachtige be schouwingen te ploegen, die worden gekenmerkt door een fantasieloze eenvormigheid die het resultaat is van de hechte samenwerking van partij-ideoloog en staatscen- sor. Maar af en toe wordt deze eenvormigheid ruw aan flar den gescheurd door kritiek. En aangezien ,Jcritiek" in het „arbeidersparadijs" de facto verboden is, kan ze alleen van de allerhoogste machthebbers komen. Dat gebeurde vorig jaar zeer onverbloemd en het onder werp van die kritiek was een van de heiligste koeien van de Sowjet-maatschappijname lijk het propaganda-appa- raat. ,Jiol gezwets" In een publicatie van het cen trale comité van de commu nistische partij - die vanwege haar kritische karakter slechts beknopt werd gepubli ceerd in de pers - werden de dames en heren propagandis ten er van beschuldigd hun boodschap te verpakken in „hol gezwets, propagandacli chés, loze frasen" en zich daarbij te bedienen van ge zwollen, quasi wetenschap pelijke taal". Zelden is uw correspondent het meer eens geweest met offi ciële beweringen gedurende zijn verblijf in Moskou de af gelopen jaren. De kritiek van het centrale comité die tijdens opfrissingsbijeenkomsten door partij-ideologen op alle niveau' s werd besproken, noemde ook nog even enkele oorzaken voor de dorre, on verteerbare propaganda. Die was volgens de publicatie namelijk te zoeken in de „angst om fouten en tekort komingen openlijk te bespre ken". happenings in het algemeen en concerten in het bijzonder. De hoofddirigent voor de Olympiade 1980 wordt nie mand minder dan Odyssei Achilessowitsj Dimitriadi. Men zou menen dat de man alleen al om zijn naam was uitverkoren, maar muzikaal schijnt de 71-jarige dirigent toch ook het een en ander in z'n mars te hebben. Volgens het staatspersbureau Tass staan er niet minder dan 50 opera's op het programma van Dimitriadi en heeft hij in zijn leven al 6000 concerten en shows gedirigeerd. Dimitriadi is docent aan het conservatorium van Tbilisi, de hoofdstad van Georgie. Hij heeft een nieuw arrangement gemaakt voor de traditionele Olympische hymne die door de Griekse componist Spiros Samara indertijd werd ge creëerd voor de Spelen in 1896 in Athene. In zijn jongere ja ren was Dimitriadi een ver woed liefhebber en beoefe naar van het voetbalspel, maar concentreert zich te genwoordig op het schaak spel. .Jiarmonie" ,fiarmonie is de basis van zo wel sport als muziek", aldus de dirigent, die en passant president Carter ervan be schuldigt met zijn boycot-po litiek de Olympische bewe ging te willen ruineren. Intussen gaat de ..grote beurt" onverdroten verder. Er ux>rdt overal opgelapt, hersteld, ge verfd en geschrobd dat het een lieve lust is. Het Kremlin in Moskou is bijna „af, en ook elders in het land is men zeer actief. Verwaarloosde en ge slotenkerken bijvoorbeeld langs de weg van Moskou naar Helsinki, worden plotsklaps opgeknapt. Het imago van het Olympische gastland „waar vrijheid van geloof tol de officiële begin selen behoort en waar men z'n oude monumenten niet ver vaar sloost wordt hier eigen lijk opgekalefaterd Het fleurt niettemin op en dat isook wat waard. Dat laatste klinkt natuurlijk heel aardig, maar is niette min toch een weinig huichel achtig in een totalitaire staat waar iedere burger die zijn kritische mond opendoet, de kans loopt in een psychiatri sche inrichting of in een werkkamp te belanden. Waarom maakt het centrale comité van de communisti sche partij van de Sowjet- Unie (CPSU) zich ineens zo druk over de kwaliteit van zijn propaganda-apparaat? Vanwege de komende Olym pische Spelen. Dat werd kort na de publicatie duidelijk, toen Viktor Grishin zijn ge hoor in Moskou voorhield wat de taak zou moeten zijn van de Russische gastvrouwen en gastheren tijdens de komende Olympiade. Die boodschap was de moeite waard, omdat Grishin Moskou's partijchef is en omdat hij lid is van het machtige Politbureau van de partij en verder omdat zijn publiek bestond uit schrij- Verworvenheden Grishin verklaarde, dat men „gastvrij" zou moeten zijn, maar dat men verder ook de worden wekelijks ongeveer 1500 publicaties in beslag ge nomen. Dat daarbij vaak ook gewone Westerse kranten zijn, wordt er niet bij vermeld. Evenmin als het feit dat dat volstrekt in strijd is met de be ginselen van de slotacte van Helsinki. Verder is het ook op z'n zachtst gezegd merkwaardig om te beweren dat officiële Westerse „diensten" zo'n offensief or ganiseren, want die zouden dan toch wel over betere en ef fectievere middelen beschik ken om hun materiaal de Sowjet-Unie binnen te smok kelen dan toeristen en andere bezoekers. Verscherpt Een ding is echter al een duide lijk gevolg van deze ideologi sche campagne, namelijk een verscherpte controle bij bin nenkomst en verlaten van de USSR. De onaangename ge volgen na ontdekking van .subversief materiaal" zijn een kortere of langere onder vraging door de KGB plus onmiddellijke uitwijzing, terwijl men in gevallen van ernstige /overtreding" zelfs met een proces en gevangenis straf in de Sowjet-Unie kan rekenen. Wie „boze plannen" heeft, zij gewaarschuwd! Angst voor vrije informatie, kritiek en echte uitwisseling van gedachten, is de werkelij ke oorzaak voor deze ideologi sche nervositeit en verscherp te grenscontrole. De aanstaande Olympische Zomerspelen zullen begeleid worden door tal van manifes taties. Daaronder culturele Moskou krijgt een grote beurt nadruk zou moeten leggen te genover de vele buitenlandse bezoekers op de verworvenhe den van de Sowjet-maat schappij. Daarnaast zal men op zijn hoede moeten zijn voor subversieve bourgeois-pro paganda" en die waar nodig energiek moeten ontzenuwen. Geen sport met politiek dus, behalve in de Sowjet-Unie. De oorzaak van dergelijke bood schappen en ideologische op- frisser s moet men zoeken in de nervositeit van de Kremlin- machthebbers ten aanzien van de komende confrontatie van tienduizenden Sowjet- burgers met tienduizenden buitenlanders. En die buitenlanders kunnen gevaarlijk zijn, zo wordt de Russische staatsburger re gelmatig voorgehouden. „Westerse geheime diensten" organiseren mede met het oog op de Olympische Spelen een „gecoördineerd offensief dat er op gericht zou zijn het Sow- jet-systeem „te ondermijnen". Hieraan werken volgens Mos kou de Westerse massamedia Verder wordt er druk anti-Sow- jet-materiaal de Sowjet-Unie binnengesmokkeld en tenslot te stuurt men ook nog speciaal lieden om dit verderflijke propagandamateriaal daar na te verspreiden. Maar ge lukkig, douane en grensbe waking (die onder directe lei ding van de KGB staan „vangen" aardig wat onder mijnende pamfletten. Slotakte Op het internationale vliegveld van Moskou - Sheremetjewo -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 29