Zuid-Afrika rijdt op
benzine uit steenkool
Gevaarlijke misverstanden (4)
VER VAN
DEN HAAG:
REGIO'S
IN NOOD
ZATERDAG 29 MAART 1980
PAGINA 33
JOHANNESBURG-SE-
CUNDA - Zuid-Afrika is
hard en koppig op weg
zich blijvend onafhanke
lijk te maken van Arabi
sche oliesjeiks en andere
OPEC-miljardairs.
Het overtuigende bewijs van die
revolutionaire ontwikkeling treft
men aan in Secunda, honderd
dertig kilometer ten oosten van
Johannesburg. Daar prijkt in
volle glorie een door de South Af
rican Coal Gas and Oil Corpora
tion uit de grond gestampt pro
ject, kortweg SASOL-II ge
noemd. Over enkele maanden zal
in dit gigantische concern uit
steenkool vervaardigde brand
stof in auto- en vliegtuigtanks
vloeien. SASOL-II en diens
voorloper, de al geruime tijd ope
rationele SASOL-I in Sasolsburg,
zullen bij optimale benutting te
zamen 35 tot 40 procent van de
totale Zuidafrikaanse benzine
behoefte produceren. Bij tank
stations in de grote steden is al op
uitgebreide schaal „clean bur
ning" SASOL-benzine verkrijg
baar. De prijs van deze „fuel of
the future" (of in het Afrikaans:
"brandstof van de toekomst") is
dezelfde die moet worden be
taald voor benzine uit pompen
van Shell, Texaco, Esso, BP en
Caltex: f 1,25 per liter.
Terwijl honderden technici en ar
beiders de laatste hand leggen
aan SASOL-II hebben de autori
teiten al het groene licht gegeven
voor de constructie van SASOL-
III, dat naast zijn voorganger zal
verschijnen. De totale investe
ringskosten van het dubbele
project in Secunda bedragen
omgerekend in Nederlands geld
13 miljard gulden.
Overwegingen
De overwegingen van de regering
in Pretoria om de handen aan de
ploeg te slaan, zijn van velerlei
aard. Zuid-Afrika is zich terdege
ervan bewust dat de internatio
naal optredende oliecrisis en de
van OPEC-zijde „formeel" tegen
het land afgekondigde olieboycot
dit decennium en mogelijk nog
daaropvolgende kunnen voort
duren. Vanuit dat besef en die
realiteit heeft Zuid-Afrika vooral
de laatste jaren met gebruikma
king van al het beschikbare tech
nologische vernuft en financiële
mogelijkheden zich op het proces
van de vervaardiging van benzine
uit steenkool gestort.
Het besluit om onmiddellijk met
een derde SASOL-installatie te
beginnen, bewijst hoe serieus,
planmatig en intensief de Zuid
afrikanen hun energieproblema-
tiek ter hand nemen. Daarbij
komt dat de materiële condities
voor het nemen van een dergelij
ke fundamentele beleidsbeslis
sing volop aanwezig zijn. Steen
kool is er genoeg en ook kapitaal
is in ruime mate beschikbaar.
De waanzinnige stijging van de
goudprijs op de internationale
markt en de steeds groeiende
vraag van de westerse industrie
landen en Japan naar minerale
grondstoffen hebben de liquidi-,
teit en kredietwaardigheid van
Zuid-Afrika dermate versterkt,
dat de autoriteiten in Pretoria
zonder enige pijn aanvullende
miljarden voor uitbreiding van
de benzine-uit-kolen-produktie
kunnen uittrekken.
if Benzine uit steenkool. In de grote Zuidafrikaanse steden al op uitgebreide schaal verkrijgbaar.
Steenkool is in Zuid-Afrika de belangrijkste energiebron. Op het
ogenblik wordt ongeveer 60 procent van de kolenproduktie gebruikt
voor het opwekken van stroom. De kolenvoorraden van Zuid-Afrika
zijn met 81 miljard ton haast onuitputtelijk.
Bij een in de negentiger jaren geïnstalleerd vermogen van 54.000 Mega
watt (1 Megawatt is 1 miljoen Watt) zullen de kolen gestookte Zuid
afrikaanse elektriciteitscentrales jaarlijks 1150 miljoen ton opslok
ken.
De onder de staat resorterende elektriciteitsmaatschappij Escom (Elec
tricity Supply Commission) zal binnen de komende vijf jaar een inves
teringsproject ten uitvoer brengen, waarmee de fabelachtige som van
19 miljard gulden is gemoeid. Geprogrammeerd doel van het project is
de Zuidafrikaanse stroomcapaciteit elke negen jaar te verdubbelen.
Deskundigen hebben becijferd dat mede op grond van de snel stijgen
de levensstandaard van alle bevolkingsgroepen de energiebehoefte in
het land zeer fors zal toenemen: van 16.700 Megawatt nu tot ongeveer
300.000 Megawatt in het jaar 2030.
Na voltooiing van SASOL-II zal Zuid-Afrika's primaire energievoorzie
ning voor 88 procent op (inheemse steenkool zijn gebaseerd. De reste
rende 12 procent zal door olie-importen moeten worden aange
vuld.
Zuid-Afrika heeft overigens voor 7 jaar olie in voorraad.
Bovenop mijn
SASOL-II, dat waarschijnlijk in
mei van dit jaar vol in bedrijf zal
kunnen worden gesteld, staat als
het ware „loodrecht" op 's we
relds grootste steenkolenmijn,
Bosjesspruit genaamd. De ver
wachte „levensduur" van deze
mammoetmijn met twee schach
ten bedraagt zeventig jaar.
Jaarlijks zullen 27 miljoen ton ko
len voor de berëiding van motor
brandstof naar boven worden
gehaald. De Zuidafrikaanse in
dustrie bedient zich daarbij van
het vooroorlogse Duitse Fischer-
Tropisch-procédé, dat de West-
duitse firma Lurgi GmbH uit
Frankfurt bij SASOL heeft geïn
stalleerd. Hetzelfde Westduitse
chemische concern is sinds 1954
bij SASOL-1 actief op het gebied
van kolenvergassing.
Met de introductie van het project
SASOL-II ontstonden ter plekke
twee satellietsteden. Het ene heet
Secunda, dat momenteel al 2000
huizen en 300 flats telt. Weldra
zullen er in dit stadje drie lagere
scholen en een middelbare
school worden neergezet. Ze zijn
bestemd voor de leerplichtigen
onder de 11.000 kinderen die hier
straks met hun ouders zullen wo
nen. Wat verderop ligt het stadje
Langverwacht, dat voor een be
drag van 28 miljoen gulden in re
cordtempo uit de grond werd ge
stampt. Langverwacht is opgezet
als domicilie voor de 25.000 zwar
te arbeiders, die op het complex
van SASOL-II en SASOL-III
emplooi vonden of nog zullen
vinden.
De laatste maanden hebben zich
nog tal van andere kapitaalkrach
tige concerns in de slag gewor
pen. Niemand schijnt meer ach
ter te willen blijven. Zo kondigde
bijvoorbeeld het mijnconcern
General Mining aan, in een nieuw
steenkolenveld oostelijk van
Warmbad en Potgietersrus (Cen
traal Transvaal) een petroche
misch project weg te zullen zet
ten. Ook dit concern wil uit
steenkool diesel en benzine win
nen. De aanloopkosten van het
project bedragen een slordige
twee miljard gulden.
Drie soorten
Het betreffende wingebied van
General Mining strekt zich uit
overeen lengte van circa honderd
kilometer. Het veld bevat drie
soorten steenkool. In de noorde
lijke sector wordt de steenkool op
ongeveer 18 meter onder het
aardoppervlak aangetroffen; het
rif heeft er een dikte van vijf me
ter. Het middelste blok bevat co
kes. In de zuidelijke sector ko
men de kwalitatief beste lagen
voor, inclusief uranium.
Boeren in het door General Mining
verworven gebied kunnen straks
een schadevergoeding tegemoet
zien van 460 rand (1058 gulden)
per hectare. De zuidelijke steen-
kolenlaag zit tot diepten van 300
meter, hetgeen impliceert dat
evenals bij SASOL-II het geval is
- een grootschalige ondergrond
se mijn zal worden aange
legd.
Summier weergegeven zal de
steenkool eerst fijngemalen wor
den. Vervolgens wordt het ura
nium via een hitteproces aan het
gruis onttrokken. Het steenko-
lengruis zal daarna worden vere
deld en vloeibare brandstof af
scheiden. Voor de realisering van
dit proces zal General Mining het
Zuidafrikaanse chemieconcern
Sentrachem in de arm nemen.
Verwacht wordt dat de produktie
bij General Mining voor zeventig
procent zal bestaan uit diesel en
voor dertig procent uit benzi-
An gl ovaal
Behalve SASOL en General Mining
staan nog twee ondernemingen
klaar om vloeibare brandstof aan
steenkool te onttrekken: AECI
(onderdeel van de oppermachti
ge Anglo-American-groep) en het
concern Anglo vaal, dat voorne
mens is een uitgestrekt steenko
len areaal nabij Witbank - zoge
zegd onder de rook van Johan
nesburg - aan te boren. Van
Anglovaal is onder meer bekend
dat het in samenwerking met de
universiteit van Kaapstad moge
lijkheden onderzoekt om etanol
en metanol te transformeren in
motorbrandstof voor rendabel,
commercieel gebruik.
Den Uyl, destijds minis
ter van economische
zaken, kondigde in het
midden van de jaren
zestig de sluiting van de
Limburgse kolenmij
nen aan. Er zal daarbij,
zo zei hij, geen enkele
arbeidsplaats verloren
gaan zonder dat er een
nieuwe komt. De Zuid
limburgers, het ge
wroet onder de grond al
lang beu, juichten hem
toe. Het bleek echter
een lichtvaardige belof
te te zijn. Hij kon haar
niet waar maken. Geen
enkele minister van
economische zaken kan
dat. De centrale over
heid beschikt niet over
voldoende middelen
om volledige werkgele
genheid in de rand ge
westen te waarbor
gen.
En ver van Den Haag ligt Oost-
Groningen. Daarover zijn
geen geruststellende bezwe
ringsformules uitgesproken,
maar de situatie is er weinig
minder slecht dan in Zuid-
Limburg. Als provinciale au
toriteiten naar Den Haag rei
zen en daar wat cadeautjes in
de handen gestopt krijgen,
zeggen de achtergeblevenen
bij het uitpakken: is dat nu
alles?
Het zou eerlijker zijn als Den
Haag zou zeggen dat er wei
wat kan worden gedaan, maar
niets dat afdoende is. Laten
we eens zien over welke mid
delen de centrale overheid de
beschikking heeft en hoe die
uitwerken.
Het meest direct werkt sprei
ding van overheidsdiensten.
Maar daarmee kan men nooit
het hele werkloosheids
probleem in de randgewesten
oplossen. Het gaat om tien
duizenden arbeidsplaatsen.
Bovendien blijkt men zelfs
eigen overheidsbedrijven in
dit opzicht nauwelijks in de
hand te hebben.
Beperkingen
Men kan verder zorgen voor
goede verbindingen met de
Randstad en een gunstige in
frastructuur in de achterblij
vende gebieden zelf. Maar dat
schept alleen een noodzake
lijke en geen voldoende
voorwaarde voor vestiging
van nieuwe arbeidsplaatsen.
Er is ook het subsidie-in
strument. Daarmee kunnen
we een eind komen als we het
onbeperkt zouden kunnen
inzetten. Er is immers vrijwel
altijd een zo hoge subsidie
mogelijk dat vestiging van
arbeidsplaatsen in de rand
gewesten aantrekkelijk
wordt. Maar er zijn twee be
langrijke beperkingen die
daarbij toch in de weg
staan.
In de eerste plaats zou voor een
volledige oplossing van het
werkloosheidsprobleem
langs deze weg vermoedelijk
zoveel geld nodig zijn dat het
niet op te brengen valt. In de
tweede plaats ziet de Europe
se Commissie nauwlettend
toe dat er geen belangrijke
kunstmatige voordelen voor
bedrijven in afzonderlijke
landen van de gemeenschap
worden geschapen. Concur
rentievervalsing mag eigen
lijk helemaal met en de mar
ges waarbinnen de nationale
overheden mogen subsidië
ren zijn daarom nogal
krap.
Zelfs afgezien van deze twee
randvoorwaarden is het van
groot belang hoe het subsidie-
instrument wordt gebruikt.
Door
prof. dr. F. Hartog
Subsidies om verliesgevende
produktie in stand te houden
scheppen uit de aard der zaak
geen nieuwe werkgelegen
heid. Omdat ditzelfde geld
niet tegelijk aan het tot stafid
komen van nieuwe arbeids
plaatsen kan worden besteed
is de kans groot dat de werk
nemers alleen maar op de
verkeerde en op den duur uit
zichtloze plaats aan het werk
blijven. We hebben dit
probleem bij een eerdere ge
legenheid al eens bezien.
Richten
op arbeid
Subsidies bij het tot stand ko
men van nieuwe investerin
gen zijn op het eerste gezicht
beter geschikt. Daar gaat het
in ieder geval om nieuwe
werkgelegenheid. Maar we
moeten wel bedenken dat
zulke subsidies het kapitaal
kunstmatig goedkoop maken
ten opzichte van de arbeid.
Op deze manier wordt de ka
pitaalintensiteit van de pro
duktie juist aangemoedigd.
Veel arbeidsplaatsen komen
er zo niet tot stand.
Het zou daarom veel meer voor
de hand liggen de subsidies
niet te richten op het kapitaal,
maar op de arbeid. Dat geeft
ook belangrijke inverdienef
fecten, want er wordt geld
uitgespaard op werkloos
heidsuitkeringen. Een subsi
die op arbeid ligt wat dit be
treft dus het meest voor de
hand. Maar kóm dat beperkt
blijven tot nieuwe vestigin
gen? Bestaande bedrijven die
concurrende produkten
voortbrengen, in dezelfde re
gio of in aangrenzende re
gio's, zouden hiermee wel
eens in moeilijkheden kun
nen worden gebracht. De
problemen zouden dan in
hoofdzaak alleen maar wor
den verplaatst. Loonsubsi
dies zouden daarom een olie
vlekwerking hebben.
Zij zouden „veralgemeend"
moeten worden voor alles wat
concurreert met de nieuw te
scheppen arbeidsplaatsen.
Dan komen we toch weer te
recht bij de randvoorwaarde
die verband houdt met de be
schikbare hoeveelheid
geld.
Verder in deze richting door
denkend, komen we op de in
vloed van het loonpeil zelf.
Vroeger hadden we het sys
teem van gemeenteclassifica
tie, waarbij globaal gespro
ken het loon van de Randstad
af steeds lager werd bij gelijke
arbeid. Dat systeem is afge
schaft, maar op deze wijze
moet in de regio's ook het
loon worden betaald dat al
leen gunstiger gelegen be
drijven op kunnen brengen.
Bij loonvorming op nationale
schaal zijn immers vooral de
omstandigheden in de Rand
stad beslissend.
Het heeft geen zin te pleiten
voor herinvoering van de ge
meenteclassificatie. Als men
zoiets eenmaal heeft afge
schaft kan het nooit meer op
nieuw worden ingevoerd.
Maar als gedachte-oefening
om te zien waar het probleem
eigenlijk ligt, kan het nuttig
zijn. Evenals er een subsidie
denkbaar is waarbij het
werkgelegeheidsprobleem
kan worden opgelost, is er
ook een loonpeil denkbaar
waarbij dat kan.
Als bijvoorbeeld het loonpeil
van de Randstad uit naar bui
ten toe geleidelijk lager
wordt, zodanig dat het in
Zuid-Limburg en Oost-Gro-
ningen nog maar de helft zou
bedragen van dat in de Rand
stad, zouden deze gewesten
naar alle waarschijnlijkheid
geen werkloosheidsproble
men kennen. Zoiets willen we
niet, maar dan komen we ook
niet van het probleem van de
regionale werkloosheid
af.
Of we aanvaarden loonver-
schillen om van de werkloos
heid af te komen, óf we eisen
gelijk loon en offeren daaraan
de werkgelegenheid op. Ge
lijk loon en volledige werk
gelegenheid in de regio's zijn
blijkbaar niet tegelijk te ver
wezenlijken. We moeten kie
zen. Omdat we voorrang ge
ven aan gelijkheid van loon
kiezen we voor werkloos
heid.
Bij dit alles blijft het van belang
om te werken aan verbetering
van de verbindingen met Den
Haag. Die dienen vooral voor
het reizen van de provinciale
autoriteiten. Zij kunnen dan
met hun halfgevulde handen
sneller terug zijn.
Instituut Burgerraadslieden.
2311 EK Leiden. Koornbrugsteeg 7.
Telefoon 071-143171
"De wet, dat is voor ons toch veel te moeilijk. Hoe
moeten wij nu weten wat onze rechten en plichten
zijn", een veel gehoorde opmerking van bezoekers
van onze spreekuren, bezoekers, die door onwe
tendheid in de problemen zijn geraakt. Deze
problemen bestaan dan vaak daaruit, dat men niet
op tijd een uitkering heeft aangevraagd, termijnen
voor bezwaarschriften heeft laten verlopen enzo
voorts. Men ontdekt dan vaak pas dat er wat aan de
hand was, als het inmiddels te laat is. Hoe is dat nu
precies, kan men zich nu wel of niet beroepen op
onwetendheid, of wordt men geacht alles te weten?
"Ieder wordt geacht de wet te
kennen". Dit is een uitspraak,
die vaak valt te beluisteren en
die veelal verkeerd wordt ge
citeerd. Gelukkig heeft de
Hoge Raad (ons hoogste
rechtscollege) uitgemaakt,
dat deze uitspraak in zijn al
gemeenheid onjuist is. Niet
iedereen behoeft gelukkig
alles te weten. Het zou ook
wel bijzonder onjuist zijn, om
deze eis aan de gemiddelde
Nederlander te stellen. Zelfs
de meeste juristen kennen
maar een beperkt aantal wet
ten en regelingen, maar weten
uiteraard wel alle andere re
gelingen te vinden cn toe te
passen als dat nodig is. Wat
moet de gemiddelde burger
dan wél weten van zijn rech
ten en plichten?
In zijn algemeenheid is daarop
geen antwoord te geven; wel
wil ik proberen een aandui
ding te geven. Uit konkrete
uitspraken van rechterlijke
instanties zou je kunnen af
leiden, dat men in ieder geval
wel die wetten en regelingen
in grote hoofdlijnen moet
kennen, die heel direct van
toepassing zijn op iemands si
tuatie.
Voorbeeld: Iemand krijgt een
bijstandsuitkering; hij wordt
nu geacht te weten wat - in
hoofdlijnen - zijn rechten en
plichten zijn.' Nog een stap
verder gaat de eis dat iemand
ook zou moeten weten of hij
op een bepaald moment voor
een bijstandsuitkering in
aanmerking zou kunnen ko
men. Er zijn namelijk nogal
wat rechteilijke uitspraken,
waarin wordt gesteld, dat het
niet weten, dat men een be
roep kan doen op de Bij
standswet onvoldoende ex
cuus is om met terugwerken
de kracht een uitkering te
krijgen. Men wordt dus ver
ondersteld zoveel inzicht in
de Bijstandswet te hebben,
ook al heeft men r.og hele
maal niets met die wet te ma
ken, dat men moet weten
wanneer men zich kan mel
den. Op zichzelf is dat nogal
vergaand; van de andere kant
kan men zich afvragen, waar
dan wel de grens ligt als men
met terugwerkende kracht
uitkeringen gaat toekennen.
Ambtshalve
De belastingdienst heeft het
probleem van te laat inge
diende bezwaarschriften op
een heel elegante wijze op
gelost. Wanneer er inderdaad
een fout blijkt te zijn gemaakt
door de belastingdienst, maar
betrokkenen komt daar pas
achter als de termijn om be
zwaar in te dienen verstreken
is (hoewel deze toch twee
maanden is), dan gaat deze
dienst als volgt te werk. Het
bezwaarschrift wordt niet
ontvankelijk verklaard om
dat het te laat is ingediend
(verworpen dus), maar tege
lijkertijd krijgt men ambts
halve terug wat men teveel
heeft betaald. Ingewikkeld,
maar juist en rechtvaardig.
Informatie
Ook wanneer men schade on
dervindt en men zou vergeten
tijdig de tegenpartij aanspra
kelijk te stellen of de verzeke
ring in te lichten, is de kans
groot dat men naast de ver
goeding grijpt.
Samenvattend zou je kunnen
zeggen, dat de gemiddelde
burger niet geacht wordt de
gehele wetgeving te kennen,
doch wel. dat hij de hoofdlij
nen weet van de regelingen
waarmee hij heel direct te
maken heeft. "Wat heb ik nu
aan zo n antwoord", zult u
zeggen, dat is weer typisch
zo n jurist, waarmee je alle
kanten uit kunt".
Helaas is het zo, dat er eenvou
dig niet meer duidelijkheid
over dit onderwerp bestaat,
vandaar dit wat genuanceer
de antwoord. Over een ding
kan ik echter wel heel duide
lijk zijn: wanneer u in een si
tuatie verkeert, waarin u
rechten of plichten zou heb
ben die u niet kent, wint u dan
toch tijdig advies in van in
stanties zoals de onze.
Een misverstand dat ook nog
wel voorkomt, is de gedachte,
dat wanneer men zich maar
berouwvol toont over in het
verleden begane verzuimen
of misstappen, ook de onaan
gename gevolgen van een en
ander worden weggenomen.
Zo kan men zich bijvoorbeeld
berouwvol tonen over de ma
nier waarop men zich door ei
gen toedoen willens eri we
tens heeft laten ontslaan door
de werkgever het gevolg van
dit berouw is niet dat de uit
kerende instanties (Bedrijfs
vereniging of Sociale dienst)
eventueel genomen straf
maatregelen ongedaan
maakt.
Berouw of spijt zal slechts zel
den of nooit de juridische
konsekwenties van het be
treurde gedrag wegnemen.
Wanneer men met slechts een
glas te veel (Wat is nu een glas
zult u vragen) een andere
weggebruiker ernstig ver
wondt, kan men. ondanks be
rouw en spijt, toch Vaak lange
jAren schadevergoeding moe
ten betalen. Wanneer men
spijt heeft over een woning
die men heeft afgewezen,
komt die woning daardoor
niet opnieuw beschikbaar. De
vraag "Hebben we dan al niet
voldoende straf gehad?" die
wel wordt gestelid, doet dui
delijk niet terzake.
Beloning
Tot slot een onjuiste opvatting
die ook tamelijk veel voor
komt en die met de vorige
gemeen heeft, dat ook deze
voortkomt uit het tamelijk
geïsoleerd bekijken van de
eigen situatie. "We hebben
ons hele leven hard gewerkt,
hebben nooit bij de overheid
voor wat dan ook aangeklopt,
hebben altijd onze eigen
boontjes gedopt, zou die
overheid nu niet eens één
keer genade voor recht kun
nen laten gelden''" De bedoe
ling is dan veelal om voor de
beurt een woning te krijgen of
een uitkering waarop men
strikt genomen geen recht
heeft.
Nu is het zb. dat altijd de eigen
broek hebben opgetrokken,
zoals het spreekwoord luidt,
en nooit een beroep hebben
behoeven te doen op de over
heid niet wordt beschouwd
all leta btyzondei Men ki ijgt
hierdoor dus niet een streepje
voor.
Gelukkig zijn rechten als hier
bedoeld geen zaken die men
moet verdienen. Men heeft ze
en kan ze hoogstens kwijtra
ken. De zaak ligt dus precies
omgekeei d.