Dienstplichtigen zij al hard nodig in de V y Hollandse ZATERDAG 2 FEBRUARI 1980 Momenteel hebben de VS 765.602 man onder de wapenen. Op de foto A een van hen. WASHINGTON (GPD) - Het is niet zonder reden dat het commentaar bijvoegsel van een ge respecteerd dagblad als de Washington Post af gelopen weekeinde vrijwel geheel was ge wijd aan oorlog. „Vertel ons waarom, voordat we de oorlog in gaan"; de kop boven een lang durig artikel waarin wordt betoogd dat wanneer de VS tot krijg besluiten, het ook de bedoeling moet zijn om te winnen. En een re portage beschrijft het leven van de militairen in een silo voor de in tercontinentale raket ten waarmee de VS in geval van nood hopen een flink stuk Sowjet- samenleving te ver dampen. En dat oorlog een kwestie is van praktische overwegingen, blijkt dan bijvoorbeeld uit het eenvoudig gegeven dat de piloten van het vliegende commandocentrum dat bo ven de VS altijd in de lucht is op zo'n tien km hoogte, een ooglap dragen van het genre dat sedert Mosje Dayan alge mene bekendheid geniet. Niet omdat die piloten een oog missen, maar omdat een kernexplosie in de lucht hen blind zou kunnen maken. Voor het blinde oog kunnen zij dan de lap schuiven en hebben dan nog één oog over. Oorlog... De vrees... De VS le ven ermee sedert president Carter de moeders en vrou wen van mannen tussen 18 en 26 jaar (zo'n 16 miljoen) de stuipen op het lijf heeft ge jaagd met de aankondiging dat dienstplichtigen zich zullen moeten laten registre ren. Op zichzelf is dat nog niet meer dan een eenvoudige administratieve maatregel in een land waar de adeldom van de vrijheid het tot stand ko men en in stand houden van zoiets eenvoudigs als een burgerlijke stand heeft ver hinderd. Van het dienst plichtwezen dat Richard Nixon na de oorlog in Viet nam triomfantelijk en met het oog op stemmenwinst af schafte, zijn nog slechts re gionale kantoren en een hoofdkwartier in Washington over. Via postkantoor De registratie van. dienstplich tigen, zo heeft Carter voorge steld, zal moeten plaatsgrij pen via de 34.000 postkanto ren van de natie om althans het adressenmateriaal te ver schaffen waarmee de VS in geval van oorlog hopen het beroepsleger dat nu de westelijke vrijheid groten deels beschermt nog bijtijds te kunnen aanvullen. Dienst plicht is, nog afgezien van de menselijke consequenties, in de VS ook een belangrijk so ciaal gegeven. Het beroepsle ger immers (officieel en aan trekkelijker heet het „vrijwil ligersleger") is vooral be stemd om de Amerikanen met geld het vechten te be sparen, terwijl de minder be deelden, de werklozen, de minderheden, een zeer be hoorlijk inkomen krijgen aangeboden om zich als „ka- nonnenvlees" (een term uit oorlogen die nooit meer voorkomen) te laten gebrui ken. Joseph Califano, door Carter ontslagen als minister van zeg maar voor het gemak „sociale Joseph Califano (links), de door Carter ontslagen minister van 'sociale zaken', beweert dat met de radicale linkervleugel de drijvende kracht was achter de beëindiging van de oorlog in Vietnam, maar de Amerikaanse midden- en hogere klassen, die gingen protesteren toen Johnson genoopt was de dienst plicht in te voeren. Zij wensten hun zonen voor dié oorlog niet op te offeren. zaken", stelt kortweg vast dat de miljarden dollars die het beroepsleger eist beter kun nen worden uitgegeven aan een systeem dat dienstplicht kent voor iedereen en waarin de armoede die vrijwilligers naar het leger van vandaag drijft effectief wordt bestre den. Hij ontwikkelt bijvoor beeld de interessante stelling dat de VS pas tegen de oorlog in Vietnam gingen proteste ren toen Lyndon Johnson ge noopt was de dienstplicht in te voeren. Dus, zegt Califano, niet de radicale linkervleugel vormde de kern en drijvende kracht achter dit protest, maar de Amerikaanse mid den- en hogere klassen die hun zonen voor dié oorlog niet wensten op te offe ren. Niet bereid En hij komt tot de slotsom dat in het klassenbewuste Ame rika de middenklasse en de bovenlaag niet bereid zijn voor de directe belangen van hun vaderland te vechten (hoewel ieder in Amerika schoolgaand kind elke och tend met de hand op het hart trouw zweert aan de Ameri kaanse vlag). Daaruit valt, zo suggereert Califano, voor bondgenoten weinig bemoe digends te concluderen. En hy lijkt gelijk te hebben, want in Washington, voor het Witte Huis, marcheerden maandag reeds de demonstranten: te gen de registratie en tegen de dienstplicht. De politieke gevolgen zijn dui delijk: als Carter geen fond sen en steun krijgt om de in voering van dienstplicht mo gelijk te maken, kunnen de VS nimmer een vuist maken om aan de Sowjet-expansie, die Carter zo scherp heeft aangevallen, een einde te ma ken. Voor een buitenlandse politiek kan dat rampzalige gevolgen hebben. Generaal Bernard Rogers, op perbevelhebber van de NA VO, heeft geschat dat de VS in geval van een oorlog op grote schaal een reserve aan geoe fende gevechtstroepen nodig hebben van niet minder dan 700.000 man, voor het vervan gen van doden en gewonden alsmede het op sterkte bren gen van eenheden die nu on derbezet zijn. Welnu, in 1973, toen het beroepsleger werd ingevoerd, telde het leger 801.900 man en de reserves waren 758.000 man sterk. Momenteel hebben de VS 765.602 man onder de wape nen en de reserve is slechts 209.000 man groot. En bij die reservetroepen zijn dan nog veel administrateurs, schrij vers en koks die niet in eerste aanleg bestemd zijn om de gevechtstroepen aan te vul len. Het leger van vandaag ontleent een belangrijk deel van zijn sterkte aan de armen en wat hier de „lower middle class" wordt genoemd. En van de gevechtstroepen is de helft zwart - het leger vormt in geen enkel opzicht een af spiegeling meer van de be volkingsopbouw. Het is dui delijk dat in geval van een oorlog de slachtoffers ook voor omstreeks de helft zwart zullen zijn en dit kan weer vergaande gevolgen hebben tegen de tijd dat de vurenhou ten kisten aan het thuisfront worden uitgeladen. En hoe het met de VS-armee is ge steld, tonen ook de huidige mobilisatieplannen aan: zij voorzien in het in dienst roe pen van veertigers en vijfti gers. In een oorlog van enigszins lan gere duur, en de regering zegt voorbereid te zijn op het voe ren van anderhalve oorlog: een hele in Europa en een halve in het Midden-Oosten, zouden de VS binnen 30 da gen 100.000 man te kort ko men, hebben militaire analys- ten berekend. Volgens de pa pieren moet het dienstplicht systeem binnen dertig dagen de eerste getrainde soldaat kunnen afleveren, maar pas na twee maanden staan 100.000 „fillers" klaar. Na tachtig dagen zijn het er 650.000. Hard nodig Het Amerikaanse leger heeft dienstplichtigen in feite nu al hard nodig, omdat jonge mannen met een enigszins gevorderde opleiding nu niet beschikbaar zijn. Weliswaar zijn de wapens in de loop der jaren steeds „slimmer" ge worden, maar de militairen niet in 1977 viel 49 procent van het leger naar geestelijke vermogens in de categorie 3B, die bij een schaalverdeling van 0 tot 10 voor de hele be volking de sector tussen 3 en 5 bestrijkt. Volgens generaal Rogers moe ten alle militaire handleidin gen worden herschreven in taal die niet ontstijgt aan het niveau van een eerste klas mavo, want met nieuwe en ingewikkelde wapens stijgt de moeilijkheidsgraad van de handboeken. Maar zelfs al zouden die teksten vereen voudigd worden, dan nog zou 27 procent van de militairen er moeite mee hebben. De huidige planning gaat ervan uit dat binnen tien dagen na dat de president binnen het raam van een crisis mobilisa tie afroept, zes miljoen man nen via de postkantoren kun nen worden geregistreerd. Een opinieonderzoek van de Washington Post in novem ber wees uit dat 55 procent van de ondervraagden meent dat iedereen die ertoe in staat is, moet dienen - 38 procent was tegen. Na het aflopen van de dienstplicht in juli 1973 stond de autoriteiten een le ger van vrijwilligers een half miljoen mannen en vrouwen sterk voor ogen. Die cijfers zijn niet gehaald en de bevol kingsstatistieken signaleren dat de „voorraad" achttienja rigen die zouden kunnen worden opgeroepen, steeds afneemt. Momenteel is die groep 1,78 miljoen sterk; in het midden van de jaren tach tig zal het gezakt zijn naar an derhalf miljoen en in 1990 tot 1,3 miljoen. Als Carter ook vrouwen aan de dienstplicht wil onderwer pen, heeft hy nieuwe wetge ving nodig. Vrouwen in het Amerikaanse leger krijgen geen gevechtstaak; een kwart van de variëteit aan taken in het leger is niet voor hen be schikbaar. Op de totale huidi ge sterkte van omstreeks 765.000 zijn acht procent vrouwen. Zouden zij ook aan de gevechten mogen deelne men, dan zou dit mankracht- problemen oplossen, zoals het al veel zou helpen wan neer meer vrouwen voor drie of vier jaar zouden willen te kenen. De recrutering ver loopt zo slecht dat dit jaar 33 procent meer mannen en 36 propent meer vrouwen moe ten worden aangetrokken om de tekorten goed te ma ken. De dienstplicht, in eerste aanleg de registratie, is voor Carter een politiek probleem van de eerste orde in een verkie zingsjaar. Maar niettemin is het duidelijk dat de VS zich niet zonder meer op hun vrij willigersleger kunnen verla ten. De internationale crisis van het ogenblik en Carters plannen voor de versterking van het militair potentieel maakt dienstplicht tot een vrijwel onvermijdelijk gege ven, omdat er vermoedelijk geen geld genoeg zal zijn om door betere betaling en betere vooruitzichten het leger op volle sterkte brengen, met een toereikende reserve op de achtergrond. Door Prof. dr. F. Hartog Neen, dit is niet de medische rubriek. „Hollands" staat hier ook voor „Nederlands". Dat komt doordat de uitdrukking uit het buitenland stamt. Dit komt straks nog aan de orde. Het gaat over de wijze waarop wij ons aardgas in de economie hebben verwerkt. Van deze bodemschat hebben we al veel ple zier gehad. Ook nu stelt zij ons in staat, de verhoging van de olieprijzen grotendeels op het buitenland af te wentelen door aanpassing van de prijs van het uitgevoerde aardgas. Maar alles heeft zijn keerzijde. Het aardgas heelt tegelijk ook zoveel problemen opgeworpen dat de Engelsen zijn gaan spraken van Hollandse ziekte („Dutch disease"). Nu bedoelen de Engelsen, als ze iets met „Dutch" aanduiden, nooit iets moois. Men denke aan „Dutch courage" (jenevermoed), „Dutch comfort (schrale troost), „Dutch lunch" (waarbij ieder voor zichzelf' betaalt). Soms hebben de buren je vrij aardig door! In Engeland staat men voor hetzelfde probleem wat betreft de verwerking van de eigen olie in de economie. Daarom heeft men veel belangstelling voor onze aardgaservaringen. Het aardgas heeft vooral betekenis voor de uitvoer, de rijksfinan ciën en, indirect, de werkgelegenheid. Het eerste kwam in de aanloop al ter sprake. De beide andere punten vormen het voor naamste onderwerp van de rest van dit verhaal. De invloed op de rijksfinanciën is vrij belangrijk. Het overgrote deel van de aard gasopbrengst vloeit in 's rijks schatkist. Dat zijn de heffingen op de aardgaswinning, de winsten van de overheidsdeelneming en de vennootschapsbelasting op de particuliere aardgaswinning. Samen beloopt dit ruim 10 procent van de totale belastingop brengst. Al dat geld is door het rijk „veijubeld". Het is toegevoegd aan de algemene middelen en dat heeft vooral de uitgaven in de sociale sfeer sterk opgevoerd. In 1960 bedroegen de collectieve uitgaven (overheidsuitgaven en sociale verzekeringsuitkei ingen samen) 36,3 procent van het nationale inkomen. Voor 1980 wordt een pecentage van 64,2 voorzien. De overheid heeft op grote schaal voor Sinterklaas gespeeld. De vraag is dan altijd: waar is zwarte Piet? Bovengrens Het aardgas raakt een keer op en dan is een zo hoog peil van collectieve uitgaven niet houdbaar. Maar het kan ook niet omlaag, want elke uitgavenpost wordt op het moment zelf een verkregen recht. Als het kabinet maar naar een bepaalde uitga venpost wijst, komen de spandoeken al te voorschijn. Daarvoor bezwijkt het parlement bijna altijd. Collectieve uitgaven hebben veel gemeen met tandpasta: men krijgt het heel gemakkelijk de tube uit, maar er nooit meer in. Zelfs als percentage van het nationale inkomen stijgen de collectieve uitgaven nog steeds door. Ondanks het matigingsstreven van het kabinet ligt het percentage voor 1980 al weer hoger dan dat van 1979. In dit verband is er een voorspelling van de Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Milton Friedman. Hij stelt dat voor een ontwikkeld land een aandeel van de collectieve uitgaven van 60 procent een bovengrens vormt. Zou het nog hoger stijgen dan werkt er in zulk een land volgens hem niets meer goed. Maar als we naar ons land kijken is er bij het passeren van het kritieke punt toch geen ramp gebeurd. Het geeft problemen, maar er is niet iets als een fatale grens. Daarom moet men met zulke voor spellingen voorzichtig zijn. Dat geldt vooral als men, zoals Friedman, tegenstander van collectivering van de economie is. Anderen kunnen nu immers stellen: zie je wel, het kan best. Men verliest zo zijn geloofwaardigheid. Het kan dan gaan als bij de man die voor een bepaald tijdstip do ondergang van de wereld voorspelde. Toen dat niet uitkwam zei hij: ja, het is uitgesteld. Maar de volgende keer kwam er niemand meer kijken. Toch zitten we wel moeilijk. De collectieve uitgaven moeten op den duur omlaag en tegelijk kan dat niet. Tegenover het percentage van 64,2 aan collectieve uitgaven bedraagt de som van de belastingen en sociale premies 54,3 procent van het natio nale inkomen. Daartussen gaapt een gat van rond 10 punten (het gat van Nederland zo men wil). Dat gat wordt nu nog voor de helft overbrugd door de aardgasbaten. De andere helft is hel begro tingstekort, dat ook onrustbarend hoog is. Opgejaagd Nemen we dit alles in aanmerking, dan zal niet te ontkomen zijn aan voortdurende belastingverhoging, en dat terwijl het belas- tingpeil in ons land al nagenoeg het hoogste van de wereld is. Dat ondermijnt de financiële positie van het particuliere bedrijfsle ven en daarmee de werkgelegenheid. Bovendien is de belasting- schroef al nagenoeg dolgedraaid. De overheid verliest in belang rijke mate haar greep op de belastingplichtigen. De schapen laten zich wel scheren, maar niet slachten. Als derde punt is er de nadelige invloed van het aardgas op de werkgelegenheid. Deze loopt hoofdzakelijk via de wisselkoers van de gulden. Die is hoog opgejaagd door de sterke vraag naar guldens om ons aardgas te betalen. Dat heeft onze uitvoer extra duur gemaakt. In de jaren '70 is de koers van de gulden rond 35 procent meer gestegen dan gemiddeld de wisselkoersen van onze concurrenten. Die stijging komt als kostenfactor bovenop de loonstijging in gul dens. In tal van uitvoerartikelen kunnen wij daarom niet of vrij wel niet meer concurreren. Het aardgas heeft als uitvoerprodukt dan ook veel andere uitvoerprodukten verdreven. Voor de pro- duktic van aardgas is veel minder arbeid nodig dan voor de verdreven uitvoerprodukten. De uitvoer levert daarom tegen woordig minder werkgelegenheid op. Ongedaan Als ook wat dit betreft de aardgasopbrengst gaat teruglopen, zullen we weer meer van ons werk moeten leven. Kunnen we dan de koers van de gulden niet verlagen? Zo eenvoudig is het niet. De keerzijde daarvan is stijging van de invoerprijzen in guldens. Door de indexclausules in de collectieve arbeidsovereenkom sten lopen ook de lonen extra op. Na verloop van tijd is de verbe tering van de concurrentiepositie aan de uitvoerkant dan weer ongedaan gemaakt. Alleen komt er zo meer inflatie. Dat hebben de Engelseen Amerikaanse ervaringen ook geleerd. Niet alles in •de economie werkt naar weerskanten symmetrisch. Zo zullen we vermoedelijk nog jaren onder het aardgas gebukt gaan. Of, in de beeldspraak waarmee we zijn begonnen: we heb ben nog heel wat Hollandse ziekte onder de leden!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 27