Melkboer en zijn vrouw: 138 uur per week De knapste Franse koppen komen uit Rhöne-Alpes ZATERDAG 2 FEBRUARI 1980 EXTRA PAGINA 25 "In m'n vakantie loop ik weieens door zo'n gro te supermarkt. Dan krijg je wél een steek in je hart, hoor. De verse zuivel staat vooraan in het vak, de ouwe spullen achteraan. Het per soneel vult de zaak achteloos bij. Hup, niet eerst de ouwe spullen naar voren halen, zodat die het eerst de deur uit gaan, nee, een rom- melpotje maken ze d'r van. En dat terwijl zo'n fles zowat een stuk van jezelf is geworden". Je kunt heel goed zien wat vers is. Maar vers betekent nog niet in orde. De codering op een fles karnemelk kan nog zo vers zijn, klinkt-ie hol als je 'm op steen zet, dan zitten d'r gassen in. Dan is die karne melk te warm gevuld, is er te gauw een capsule opgedaan en hebben ze niet genoeg ge koeld. Dat hóór je gewoon. Dat heb je vaak in de zomer dag, met warm weer. Als er veel vraag is, wordt die kar nemelk gewoon klaarge stoomd op de fabriek. En dan krijg je het. In de winterdag, met koud weer, heb je de bes te karnemelk. Bij kaas kun je het ook horen. Je klopt op de zijkant en luistert goed. Hoor je hol, dan zit d'r gas in. Kaas met grote gaten, weetjewei? Daar zit werking in, dat proefje natuurlijk. Je laat die kaas boren, je hapt en je proeft het. Je moet met goeie kwaliteit op de proppen komen, dan ver koopt die kaas zichzelf. Als mensen bezoek krijgen en ze eten een stukkie kaas, dan zegt het bezoek wel 'van wie heb jij de kaas". Zo krijg ik weer een kaasklant bij. Ja, kaas gaat er goed in, hoor." Door Frénk v.d. Linden Chiel de Groot (54), melkboer in Utrecht. Een klein mannetje met donker, achter over gekamd haar. Dagelijks op weg met melk, boter, kaas, eieren en wat grutterswaren. Altijd dezelfde outfit: het lichtbruine jasje, een glimlach, de beurs op de heup. Haastig van voordeuren naar zijn Volkswagenbus lopend. De Groot heeft het druk. Van een interview op een doordeweekse dag kan geen sprake zijn. "Dan heb ik niet eens tijd om te eten". In het weekend dan maar. "Zaterdags werk ik ook, zondags de balans en uitpuffen"Een avond? "Zit ik met de boekhouding en lees ik nog even de krant". Wanneer dan? "Over drie weken heb ik een woensdagmiddag vrij". "Mijn vader is in 1906 begonnen in deze winkel. Het kaaskastje en die tegeltjes met die koeien erop zijn, even rekenen, al 73 jaar oud. Ik heb er van jongsafaan ingezeten. Als je van school kwam, ging je bestellingen rondbrengen. Je groeide in het vak op. Mijn vader ging zelf nog melk op de boerderij halen, 's Morgens om vier uur ging hij op pad. Als hij terugkwam, werd de melk gekoeld en dan ging ik die uitventen. We deden dat met paard en wagen of de hondekar. Och, ja, we konden wel rondkomen, hoor. Dat is altijd al zo geweest: je moet niet lui zijn. Je moet niet op een halfuurtje of een regenbui kijken. Dan kom je er wel. Wij waren met dertien kinderen, dértien. Ik had vijf broers. Die zijn ook allemaal in de melkhandel gegaan. Als je vijftien, zestien was, kreeg je een wagentje met een bus erop, wat klanten van je vader en dan moest je zo'n wijk zelf uit gaan bouwen. Wanneer er dus ergens een huis leeg stond en er kwamen nieuwe mensen in dan ging je vragen voor de klandizie. Zo groei je d'rin. Flesje pap "Ik ben ook met een hondekar begonnen. Ik nam de wijk over van een broer, die bij een motorongeluk om is gekomen toen ik ze ventien was. De oorlog was net voorbij. Toen was de melk op de bon en in de hongerwinter kreeg je alleen maar melk voor zuige lingen. Toen was er immers van alles niks. Maar wij hebben hier nooit echte problemen gehad, hoor. Na de oorlog kwamen er pas kruidenierswaren bij, hé. Tot die tijd liepen we alleen nog met melk, boter, kaas en eieren. Ik heb me nooit druk gemaakt voor die nieuwe spullen. Ik hou het meest van melkproducten. Je kan wel brood gaan verkopen, of ik weet niet wat allemaal. Maar je kunt maar een paar dingen goed behartigen, niet? Laat ik het zo zeggen: met twee dingen verdien je vaak net zoveel als met vijf of zes. Want met het één vergooi je soms het ander. Van alles krijg je voorraden, meer investeringen. Dat moet allemaal worden betaald als de grossier aan de deur komt. Goed, ik heb koffie, thee en suiker bij me. Maar ik zal eerder aan een klant vragen "mevrouw, wilt u nog een stukje kaas of feitelijk een flesje pap hebben", dan "hebt u nog koffie nodig". Van thuis uit neig je toch meer naar de zuivel. Je was er zo aan gewend, datje feitelijk geen diploma nodig had. Maar dat moetje toch hè. Dus ik deed dus een avondcursus, twee keer in de week. Je was de hele dag al druk en dan moest je 's avonds nog eens naar school toe.dat viel wel eens niet mee. Je was blij dat je de papieren op zak had". Veel liefde "Ik heb de zaak van mijn vader overgenomen. Hij is komen te overlijden en mijn vrouw en ik woonden hierboven, dus toen kwam het automatisch op mij terecht. Nou ik ben de enige die het nog doet. Twee broers zijn overleden, één kreeg het aan zijn hart en die anderen hebben moeten stoppen. Als ze allemaal gezond waren, hadden ze er nog ingezeten. Ze hebben het allemaal met veel liefde gedaan. Dat komt, zuivel is iets aparts. En het went, als je er zolang inzit. Je wordt deskundig. Op de coderingen letten, op de versheid van de spullen. Daar ben ik precies op, hoor. Als ik spullen krijg die niet naar m'n zin zijn, dan krijgen ze die mooi terug. Ik haal de melk bij een depót van de melkfabriek. Je kunt het ook thuis laten brengen, maar da's niks. Als je zelf gaat kun je de zaken controleren. En voor bezorging moet je een halve dag vantevoren bellen. Miljonair "Ik kan met een gerust hart zeggen, dat ik behoorlijk werk. Eten, slapen en werken, da's wat ik doe, zeg ik wel. Veel vrije tijd heb ik niet. 's Maandags sta ik om vijf uur op en dan ga ik naar de fa briek. Dan, eenmaal thuis, de auto uitpakken. Winkel bij vullen. Om acht uur wat eten en dan de wijk in. Mijn vrouw gaat de winkel in. Als de kin deren thuiskomen helpen ze met het lossen van leeg goed uit de auto. Om een uur of ze ven ben ik klaar met het ven ten. De boel opruimen en wat schrijfwerk doen. Dan is de dag weer foetsie. Je kan nog wel een beetje de krant lezen, maar daarna ga ik toch wel naar boven. Ach, ik heb er geen hekel aan. Ik zeg vaak als ik thuiskom: ik wil best nog een paar uur doorgaan, dat kan me niks schelen. Ik zou niet anders willen dan ik nu doe. Poe, als ik in de su permarkt zou moeten staan was ik binnen een week dood. Mij niet gezien. Alleen al het idee. Ik hou niet van dat bin nenwerk. Dan maar wat harder werken, vijftien uur per dag, zeg maar. Da's 90 in de week. Mijn vrouw zes keer acht is 48, Sa men dus 138 uur. Da's dus drieënhalve week op kantoor zitten, in feite. Ja, vind je het gek dat ik dus wei eens lach als ik ze hoor zeuren over de 35-urige werkweek? Van die 138 uur in de week kan ik miljonair worden, bij de Hoogovens. D'r staan weer dingen tegen over, zoals het contact met de klanten. Als ie de mensen goed bedient, netjes, zonder flauwe praat, en je levert goeie spullen dan lukt het prima. De mensen zijn blij met je, dat merk je. Dit jaar zijn we drie weken gesloten geweest. De wijk én de win kel. Een vervanger was niet meer te organiseren. Vroeger liet je een collega inspringen, maar collega's zijn er nauwe lijks meer. Vorig jaar heb ik dat voor het eerst gedaan. Je klanten staan te springen als je weer terug bent." Duur "Ik heb wel last gehad, toen die grote bedrijven begonnen op te komen. De mensen vonden je melk plots duur, dit duur, dat duur. Als ze daarop uit zijn, hou je ze toch niet. Echt niet. Ik verkoop mijn melk voor de prijs die me toekomt en daar ga ik niet van af. Je brengt het netjes thuis, je hebt je auto en je kosten en alles, nietwaar? Voor minder kan ik het niet. Doordat die bedrijven kwamen, vielen er wel collega's af en zo kreeg ik er af en toe een straatje bij. Op het ogenblik kan ik er echt niks meer bij hebben. Ja, ik loop natuurlijk wel het vuur uit m'n sloffen. Laatst nog: een klant die vroeg of ik langs wilde ko men, op de Oude Gracht, 't Is maar één deurtje extra", zegt ze. Ik zeg: da's allemaal goed en mooi, maar er zitten nog meer deuren in die straat! Ik moet echt stop zeggen, anders kom ik heleméal niet meer thuis. Veel mensen willen graag dat er een melkboer en een bakker langskomen, heus. Echt waar. Met flessen sjouwen is voor veel mensen niet eenvoudig". Trouwens: mensen vallen meer en meer terug op de fles. Voor het milieu, hè. En flessen- melk is goedkoper. Ik heb veel klanten die simpel en fei telijk één flesje willen heb ben. Die behartig ik net goed als iemand die twintig flessen limonade wil hebben. Goed, aan een pond kaas verdien je meer dan aan een ons. Maar je blijft vriendelijk, ook al moet je voor dat onsje nog een keer de wuk in." Gemakzuchtig "Ze noemen me allemaal bij m'n voornaam, Chiel. Dat komt, ze kennen me al van klein jochie af. Het is net alsof je bij ze thuishoort. Of ik wei eens een praatje maakt? Heel kort, want daar is allemaal geen tijd voor. Jaren terug ging dat misschien nog wel, maar nou niet meer. En als ze vragen of ik een bakkie wil zeg ik altijd maar ik heb ze net op. Nee, daar kan ik niet aan beginnen. Ze zeggen weieens: er zit geen toekomst meer in je vak. On zin natuurlijk. Er zijn wijken zat waar de mensen gewoon om een melkboer zitten te smeken. Maar ja, de jongeren willen niet meer. Vrije tijd, dat is het vandaag de dag. Ge makzuchtig. Ikzelf ben zo niet. Deze winter twee jaar geleden ben ik voor het eerst anderhalve week thuis ge weest. Griep. Ik wist niet wat het was, hoor. Mensen zeiden weieens tegen me: "ik heb griep". Maar dan wist ik nooit wat dat inhield. Al die verhalen over de ellende van middenstanders zijn een beetje overtrokken, weetje- wel. Goed, als je een dubbel tje verdient kun je geen Kwar tje uitgeven. Sommige za kenlui doen dat tóch. Maar je moet er wel rekening mee houden, dat je als midden stander geen gouden bergen verdient. Je moet tevreden zijn met watje hebt, dan is het prima. Mij zal je niet horen zeuren. Zeur ik woleens, Er na?? Nooit, toch? Vast niet." PARIJS - Het Parijse lyceum ,X>odeioijk de Grote" is zo def tig dat de plaats waar de leerlingen zich vertreden wordt aangeduid als „de ere- tuin". Het is dan ook de school van Molière Victor Hugo, Georges Pompidou en Valéry Giscard d'Estaing. Elk jaar melden zich acht- tot tiendui zend leerlingen voor het ly ceum ,fodewijk de Grote" aan. Hiervan kunnen er 400 worden aangenomen. Wan neer deze leerlingen het hoofd boven water weten te houden brengen ze het tot eerste mi nister of president van een multinational. Een Frans weekblad heeft zich afge vraagd waar deze wonder kinderen gewoonlijk van daan komen. Daarbij kwam meteen vast te ftaan: uit Pa rijs zeker niet. In ons land zou niemand het in zijn hoofd halen uit te zoeken uit welke provincie de knap ste koppen komen. In Frank rijk daarentegen wil men on danks een hele rij revoluties nog best weten dat lang niet iedereen gelijk is aan de an der. En de uitslag van het weekblad „Le Point" was voor de meeste Fransen ver rassend: de knapste koppen komen uit het departement ,Jihóne-alpes"dat teil zeg gen het gebied tussen Lycm en Grenoble, en de op een na knapste koppen uit de Aqui- taine, onmiddellijk gevolgd door de Provence, te zamen met de Azurenkust en Corsi ca. Het blad hield ook een onder zoek in de kring derenarquen, dat zijn de intellectuele won derkinderen die in staat ble ken de onbeschrijflijke ficole Nationale d'Administration" af te lopen. Uit de kring van 150 ondervraagden bleken er niet meer dan 68 geboren en getogen Parijzenaars te zijn. En van de veertig onder de loep genomen ministers en staatssecretarissen stamden er maar vijf uit de hoofd stad. De uitslag van het onderzoek zoals dat door „Le Point" werd verricht valt goed in een algemene „trend": de Franse provincie is weer in de gunst. Het was voor het eerst dat de uitdrukking „La France pro- Zonde" over de getuite lippen van president Giscard rolde, en nog wel door de president zelf bedacht. „La France pro- Zonde" behoort tot een heel ar senaal van begrippen die on vertaalbaar zijn. Dat wil zeg gen tot kletskoek zijn terug te brengen en daarmee wel eens fascistoide sporen vertonen. Een zelfde typisch Frans-Gis- cardijnse manier van uit drukken vindt men in zijn eens gedane oproep aan de landgenoten om zich „rond de vaderlandse historie te scha ren". Wie kan vertellen hoe dat in de praktijk in zijn werk gaat heeft recht tot het lyceum .fodewijk de Grote" te wor den toegelaten. Vooraanstaande politici in dit land spelen hun banden met ,Jiet diepe Frankrijk" uit. De socialistenleider Mitterrand heeft een huis ergens in „Les Landes" en laat zich er graag -alsde nood aan de man komt - fotograferen in laarzen, of met een ruige hond in de bos sen, of met een spade druk doende in de tuin. President Giscard laat zich wel iswaar niet meer zien met een harmonika tegen het midden rif, maar wel met een geblokte pet op, het jachtgeweer in de hand. Jacht betekent: la France profonde. Als de pre sident raad nodig heeft doet hij het voorkomen alsof hij die in de provincie halen kan, en sluit hij zich op met van trots over hun voeten struikelende lokale grootheden, in het ge bied waar een van zijn kaste len zich bevindt. Nederlanders bezitten het pri vilege dat ze, in de trein in slaap gevallenbij het wakker worden meteen over de gren zen zijn. Een volk als het Ita liaanse droomde er vroeger zelfs niet over ooit naar een ander land te gaan, en er wa ren Italianen die meenden dat ze aan de Franse grens dienden over te stappen in beestenwagens. Wel en wee van landstreken en provin cies in geografisch grote lan den speelt daar een aanzien lijk grotere rol dan bij ons. Wie liepen de rillingen niet over het lijf bij de beroemde scène in de Leni-Riefenstahl- fil'm „Triumf des Willens" waarin opgetrommelde Duit se jongens jongens onder poenige vaandels vol .stolz" de naam van hun landstreek uitschreeuwen: Jch Baiern, ich ruuufe ruuufe Pommern" etc. In Frankrijk bevindt dit gevoe len zich op een cultureter niveau. Geen biograaf die zich respecteert zal nalaten in de beschrijvingen van zijn held diep in te gaan op kleur, geur en smaak van diens ge boortegrond en dat op de toon waarop men ook gegevens over de betere restaurants uitwisselt. Vooral Norman- diërs en Bretonnen werden al tijd geacht hun leven lang de sporen van hun geografische afkomst met zich mee te dra gen, en gingen daarbij door voor bijzonder schrander en inventief. Volgens de infor maties van het weekblad ,fe Point" komen Normandiërs en Bretonnen pas voor in de regionen van de hekkeslui- ters. Normandië sluit deze hekken zelfs te zamen met de Picardijnen. Fransen schrikken voor een verhuizing meer of minder ook niet zo terug als bewoners van kleine landen als het onze. De schrijver Andrë Gide slaag de er zelfs eens in een catalogus te citeren van een boomkweker, waarin met nadruk werd ge steld dat bomen sterker en mooier waren naarmate ze in hun jeugd vaker waren over geplant. Dat is een operatie - zo stond in de catalogus te le zen - die ,)iet latere definitie ve aanslaan ten zeerste bevordert". De catalogus ging dan nog voort: „Tussen onze jonge bomen wordt een pas sende afstand bewaard om er voor te zorgen dat ze latei - en dit vrij vertaald - goeie kop pen zullen krijgen". Het systeem van deze OoomKwe- ker ligt ten grondslag aan de manier waarop de Franse provincies als reservoir wor den uitgemolken ten bate van de juiste teeltkeus. Iemand die het hier ver brengt wordt op dezelfde wijze beschreven als een extra lekkere truffel wanneer hij uit de Dordogne stamt, of als een knapperige crêpe uit Caen. een sappige olijf uit de Midi, een onver teerbaarstuk nougat uil Mon- llimar. Worden ondanks deze behoefte aan behoud van de menselijke onder scheidbaarheid de laat ste achterhoedegevechten ge streden? De bomen komen steeds dichter bij elkaar te staan. Hun kruinen groeien ineen, de goeie koppen" worden tot massa. Dit ver klaart ook de steeds groter ivordende vlucht uit Parijs. Terug naar hel platteland is het parool. ,JLe Point" heeft daarliet kaf van het koren ge scheiden. RUDOLPH BAKKER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1980 | | pagina 25