Lear en ik zal hem vinden (Kraaykamp, de grootste komiek in zwaarste dramatische rol) ZATERDAG 17 NOVEMBER 1979 Het is windkracht acht en er geldt stormwaarschu- wing voor alle districten, zo heeft het weerbericht op de radio meegedeeld, als ik langs een smal dijfcje in de auto door de stromende regen naar de woning van Johnny Kraaykamp stuur. Een storm die Sha kespeare gebruikt in zijn tragedie Koning Lear, waarin Kraaykamp de hoofdrol speelt. Tot voor kort geprezen als de grootste komiek in heel ons land, staat hij nu bijna avond aan avond in de zwaarste dramatische rol die maar denkbaar is. En stormen van aanvallende kritiek zijn sinds de première op 4 november over zijn hoofd gegaan. Kraaykamp heeft zich staande gehouden, de kritieken goed gelezen, allemaal, maar het plezier in deze Voor hem wel zeer bijzondere onderneming lijkt voor hem alleen maar te zijn toegenomen. Buiten giert de storm over het wijde Noordhollandse land schap. We praten in Kraay- kamps warme, gerieflijke woonkamer in Oudendijk nabij Alkmaar en krijgen het alsmaar behaaglijker. De re gen striemt tegen de ramen en het wordt steeds aangenamer binnen. Kraaykamps verhaal wordt gelardeerd met tekstci taten uit Lear. De waanzinni ge koning is voor Johnny Kraaykamp sr. een prettige obsessie geworden. Kraaykamp: „Vlak voordat je kwam zat ik boven. Ik draaide de banden nog eens af om te luisteren waar nog hiaten zit ten. Je blijft met die tekst be zig, niet alleen in de schouw burg, ook onderweg, thuis, overal. We beginnen elkaar steeds beter te begrijpen, Lear en ik. De rol van koning Lear is er niet zomaar eentje die je in de repetitietijd creëert. Daarvoor is hij veel te zwaar. Daar heb ik me op ver keken. Nu ben ik op weg naar Lear toe en ik zal hem vinden. Koning Lear, dacht ik, ligt ver over de grens van de waanzin, in de buurt van het menselijk onmogelijke". De negatieve kritieken hinde ren Johnny Kraaykamp niet. Wel de vooroordelen. Hij be grijpt dat hij het als grappen maker in deze rol voor de bui tenwereld moeilijker heeft dan gerenommeerde ac teurs. Kraaykamp: „Maar met die we tenschap ben ik aan de gang gegaan. In het begin wist ik ook niet wat het precies zou worden. Langzaam heb ik de grote betekenis van dit stuk ontdekt. Die hel waardoor koning Lear moet, die herken ik. Die weg naar de waanzin. Zelf heb ik jaren geleden ook op die weg gelopen. In die drankperiode van me. God dank is dat al lang achter de rug, maar ik verkeerde ook op de rand van de krankzinnig heid en ik dacht: hier kom ik nooit meer uit, het is gedaan met je. Dat heb ik steeds voor ogen gehad met Lear. Ik liep ook op die weg waar hij loopt en ik dacht: ik zal hem snel vinden. Daar heb ik me ook op verkeken, maar ik weet dat we elkaar eens zullen tegen komen" Aan het begin Elke dag speelt Kraaykamp zijn moeilijke rol met meer ple zier „Het is een groeiproces en bij de première sta je ei genlijk pas aan het begin. Je zou zo'n première moeten kunnen overslaan. Jullie als criticus zouden moeten zeg gen: Weetje wat dames en he ren, ik bespreek het pas bij de laatste voorstelling. Nu, na ruim een week, is het al weer heel anders. Veel rijper". Toen Franz Marijnen lange tijd geleden Johnny Kraaykamp voor deze rol vroeg, stemde hij in principe toe. Latei- kwamen de twee Oostduitse regisseurs Matthias Langhoff en Manfred Karge naar het Noordhollandse Oudendijk om Kraaykamp nog eens per soonlijk te vragen. Kraaykamp: „Intussen had ik het er moeilijk mee gekregen. Ik dacht: ik moet dat niet doen. Toen ze hier waren zei ik: denken jullie dat ik tek sten als 'Verschroei mijn wit te hoofd, jullie zwavelen' en 'Snoevende koeriers van ei ken klievende donderslagen' uit mijn bek kan krijgen? Dan zou ik leeglopen. Gevoelloos heid zou er voor in de plaats komen. Nee, ik wilde het niet meer. Maar ze zeiden: John, het wórdt beslist geen sta tisch declamatietoneel. Toen begon mijn licht op een ande re kleur te komen. Maar ik zei: Als jullie maar weten dat ik het me ook niet kan permitte ren om 't als een koekebak- ker, of in m'n blote kont te spelen. Toen zeiden zc: Je moet Lear spelen zoals jij het voelt. Nou, dat vond ik een heel heldere uitspraak". „Maar er komt voor mij meer bij. Al zou alles slecht hebben uitgepakt, zoals de meeste kritieken, dan nog is dit voor mij een fantastisch feest. Het heeft mij de moed gegeven dat koffertje waarmee ik al tijd het land doortrek om mijn grappen te gaan verkopen, eens opzij te zetten. Nu eens geen gekke praatjes maken, nu eens iets moedigs, waar van je tevoren niet zeker weet of je het aankunt. En nu merk ik bij de voorstellingen dat ik Johnny Kraaykamp, sinds 4 november Koning Lear, een rol die alleen voor de allergrootsten de mensen ook op deze ma nier veel plezier geef' De koning Lear van Johnny Kraaykamp ziet er heel inge togen uit, zonder gezwollen taal of pathetische momen ten. Als hij aan het slot zijn lievelingsdochter Cordelia opgehangen ziet, dan geen tranen of stemtrillingen bij deze Lear. Waar is zijn ver driet? Vervreemd Kraaykamp: „Tegen een van de regisseurs zei ik op een gege ven moment: Matthias, vertel me toch eens, waarom blijft die man maar zo vreemd pra ten? Toen gaf hij het volgende voorbeeld: John, als van een oudere vrouw die je goed kent haar man sterft, van wie ze heel veel hield, dan ga jij con doleren. Jij stamelt dan wat met een soort vervreemd ver driet dat misschien gedeelte lijk nog een beetje door je ge speeld wordt ook, want je hoort verdrietig te zijn. Dan zeg je zoiets als: ik eh, wou u eh, zeggen dat ik met veel ge voel meeleef met het eh, ver driet dat, eh, u voelt. En wat zegt zij? Zij zegt eenvoudig- Fijn datje d'r bent ga zitten Ik heb koffie. Mijn zoons hebben voor mij alles prima geregeld, de suiker st^at op tafel". „Kijk, dat begreep ik. Hij had gelijk. Ik had hetzelfde toen mijn vader overleed. De men sen die kwamen leken alle maal veel meer verdriet te hebben dan wij. Maar wij hadden het van binnen en hoefden het niet meer te laten zien. Nou. wat Langhoff en Karge ons geleerd hebben is dat verborgen verdriet te la ten zien zonder uiterlijkhe den. Van binnen uit". „Met Guus Hermus zat ik in De man van la Mancha. Op een keer huilde hij in de kleed kamer. Hij had Midnight Cowboy gezien. Moet jij be slist heen, John, zei-die tegen me. Ik ben geweest en daar zit het ook in, dat verstopte ver driet. Die jongen die nog een gebloemde bloes koopt en ie dereen weet dat hij sterven gaat... Hij kan de dood niet meer ontlopen... dat kan mijn hart breken, daar kom ik huilend uit". „In Apocalyps Now precies zoiets. Als die man daar zegt: We hebben driehonderd kin deren ingeënt, dan komt een oude man hem achterop die hem driehonderd afgehakte handjes laat zien. Dat wordt verteld in die film. Dan zegt die officier: Zo'n man zouden we moeten hebben om een paar divisies aan te voeren. Zie je, die wreedheid... dan denk ik waar ligt de grens tus sen gevoel en wreedheid... wat ligt dat dicht bij elkaar. Dan jank ik". In koning Lear worden de ogen van Gloster op bevel van Lears dochter uitgerukt, al leen omdat hij Lear ter zijde stond. Kraaykamp: „Een gruwelijk ta fereel van wreedheid ja. Ze dringen nota bene Glosters eigen huis binnen. Het ge- beurdeopeen van detry-outs, vrijdags geloof ik, dat iemand uit de zaal tijdens die scène riep: „Ja, dat kunnen die Duitsers goed" en een ander reageerde onmiddellijk met: „Wilt u deze gemene opmer king voor u houden!" „Matthias Langhoff vond dat schitterend. Hij zei: Als Duit ser zou ik me beledigd moe ten voelen. Maar dit hebben we bereikt, publiek dat zich zelf vergeet, magnifiek! Hij vertelde van een mooie Sha- kespeare-opvoering in Duitsland, waarbij een vrouw op de zestiende rij een hart aanval kreeg. Ze wilden haar geruisloos doorgeven over de hoofden van de toeschouwers heen, want die mooie voor stelling mocht niet gestoord worden. Matthias is toen ont zettend kwaad geworden. Hij zat in de zaal en riep met don derende stem: „Voor die vrouw zal er een dokter ko men!" Dat heeft Matthias me zelf verteld". Johnny Kraaykamp speelt Shakespeare. Maar niet voor de eerste maai. Zo uit café Kraaykamp: „Jaren geleden heb ik in de Getemde Feeks gespeeld. Rob de Vries zat toen nog bij Theater en hij durfde het met me aan. Ik stond er toen heel anders te genover als nu. Ik kwam rechtstreeks uit het café Anty Westerling was toen drama turg bij Theater en zij stond er helemaal achter. In Café a Pa ris, in de Korte Leidse Dwars straat speelde ik toen bas en zong daar liedjes bij. Heel wat anders. En /dan opeens in Shakespeare, nee. dat was geen startplaats om naar Shakespeare te vertrekken. Toch gebeurde het. Grumio, de knecht van Petruchio, speelde ik. Dat lag dichter bij mij dan Lear". Heel wat sceptici schudden bij voorbaat hun hoofd bij de tij ding dat Kraaykamp koning Lear zou gaan spelen. In een interview in Toneel Teatraal antwoorden de twee Duitse regisseurs daarop. Matthias Langhoff zegt dan: „Het spreekt vanzelf dat je voor Lear de beste acteur no dig hebt. Dat is een belangrij ke reden geweest om Johnny Kraaykamp te vragen. Wat ons betreft is hij daarom zo geschikt, omdat we weten dat acteurs in een komische tra ditie veel geschoolder zijn in het precies waarnemen van wat er tussen mensen ge beurt. Die precisie is bij tra- gédiens vaak verloren ge gaan". En Manfred Karge vult aan: „Grote komedianten zijn gro te realisten. Ook in zoverre, dat ze het spel altijd duidelijk maken dat ze spelen..." En even later: „Kent men hier Shakespeare zo goed om te denken dut zo'n geweldig ac teur als Johnny Kraaykamp desondanks die rol niet kan spelen? Vanwaar die onge rustheid?" Hebben Karge en Langhoff op de repetities laten blijken dat ze met zo'n groot acteur aan het werk waren? Johnny Kraaykamp: „Blijkbaar vonden zc het heel belangrijk dat ik die rol zou spelen. Ze komen niet zomaar helemaal hier. Maar we werkten met de regie samen als een collectief. Zoiets had ik nog nooit mee gemaakt. Het betekent dat je jezelf helemaal wegcijfert. In het begin dacht ik wel eens. O, wat moet dit worden. Moet ik mezelf helemaal onderge schikt maken, of wordt het schipbreuk? Je kunt je niet afzijdig opstellen. Dat heb ik begrepen, dat heb ik ook weer geleerd. Een collectief^zie ik als een kralensnoer waar géén verkeerde kraal tussen mag zitten". „Jan Decorte, die het stuk op nieuw vertaald heeft, zei wel eens: ja, maar dat of dat gaat in tegen mij principe. Dan dacht ik; we moeten toch al lemaal dingen doen die aan vankelijk tegen ons principe zijn? Zo'n koning Lear. daar bij denk je het eerst aan een prachtige koningsmantel, een rijk gewaad. Maar ik loop in een narrenpak rond. Daarbij denk je aan prachtige volzin nen. Dat is allemaal veel ge makkelijker dan alles verber gen en vandaar uit laten zien. Ik weet ook wel dat het regis seurstoneel is. Maar waren we er niet aan toe het sier-spre- ken te doorbreken?" Ons genoegen Johnny Kraaykamp staat be kend om zijn sappig Amster damse tongval. In de voor stelling merk je daar nauwe lijks meer iets van. Kraaykamp: „Toch is daar niet echt op gewerkt. Dat gebeurt gewoon. Maar wat dan nog? Als Heini Müller of Heinz Rühmann in een rol staan, dan hebben ze ook hun ac cent. Maar daar valt niemand over. Hier horen ze dat niet eens. Als ik zo de kritieken lees, dan komt het er steeds weer uit alsof Karge en Lang hoff dit allemaal voor zichzelf hebben gedaan. Dat is abso luut onwaar. Ze hadden na tuurlijk een bepaald stramien voor ogen, maar alles werd doorgepraat. Ze hebben me echt overtuigd". „In het begin moest ik steeds wat anders. Dan weer een lange gekke baard, dan weer een lange bontjas aan of een wijde cape om, een scheep stimmermanspet op. Ik dacht toen: Hè god. Ons Genoegen zet z'n beste beentje voor. Ik zag het toen helemaal niet zit ten. Maar op een gegeven moment ga je meedoen. Als ze zeggen: pak nou dat zwaard eens, of trek dat eens aan, dan doe je dat. Dat improviseren met allerlei dingen, ja, dat was je nooit gewend. Maar het ge beurde fantastisch, vanuit de teksl, niet met de tekst. Ja, daar was ik héél verwonderd over, over dat kostuum van mij. Ik vroeg het eens, toen zeiden ze: Daar zijn we zelf niet uit, wie nou precies de nar is. De koning zegt in het stuk tegen zijn nar Noem je mij nar? En dan antwoordt de nar „Je hebt alle andere titels weggegeven. Dit is de enige die je nog hebt". Schitterend. Die nar noemt Lear steeds Nonkel. Dat is werkelijk een trouvaille! Veel beter dan 'oompje'." „Mijn inbreng is onderge schiktheid geweest Doen wat van me verlangd werd. Maar dat is wel duidelijk doorge praat. Ja, daar heb je het in het begin niet zo gemakkelijk mee. Je werkt toch vanuit een zekere ijdelheid. Acteren is ijdelheid. Dat is wel even moeilijk geweest. Ik ben nu 54 jaar en zo'n beetje vanaf m'n vijftiende in het theater bezig. Als Lear draag ik een vliesdun masker. Daar had ik ook moeite mee. Ik heb nooit eerder een masker opgezet, nooit m'n gezicht verborgen. Aan Lou Landré (speelt de rol van Gloster-red.) vroeg ik: ga jij in godsnaam eens in de zaal zitten en kijk eens hoe het er uit ziet. Hij zei: „Je moet 't doen John, 't maakt je tijd loos". Mijn gezicht is inder daad niet dat van een tach tigjarige" Cordelia Opeens zegt Kraaykamp: „Hoe vond je Cordelia? Daar heb ben ze het ontzaglijk moeilijk mee gehad. De tekst die zij zegt is eigenlijk heel kinder lijk. Barbara Masbeck zou die rol spelen, maar ze had het er vreselijk moeilijk mee. Toen wilden de regisseurs er een kind voor nemen, maar dat kon weer niet vanwege de ar beidsinspectie. Dertien jaar was de grens en dan moesten het er nog twee zijn. Waar vind je twee Ank van der Moers van dertien jaar?" Als Cordelia tegen het slot van het stuk haar geestelijk ont takelde vader weerziet, ge draagt zij zich in deze voor stelling heel vriendelijk. Maar de toon van haar stem ver raadt dat zij eigenlijk bang voor hem is in deze toestand. Ze loopt daarbij ook lang zaam achteruit, van hem weg. Kraaykamp: „Precies, dat is het. Uitstekend. Ze is ook bang. Al is ze dan getrouwd en al, het is een kind geble ven. Dat is hier te zien. En zoiets heb ik ook meege maakt. Toen mijn grootmoe der stierf. Opoe is weg, zeiden ze tegen me. Ik was nog een kind. Ik weet nog heel goed dat ik niet naar dat bed toe dorst. Vanuit de hoek van de kamer zei ik zachtjes: Dag opoe." Kraaykamp is blij met Lear. Daar hebben negatieve kri tieken geen invloed op ge had. „Ik heb daarna nog zoveel posi tieve reacties gekregen. In Eindhoven kwam de direc teur van de schouwburg na afloop naar me toe en felici teerde me. Hy vond het ge weldig en boekte meteen een extra voorstelling. Toen ik nog televisieshows maakte, had ik nooit zoveel positieve reacties. Ook niet als iedereen plat onder de stoel lag van het lachen. Dan kwam ik thuis en dacht ik: Nou, het was goed, de mensen hebben ontzet tend gelachen en dan ging je voldaan naar bed. De volgen de dag las je in de krant dat het helemaal mis was. Dan had ik toch weer een rotdag. Maar als ik nu terugkijk, dan denk ik: wal heeft dit mij veel geleerd! Wat bén ik hier ge lukkig mee". Johnny Kraaykamp toont zich de hele middag boordevol geestdrift over zijn jongste toneelbelevenis. Die duurt nog tot eind december. In Winschoten wordt op 29 de cember de laatste voorstel ling gespeeld. Maar Kraay kamp blijft het jaar volmaken bij het Ro Theater. Doet mee aan 'Wasteland' en gaat een rol spelen in een stuk van de Engelse toneelschrijver Tom Stoppard, ook iemand die veel van zijn inspiratie aan Shakespeare ontleent. Kraaykamp had zich terdege op de rol van koning Lear voorbereid. Al tijdens een zeilvakantie in juli met zijn schip naar de Hebriden had hij de tekst aan boord. Ook in de achtergronden en de tijd waarin Lear gesitueerd is, heeft hy zich rijkelijk ver diept. Maar het is toch de vrij heid die de regie hem schonk, waardoor hij tenslotte zijn jawoord gaf. Kraaykamp: „Die twee regis seurs, dat zijn heel bijzondere mensen. En dan verbaast het mij als ze tegen me zeggen: Ga je gang maar. zeg het maar rechtstreeks tegen je publiek. Praat maar tegen de mensen in de zaal. Welke regisseur zegt dat? Dat is mij goed van pas gekomen. Praten tegen de mensen in de zaal, dat is altijd mjjn sterkste kant geweest. Er gebeuren trouwens ontzet tende dingen in dat stuk. De koningen uit die Ujd, dat wa ren ontzettend ordinaire mensen, die smeerden sr.ot aan de tafel. En dan die ogen van Gloster die worden uitge rukt, daar zouden ze nu vijf tien jaar voor krijgen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 23