De bekentenis van Francois van 't Sant ISSZB Koningin Wilhelmina hield Van 't Sant hand boven hoofd PAGINA 20 DINSDAG 16 OKTOBER 1979 DEN HAAG - Toen koningin Wilhelmina in de meidagen van 1940 voor de aan stormende Duitsers uit Nederland wegvluchtte naar Engeland, nam zij in haar directe gevolg slechts enkele ge trouwen mee. Een van hen was de vroe gere hoofdcommissaris van politie in Den Haag, Francois van 't Sant, al ja renlang haar bijzondere vertrouwe ling. Deze Van 't Sant was geruime tijd eerder in opspraak gekomen, waar doorhij ontslag had moeten nemen als politiechef in Den Haag. Velen, zowel in Engeland als in bezet gebied, vroe gen zich af waarom koningin Wilhel mina deze man in bescherming bleef nemen .Sterker nogin vele kringen van het Nederlandse verzet werd Van 't Sant een verrader genoemd en verant woordelijk gesteld voor alles dat er mis ging in het contact met Engeland. Ruim tien jaar na de oorlog heeft deze omstreden man de schrijver van de ge schiedenis van het Koninkrijk der Ne derlanden in de Tweede Wereldoorlog, dr. Lou de Jong, in vertrouwen geno men en hem verteld wat het geheim is geweest van zijn bijzondere relatie tot koningin Wilhelmina. Zij heeft hem al tijd de hand boven het hoofd gehouden, omdat hij moeilijke en delicate kwes ties voor haar heeft opgelost, die waren ontstaan door niet altijd even gelukki ge handel en wandel van haar echtge noot, prins Hendrik. Frangois van 't Sant was de zoon van een dominee die na een baantje bij de PTT in dienst kwam van de Rotterdamse politie. Daar viel hij op door zijn grote bekwaamheid,en toen hij nog slechts 27 jaar was, werd hij al hoofd van de Rot terdamse rivierpolitie. In de Eerste We reldoorlog hield hij nauw contact met zowel de Duitse als de Britse geheime diensten in de havenstad, die in de ja ren tussen '14 en '18 bruiste van inter nationale spionage-activiteit. Van 't Sant werd hoofd van de Geheime Sectie III en werkte nauw samen met de Britse Military Intelligence, waarvan hij gro te sommen geld ontvino. Na de oorlog heeft hij daarvan aan GS lil volledige verantwoording afgelegd en daarvoor goedkeuring gekregen van de toenmalige minister van justitie, mr. Th. Heemskerk. In 1920 maakte hij opnieuw promotie en werd hoofdcommissaris in Den Haag. Daar leefde hij tot verbazing van velen op betrekkelijk grote voet. Hij liet een zeer luxueuze villa bouwen tussen Den Haag en Scheveningen. Later bleek dat hij het geld daarvoor had verdiend met lucratieve acties op de effectenbeurs. In 1934 werd plotseling bekend gemaakt dat hij eervol was ontslagen om zoge naamde medische redenen. Daar zat meer achter, dat onder andere werd onthuld door het nationaal-socialisti- sche Volk en Vaderland en door De Te legraaf. Politiecommissaris Van 't Sant zou ge mengd zijn geweest in financiële ma nipulaties die hij zou hebben verricht uit naam van de Nederlandse gezant in Brussel, jhr. dr. Carel van Vreden- burchDeze zou een verhouding hebben gehad met een zekere Elisabeth le Roi. Uit deze relatie zou een zoon zijn gebo ren. Toen jhr. Van Vredenburch in 1927 overleed, zou Van 't Sant door de nabe staanden een grote som geld ter be schikking zijn gesteld om Elisabeth le Roi af te kopen en ervan te weerhouden een schandaal te maken. Bij de zoon van jhr. Van Vredenburch groeiden later twijfels over de vraag of Van 't Sant het geld werkelijk aan Eli sabeth had afgedragensterker nog, of deze Elisabeth eigenlijk wel had be staan en niet alleen maar verzonnen was door Van 't Sant om zijn familie geld af te troggelen. Een commissie van onderzoek kwam echter tot de conclusie dat ,jde tegen Van 't Sant ingebrachte beschuldiging volkomen onbewezen' werd geoordeeld". Toch moest hij te rugtreden als politiecommissaris. Zijn naam was te veel in discrediet ge bracht. Deze affaire, zijn luxueuze leven en zijn oude relaties met de Britse militaire inlichtingendiensten hebben Van 't Sant steeds in een moeilijk daglicht ge plaatst. Deze zaken werden door zijn vijanden steeds tegen hem gebruikt, zonder dat hij zich afdoende wist te verweren. Eenmaal in Engeland aan de zijde van koningin Wilhelmina, als haar particulier secretaris en haar the saurier, werd hij van verraad beschul digd door velen uit het verzet. Door ve len werd hij verantwoordelijk ge noemd voor het verraad dat het leven heeft gekost aan tientallen geheime agenten in het zogenaamde England- spiel. Slechts één persoon bleef hem door dik en dun trouw: koningin Wilhelmina! Waarom, wordt in het nieuwste boek van Lou de Jong voor het eerst in de openbaarheid gebracht. Bij het afko pen van Elisabeth le Roi handelde hij niet namens jhr. Van Vredenburch, maar uit naam van de echtgenoot van Wilhelmina, prins Hendrik. Wij geven dit gedeelte uit het negende deel van de serie ,Jiet Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" letterlijk JAN VAN BEEK Hoe een hoofdcommissaris van politie door z'n trouw aan Oranje in de afgrond stortte In het begin van de jaren '20 had zich een ernstige crisis voorgedaan in het huwelijk van koningin Wilhelmina en prins Hendrik. Dat huwelijk had van een vroeg sta dium af moeilijkheden gekend die enerzijds samenhin gen met de sfeer van plichtplegingen en ceremonieel welke weinig ruimte liet voor een normaal samenleven, anderzijds met het feit dat de koningin goeddeels op ging in haar taak als vorstin; zij achtte zich verplicht haar echtgenoot daar volledig buiten te houden. Hij was een eenvoudige, hartelijke buitenman, hartelijk vooral ook voor zijn enige dochter, maar vond het overigens, zo zei hij eens tegen een vriend, „niet aardig meer als je altijd maar voor spek en bonen er bij bent Hij had veel behoefte aan menselijke contac ten en ging vaak op reis - soms kwam het daarbij tot escapades die, als geruchten of mededelin gen daaromtrent tot de koningin doordrongen, haar niet alleen diep kwetsten maar ook met een grote bezorgdheid vervul den. De officiële moraal van die tijd (wèl te onderscheiden van wat in wer kelijkheid gebeurde) was strikt, de toekomst van Nederland was, zo zag zij het, gekoppeld aan de toekomst van het Oranjehuis, een groot deel van het volk zag in eer bied naar dat Oranjehuis op - wat zou van die eerbied overblijven, zo vroeg de koningin zich af, als ooit de gedragingen van de prins tot de buitenwereld doordron gen? Daar kwam bij dat de prins in het begin van de „Eenzaam '20 aan zijn echtgenote bekende dat hij naast Christus een andere Meester had gevonden. Dat alles schiep een situatie waarin aan de koningin in haar wanhoop voor de tweede (en laatste) maal haar eigen Godsgeloof dreigde te ont vallen. Toen zij dertien jaar was, had zij de eerste geloofscrisis gekend, na dat een geleerde die haar les gaf, tegen haar gezegd had: Je hebt toch niet werkelijk geloofd, dat de wereld in een week geschapen is! „Zo groot was mijn nood ge weest zonder God... dat mijn toen genomen besluit: dat nooit meer, zó vaststond, dat ik", zo schreef koningin Wilhelmina in ,nEen- zaam maar niet alleen" (pag. 70), „op één kortstondige uitzonde ring na (de crisis in het begin van de jaren '20) die niet minder pijn- gevend was en mij diep ongeluk kig maakte, in mijn verdere leven geen tijd van zogenaamde God verlatenheid en twijfel en strijd daartegen heb gekend" Zij overwoog stappen te onderne men opdat haar in 1901 gesloten huwelijk ontbonden zou worden. Echtscheiding! Maar echtschei dingen waren in die tijd weinig talrijk (op een bevolking van 6,8 miljoen zielen waren er in '20 in Nederland 1962 echtscheidingen, in '76 op een bevolking van 13,8 miljoen 20.889) - de katholieke moraalleer stond ze in het geheel niet toe en ook de meeste protes tanten beschouwden ze als on geoorloofd. Die ministers die van het voorne men van de koningin vernamen, waren van mening dat het, werd het uitgevoerd, een zware slag zou toebrengen aan de positie van het Oranjehuis en dus, zo za gen zij het, aan het gehele Ne derlandse staatsbestel - er werd aan de koningin duidelijk ge maakt dat haar in haar positie als staatshoofd niet anders restte dan zich bij de ernstige moeilijk heden die zich in haar persoonlij ke sfeer voorgedaan hadden, neer te leggen en deze, mochten zij zich blijven voordoen, innerlijk en uiterlijk zo goed mogelijk op te vangen. De geloofsverdeeldheid die zich tussen de koningin en haar ge maal voorgedaan had, bleef be staan, maar werd na enige tijd in wederzijds respect geaccepteerd, zodat het huwelijk in dat opzicht weer een harmonische basis kreeg; er kwam overigens in de levenswijze van de prins geen wijziging. Diens situatie werd moeilijker dan tevoren doordat hij, die tot november '18 een aan zienlijk jaargeld ontvangen had van zijn neef, de groothertog Van Mecklenburg, nadien, toen alle Duitse vorsten hun positie en emolumenten verloren hadden, financieel volledig afhankelijk geworden was van de koningin (bij zijn huwelijk was hem geen toelage uit de staatskas gege ven). De gelden die zij te zijner beschik king stelde, waren hem niet vol doende; menigmaal werd hij ge noopt bij vrienden geld te lenen, maar daarmee kwam hij niet steeds uit de moeilijkheden; er deden zich gevallen voor waarin personen die bij de escapades van de prins betrokken waren geweest of daar kennis van had den en die wisten voor hoe kwetsbaar de koningin haar ei gen positie hield, zich met brutale chantagebrieven rechtstreeks tot haar richtten. Hoe kon dan een publiek schandaal voorkomen worden? Door dr. Lou de Jong De koningin had behoefte aan een vertrouweling op wiens discretie zij volledig kon rekenen en die er met evenveel tact als vasthou dendheid in zou slagen, diegenen die chantage pleegden, tot zwij gen te brengen en in het alge meen te bereiken dat uit het par ticuliere leven van prins Hendrik nimmer publieke moeilijkheden zouden ontstaan. Wie haar toen op Van 't Sant attent gemaakt heeft, weten wij niet - zij had in elk geval zijn carrière met aan dacht gevolgd, wist ook van het belangrijke geheime werk af dat hij in de periode 1914-'20 verricht had, en nam voorts, zo veronder stellen wij, aan dat het niet de aandacht zou trekken wanneer zij degeen die in de residentie hoofdcommissaris van politie was, af en toe zou ontvangen. Vrij kort na zijn benoeming in die functie werd Van 't Sant door de koningin voor een eerste gesprek uitgenodigd. Zij vertelde hem openhartig voor welke grote moeilijkheden zij stond en deed op hem een beroep, deze namens haar in behandeling te nemen Van 't Sant vroeg 24 uur bedenk tijd. „Ik was", vertelde hij ons in '56, „wel een beetje mijn bezinning kwijt doordat de koningin mij een zo belangrijke, vertrouwelij ke opdracht wilde verlenen. Ik vreesde dat ik in allerlei akelig heden gemengd zou worden die mijn positie als hoofdcommissa ris in gevaar zouden brengen. Ik had de koningin verzocht, mijn vrouw om raad te mogen vragen; dat had zij goedgevonden. Mijn vrouw zei: „Als je je hoofd koel houdt, kun je de koningin helpen en val je niet in een afgrond". Ik ben de volgende avond opnieuw naar de koningin gegaan en heb haar gezegd, dat ik bereid was haar te helpen. Toen werd de hele boel over mij uitgestort. Ik kreeg een heel dossier mee, het was'af- schuwelijk. Zie ik terug op alles wat nadien gebeurd is, dan moet ik zeggen: ik héb mijn hoofd koel gehouden, ik héb de koningin geholpen, cn ik ben toch in een afgrond gevallen" Voor de vertrouwelijke opdrachten welke Van 't Sant voor de konin gin ging uitvoeren, ontving hij slechts vergoeding van zijn on kosten. Aangezien echter af en toe aanzienlijke betalingen ver richt moesten worden, kwam hij in nauw contact met de firmanten van Heldring Pierson, de bankinstelling die het vermogen van de koningin beheerde. Die reid, een strafvervolging in te stellen, dan kon toch in elk geval het bedrag van 47.000 gulden te ruggevorderd worden via een ci viel geding, hetgeen uiteraard in de volle openbaarheid zou plaatsvinden. Jhr. Van Vreden burch liet er zich van overtuigen dat het de voorkeur verdiende, dat het geding zich binnenska mers zou afspelen. De commissie van drie werd inge steld, de procureur-generaal en de advocaat-generaal bij het Haagse gerechtshof woonden al haar zittingen bij en ter bescher ming zowel van zichzelf als van de koningin (prins Hendrik was inmiddels overleden) maakte Van 't Sant het de commissie onmogelijk, achter de identiteit van „Elisabeth le Roi" te komen. Had Van 't Sant opening van za ken gegeven, dan zou aange toond zijn dat hij de 47.000 gulden niet in eigen zak gestoken had, maar tevens, en ojt> zijn minst, dat hij op ambtseed een valse verkla ring had opgesteld. Van 't Sant koesterde grote achting voor mr. L. H. N. Bosch ridder van Rosenthal, die van '30 tot '34 burgemeester van Den Haag ge weest was. Bosch vertelde in de hongerwinter aan een van zijn medeleden van het in augustus '44 ingestelde College van Ver trouwensmannen, J. J. van der Gaag, dat hij, toen Van 't Sant na de behandeling van de zaak door de commissie van drie zeer ern stig ziek geworden was, een keer uit Utrecht, waar hij commissaris van de koningin was, bij Van 't Sant geroepen was. Van 't Sant had hem toen gezegd: „Ik zal straks voor mijn Schepper staan en ik heb de behoefte, u te zeggen dat de verklaringen die ik voor de commissie van drie afgelegd heb, maar gedeeltelijk waar zijn. U wil ik zeggen dat ik in dat opzicht niets gedaan heb waarvoor ik mij behoef te schamen". Wat hij pre cies gedaan-had, kreeg evenwel ook Bosch niet te horen. Er werd door de commissie veel aandacht besteed aan Van 't Sants financièle omstandighe den;. die werden door firmanten van Heldring 8c Pierson volledig opgehelderd - een van de weinige punten waarop de zaak tot klaar heid kwam. Want natuurlijk be sefte Van 't Sant dat, nu de pers, waartoe bij geruchte veel door gedrongen was, brandde van be geerte om volledig opening van zaken te geven, alleen door voortgezette misleiding zijner zijds bevorderd kon worden dat de naam van de prins niet werd genoemd. Dienaangaande be stonden wel nogal duidelijke vermoedens maar de pers gaf daar slechts in vage termen uit drukking aan. Na de uitspraak van de commissie kwam mr. Van Vrijberghe de Co- ningh in het vooronderzoek dat hij twee jaar lang voortzette, in wezen geen stap verder. Geen wonder! Als uitgangspunt om „Elisabeth le Roi' op te sporen, bezat hij slechts de personalia welke Van 't Sant in het proces verbaal van december '27 opge nomen had, en al die gegevens waren gefingeerd. De zaak bleef dus onopgehelderd, maar Van 't Sant was in de afgrond gevallen. Ter wille van de koningin en het Huis van Oranje had hij zijn goe de naam opgeofferd. Het spreekt vanzelf dat koningin Wilhelmina hem voor zijn hou ding en vooral ook voor het offer dat hij gebracht had, ten diepste erkentelijk was. Nadien ver trouwde zij niemand méér dan Van 't Sant: wie had ooit zo over tuigend kunnen bewijzen dat hij haar vertrouwen waard was? Omgekeerd: tegenover de erkente lijkheid die zij jegens hem koes terde, stond de grenzeloze eer bied die hij voor haar had; hij zag hoog tegen haar op, hij begeerde niet anders dan de trouwste van haar dienafen te zijn, zij het dat hij bleef uitzien naar de dag waarop hem een publieke functie gegeven zou worden welke geen andere interpretatie zou toelaten dan dat hij volledig gerehabili teerd was. Gerbrandy en Van 't Sant hebben ons in '56 meegedeeld dat „Elisa beth le Roi" in '45 aan Van 't Sant had doen weten dat zij bereid was, alsnog onder ede de ont vangst van de 7.000 gulden te be vestigen; Gerbrandy en Van 't Sant hadden toen overleg ge pleegd met mr. Van Vrijberghe de Coningh, rechter van instruc tie in de zaak-Van 't Sant in de periode 1936- 38, en daarbij was de conclusie bereikt dat men er wijs aan zou doen, de zaak te laten rusten. Van 't Sant liet de briefjes, die hij met „Elisabeth le Roi" gewisseld had, èn haar kwitanties verbran den en zette een dikke streep on der de zaak. Die zaak bleef evenwel jhr. Jan van Vredenburch dwarszitten. Hoe langer hij erover nadacht, des te vreemder vond hij wat op die 10e december 1927 in Brussel ge beurd was. In het uitgebreide persoonlijke dagboek dat zijn broer nagelaten had, vond hij niets dat erop wees dat deze een liaison had gehad, en ook de vaste chauffeur van zijn broer noch ie mand anders had ooit iets in die richting gemerkt. Hij besloot, de verzegelde enveloppe te openen, las de tekst van het proces-ver baal en verzocht vervolgens de consul-generaal in Antwerpen na te gaan of in Brussel in 1927 een mejuffrouw Elisabeth le Roi ge woond had die in 1896 in Riga ge boren was. Frangois van 't Sant, veel firmanten gaven hem in het begin van de jaren '20 menigmaal goede tips voor beurstransacties - daar van profiterend kon Van 't Sant in korte tijd een niet onaanzien lijk vermogen opbouwen (hij was in die tijd de enige niet aan wie dat lukte); dat vermogen stelde hem in staat, op ruime voet te le ven en de villa „Windekind" te laten bouwen. „Elisabeth le Roi' (wij gebruiken aanhalingstekens omdat de naam die Van 't Sant later gebruikte, gefingeerd was) was, aldus Van 't Sant jegens ons, een jonge vrouw met wie prins Hendrik in de eer ste helft van de jaren '20 een rela tie onderhouden had. Als gevolg daarvan was een zoon geboren waaraan de moeder de naam Henry gaf. Op een gegeven mo ment verbrak de moeder de rela* tie met de prins en reisde naar Belgie. Hij verzocht toen gezant Van Vredenburch, haar namens hem te benaderen. De gezant kwam zelf, aldus weer Van 't Sant, zo onder haar bekoring dat ook hij een relatie met haar aan ging. In tegenstelling tot prins Hendrik was de gezant welgesteld - men moet wel aannemen dat hij het was die aan „Elisabeth le Roi" maandelijkse betalingen deed. Daaruit vloeide voort dat zij, toen de gezant op 3 december 1927 overleed, haar, naar wij aanne men, enige bron van inkomsten verloor. Van 't Sant kende haar en was ook van het bestaan van Henry op de hoogte. Gold dat laatste ook voorde koningin? Dat weten wij niet, maar het lijkt ons waarschijnlijk dat Van 't Sant zijn vereerde gebiedster in dat op zicht heeft willen sparen; ook je gens haar betrachtte hij steeds maar vertrouweling van koningin een zo groot mogelijke discre tie. Elisabeth le Roi" vervoegde zich onmiddellijk na het overlijden van de gezant bij Van 't Sant en zei hem dat zij, als hij er niet zorg voor droeg dat de familie-Van Vredenburch met 40.000 gulden over de brug kwam, schandaal zou maken in dier voege dat zij, met Henry aan de hand, bij de be grafenis van de gezant aanwezig zou zijn om er haar relatie met deze bekend te maken. Voor Van 't Sant stond vast dat dan onvermijdelijk ook haar relatie met prins Hendrik zou uitkomen. Hij zag geen andere uitweg dan onmiddellijk contact op te ne men met de broer van de overle den gezant, jhr. Jan van Vreden burch, jegens wie hij, de betrok kenheid van prins Hendrik ver zwijgend, van het dreigement van „Elisabeth le Roi" vertel de. Jhr. Jan van Vredenburch wendde zich tot de enige zoon (tegelijk het enige kind) van de overleden ge zant, de 22-jarige jhr. mr. Henri van Vredenburch (dezelfde die zich in '40 zo voor de vluchtelin gen in Frankrijk en Spanje zou inspannen), en zei hem: „Er is iets met je vader gebeurd waar je niet naar vragen moet, maar wij moe ten nog vóór zijn begrafenis 40.000 gulden geven'. Henri van Vredenburch keurde dat goed, en zijn oom Jan en een Haagse inspecteur van politie vergezelden vervolgens op 10 de cember Van 't Sant toen deze naar Brussel reisde om, zo had hij gezegd, „Elisabeth le Roi" de door haar geëiste 40.000 gulden (huidige waarde (1979): ca. 400.000 gulden) te overhandigen. Wat was natuurlijker geweest Wilhelmina. dan dat Jan van Vredenburch bij de overhandiging van dat hoge bedrag aanwezig zou zijn? Maar dat wilde Van 't Sant tot elke prijs voorkomen; sterker nog: „Elisa beth le Roi" moest niet alleen on bekend blijven maar ook met maximale spoed samen met haar zoontje uit Europa verdwijnen en dan op zulk een wijze dat geen opsporingsambtenaar en geen nieuwsgierige journalist ooit een spoor van haar zouden kunnen vinden. „Elisabeth le Roi" ontving in eerste instantie 20.000 gulden met de belofte erbij dat haar de tweede 20.000 gulden uitbetaald zouden worden zodra zij haar vertrek naar Zuid-Amerika geregeld had. Van 't Sant stelde het proces-ver baal op dat wij eerder weergaven - alle woonplaatsen en persoons gegevens die hij daarin opnam, waren (met uitzondering van die van de naam van het jongetje Henry) gefingeerd en „Elisabeth le Roi" plaatste ook een gefin geerde handtekening.s Het valt op dat in de belangrijkste van de brieven van de overleden gezant die „Elisabeth le Roi" blijkens het proces-verbaal van' 10 december 1927 in haar bezit zou hebben, de overleden gezant niet méér verklaard had dan „niet te willen ontkennen de vader van Henry te zijn. Daarbij zou men kunnen veronderstellen dat de gezant, op grond van zijn ver knochtheid aan het Huis van Oranje, de toezegging gedaan had dat hij, als de zaak ooit zou uit komen, het vaderschap van Hen ry op zich zou nemen. In de trein naar Den Haag las Van 't Sant, gelijk reeds vermeld, het proces-verbaal aan jhr. Jan van Uiteraard kon de consul-generaal in Brussel geen bevestiging vin den van die gegevens. Voortgezet onderzoek (in Riga, Berlijn, New York en Boston) leidde ook al tot negatieve resultaten en zo drong zich geleidelijk aan Jan van Vre denburch de overtuiging op dat Van 't Sant de familie-Van Vre denburch voor 47.000 gulden had opgelicht Toen de echtgenote van de vroege re gezant te Brussel in '31 overle den was, zocht hij eerst contact met Van 't Sant die louter onbe vredigende antwoorden gaf, en diende vervolgens namens zijn neef Henri, de enige erfgenaam (die persoonlijk liever de zaak had willen laten rusten), een aan klacht bij de justitie in. De procu reur-generaal bij het Haagse ge rechtshof kwam er niet uit en meende in elk geval onvoldoende grond te hebben om een strafver volging tegen Van 't Sant in te stellen.s Deze was inmiddels aan scherpe verhoren onderworpen waarin hij uiteraard de ficties welke hij in zijn op ambtseed opgesteld proces-verbaal van december '27 neergelegd had, handhaafde. Hij, hoofdcommissaris van politie, zag zich geconfronteerd met de beschuldiging dat hij een oplich ter was - een beschuldiging die hij slechts zou kunnen weerleg gen als hij deed wat hij ter wille van de koningin nimmer wilde doen: de justitie in staat stellen, „Elisabeth le Roi" in Zuid-Ame- rika op te sporen. Dat de zaak hem hogelijk ener veerde, spreekt vanzelf. Hij be sefte dat een Haagse hoofdcom missaris jegens wie een zo ernsti ge aanklacht ingediend was wel ke niet volledig ontzenuwd kon worden, in een onhoudbare posi tie was komen te verkeren. Hij verzocht om eervol ontslag. Dat werd hem verleend. Maar dat was jhr. Jan van Vredenburch onvol doende. Was de justitie niet be- Vredenburch voor; hij deed het daarna in een enveloppe die ver zegeld werd, gaf die enveloppe aan Jan van Vredenburch en nam aan dat hij met de gefingeerde mededelingen welke hij in het proces-verbaal opgenomen had, nimmer door de mand zou vallen; „Elisabeth le Roi" zou de reste rende 20.000 gulden pas ontvan gen als zij zich aan boord bevond van een schip dat haar naar Zuid- Amerika zou brengen. Dat schip vertrok enige tijd later uit Ant werpen en inderdaad had „Elisa beth le Roi" toen in totaal 47.000 gulden ontvangen: tweemaal 20.000 gulden en de nabetaling van 7000 guldea

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 20