De bekentenis van Francois van 't Sant
ISSZB
Koningin Wilhelmina hield Van 't Sant hand boven hoofd
PAGINA 20
DINSDAG 16 OKTOBER 1979
DEN HAAG - Toen koningin Wilhelmina
in de meidagen van 1940 voor de aan
stormende Duitsers uit Nederland
wegvluchtte naar Engeland, nam zij in
haar directe gevolg slechts enkele ge
trouwen mee. Een van hen was de vroe
gere hoofdcommissaris van politie in
Den Haag, Francois van 't Sant, al ja
renlang haar bijzondere vertrouwe
ling. Deze Van 't Sant was geruime tijd
eerder in opspraak gekomen, waar
doorhij ontslag had moeten nemen als
politiechef in Den Haag. Velen, zowel
in Engeland als in bezet gebied, vroe
gen zich af waarom koningin Wilhel
mina deze man in bescherming bleef
nemen .Sterker nogin vele kringen van
het Nederlandse verzet werd Van 't
Sant een verrader genoemd en verant
woordelijk gesteld voor alles dat er mis
ging in het contact met Engeland.
Ruim tien jaar na de oorlog heeft deze
omstreden man de schrijver van de ge
schiedenis van het Koninkrijk der Ne
derlanden in de Tweede Wereldoorlog,
dr. Lou de Jong, in vertrouwen geno
men en hem verteld wat het geheim is
geweest van zijn bijzondere relatie tot
koningin Wilhelmina. Zij heeft hem al
tijd de hand boven het hoofd gehouden,
omdat hij moeilijke en delicate kwes
ties voor haar heeft opgelost, die waren
ontstaan door niet altijd even gelukki
ge handel en wandel van haar echtge
noot, prins Hendrik.
Frangois van 't Sant was de zoon van een
dominee die na een baantje bij de PTT
in dienst kwam van de Rotterdamse
politie. Daar viel hij op door zijn grote
bekwaamheid,en toen hij nog slechts 27
jaar was, werd hij al hoofd van de Rot
terdamse rivierpolitie. In de Eerste We
reldoorlog hield hij nauw contact met
zowel de Duitse als de Britse geheime
diensten in de havenstad, die in de ja
ren tussen '14 en '18 bruiste van inter
nationale spionage-activiteit. Van 't
Sant werd hoofd van de Geheime Sectie
III en werkte nauw samen met de Britse
Military Intelligence, waarvan hij gro
te sommen geld ontvino.
Na de oorlog heeft hij daarvan aan GS lil
volledige verantwoording afgelegd en
daarvoor goedkeuring gekregen van
de toenmalige minister van justitie,
mr. Th. Heemskerk.
In 1920 maakte hij opnieuw promotie en
werd hoofdcommissaris in Den Haag.
Daar leefde hij tot verbazing van velen
op betrekkelijk grote voet. Hij liet een
zeer luxueuze villa bouwen tussen Den
Haag en Scheveningen. Later bleek dat
hij het geld daarvoor had verdiend met
lucratieve acties op de effectenbeurs. In
1934 werd plotseling bekend gemaakt
dat hij eervol was ontslagen om zoge
naamde medische redenen. Daar zat
meer achter, dat onder andere werd
onthuld door het nationaal-socialisti-
sche Volk en Vaderland en door De Te
legraaf.
Politiecommissaris Van 't Sant zou ge
mengd zijn geweest in financiële ma
nipulaties die hij zou hebben verricht
uit naam van de Nederlandse gezant in
Brussel, jhr. dr. Carel van Vreden-
burchDeze zou een verhouding hebben
gehad met een zekere Elisabeth le Roi.
Uit deze relatie zou een zoon zijn gebo
ren. Toen jhr. Van Vredenburch in 1927
overleed, zou Van 't Sant door de nabe
staanden een grote som geld ter be
schikking zijn gesteld om Elisabeth le
Roi af te kopen en ervan te weerhouden
een schandaal te maken.
Bij de zoon van jhr. Van Vredenburch
groeiden later twijfels over de vraag of
Van 't Sant het geld werkelijk aan Eli
sabeth had afgedragensterker nog, of
deze Elisabeth eigenlijk wel had be
staan en niet alleen maar verzonnen
was door Van 't Sant om zijn familie
geld af te troggelen. Een commissie van
onderzoek kwam echter tot de conclusie
dat ,jde tegen Van 't Sant ingebrachte
beschuldiging volkomen onbewezen'
werd geoordeeld". Toch moest hij te
rugtreden als politiecommissaris. Zijn
naam was te veel in discrediet ge
bracht.
Deze affaire, zijn luxueuze leven en zijn
oude relaties met de Britse militaire
inlichtingendiensten hebben Van 't
Sant steeds in een moeilijk daglicht ge
plaatst. Deze zaken werden door zijn
vijanden steeds tegen hem gebruikt,
zonder dat hij zich afdoende wist te
verweren. Eenmaal in Engeland aan
de zijde van koningin Wilhelmina, als
haar particulier secretaris en haar the
saurier, werd hij van verraad beschul
digd door velen uit het verzet. Door ve
len werd hij verantwoordelijk ge
noemd voor het verraad dat het leven
heeft gekost aan tientallen geheime
agenten in het zogenaamde England-
spiel.
Slechts één persoon bleef hem door dik en
dun trouw: koningin Wilhelmina!
Waarom, wordt in het nieuwste boek
van Lou de Jong voor het eerst in de
openbaarheid gebracht. Bij het afko
pen van Elisabeth le Roi handelde hij
niet namens jhr. Van Vredenburch,
maar uit naam van de echtgenoot van
Wilhelmina, prins Hendrik. Wij geven
dit gedeelte uit het negende deel van de
serie ,Jiet Koninkrijk der Nederlanden
in de Tweede Wereldoorlog" letterlijk
JAN VAN BEEK
Hoe een hoofdcommissaris van politie door z'n trouw aan Oranje in de afgrond stortte
In het begin van de jaren '20 had zich een ernstige crisis
voorgedaan in het huwelijk van koningin Wilhelmina
en prins Hendrik. Dat huwelijk had van een vroeg sta
dium af moeilijkheden gekend die enerzijds samenhin
gen met de sfeer van plichtplegingen en ceremonieel
welke weinig ruimte liet voor een normaal samenleven,
anderzijds met het feit dat de koningin goeddeels op
ging in haar taak als vorstin; zij achtte zich verplicht
haar echtgenoot daar volledig buiten te houden.
Hij was een eenvoudige, hartelijke
buitenman, hartelijk vooral ook
voor zijn enige dochter, maar
vond het overigens, zo zei hij eens
tegen een vriend, „niet aardig
meer als je altijd maar voor spek
en bonen er bij bent Hij had veel
behoefte aan menselijke contac
ten en ging vaak op reis - soms
kwam het daarbij tot escapades
die, als geruchten of mededelin
gen daaromtrent tot de koningin
doordrongen, haar niet alleen
diep kwetsten maar ook met een
grote bezorgdheid vervul
den.
De officiële moraal van die tijd (wèl
te onderscheiden van wat in wer
kelijkheid gebeurde) was strikt,
de toekomst van Nederland was,
zo zag zij het, gekoppeld aan de
toekomst van het Oranjehuis, een
groot deel van het volk zag in eer
bied naar dat Oranjehuis op - wat
zou van die eerbied overblijven,
zo vroeg de koningin zich af, als
ooit de gedragingen van de prins
tot de buitenwereld doordron
gen? Daar kwam bij dat de prins
in het begin van de „Eenzaam '20
aan zijn echtgenote bekende dat
hij naast Christus een andere
Meester had gevonden. Dat alles
schiep een situatie waarin aan de
koningin in haar wanhoop voor
de tweede (en laatste) maal haar
eigen Godsgeloof dreigde te ont
vallen.
Toen zij dertien jaar was, had zij de
eerste geloofscrisis gekend, na
dat een geleerde die haar les gaf,
tegen haar gezegd had: Je hebt
toch niet werkelijk geloofd, dat
de wereld in een week geschapen
is! „Zo groot was mijn nood ge
weest zonder God... dat mijn toen
genomen besluit: dat nooit meer,
zó vaststond, dat ik", zo schreef
koningin Wilhelmina in ,nEen-
zaam maar niet alleen" (pag. 70),
„op één kortstondige uitzonde
ring na (de crisis in het begin van
de jaren '20) die niet minder pijn-
gevend was en mij diep ongeluk
kig maakte, in mijn verdere leven
geen tijd van zogenaamde God
verlatenheid en twijfel en strijd
daartegen heb gekend"
Zij overwoog stappen te onderne
men opdat haar in 1901 gesloten
huwelijk ontbonden zou worden.
Echtscheiding! Maar echtschei
dingen waren in die tijd weinig
talrijk (op een bevolking van 6,8
miljoen zielen waren er in '20 in
Nederland 1962 echtscheidingen,
in '76 op een bevolking van 13,8
miljoen 20.889) - de katholieke
moraalleer stond ze in het geheel
niet toe en ook de meeste protes
tanten beschouwden ze als on
geoorloofd.
Die ministers die van het voorne
men van de koningin vernamen,
waren van mening dat het, werd
het uitgevoerd, een zware slag
zou toebrengen aan de positie
van het Oranjehuis en dus, zo za
gen zij het, aan het gehele Ne
derlandse staatsbestel - er werd
aan de koningin duidelijk ge
maakt dat haar in haar positie als
staatshoofd niet anders restte
dan zich bij de ernstige moeilijk
heden die zich in haar persoonlij
ke sfeer voorgedaan hadden, neer
te leggen en deze, mochten zij
zich blijven voordoen, innerlijk
en uiterlijk zo goed mogelijk op te
vangen.
De geloofsverdeeldheid die zich
tussen de koningin en haar ge
maal voorgedaan had, bleef be
staan, maar werd na enige tijd in
wederzijds respect geaccepteerd,
zodat het huwelijk in dat opzicht
weer een harmonische basis
kreeg; er kwam overigens in de
levenswijze van de prins geen
wijziging. Diens situatie werd
moeilijker dan tevoren doordat
hij, die tot november '18 een aan
zienlijk jaargeld ontvangen had
van zijn neef, de groothertog Van
Mecklenburg, nadien, toen alle
Duitse vorsten hun positie en
emolumenten verloren hadden,
financieel volledig afhankelijk
geworden was van de koningin
(bij zijn huwelijk was hem geen
toelage uit de staatskas gege
ven).
De gelden die zij te zijner beschik
king stelde, waren hem niet vol
doende; menigmaal werd hij ge
noopt bij vrienden geld te lenen,
maar daarmee kwam hij niet
steeds uit de moeilijkheden; er
deden zich gevallen voor waarin
personen die bij de escapades
van de prins betrokken waren
geweest of daar kennis van had
den en die wisten voor hoe
kwetsbaar de koningin haar ei
gen positie hield, zich met brutale
chantagebrieven rechtstreeks tot
haar richtten. Hoe kon dan een
publiek schandaal voorkomen
worden?
Door
dr. Lou de Jong
De koningin had behoefte aan een
vertrouweling op wiens discretie
zij volledig kon rekenen en die er
met evenveel tact als vasthou
dendheid in zou slagen, diegenen
die chantage pleegden, tot zwij
gen te brengen en in het alge
meen te bereiken dat uit het par
ticuliere leven van prins Hendrik
nimmer publieke moeilijkheden
zouden ontstaan. Wie haar toen
op Van 't Sant attent gemaakt
heeft, weten wij niet - zij had in
elk geval zijn carrière met aan
dacht gevolgd, wist ook van het
belangrijke geheime werk af dat
hij in de periode 1914-'20 verricht
had, en nam voorts, zo veronder
stellen wij, aan dat het niet de
aandacht zou trekken wanneer zij
degeen die in de residentie
hoofdcommissaris van politie
was, af en toe zou ontvangen.
Vrij kort na zijn benoeming in die
functie werd Van 't Sant door de
koningin voor een eerste gesprek
uitgenodigd. Zij vertelde hem
openhartig voor welke grote
moeilijkheden zij stond en deed
op hem een beroep, deze namens
haar in behandeling te nemen
Van 't Sant vroeg 24 uur bedenk
tijd.
„Ik was", vertelde hij ons in '56,
„wel een beetje mijn bezinning
kwijt doordat de koningin mij
een zo belangrijke, vertrouwelij
ke opdracht wilde verlenen. Ik
vreesde dat ik in allerlei akelig
heden gemengd zou worden die
mijn positie als hoofdcommissa
ris in gevaar zouden brengen. Ik
had de koningin verzocht, mijn
vrouw om raad te mogen vragen;
dat had zij goedgevonden. Mijn
vrouw zei: „Als je je hoofd koel
houdt, kun je de koningin helpen
en val je niet in een afgrond". Ik
ben de volgende avond opnieuw
naar de koningin gegaan en heb
haar gezegd, dat ik bereid was
haar te helpen. Toen werd de hele
boel over mij uitgestort. Ik kreeg
een heel dossier mee, het was'af-
schuwelijk. Zie ik terug op alles
wat nadien gebeurd is, dan moet
ik zeggen: ik héb mijn hoofd koel
gehouden, ik héb de koningin
geholpen, cn ik ben toch in een
afgrond gevallen"
Voor de vertrouwelijke opdrachten
welke Van 't Sant voor de konin
gin ging uitvoeren, ontving hij
slechts vergoeding van zijn on
kosten. Aangezien echter af en
toe aanzienlijke betalingen ver
richt moesten worden, kwam hij
in nauw contact met de firmanten
van Heldring Pierson, de
bankinstelling die het vermogen
van de koningin beheerde. Die
reid, een strafvervolging in te
stellen, dan kon toch in elk geval
het bedrag van 47.000 gulden te
ruggevorderd worden via een ci
viel geding, hetgeen uiteraard in
de volle openbaarheid zou
plaatsvinden. Jhr. Van Vreden
burch liet er zich van overtuigen
dat het de voorkeur verdiende,
dat het geding zich binnenska
mers zou afspelen.
De commissie van drie werd inge
steld, de procureur-generaal en
de advocaat-generaal bij het
Haagse gerechtshof woonden al
haar zittingen bij en ter bescher
ming zowel van zichzelf als van
de koningin (prins Hendrik was
inmiddels overleden) maakte
Van 't Sant het de commissie
onmogelijk, achter de identiteit
van „Elisabeth le Roi" te komen.
Had Van 't Sant opening van za
ken gegeven, dan zou aange
toond zijn dat hij de 47.000 gulden
niet in eigen zak gestoken had,
maar tevens, en ojt> zijn minst, dat
hij op ambtseed een valse verkla
ring had opgesteld.
Van 't Sant koesterde grote achting
voor mr. L. H. N. Bosch ridder
van Rosenthal, die van '30 tot '34
burgemeester van Den Haag ge
weest was. Bosch vertelde in de
hongerwinter aan een van zijn
medeleden van het in augustus
'44 ingestelde College van Ver
trouwensmannen, J. J. van der
Gaag, dat hij, toen Van 't Sant na
de behandeling van de zaak door
de commissie van drie zeer ern
stig ziek geworden was, een keer
uit Utrecht, waar hij commissaris
van de koningin was, bij Van 't
Sant geroepen was. Van 't Sant
had hem toen gezegd: „Ik zal
straks voor mijn Schepper staan
en ik heb de behoefte, u te zeggen
dat de verklaringen die ik voor de
commissie van drie afgelegd heb,
maar gedeeltelijk waar zijn. U wil
ik zeggen dat ik in dat opzicht
niets gedaan heb waarvoor ik mij
behoef te schamen". Wat hij pre
cies gedaan-had, kreeg evenwel
ook Bosch niet te horen.
Er werd door de commissie veel
aandacht besteed aan Van 't
Sants financièle omstandighe
den;. die werden door firmanten
van Heldring 8c Pierson volledig
opgehelderd - een van de weinige
punten waarop de zaak tot klaar
heid kwam. Want natuurlijk be
sefte Van 't Sant dat, nu de pers,
waartoe bij geruchte veel door
gedrongen was, brandde van be
geerte om volledig opening van
zaken te geven, alleen door
voortgezette misleiding zijner
zijds bevorderd kon worden dat
de naam van de prins niet werd
genoemd. Dienaangaande be
stonden wel nogal duidelijke
vermoedens maar de pers gaf
daar slechts in vage termen uit
drukking aan.
Na de uitspraak van de commissie
kwam mr. Van Vrijberghe de Co-
ningh in het vooronderzoek dat
hij twee jaar lang voortzette, in
wezen geen stap verder. Geen
wonder! Als uitgangspunt om
„Elisabeth le Roi' op te sporen,
bezat hij slechts de personalia
welke Van 't Sant in het proces
verbaal van december '27 opge
nomen had, en al die gegevens
waren gefingeerd. De zaak bleef
dus onopgehelderd, maar Van 't
Sant was in de afgrond gevallen.
Ter wille van de koningin en het
Huis van Oranje had hij zijn goe
de naam opgeofferd.
Het spreekt vanzelf dat koningin
Wilhelmina hem voor zijn hou
ding en vooral ook voor het offer
dat hij gebracht had, ten diepste
erkentelijk was. Nadien ver
trouwde zij niemand méér dan
Van 't Sant: wie had ooit zo over
tuigend kunnen bewijzen dat hij
haar vertrouwen waard was?
Omgekeerd: tegenover de erkente
lijkheid die zij jegens hem koes
terde, stond de grenzeloze eer
bied die hij voor haar had; hij zag
hoog tegen haar op, hij begeerde
niet anders dan de trouwste van
haar dienafen te zijn, zij het dat
hij bleef uitzien naar de dag
waarop hem een publieke functie
gegeven zou worden welke geen
andere interpretatie zou toelaten
dan dat hij volledig gerehabili
teerd was.
Gerbrandy en Van 't Sant hebben
ons in '56 meegedeeld dat „Elisa
beth le Roi" in '45 aan Van 't Sant
had doen weten dat zij bereid
was, alsnog onder ede de ont
vangst van de 7.000 gulden te be
vestigen; Gerbrandy en Van 't
Sant hadden toen overleg ge
pleegd met mr. Van Vrijberghe
de Coningh, rechter van instruc
tie in de zaak-Van 't Sant in de
periode 1936- 38, en daarbij was
de conclusie bereikt dat men er
wijs aan zou doen, de zaak te laten
rusten.
Van 't Sant liet de briefjes, die hij
met „Elisabeth le Roi" gewisseld
had, èn haar kwitanties verbran
den en zette een dikke streep on
der de zaak.
Die zaak bleef evenwel jhr. Jan van
Vredenburch dwarszitten. Hoe
langer hij erover nadacht, des te
vreemder vond hij wat op die 10e
december 1927 in Brussel ge
beurd was. In het uitgebreide
persoonlijke dagboek dat zijn
broer nagelaten had, vond hij
niets dat erop wees dat deze een
liaison had gehad, en ook de vaste
chauffeur van zijn broer noch ie
mand anders had ooit iets in die
richting gemerkt. Hij besloot, de
verzegelde enveloppe te openen,
las de tekst van het proces-ver
baal en verzocht vervolgens de
consul-generaal in Antwerpen na
te gaan of in Brussel in 1927 een
mejuffrouw Elisabeth le Roi ge
woond had die in 1896 in Riga ge
boren was.
Frangois van 't Sant, veel
firmanten gaven hem in het begin
van de jaren '20 menigmaal goede
tips voor beurstransacties - daar
van profiterend kon Van 't Sant
in korte tijd een niet onaanzien
lijk vermogen opbouwen (hij was
in die tijd de enige niet aan wie
dat lukte); dat vermogen stelde
hem in staat, op ruime voet te le
ven en de villa „Windekind" te
laten bouwen.
„Elisabeth le Roi' (wij gebruiken
aanhalingstekens omdat de naam
die Van 't Sant later gebruikte,
gefingeerd was) was, aldus Van 't
Sant jegens ons, een jonge vrouw
met wie prins Hendrik in de eer
ste helft van de jaren '20 een rela
tie onderhouden had. Als gevolg
daarvan was een zoon geboren
waaraan de moeder de naam
Henry gaf. Op een gegeven mo
ment verbrak de moeder de rela*
tie met de prins en reisde naar
Belgie. Hij verzocht toen gezant
Van Vredenburch, haar namens
hem te benaderen. De gezant
kwam zelf, aldus weer Van 't
Sant, zo onder haar bekoring dat
ook hij een relatie met haar aan
ging.
In tegenstelling tot prins Hendrik
was de gezant welgesteld - men
moet wel aannemen dat hij het
was die aan „Elisabeth le Roi"
maandelijkse betalingen deed.
Daaruit vloeide voort dat zij, toen
de gezant op 3 december 1927
overleed, haar, naar wij aanne
men, enige bron van inkomsten
verloor. Van 't Sant kende haar en
was ook van het bestaan van
Henry op de hoogte. Gold dat
laatste ook voorde koningin? Dat
weten wij niet, maar het lijkt ons
waarschijnlijk dat Van 't Sant zijn
vereerde gebiedster in dat op
zicht heeft willen sparen; ook je
gens haar betrachtte hij steeds
maar vertrouweling van koningin
een zo groot mogelijke discre
tie.
Elisabeth le Roi" vervoegde zich
onmiddellijk na het overlijden
van de gezant bij Van 't Sant en
zei hem dat zij, als hij er niet zorg
voor droeg dat de familie-Van
Vredenburch met 40.000 gulden
over de brug kwam, schandaal
zou maken in dier voege dat zij,
met Henry aan de hand, bij de be
grafenis van de gezant aanwezig
zou zijn om er haar relatie met
deze bekend te maken.
Voor Van 't Sant stond vast dat dan
onvermijdelijk ook haar relatie
met prins Hendrik zou uitkomen.
Hij zag geen andere uitweg dan
onmiddellijk contact op te ne
men met de broer van de overle
den gezant, jhr. Jan van Vreden
burch, jegens wie hij, de betrok
kenheid van prins Hendrik ver
zwijgend, van het dreigement
van „Elisabeth le Roi" vertel
de.
Jhr. Jan van Vredenburch wendde
zich tot de enige zoon (tegelijk het
enige kind) van de overleden ge
zant, de 22-jarige jhr. mr. Henri
van Vredenburch (dezelfde die
zich in '40 zo voor de vluchtelin
gen in Frankrijk en Spanje zou
inspannen), en zei hem: „Er is iets
met je vader gebeurd waar je niet
naar vragen moet, maar wij moe
ten nog vóór zijn begrafenis
40.000 gulden geven'.
Henri van Vredenburch keurde dat
goed, en zijn oom Jan en een
Haagse inspecteur van politie
vergezelden vervolgens op 10 de
cember Van 't Sant toen deze
naar Brussel reisde om, zo had hij
gezegd, „Elisabeth le Roi" de
door haar geëiste 40.000 gulden
(huidige waarde (1979): ca.
400.000 gulden) te overhandigen.
Wat was natuurlijker geweest
Wilhelmina.
dan dat Jan van Vredenburch bij
de overhandiging van dat hoge
bedrag aanwezig zou zijn? Maar
dat wilde Van 't Sant tot elke prijs
voorkomen; sterker nog: „Elisa
beth le Roi" moest niet alleen on
bekend blijven maar ook met
maximale spoed samen met haar
zoontje uit Europa verdwijnen en
dan op zulk een wijze dat geen
opsporingsambtenaar en geen
nieuwsgierige journalist ooit een
spoor van haar zouden kunnen
vinden.
„Elisabeth le Roi" ontving in eerste
instantie 20.000 gulden met de
belofte erbij dat haar de tweede
20.000 gulden uitbetaald zouden
worden zodra zij haar vertrek
naar Zuid-Amerika geregeld had.
Van 't Sant stelde het proces-ver
baal op dat wij eerder weergaven
- alle woonplaatsen en persoons
gegevens die hij daarin opnam,
waren (met uitzondering van die
van de naam van het jongetje
Henry) gefingeerd en „Elisabeth
le Roi" plaatste ook een gefin
geerde handtekening.s
Het valt op dat in de belangrijkste
van de brieven van de overleden
gezant die „Elisabeth le Roi"
blijkens het proces-verbaal van'
10 december 1927 in haar bezit
zou hebben, de overleden gezant
niet méér verklaard had dan „niet
te willen ontkennen de vader
van Henry te zijn. Daarbij zou
men kunnen veronderstellen dat
de gezant, op grond van zijn ver
knochtheid aan het Huis van
Oranje, de toezegging gedaan had
dat hij, als de zaak ooit zou uit
komen, het vaderschap van Hen
ry op zich zou nemen.
In de trein naar Den Haag las Van 't
Sant, gelijk reeds vermeld, het
proces-verbaal aan jhr. Jan van
Uiteraard kon de consul-generaal
in Brussel geen bevestiging vin
den van die gegevens. Voortgezet
onderzoek (in Riga, Berlijn, New
York en Boston) leidde ook al tot
negatieve resultaten en zo drong
zich geleidelijk aan Jan van Vre
denburch de overtuiging op dat
Van 't Sant de familie-Van Vre
denburch voor 47.000 gulden had
opgelicht
Toen de echtgenote van de vroege
re gezant te Brussel in '31 overle
den was, zocht hij eerst contact
met Van 't Sant die louter onbe
vredigende antwoorden gaf, en
diende vervolgens namens zijn
neef Henri, de enige erfgenaam
(die persoonlijk liever de zaak
had willen laten rusten), een aan
klacht bij de justitie in. De procu
reur-generaal bij het Haagse ge
rechtshof kwam er niet uit en
meende in elk geval onvoldoende
grond te hebben om een strafver
volging tegen Van 't Sant in te
stellen.s
Deze was inmiddels aan scherpe
verhoren onderworpen waarin
hij uiteraard de ficties welke hij
in zijn op ambtseed opgesteld
proces-verbaal van december '27
neergelegd had, handhaafde. Hij,
hoofdcommissaris van politie,
zag zich geconfronteerd met de
beschuldiging dat hij een oplich
ter was - een beschuldiging die
hij slechts zou kunnen weerleg
gen als hij deed wat hij ter wille
van de koningin nimmer wilde
doen: de justitie in staat stellen,
„Elisabeth le Roi" in Zuid-Ame-
rika op te sporen.
Dat de zaak hem hogelijk ener
veerde, spreekt vanzelf. Hij be
sefte dat een Haagse hoofdcom
missaris jegens wie een zo ernsti
ge aanklacht ingediend was wel
ke niet volledig ontzenuwd kon
worden, in een onhoudbare posi
tie was komen te verkeren. Hij
verzocht om eervol ontslag. Dat
werd hem verleend. Maar dat was
jhr. Jan van Vredenburch onvol
doende. Was de justitie niet be-
Vredenburch voor; hij deed het
daarna in een enveloppe die ver
zegeld werd, gaf die enveloppe
aan Jan van Vredenburch en nam
aan dat hij met de gefingeerde
mededelingen welke hij in het
proces-verbaal opgenomen had,
nimmer door de mand zou vallen;
„Elisabeth le Roi" zou de reste
rende 20.000 gulden pas ontvan
gen als zij zich aan boord bevond
van een schip dat haar naar Zuid-
Amerika zou brengen. Dat schip
vertrok enige tijd later uit Ant
werpen en inderdaad had „Elisa
beth le Roi" toen in totaal 47.000
gulden ontvangen: tweemaal
20.000 gulden en de nabetaling
van 7000 guldea