Roelands
van de
Taaishow:
olk (gild1
!h)®[e>
fefü DÜ5
ffïïDdtf
M-
ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1979
PAGINA 29
Door
Frans Doelman
In ,f)e Taaishow" doen ze weer
„normaal"om presentator en
samensteller Jan Roelands te
citeren. In juli en augustus
was men namelijk om prakti
sche redenen van het ver
trouwde patroon van korte
items (drie a vier minuten)
afgestapt en werd een groot
deel van het halfuur zendtijd
besteed aan telkens één dia
lect: Achterhoeks. Brabants,
Gronings, Stellingwerfs
Zeeuws. Sinds januari 1978 is
De Taaishow wekelijks op de
radio te beluisteren, aanvan
kelijk op de vrijdagmorgen,
maar na de zenderkleuring
op de zondagavond (Hilver
sum 2, 20.00 uur).
Het idee voor het programma
was van Jan Roelands en de
NOS bood hem de gelegenheid
om het uit te werken. Jk moet
zeggen, dat veel van datgene
wat ik op papier heb gezet,
ook ongeveer het programma
is geworden. Dat klinkt een
beetje ijdel,maar ik ben er ook
een klein beetje trots op, een
klein beetje...", zegt Jan Roe
lands, zich vervolgens min of
meer verontschuldigend voor
de titel van het programma:
Jk ben met die titel gekomen,
toen het begrip ,fhow" nog
niet in elke titel verwerkt zat.
Ik zou het vandaag de dag na
tuurlijk nooit meer gedaan
hebben. Dat woord ,^how" is
er in gekomen, omdat ik streej
naar een snelle afwisseling
van dingen. Geen thema-pro
gramma's. Ik ben al heel te
vreden wanneer de luiste
raars twee keer gedurende de
gang van het programma
zeggenjéé, goeie morgen, dat
wist ik niet of hè, dat is raar.
Verwondering is dus één van
de dingen die ik na
streef'.
,JEn wanneer je als onderwerp
taal hebt, is er reden te over
voor verwondering. De men
sen hoeven er verder niets van
op te steken of zo. Ik hoop al
leen een kleine bijdrage te le
veren tot aandacht voor taal
in het algemeen, waarbij het
niet gaat om hoe het moet, dus
om formele regels, maar om
het aardige van taal. Mis
schien kan ik helpen de inte
resse te verhogen, waarbij ik
woordenboeken en gramma
ticale kwesties verre van mij
houd. Het is geen rubriek voor
taalpuristen"
Als het aan Jan Roelands ligt,
blijft De Taaishow voorlopig
in de ether. ,f)e ideeën tasten
zich op. Ik sta strak van de
ideeën, ik kan genoeg maken.
Vanaf de eerste uitzending
hebben we een meisje, Frouk-
je, gevolgd, hoe zij tot praten
komt. En haar moeder vertel
de daarover. Nou, dat meisje
praat nu bereids, dus dat is
afgelopen. We zijn nu bezig
met opnamen, die we volgend
jaar gaan uitzenden, waarin
we op een lagere school een
eerste klas van meet af aan
volgen, om te horen hoe deze
kinderen tot lezen en schrij
ven komen".
Jedereen doet daar maar ge
woon over, want bijna ieder
een heeft dat gewoon op school
gehad. Maar als je er even bij
stilstaat, dan is dat van die
kinderen natuurlijk een gi
gantische intellectuele presta
tie. En ook een prestatie van
de onderwijzeres of de onder
wijzer, want tegen Sin
terklaas moeten die kinderen
in staat zijn om iets te doen,
schrijvenderwijs. Dat wordt
een doorlopende serie, met na
tuurlijk de mogelijkheid elk
deel afzonderlijk te besluiste-
ren. Bij radio mag je er über
haupt niet meer van uitgaan
dat de mensen elke week luis
teren, dat is natuurlijk on-
Jan Roelands neejt verder een
serie op stapel staan over de
geschiedenis van de Neder
landse taal; hij wil wat gaan
doen met dieren en taal en met
mensen die in het buitenland
Nederlands leren (,JEén van
de grootste moeilijkheden
schijnt te zijn waar je het
woordje „er" wel zet en waar
je het nou vooral niet moet zet
ten"). Tenslotte wil hij de taal
zoals die in het dagelijks leven
gesproken wordt met de mi
crofoon betrappen, in win
kels, luisteren hoe mensen
dingen uitleggen, de weg vra
gen, enzovoorts. Jan Roe
lands: „Taal is natuurlijk een
onderwerp dat nooit uitgeput
raakt. Misschien raak ik uit
geput, maar het onderwerp
komt nooit tot een einde. En
dat is logisch ook, want, ja,
taal en leven, misschien zijn
het wel synoniemen, ik weet
het niet".
Half november komt er bij Het
Spectrum een boek uit onder
de titel De Taaishow, gemaakt
op basis van één jaar van het
programma op een heel geva
rieerde manier aan bod komt.
En zo'n boekje bestaat niet,zei
men. het zijn altijd thema
boekjes. In het verleden
schreef Jan Roelands samen
met Hans Jacobs een boekje
over een Indonesië-serie die ze
voor de tv hadden gemaakt.
,JMaar dat zijn van die boek
jes waarvan ik nu denk: moet
dat nou?".
Hoewel Jan Roelands, hoofdza
kelijk op free-lancebasis
werkt voor radio, televisie en
film (documentaires), geniet
hij bij het grote publiek voor
namelijk bekendheid als „de
man met die warme commen
taarstem".
radioprogramma. Hoewel
Jan Roelands zelf aan het
boek meewerkt, zet hij zich
toch wat af tegen de mensen
die zo nodig naar aanleiding
van datgene wat ze voor radio
of tv hebben gedaan een boek
moeten samenstellen: ,JJe
medewerkers vinden zo'n
programma zo vluchtig en
pijlsnel; het moet dan ook in
druk verschijnen. Nou, m'n
neus uit, ik vind dat onzin.
Radio en tv zijn qualitate qua
vluchtige media en daar heb
je het maar mee te stellen en
boeken schrijven is een heel
andere stiel".
De uitgever was evenwel geïnte
resseerd, omdat de taai in net
VLISSINGEN - „Als iemand voor
de zoveelste keer begint over die
warme commentaarstem, dan
word ik daar een beetje flauw van.
Dat is zoiets als wanneer je in
plaats van vijf, zes vingers aan je
hand hebt. Dan kun je daarmee de
kermis op. Dat ik die stem heb die
ik heb, dat kan ik verder ook niet
helpen.
Een ander punt is of je er iets mee doet, of je er
lol in hebt om er iets mee te doen. Verken
nen wat ik kan en wat niet, dingen proberen
met jezelf, dat vind ik leuk. Bekendheid?
Tja, ijdelheid is mij ook niet vreemd, dat
doet me wat. Bekendheid „as such" dat is
niks, vind ik, maar als een zeer, zeer geringe
bekendheid ooit gepaard gaat aan waarde
ring, dan is het natuurlijk ontzettend aar
dig".
In zijn schilderachtige woning „Manenburg"
op het voormalige bastion in de Utrechtse
stadsmuur, omgeven door het park langs de
Singel, zoekt radio-, televisie- en filmmaker
Jan Roelands naar een voorbeeld. „Neem
nou „De Taaishow". Ik had een mevrouw
uit Zierikzee aan de telefoon... Ze schreef
een briefkaartje over De Taaishow, wilde
iets weten. Ik zat al klaar om een briefje
terug te schrijven, dacht ach, wat briefje, ik
zal wel even bellen. Dus ik zoek het tele
foonnummer op, bel haar en ze is thuis. We
praten een beetje en het blijkt dat zij in Zie
rikzee verbonden is aan een moedermavo
en dat al de vrouwen van die moedermavo
door haar attent zijn gemaakt op het be
staan van De Taaishow en dat al die vrou
wen luisterden. Dan is de rest van de dag
voor mij zeer goed. Van belang is de lol die
je in je werk hebt en ik denk dat ik lol kan
halen uit heel kleine dingetjes. Dat hoeven
geen fantastische dingen te zijn, bijvoor
beeld als iets lukt wat je probeert of niet
lukt en je komt er achter waarom het niet
gelukt is. Dan houd ik mijzelf prima aan de
gang. Het hoeft helemaal niet wereldbe-
stormerig te zijn, het kan heel klein
zijn".
Putten
Voor de televisie maakte Jan Roelands het
programma over Putten, het plaatsje op de
Veluwe waar op 1 en 2 oktober 1944 door de
Duitsers als represaillemaatregel 500 man
nelijke inwoners werden afgevoerd. Zij
keerden nimmer terug. Het programma
veroorzaakte enige consternatie doordat er
vanuit Putten reeds bezwaren tegen uit
zending werden gemaakt nog voordat men
kennis had genomen van de juiste inhoud.
Het gevolg was dat het programma wegge
moffeld op een late vrijdagavond werd uit
gezonden. Maanden later sprak Jan Roe
lands een dame die hem vertelde het pro
gramma bij vrienden te hebben gezien en
dat ze er na afloop nog tot een uur of twee 's
nachts over hadden zitten napraten.
,Dat maakt een beetje indruk bij mij. Je
draagt iets aan wat voor de mensen een
soort injectie is om verder te gaan. Ik denk
dat radio en televisie zo functioneren. Ik
denk niet dat ze een direct veranderende
functie hebben. Ik zou dat ook niet aan
kunnen, ik zou niet weten hoe ik dat zou
moeten doen. Maar als je een bijdrage kunt
leveren tot... Nou, dat heb je dan ook gezien,
of dat heb je dan ook gehoord en dat telt
mee in je verdere denken over zaken... Dan
heb je toch een bijdrage geleverd? Je hoeft
de sterren toch niet van de hemel te pluk
ken?".
Werkstudent
Jan Roelands werd in 1931 in Utrecht gebo
ren. Na de hbs in zijn geboorteplaats ging
hij een jaartje werken en besloot toen om
toch maar te gaan studeren. Sociologie. Als
werkstudent moest hij in zijn levensonder
houd voorzien via baantjes bij de Spoorwe
gen en Van Gent en Loos. Toen deed zich de
mogelijkheid voor om bij de Wereldomroep
te gaan werken. Jan dacht aanvankelijk dat
het een parttime-functie betrof, maar bij
nader inzien bleek het een zo goed als volle
dige baan te zijn.
„Ik heb toen heel erg gedubd wat ik zou doen.
Het was geen bewuste keuze, die radio, ik
ben er min of meer bij toeval ingerold. Ver
geleken bij het werk dat ik deed, werd ik bij
de radio relatief zeer goed betaald. Ik dacht
dat is mooi als ik dat er even bij kan doen.
Maar toen mondde dat uit in een baan,
waarvan ik nog veel te optimistisch dacht
dat ik die studie er wel even naast zou af
maken. Dat lukte helemaal niet en de radio
had mii inmiddels wel te pakken".
Jan Roelands begon zijn werkzaamheden bij
de Wereldomroep als omroeper van de Ne
derlandse afdeling. Daarna maakte hij zelf
radioprogramma's en vervolgens ging zijn
belangstelling uit naar de film- en televisie
afdeling. Na een aantal jaren begon wel de
vraag aan hem te knagen wat hij nu moest
aanvangen met zijn studie. Nadat hij enige
tijd de boot had afgehouden, werd hem op
zekere dag van de zijde van het sociologi
sche instituut te verstaan gegeven dat hij nu
toch wel snel een beslissing diende te ne
men. Het werd parttime werken bij de We
reldomroep en afstuderen.
In 1967 deed Jan Roelands zijn doctoraal ex
amen. Bij de Wereldomroep wilde men hem
daarna wel weer helemaal terug hebben,
maar Jan Roelands zag meer perspectief in
zijn parttime-functie. Er kwam toen een
soort conflict, „of ik lokte dat uit, ik weet
het niet", met het gevolg dat hij de Wereld
omroep helemaal verliet en zijn werkzaam
heden voor radio, televisie en film op free
lance-basis voortzette. Lange tijd kwam in
deze situatie geen verandering, totdat hij
werd benoemd tot chef van de afdeling ge
sproken woord bij de NOS-radio.
Gedrevene
„Dat heb ik een maandje of tien gedaan en
daar is toch weer een eind aan gekomen.
Mijn baas vond het niet nuttig en niet nodig
dat ik een assistent kreeg en gaf bovendien
als reden dat ik te veel onrust veroorzaakte.
Ik was toen naar mijn eigen gevoel ontzet
tend lekker bezig, maar wel als een soort
rare gedrevene. Nou ja, verandering is altijd
een proces dat voor een hoop mensen be
dreigend is, voor mijzelf ook mis
schien..."
„Toen heb ik gezegd: nou, dan ga ik maar weg.
Ik ben niet zo'n ontzettende knokker, zo
van ik zal mijn zin krijgen, ik ga door, ik zal
eens even uit een ander vaatje tappen of ik
zal ze eens een poepie laten ruiken of iets
dergelijks. Ja, ik wil wel, maar een beetje
backing is toch wel leuk. Bovendien weet ik
van mijzelf dat ik niet goed dingen op ter
mijn kan zetten. In augustus 1979 al den
ken: het zou leuk zijn als dat en dat gebeur
de en als het er dan eens van zou komen
eind 1981 dan lijkt mij dat aardig, dan gaan
we daar nu eens heel voorzichtig stap voor
stap aan werken. Dat is iets wat ik niet goed
kan, ik denk omdat ik dan wat te overhaast
ben, te veel hooi op mijn vork neem en ook
van anderen te veel eis".
„Wat ik misschien het liefste doe en waarin ik
waarschijnlijk ook het beste kan functione
ren, is door wat te zeuren, door wat tepraten
over programma's. En dan op een wat diep-
graverige manier, met vragen als: waai om
doe je het en waarom doe het zo en waarom
laatje het eigenlijk niet en als je het wel wilt
tot wie richt je je dan en wat wil je van die
mensen en wat moet er gebeuren met ie
mand die het hoort, etcetera, etcetera. Dat
vind ik aardig werk. Maar ik heb die baan
als chef met plezier gedaan, ondanks de bij
komende zaken. Ik heb hard gewerkt, ge
loof ik, en ik heb veel geleerd. En ik denk
dat als je niks meer leert in je leven, dat je
leven dan op is. Als je van dag tot dag zegt:
hè, dit is wel een curieuze dag geweest, ik
ben dit tegengekomen of ik heb dat gelezen,
ik heb dit gehoord of ik heb dat ervaren, dus
toch weer... Het zijn natuurlijk altijd varia
ties op een thema, de heel nieuwe dingen
dienen zich niet meer aan, maar zolang die
er zijn, is dat een stimulans om door te gaan.
Ik denk, dat als dat gaat ontbreken, het le
ven dan ten einde is, wat mij betreft".
Saba
Momenteel is Jan Roelands twee dagen per
week in vaste dienst bij de NOS (om De
Taaishow te maken) en werkt hij voor de
rest op free-lance-basis voor radio, televisie,
film en filmacademie. Tot zijn bezigheden
behoort onder meer het spreken van com
mentaarteksten bij documentaires, soms
door een ander, soms door hem zelf ge
schreven. Voor de televisie maakte hij een
groot programma bij het onafhankelijk
worden van Suriname. Bij de NOS-tv heeft
hij een voorstel ingediend om iets te doen
met mei 1980,35 jaar na de bevrijding. Ver
der heeft hij een plan met betrekking tot de
Antillen.
„Daar heb ik in het verleden veel gezeten, net
als in Suriname, het meest voor televisie
film. En ik zou nu - of het voor radio is of
voor film dat zien we dan wel weer eens een
keertje - best weer eens wat op de Antillen
willen doen, maar dan heel klein, heel be
perkt. Ik zou bijvoorbeeld wel eens een paar
maanden op Saba willen zitten, een eiland
van 900 mensen. Ik denk dat daar best iets
aardigs te maken zou zijn, in heel klein ver
band, het heeft ook niet zoveel om de hak
ken... Misschien is het mogelijk om daar iets
te maken dat op een bepaalde manier ver
helderend kan zijn".
Het is uiteraard niet verwonderlijk dat met de
samensteller van De Taaishow ook even ge
sproken wordt over verloedering van de
taal door het slechte taalgebruik via de me
dia. Jan Roelands is daar overigens niet zo
bang voor. Hij hoopt eerder dat de invloed
van de media, voor zover die er is, in die
richting gaat dat de mensen wat makkelij
ker en meer gaan praten, dat men meer zelf
vertrouwen krijgt om te praten, dat men
wat meer durft te zeggen.
„Vergeet niet dat er altijd een fors aantal men
sen is geweest dat überhaupt de mond niet
open durfde doen, zeker niet in gezelschap.
Nou, ik vind dat zeer triest en treurig en
vervelend. En als daar een beetje verande
ring in komt... En of ze het dan goed en
keurig netjes doen in de zin van grammati
caal juist, dat kan mij dan niet zoveel sche
len. Dat ze het doen, vind ik veel belangrij
ker. Een Vlaamse collega vertelde mij eens
dat de mensen in Nederland, wat het taal
gebruik betreft, zelfverzekerder zijn en eer
der durven en dat men in Vlaanderen timi-
der is. Het is voor radio- en televisiemede-
werkers in Vlaanderen veel moeilijker om
zomaar met mensen ergens over te praten
dan in Nederland".
Veranderingen
Over taal in het algemeen: „Als ik achter de
schrijfmachine zit, denk ik wel eens: hier
moet enkelvoud staan. Maar dat staat ge
woon ridicuul en dan zit ik te dubben en
maak ik er maar meervoud van. terwijl het
grammaticaal niet juist is. Ik denk ook stel
lig dat er op die manier taalveranderingen
tot stand komen. Je kunt er donder op zeg
gen dat er iets gaat gebeuren met de woord
geslachten. Het is toch belachelijk dat ik
voor elk niet-onzijdig woord het het woor
denboek moet pakken om te kijken of het
mannelijk of vrouwelijk is? Ja, je kunt zeg
gen dat het vroeger duidelijker was omdat
je die uitgangs-n-en had, daar moest je meer
voor in je kop hebben..."
„Wat ik dan zo'n aardig verschijnsel vind, is
dat het helemaal niet bij het Nederlands als
zodanig past. Die naamvallen bijvoorbeeld,
dat is iets geforceerds, voor een goed deel in
de zeventiende eeuw bedacht door onder
andere Hooft en Vondel. Die hebben ge
woon het Latijn naast het Nederlands ge
legd en het Latijn, dat had zo'n hoge status...
Het is gecreëerd, kunstmatig en niet iets
wezenlijks voor het Nederlands'.
Dankzij zijn „warme commentaarstem"
wordt Jan Roelands nogal eens benaderd
voor het maken van reclamespots. „Maar
dat doe ik niet, dat weiger ik, reclame doe ik
niet, wat het ook is. Niet-commerciéle din
gen kun je in overweging nemen en als het
je gevoelens dekt, kun je het doen. Maar die
worden dan ook vaak niet betaald, dus daar
heb ik het niet eens over. Maar commerciële
dingen doe ik niet. Er zijn nogal wat mensen
bij de omroep die het wel doen. Ik neem ze
niets kwalijk. Ik denk dat het een luxe van
mij is om zo principieel te kunnen zijn. Ik
kan het mij permitteren. Als er geen brood
meer op de plank is, roep ik misschien ook
dat Omo het beste wasmiddel is. Laten we
dit in Godsnaam een beekje relativeren.
Maar ik geloof niet in mensen die het ene
moment iets te melden hebben over een
bepaald artikel dat ze volgens de regelen
der reclame aanprijzen en het volgende
moment blijkbaar doodserieus over andere
zaken van een wat wijdere strekking ver
tellen".
- Jij zal dus niet gauw zeggen: schat, staat de
Bokma koud?
„Nee, hoor, nee... Ja, je hoort het me wel zeg
gen, maar niet voor radio of televisie".
Tenslotte laat Jan Roelands zijn gedachten
nog eens gaan over de vorm van radio- en
televisieprogramma's. „Het mag best ge
steld zijn in een beetje confronterende stijl.
Praat er maar over. Boeken, tijdschriftarti
kelen, tv-, film- of radioprogramma's hoe
ven voor mij de wijsheid niet in pacht te
hebben, als ze maar iets by my oproepen, al
word ik er maar strontnijdig over. De ergste
programma's zijn programma's waarbij je
na afloop zegt zo, nu ga ik maar een kop
koffie drinken of nu ga ik maar eens een
beetje pissen of nu ga ik maar eens een
beetje... Er gebeurt niets met je. Er moet iets
met je gebeuren".