„Niets gebleken van samenzwering in zaak-Menten" Geen eindoordeel in de „Velser-affaire WAT MOEST COMMISSIE DOEN? Rapport Schöffer openbaar Kwestie-Menten is een serie zaken Telegraaf speelde grote rol in nasleep van proces DONDERDAG 13 SEPTEMBER 1979 VARIA PAGINA 15 DEN HAAG (GPD) - De instelling van de commissie-Schöffer is een van de resultaten van het debat in de Tweede Kamer in november 1976. Toen zegde de toenmalige minister van justitie mr. Van Agt onder meer toe dat er een histo risch onderzoek zou worden inge steld naar het opsporings- en ver volgingsbeleid inzake Menten sinds de bevrijding. Begin 1977 kon,na aanvankelijke problemen rond de bemanning, een onaf hankelijke commissie worden ge vormd. Daarvan maken deel uit prof. dr. I. Schöffer (hoogleraar vaderlandse geschiedenis in Lei den), dr. J. C. H. Blom (weten schappelijk hoofdmedewerker nieuwe geschiedenis in Amster dam) en prof. mr. A. C. 't Hart (hoogleraar straf- en strafproces recht in Tilburg). De commissie richtte haar onder zoek niet op de schuldvraag in het nog lopende strafproces tegen Pieter Menten over de oorlogs misdrijven maar op het beleid Pieter Menten, spil i e zaken vol gevoeligheden In de nasleep van het politieke proces-Menten heeft het dagblad De Telegraaf vanaf begin 1950 - toen het blad na een verschijningsverbod van de Perszuiveringscommissie weer mocht verschijnen - een grote rol gespeeld. Een serie zeer scherpe artikelen van H. A. Lunshof bezorgde Menten steun van de publieke opinie en deed het abonnee-aantal van de Telegraaf stijgen Dat laatste was, zo staat in het voetnoot van het rapport, volgens een oud-journalist van De Telegraaf de bedoe ling van de „campagne-Men- ten" die gevoerd werd. In de serie artikelen werd Menten voorgesteld als het slachtof fer van de bijzondere rechts pleging en het Nederlands Beheersinstituut, dat na de bevrijding het beheer kreeg over de bezittingen van land verraders. Zo stond in het eerste artikel onder meer te lezen: „De zaak-Menten is een tijds beeld. Men vindt er al het on recht in gesignaleerd dat sinds be bevrijding in Ne derland heeft geheerst en dat een voortzetting is van het on recht dat de Duitsers hier in gevoerd hebben. In de zaak- Menten hebben de politie, de staande en de zittende magi stratuur een taak vervuld, omgekeerd aan de hun aan gewezene van opsporing van misdadigers, vervolging en berechting." De commissie-Schöffer bekijkt de campagne - en de daaruit voortvloeiende strafzaak te gen de rechter-commissaris in de politieke strafzaak-Men- ten, mr. Röhling - in het licht van de stemming in Neder land vijf jaar na afloop van de oorlog. „Terugblikkend op de zaak valt op hoezeer de Tele- graaf-artikelen van begin 1950 in vruchtbare aarde wa ren gevallen. Ze speelden in op het onbehagen over de wijze waarop met het oor logsverleden in het algemeen en met de Velser-affaire in het bijzonder was afgere kend". De affaire-Menten is niet zomaar een zaak, maar bestaat uit een hele serie met elkaar samenhangende kwesties. De commissie-Schöffer onder scheidt in haar eindrapport verscheidene, overigens nauw samenhan gende, zaken Het gaat in de eerste plaats om de politieke strafzaak tegen Menten vanaf 1945 waarbij zijn hulp aan de vijand door het verlenen van tolkdiensten aan de SS-generaal Schoengarth centraa l stond. Deze zaak eindigde op 9 november 1949 met een vonnis van de Bijzondere raad voor Cassatie - het hoogste rechtscollege dat de bijzondere rechtspleging kende - waarbij Menten tot acht maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest werd veroordeeld. Daarna kwamen de beschuldigingen vanuit Polen en Israël dat Menten zich in 1941 schuldig zou hebben gemaakt aan massa-moorden in Polen Dit liep uit op een uitleveringsverzoek van Polen. Op dit in 1950 gedaan verzoek gaf de Haarlemse rechtbank op 25 januari 1951 een negatief advies, dat door het ministerie van Justitie werd overgenomen Wel werd in 1952 overwogen om inplaats daarvan een vanuit Nederland te voeren nader onderzoek in te stellen naar de beschuldigingen. Hier kwam het echter niet van De volgende zaak was een strafrechtelijke vervolging van de journalist Lunshof naar aanleiding van een serie beschuldigende artikelen in De Telegraaf. Daarin werd Menten voorgesteld als het lelieblanke slachtof fer van het zwartste onrecht. Deze artikelen leidden op hun beurt tot strafrechtelijke vervolging van de raadsheer-commissaris in de politieke straf zaak-Menten mr. Röhling. Die procedures werden in 1953 afgerond met het buiten vervolging stellen van mr. Röhling. Daarnaast speelde sinds 1945 de diefstal van goederen uit Mentens Aer- denhoutse woning mee. Het onderzoek hiernaar begon pas op 30 augus tus 1950 met een gerechtelijk vooronderzoek, maar werd niet gevolgd door een rechtszaak. Verder omvat de serie processen een aantal gedingen die Menten heeft aangespannen om vergoeding te krijgen voor de schade aan zijn bezit en vermogen toegebracht door of onder verantwoordelijkheid van de Bin nenlandse Strijdkrachten en het Nederlands Beheersinstituut. Ten slotte waren er verscheidene kwesties in de marge of van geringer belang die de overheid tot in de jaren zestig op een of andere wijze in de affaire-Menten bet tokken. Daarop volgde - maar dat viel niet onder de opdracht van de commissie-Schöffer - de nieuwe politieke strafzaak tegen Menten die nu nog niet is afgerond. van de diverse Nederlandse over heidsinstanties die zich sinds 1945 met de zaak bemoeid hebben. Het onderzoek is uitgevoerd van de bevrijding op 5 mei 1945 tot 8 juli 1976, toen een nieuw onder zoek in de zaak-Menten geopend werd. Het rapport telt in totaal negen honderd pagina's, waarvan zes honderd pagina's tekst en drie honderd pagina's bijlagen. Hier in wordt een uiterst minutieuze reconstructie gegeven van de vele gebeurtenissen die tezamen de „affaire-Menten" vormen.Om tot dit resultaat te komen heeft de commissie een diepgaand - en daardoor tijdrovend - archief onderzoek gepleegd. Daarbij stuitte de commissie niet alleen op slecht bijgehouden of vernietigde archieven als hinderpaal maar ook op de weigering van de fami lie van Mentens vroegere verde diger en oud-voorzitter van de Tweede Kamer mr. Kortenhorst om diens archief open te stel len. Naast het archiefwerk heeft de commissie - die voor het eindrap port in totaal al drie tussenrap porten heeft gepubliceerd - ook ruim 150 getuigen gehoord. Dat gebeurde deels door de voltallige commissie, onder meer bij de ver horen van de huidige minister president Van Agt en bij Pieter Menten. Verder gaven enkele ge tuigen op verzoek van de commis sie schriftelijk antwoord op vra gen, zoals de oud-minister-presi dent dr. Willem Drees. DEN HAAG (GPD) - Er is niets gebleken van een grootscheepse samenzwering, omko ping of chantage in de zaak-Menten. Ook heeft Prins Bernhard nooit een rol gespeeld ten gunste van de nu tachtigjarige Biaricumse kunsthandelaar, die waarschijnlijk op 25 september in Rotterdam opnieuw terecht zal moeten staan op beschuldiging van massa-moord in 1941 gepleegd op joden in het toen door de Duitsers bezette Polen. De commissie-Schöffer schrijft dit in haar vandaag uitgebrachte eindrapport over het opsporings- en vervolgingsbeleid in de zaak- Menten van 1945 tot 1976. De al gemene conclusie daaruit is dat de> overheid over het geheel ge nomen haar taak naar behoren heeft vervuld. Toch heeft de commissie wel op enkele punten kritiek, hetzij wegens gemaakte fouten, hetzij wegens te grote toegeeflijkheid op onderde len. Daarnaast is er kritiek op het von nis van de Haagse rechtbank waardoor Menten eind vorig jaar na twee jaar voorarrest vrij kwam. Die beslissing was voor namelijk gebaseerd op de veron derstelling dat Menten in 1952 van de toenmalige minister van Justitie mr. Donker een toezeg ging had gekregen dat hij nooit meer vervolgd zou worden we gens in Polen begane oorlogs misdrijven. De commissie-Schöffer blijft bij haar mening - die ook al in het derde tussenrapport van eind vo rig jaar werd verkondigd - dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat er ooit zo'n ministeriële toezegging is geweest. „Daaraan had de Haagse rechtbank niet ongemo tiveerd voorbij mogen gaan" Ook ons hoogste rechtscollege was in mei van dit jaar die mening toegedaan en 4 vernietigde het Haagse vonnis. Een andere belangrijke conclusie uit het rapport is dat er geen be wijs is voor Mentens bewering dat hij het stilzwijgen van minis ter Donker had verkregen door middel van een ruilhandel. Men ten zou gedreigd hebben met het openbaar maken van zijn gege vens over de zogenaamde Velser- affaire, tenzij zijn zaak gesepo neerd zou worden. „De conclusie is duidelijk. De bewering dat er sprake geweest is dat van zo'n vorm van chantage of ruilhandel is zeer onwaarschijnlijk", schrijft de commissie hierover. De Velser-affaire was een vrij on doorzichtig geheel van ver dachtmakingen van corruptie en collaboratie tijdens de bezetting aan het adres van politiemensen en justitiële autoriteiten in en om Velsen. Tussen de Velser-affaire en de zaak-Menten bestaat vol gens de commissie-Schöffer geen enkel direct verband. Dat deze twee na-oorlogse rechtszaken vaak in één adem genoemd wer den kwam onder meer doordat ze zich in hetzelfde gebied afspeel den. Uiteraard betekende dit dat bovendien bij gerechtelijke af handeling vaak dezelfde perso nen betrokken waren. Manipulaties De hele zaak-Menten moet volgens de commissie gezien worden als een confrontatie tussen de staat en een toevallig individu (Men ten). „Gebleken is dat iemand soms grote voordelen kan beha len tegen de als gevolg van zijn bureaucratische aard en zijn poli tiek beïnvloedbare positie trage Staat. Het schijnbaar zwakkere individu was in dit geval op be paalde momenten zelfs in staat de ogenschijnlijk zo machtige en deskundige Staat in verwarring te brengen of te misleiden. De Staatsmachine blijkt voor een handige en financieel sterke te genstander soms maar al te ge makkelijk te manipuleren". Het lijvige rapport van de commissie ontzenuwt een groot aantal „wil de theorieën" die de afgelopen ja ren zijn opgesteld over de achter gronden van de zaak-Menten. Zo is er geen sprake van geweest dat Menten in de jaren '50 de toen malige minister van oorlog, ir. Staf, heeft gechanteerd om een schadevergoeding van driehon derdduizend gulden te krijgen. Dat geld werd Menten toegekend als vergoeding voor de kunst- en gebruiksvoorwerpen die kort na de oorlog uit zijn woning in Aer- denhout waren verdwenen. De diefstal had plaats gevonden toen zijn huis onder bewaking van do Binnenlandse Strijd krachten stond en Menten in voorarrest zat op verdenking van collaboratie met de Duitsers. Wel wordt in het rapport vastgesteld dat de toekenning van het bedrag het gevolg was van een fout die een ambtenaar op het ministerie van Oorlog had gemaakt. Daar door had Menten - die een scha declaim van tien miljoen had in gediend - meer gekregen dan hem toekwam. Van de twee vermeende gevallen van omkoping die in de publici teit zijn gekomen heeft de com missie-Schöffer ook geen spoor aangetroffen. „Uitbetaling van een bedrag van 200.000 gulden aan de toenmalige verdediger van Menten en voorzitter van de Tweede Kamer mr. Kortenhorst is niet waarschijnlijk. Het is niet moeilijk kritiek uit te oefenen op de wijze waarop Kortenhorst zijn taak als advocaat in deze zaak uitoefende. In het bijzonder de manier waarop hij van het voor deel profiteerde dat hij een be langrijke positie bekleedde kan twijfel oproepen. Maar dat impli ceert op zichzelf nóg geen omko ping". Uitbetaling van het bedrag is des te onwaarschijnlijker omdat geble ken is dat Kortenhorst en Menten dp een gegeven moment zelf ru zie hebben gekregen over het ho- De ook wel uitgesproken suggestie dat de twee ton bedoeld zou zijn als smeergeld voor de KVP noemt de commissie onwaar schijnlijk. „Ten eerste heeft het accountantsonderzoek hier geen enkele aanwijzing voor gegeven. Bovendien is er geenzins sprake van een algemene en specifieke KVP-steun voor Menten en dat zou dan toch de tegenprestatie moeten zijn geweest". Een uitvoerig onderzoek bij de be lastingdienst heeft verder nog aangetoond dat er ook geen be wijzen zijn voor de stelling dat oud-minister van financien Lief- tinck ooit een onderzoek van de fiscale recherche naar Mentens financiële handel en wandel heeft laten stopzetten. „Prins reed nooit in van Menten gevorderde sportwagen Pieter Menten kan nooit Prins Bernhard in de van Menten gevorderde Talbot-sport wagen hebben zien rondrij den. Dat is één van de vele details van Mentens bewe ringen tijdens het nu nog steeds lopende proces die niet blijken te kloppen. De kwestie is in het eindrap port van de commissie- Schöffer tot in de details ge reconstrueerd. „Op bevel van de compagniescom mandant van de BS werd de wagen, die bij de bevrijding gedemonteerd was aange troffen in de garage van Mentens woning in Aerden- hout, opnieuw in elkaar ge zet. In verband met de schaarste aan vervoersmid delen werd deze direct in ge bruik genomen. Zo reed eerst Stork erin. Deze droeg later de auto over aan de geweste lijke commandant van de Binnenlandse Strijdkrach ten, majoor E. van Vollenho ven. Deze gaf het voertuig op bij het bevoegde orgaan, de staf van de Bevelhebber van de BS. Daarmee was de zaak formeel geregeld. Het ver haal over een eventueel ge bruik van de auto door Prins Bernhard vindt in de bron nen geen bevestiging. Het is ook volstrekt irrelevant om dat deze hele zaak in begin sel correct was geregeld en of er nu Prins Bernhard in reed of een ander doet niet ter za ke". Overigens heeft Menten ooit voor de inbeslagname van de auto een.schadevergoeding van 10.000 gulden gekregen, hoewel vaststond dat de Talbot door zijn broer Dirk nog vóór de Tweede Wereld oorlog was gekocht. Een deel van het kunstbezit, zoals dat in Mentens Biaricumse villa was DEN HAAG (GPD) - De naam Menten komt in de Velser-affaire - een hele serie beschuldigingen van collaboratie, corruptie en verraad die na de bevrijding geuit werden tegen politiemensen en justitiële autoriteiten in en om Velsen - maar vijf keer voor. Tot deze conclusie komt de commis sie-Schöffer in het eindrapport over de zaak-Menten. Dit hoeft volgens de commissie nog geen reden te zijn om verband tussen beide - vaak in één adem genoemde - zaken uit te sluiten. „Men zou kunnen redeneren dat bij het toch al gecompliceerde onderzoek in de Velser-affaire kennelijk de zaak-Menten buiten beschouwing werd gelaten om dat daarin immers al veel langs aparte weg werd uitgezocht. Maar dan geeft men tegelijk aan dat het voor inzicht in de Velser- affaire kennelijk „niet nodig" werd geacht de zaken rond Men ten erbij te betrekken In dat ge val kan er hooguit sprake zijn van een mogelijk afgeleid ver band". Dat een aantal van de hoofdrolspe lers in beide drama's hetzelfde is is volgens de commissie ook niet verwonderlijk. „Overeenkomst in plaats en tijd vormen daarvoor de gemakkelijkste verklaring. Dat geldt voor zowel het gelijk tijdig optreden in beide zaken van de advocaat-fiscaal Besier en voor de twee procureurs-gene raal in Amsterdam, eerst Van Thiel en na hem Van Dullemen. „Complicerend hierbij was dat in de Velser-affaire en de strafzaak- Menten zowel Van Thiel als Sik kel (als procureur-fiscaal bij de bijzondere rechtspleging) be moeienis hadden. Hun onderlin ge controverses zouden van grote invloed zijn op de gang van zaken in beide affaires. Een soortgelijke complicatie trad op toen de rijksrechercheur Ach terberg, werkend voor Van Thiel, zowel te maken kreeg met de diefstal uit Mentens huis in de meidagen van 1945 als met de Velser-affaire". Hoezeer de te genstelling tussen Van Thiel en Sikkel het optreden van Achter berg als rijksrechercheur in beide affaires een rol speelde wordt duidelijk uit de rest van het on derzoek van de commissie. On der meer door deze „samenloop van personen" zijn beide zaken bij velen aan elkaar gekoppeld in het geheugen blijven hangen. Dat bleek volgens de commissie ook heel duidelijk toen de zaak- Menten in 1976 herleefde. „Wel werden de rollen toen als het wa re omgedraaid. Niet de oud-ver zetslieden of de Politieke Opspo rings Dienst (POD) en de bijzon dere rechtspleging zaten in het beklaagdenbankje. Ook werden toen niet de slachtoffers van wil lekeur en machtsbruik aange klaagd maar kwamen juist de „hoge heren" en de destijds machtigste politieke partij - de KVP - in het verdachtenbank je." In die atmosfeer ontstond volgens de commissie ook het gerucht dat er een ander verband was tussen Menten en de Velser-affaire. „Die visie bood een tweezijdige ver klaring voor het uitblijven van vervolging van Menten wegens in Polen begane oorlogsmisdrijven en de onbevredigende afhande ling van de Velser-affaire". Die laatste zaak had wel zes proces sen opgeleverd, maar uiteindelijk werd slechts één verdachte ver oordeeld „Sommigen trokken een parallel tussen Mentens ont snapping aan vervolging en de afhandeling van de Velser -affai re. Anderen voerden aan dat Menten zijn kennis van de affaire had gebruikt om eventuele ver volging af te kopen". Van meer dan toevallige overeen komsten is er volgens de com missie echter geen sprake. „Dat alles rond de Velser-affaire na 1945 zeer ongelukkig verliep kan niemand ontkennen. Van een kwalijke invloed van één of meer „hoge Pieten" is echter niets gebleken. Dat geldt ook voor de kans dat er een kwalijke invloed is geweest van één bijzondere groep in de politieke of ambtelij ke sfeer. Het is zelfs duidelijk dat juist van 1951 af zeer bewust door Justitie werd aangestuurd op een zo openhartig mogelijk afhande len van de Velser-affaire".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 15