Leven lang strijd voor eerherstel Lotenverkoper Winterhulp tracht al 34 jaar af te komen van NSB-stempel ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1979 „Zoiets vergeet je niet licht. Met z'n allen in een lange rij door de stad, de jassen binnenste buiten gekeerd. Een paar snotneuzen ernaast, gewapend, en drei gend je voor je raap te zullen schieten zodra je ook maar één pas buiten de rij deed. „Vuile NSB'ers", riepen de Haarlemmers wanneer hun sjofele stoet passeerde. „Ze moesten jullie vermoorden". Vier en dertig jaar geleden is het nu, maar de herinnering knaagt nog dagelijks aan Marten Das. Jazeker, hij had loten verkocht voor de Winterhulp. Maar wat stak daar voor kwaads in? De burgemeester zelf was voorzitter van het comité en ook de direc teur van sociale zaken zat er in. Bovendien: de Sint Vincentius- vereniging had hem erop attent gemaakt. Wat zou Das dan voor bedenkingen moeten hebben? Nee, met politiek bemoeide hij zich niet en de NSB vond hij maar een zwijnenbende. Hij was werkloos, moest vrouw en vier kinderen onderhouden, en kon met die loten wat büverdienen. Zodoende. Maar na de bevrijding brak dat opportunisme hem op. De BS (Binnenlandse Strijdkrachten) greep hem in de kraag omdat hij NSB'er geweest zou zijn. Ruim drie maanden zat hij vast. Op 25 augustus kwam hij weer vrij, maar zonder de gebruikelijke bur gerrechten en - wat belangrijker was - zonder pas. Zijn oude beroep van vee-expediteur kon hij daardoor niet meer opnemen. Elders kwam hij wegens zijn verleden ook niet aan de slag, zodat hij uiteindelijk met scharrelen in kachelhout en oud ijzer aan de kost moest zien te komen. Inmiddels is Marten Dasoijna 79 jaar. Het is 34 jaar geleden dat hij - naar zijn mening - tel onrechte vastzat. Maar de tijd heeft de wonden nog niet geheld. Hij blijft zoeken naar eerherstel, vra gen om schadeloossteling. Van tijd tot tijd klimt hij in de pen om zijn lotgevallen nogmials op te schrijven. Politici, juristen, zelfs Hare Majesteit wordt net zijn brieven vereerd. Het antwoord is steevast hetzelfde: wtzien geen aanleiding de zaak opnieuw in overweging te nemer Want Das valt net buiten de regelingen voor schadeloosstelliig aan mensen die na de bevrijding ten onrechte zijn opgepalt. Aantjes bij de SS, Lunsïij de NSB. Dat zijn berichten die Marten Das telkens in verontwaardiging doen ontsteken. Zij hebben het na de oorlog ver kunen schoppen. En hij? „Het is één grote zwendeltroep. Allemal vriendjespolitiek", zegt hij geëmotio neerd. „Als een schooir heb ik langs de straten moeten lopen om mijn kostje te verdienn. Dat was voor m'n vrouw ook geen eer. Dochter van een statioschef was ze. Toch niet niks. En haar man leurde met kachelhouen oude kranten." „Nog geen kalf, nog gtn koei is er bij mij gestorver. Marten Das zegt het met tn trotse twinkeling in zi ogen. Mooie baan had htoen, in het begin van de jan '20. Als expediteur ging hi,nee met veevervoer door he Europa. Met treinen vol F?s stam boekvee naar Fracrijk en Italië. Zelfs naar Tas, Mexi co en Peru bracht j de die ren voor zijn Lu warder baas. Die had eenDeie aan hem, want hij kendde trucs om de douanebearrten voor zich in te nemen, vA zich te redden met de vreede talen, en verzorgde de beeen goed. Geen koe stierf eiBehalve die ene keer, maar t kwam doordat de spoongen de wagon niet goedDntsmet hadden en er milüur uit brak. Een tikkeltje vergee komen ze tevoorschijn uit a kast in zijn woning aan de hrlemse Voorhelmstraat. Fo's van gladgeschoren, gesmeerde heren met slappe vhoeden. Het waren zijn besttaliaan- se klanten, hun men ko men zonder aarzel;, maar met licht Fries acceiover de tong. Dat waren ti,m... En als hij door die. ellen met de Winterhulp zijn paset kwijt was geraakt, had na de oorlog de draad ojcunnen nemen. Zijn vroeje baas had hem graag tiggeno- Maar laten we niet (de tijd vooruitlopen, al vaiet niet altijd mee de chroiogie te ontdekken in de veilen van Marten Das. Geestftig in zijn rijke geheugetastend gooit de 79-jarige decennia nogal eens door elk\ Emo ties laten zich niet ien door de tijd bepaald eurslijf dwingen. Na eni| recon structie valt echter te vol gen hoe de trotse Fse vee expediteur uiteinda als lo tenverkoper bij diVinter- hulp in Haarlemerzei ld raakte. De ellende begon metmd- en klauwzeer. Een idemie bracht de klad in diterna- tionale veehandel. 1 kostte Das zijn baan. En diteeg hij niet terug ook, warte aan sluitende economiS' reces sie zorgde voor eenjvende malaise. Met vrouvn kind trok Marten Das n Haar lem, om hier zijn ge te be proeven. Hij werkt)ij het spoor, kwam op aat te staan, werkte in deheeps- bouw, kwam op aat te staan, werkte in eeoterfa- briek, kwam op aat te staan, ging loten kopen voor „Haarlems Bl( en de TBC-bestrijding. „ts wat ik maar krijgen konkte ik aan. Ik had tense een vrouw en kinderenonder- houden". Maar uiteindelijk wae hem de werkverschaffing 1940, het eerste oorlogsjómoest hij naar Halfweg or in de grond te spitten en:ruien. „Met zware kragens moest ik er over eernk rij den. Maar dat kot niet, vanwege mijn vc Das trekt zijn broeks een stukje op. waardoon ijze ren stang zichtbaar dt. „Ik heb er nu een hele beugel aan zitten, om die voet wat steun te geven. Maar de dokter van de geneeskundige dienst ge loofde toen niet dat ik er last van had. Die zei dat ik maar weer aan het werk moest. Si mulanten konden ze niet ge bruiken, zei die" Sint Vincentius Hoewel andere artsen na onder zoek bevestigden dat er van simulering geen sprake was, kon Das een tijdlang naar zijn uitkering fluiten. Geldzorgen staken de kop op. En wat doe je als je arm en toevallig rooms-katholiek bent? Dan stap je naar de Sint Vincen- tiusvereniging om steun te vragen. Het antwoord was* te rughoudend, maar de be stuurders van de rooms-ka- tholieke liefdadigheidsin stelling schreven wel: „Wij hebben gemeend in verband met de voor u moeilijke tijd somstandigheden uw aan dacht op de Winterhulp te moeten vestigen". Naar de Winterhulp dus. De heilige Vincentius had het zelf geadviseerd. Bovendien zwaaiden tal van aanzienlijke heren de scepter over de Win terhulp: de burgemeester van Haarlem, de directeur van so ciale zaken, een officier uit het leger. „Ik heb nooit ge dacht dat er iets niet in de haak zou zijn", zegt Das, die dan ook ja zei op het aanbod dat hem bij de Winterhulp -gedaan werd. Als hij bereid was dagelijks de collectebus sen te plomberen, de kachels op te stoken en wat bood schappen te doen, dan zou hij een paar gulden bij kunnen verdienen, om zijn schamele steunuitkering tot een rede lijk peil op te krikken. Van het' een kwam het ander, van het plomberen kwam het verko pen van loten. Hoewel de Winterhulp door de Duitse bezetter was ingesteld om het sociale leven in Ne derland naar Germaans voor beeld op nationaal-socialisli- sche leest te schoeien heeft Door Chiel Evers Das de organisatie naar zijn zeggen nooit met politiek, laat staan met de NSB geasso cieerd. „Ik heb het nooit als politiek beschouwd. De Win terhulp heeft veel goeds ge daan. Kinderen kregen te eten en ik heb zelf heel wat mensen voor steun naar de Winterhulp verwezen. Zelfs communisten. Er is tijdens de bezetting ook nooit iemand geweest die me gezegd heeft dat ik dat werk niet moest doen. Als ze het nodig had den, hebben ze toch allemaal van de Winterhulp getrok ken? Na de bevrijding ja, toen zeiden ze allemaal dat ik ver keerd gedaan had". De Winterhulp een NSB-club? Marten Dgs ontkent het in alle toonaarden. Ja, één NSB'er zat er bij in Haarlem, een ge meen loeder, neergezet door de hoge baas van de Nationaal Socialistische Beweging. Maar verder waren er alleen maar mensen die goed wilden doen. Das noemt voorbeel den: mensen van Winterhulp hielpen onderduikers aan etensbonnen, in de kelders van het kantoorpand lagen anti-Duitse pamfletten opge slagen. En zelf heeft hij een paar keer joodse mensen ge waarschuwd als hij de Duit sers weer ewis over komende acties had horen praten ter wijl hij met zijn lootjes langs kwam. Zwijnerij „Als ik NSB'er was geweest, dan had ik dat toch nooit ge daan?", vraagt hij dringend. „Ik moest van die hele NSB- bende niks hebben. Mijn zwager hebben ze verraden en ik had van mijn schoonfa milie, die in Duitsland woon de, al begrepen dat het daar een grote zwijnerij was". Met zijn loten kwam Das nogal eens bij de Moffen over de vloer. Het Deutsches Haus en het Wehrmachtsheim be hoorden tot zijn werkterrein. „Omdat ik ze na een tijdje goed kende, kon ik me wel eens wat veroorloven. Grap pen over Hitier maakte ik te gen ze. Zoals die ezel in dc Kalverstraat die op de grond lag en met geen mogelijkheid op de poten was te krijgen. Totdat iemand Heil Hitier riep, toen sprong die ezel on middellijk overeind. Dat konden die Duitsers nog best waarderen, het hele stelletje was er ook niet vóór". Dertien dagen na de bevrijding kwamen ze bij hem aan de deur, twee leden van de Bin nenlandse Strijdkrachten. Of hij meteen maar even mee wilde komen naar de Raaks. „Hoe lang ben je al NSB'er?", vroegen ze hem daar. En na zijn ontkennende antwoord: ..Dat lieg je". Omdat hij voet bij stuk bleef houden, werd hij opgesloten voor nader verhoor. Van een verhoor is het echter nimmer gekomen, laat staan van een proces. Ook niet in de drie en een halve maand dat Das vervolgens in de Koudenhorn-kazerne ge detineerd is geweest. „Achteraf heb ik pas gehoord dat ik ben opgepakt omdat twee ander lotenverkopers van de Winterhulp mij erbij hadden willen lappen. De ent- was opgepakt omdat hij bij de Duitsers een keer een vrouw had aangegeven die hem zou hebben beledigd, de ander omdat hij een profiteur was, die het hield met de vrouw van een SS'er. Toen die twee door de BS waren opgepakt, hebben ze gezegd: jullie moe ten Das ook hebben, die hoort er ook bij. Een vuile streek was het". Aan de internering aan de Kou- denhorn bewaart Marten Das sombere herinneringen. „Met onze jassen binnenste buiten moesten we langs de straten lopen om hier of daar een ka zerne of school schoon te gaan maken. „Vuile NSB'ers. vermoord ze", riepen de men sen die naar ons stonden te Met de oprichting van de Winterhulp Nederland wilde Reichs- kommissar Seyss-Inquart de sociale hulpverlening in het be zette Nederland naar Duits voorbeeld monopoliseren. Uitslui tend voor de Winterhulp mocht nog worden gecollecteerd en in de kranten moesten andere hulpverleningsinstellingen wor den doodgezwegen. Gedurende de eerste drie oorlogsjaren ging er bij de Winterhulp dertig miljoen gulden om. Het geld kwam binnen door collectes, loterijen en donaties van bedrijven en instellingen; de hulpverlening bestond uit waardebonnen die verzilverd konden worden en uit goederen, zoals voedsel en kleding. Aanvankelijk werd er alles aan gedaan om de Winterhulp Neder land als een onafhankelijke, en vooral van de NSB losstaande, organisatie te profileren. Carel Piek, de eerste directeur, w as weliswaar pro-Duits, maar geen lid (meer) van de NSB. Hij verbood de NSB'ers onder de collectanten om hun insignes of uniformen te dragen tijdens de inzamelingen. In het landelijk Erecomité zaten onder andere alle commissarissen der konin gin en drie secretarissen-generaal. Onder de vijftig comité-le den waren slechts vijf NSB'ers (onder wie Rost van Tonnin gen). In zijn geschiedschrijving over de bezettingsjaren ver meldt prof. dr. Lou de Jong hoe de NSB in die dagen nogal verbolgen was over maatregelen die haar invloed op de Win terhulp aan banden moesten leggen. De Jong citeert Generalkommissar Schmidt, naaste medewerker van Seyss-Inquart: „Het feit dat de NSB bij het volk weinig sympathie geniet, zou een actie voor het Winterhulpwerk die alleen van de kant van de NSB zou worden ondernomen teniet doen en tot een negatief resultaat leiden". Diezelfde Schmidt bepaalde ook, dat de Winterhulp door Nederlanders moest worden opgezet, „omdat de Duitse helpers in beginsel op de achtergrond moeten blijven". Warme steun kreeg de Winterhulp van de Nederlandse Unie. Het „Driemanschap" hield een pleidooi voor de organisatie en 'er. De protestantse kerken hebben n elke vorm van samenwerking met „omdat ze onder alle omstandighe- tn het eigen wezen der diaconie". De rooms-katholieke bisschoppen wezen organisatorische sa menwerking weliswaar af, maar stelden dat „de katholieken in geen enkel opzicht de Winterhulp Nederland zullen tegenwer ken en dat wij niemand ontraden haar te steunen". Ondanks het neutrale masker van de Winterhulp, heeft de orga nisatie volgens De Jong van meet af aan weinig vertrouwen genoten onder de bevolking. Al spoedig w erd volgens hem de Winterhulp als een Duits propaganda-instituut beschouwd. Het is echter niet waar, schrijft De Jong, dat de voor Winterhulp ingezamelde gelden naar de Duitsers of de NSB stroomden. De NSB en de Duitsers hebben van de opbrengsten geen cent ge kregen en de National Sozialistische Volkswohlfahswohlfahrt heeft de Winterhulp in het „stamverwante" Nederland met grote subsidies gesteund". maakte forse donaties o echter van het begin af a de Winterhulp afgewezei den wilden vasthouden a kijken. En dan waren er van die snotjongens naast ons, met grote geweren, die dreig den te schieten zodra we een stap naast de rij zouden zet ten. Ik heb het daar meege maakt, .dat een man werd doodgeschoten die alleen maar een groep vrouwen stond uit te zwaaien die op transport ging. In de krant Stond later dat hij had willen vluchten. Als je mij vraagt wie de schuldigen waren, dan zeg ik: degenen die die jonge jon gens vuurwapens hebben ge geven. Ze wilden graag kun nen zeggen: ik heb er ook een doodgeschoten. Het was er een zwijnenbende". Donderpreken Op 25 augustus 1945, drie en een halve maand nadat hij was opgepakt, stond Das plotse ling weer op straat. Zonder ooit verhoord te zijn, zonder pro tal donderpreken en kapelaans over t.' hebben gehad ons uitblaften", he: zich gruwend. „Dat heb je er nu van. jullie hebben op het verkeerde paard gewed, zei den ze telkens weer" Willem Hielkema, de veehan delaar uit Leeuwarden, bood Das kort daarop zijn oude baan weer aan Een gouden' kans. maar deze ging zijn neus voorbij, omdat hij zijn paspoort niet terug kon krij gen. „Waar had ik dat aan verdiend?", vraagt Das zich 34 jaar later af. „Geen mens heeft in de oorlog last van mij gehad, wel voordeel Nu moest ik ander werk gaan ze mij hebben Zelfs n Hoogovens, hoewel /x zaten te springen om li Het spijt ons, maar we i ehelhoutjes. Hij leurde ermet langs de Haarlemse deuren er ging later ook kranten en ouc ijzer ophalen Zijn NSB-repu ilden tatie speelde hem daarbij nog jarenlang parten. „Sommige mensen die altijd wel iets voor me hadden, smeten plot seling de deur voor m'n neus dicht. Dan hadden ze van ie mand gehoord dat ik bij de NSB zou zijn geweest. Dat waren rotte ervaringen. De meeste steun heb ik eigenlijk nog ondervonden van oud- NSB'ers. Die hadden me na tuurlijk aan de Koudenhorn gezien, dachten dat ik ook van de partij was en geven me al tijd wel wat". Dc eerste naoorlogse jaren hield Marten Das zich tamelijk stil. „Vrienden hadden me ge zegd: hou je maar rustig, an ders komen ze je zo weer ha len. En je bent maar een klei ne man. geen advocaat zal het voor je willen opnemen". Na twee jaar werd hij voorwaar delijk buiten vervolging ge steld. maar kreeg nog niet zijn kiesrecht en zijn paspoort te rug. Dat gebeurde pas in 1948. Op geldelijke schadeloosstel ling begon Das aan te dringen nadat in 1950 een wet was aangenomen voor schade vergoeding aan mensen die na de oorlog ten onrechte wa ren gevangen genomen. Zijn verzoeken werden echter niet gehonoreerd. Niet omdat hij niet ten onrechte zou zijn op gepakt. maar omdat hij inder tijd niet onvoorwaardelijk, doch voorwaardelijk buiten vervolging was gesteld. Te gen de indertijd opgelegde voorwaarden was Das niet tijdig in beroep gegaan Dat deed nu voor hem de deur naar de geldkist dicht. Maar Das liet het er niet bij zit ten. Hij beet zich er in vast. Een financiële vergoeding zou pas werkelijk eerherstel betekenen. Want hy was wel iswaar buiten vervolging ge steld en heeft inmiddels zijn pas terug, maar voor veel Haarlemmers is hij nog altijd de NSB'er. „Pas als ik geld krijg, kan ik het laten zien en tegen iedereen zeggen: zie je wel, ik was geen NSB'er" Jet gejouw dat de mensen hem achterna zonden, de deuren die voor zijn neus werden dichtgeslagen, da schande van het langs de straat moe ten schooieren om in zijn on derhoud te voorzien, dat zijn de zaken die de nu 79-jange Marten Das zich maar al te le vendig herinnert als hij weer een nieuwe poging waagt zijn doel te bereiken. Naar justitie heeft hy geschreven, naar Kamerleden heeft hy ge schreven. naar de Koningin heeft hij geschreven. Maar telkens komen zijn brieven weer terecht bij.die ene man: mr. G J. Ploos van Amstel, secretaris van de Commissie voor de Verzoekschriften van de Tweede Kamer der Staten Generaal. Telkens ook ant woordt deze keurig netjes dat de heer Das helaas niet aan de voorwaarden voldoet om voor schadeloosstelling in aanmerking te komen en dat er geen nieuwe gezichtspun ten zijn aangedragen om de zaak opnieuw in overweging Da: J hij onvermoeibaar, w; inmiddels oud en wedi is nog maaréen ding: eerher stel. Maar /yn strijd moet welhaast by voorbaat als verloren worden beschouwd. Zelf maakt hy zich ook nau- wdjjb illusies, al blijft hy el ke gelegenheid aangrijpen om zijn verhaal onder de aan dacht te brengen Zo schreef NI hét PvdA-Kameriid Voogd toen deze zich inspan de voor de rechten van een Zuid-Afrikaan en benaderde hy kamerleden van het CDA toen de affaire rond het SS- lidmaatschap van Willem Aantjes actueel was Telkens echter werd hy weer verwe zen naar de Commissie voor de Verzoekschriften één grote zwendeltroep. allemaal vriendjespolitiek analyseert hij somber. „De grote mannen van de Winter hulp in Haarlem zyn nooit hebben ..Het alle aal een akt En indertyd al jij bt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 23