kan
praten
Man die met de doden
'Hoor,
die
hond
blaft
dag
Fred
Foks'
)ENSDAG 29 AUGUSTUS 1979
e denken er allemaal wel eens over na. Er moet tussen hemel en aarde meer zijn dan
luchtvervuiling en een aangetaste ozonlaag alleen. ,JJa de dood is alles afgelopen, uit,
foetsie, fini, schluss" is een bewering, die allang niet meer steekhoudend genoemd mag
worden. Het lichaam vergaat na overlijden, dat wel. Maar met de geest is dat heel andere
koek. Die leeft voort, zeggen ze...
s# nuchtere Hollander laat zich echter geen knollen voor citroenen verkopen. Hij wil
^peunjzen. De groeperingen, die beweren contacten te hebben met overleden personen, zijn
niet meer op de vingers van een hand te tellen. Spiritisme, occultisme, helderziendheid,
parapsychologie, psychometrie. Termen, gebezigd door lieden voor wie het contact met
doden weggelegd lijkt te zijn. Maar steeds weer ontbreekt dat ene, wat hun beweringen
doen inslaan als een bom: het bewijs.
i Foks is een van die lieden. Hij is 53 jaar en woont in Amersfoort. Kreeg jaren geleden
n ernstig motorongeluk en heeft sindsdien contact met het hiernamaals. Praat met
erleden personen via zijn radiotoestel en een bandrecorder. Is daarbij ook nog wat
Iderziend. Maakte wat vaste vrienden in het hiernamaals en babbelt daar thans dage-
ks meePraat daarnaast ook nog eens met de herdershond van de buren en een merel in
t bos.
üaggever Peter Bloemendaal toog naar de kei van Amersfoort. Bereid om alles te
loven wat de man vertelde, als er maar een duidelijk bewijs op tafel kwam. Het enige
Kresultaat van vijf uur achtereen praten en proeven: Fred Foks kwam de hoofdpijn de oren
13
In de auto, op weg naar Amersfoort, besluiten we om
Fred Foks een eerlijke kans te geven. We beloven
elkaar niet zonder meer aan te nemen dat de man de
zoveelste charlatan is die uit goedgelovigheid van
andere mensen een slaatje probeert te slaan. „Laat
'm maar eens bewijzen wat-ie zegt te kunnen", zo
luidt het uitgangspunt.
De weg vinden naar huize Foks
in de Amersfoortse Papaver
straat wordt een crime. Het
stratenplan van de keistad is
ons niet zo vertrouwd en zo
toeren we een krap half uurtje
i langs onbekende grachtjes en
I fraaie panden. Leuk, maar
I daar komen we niet voor. Na
veel vijven en zessen lukt het
we rijden een grauwe arbei-
dersbuurt binnen met de
simpelste huisjes die we ooit
gezien hebben. Een voordeur,
een raam en een dakkapel
letje en dat is dat.
Foks staat niet in zijn voordeur
op ons te wachten. Terwijl hij
toch moet weten dat we de
Papaverstraat zijn inge
draaid. Helderzienden kun
nen dat, nietwaar? Maar goed,
we willen niet flauw doen en
vergeven hem deze eerste
misser. De begroeting is al
lerhartelijkst.
„Sorry dat we wat aan de late
kant zijn maar we hebben nog
al moeten zoeken", veront
schuldigen we ons voor het
feit dat we meer dan een uur
te laat zijn. „Geeft niets", zegt
Fred Foks. "Dat wist ik
al...".
Na een korte kennismaking in
de huiskamer, waarin vader
Foks en dochter Foks met
twee overdadig likkende
poedels en een schreeuwende
papegaai het interieur bepa
len, vertrekken we naar de
werkkamer van de man die
met de doden praten kan. Een
klein, volgestouwd hokje dat
hij zyn spreekkamer noemt.
Een serie levensgrote foto's
van een niet onaantrekkelijke
vrouw, bandrecorders, een
radio en zegge en schrijve 105
cassettebandjes. Die blijken
allemaal vol te staan met
stemmen van overleden per
sonen, naar hij later vertelt.
„Van de radio opgenomen",
verklaart Foks, die meteen
maar ongevraagd van wal
steekt.
In een noodtempo stort hij zijn
levensverhaal over ons uit.
We krijgen er nauwelijks een
speld tussen. Als Fred Foks
I gejaagd haalt voor een nieuw
ellenlang verhaal wagen we
de gok en het lukt: we kunnen
een vraag stellen. Hoe het al
lemaal zo gekomen is?
Motorongeluk
Na een stortvloed van vertelsels
weten we het: enkele jaren
geleden werd hij met zijn mo
tor in de mangel genomen.
Lag geruime tijd buiten wes
ten in het plaatselijk zieken
huis. De artsen gaven geen
cent meer voor zijn leven. Tot
een verpleegster in zijn zie
kenhuiskamer de naam van
de vrouw Ellen noemt. „Dat
moet ik in mijn onderbewust
zijn gehoord hebben. Ik hou
veel van die vrouw. Ik denk,
dat die naam mijn redding is
geweest", zegt Foks. Sinds
het ongeluk is hij behept met
een soort dubbele persoon
lijkheid of zoiets, waardoor
hij contacten met doden weet
te leggen.
„Dat ging echt niet vanzelf',
zegt hij. „De kunst is om een
absoluut gehoor te ontwik
kelen. Na enkele jaren oefe
nen had ik dat". En zo komt
het, dat radio-uitzendingen in
een buitenlandse taal voor
gewone aardse stervelingen
als wy gewone uitzendingen
blijven. Voor Fred Foks ech
ter betekenen ze boodschap
pen uit het hiernamaals,
rechtstreeks aan hem ge
richt.
Door
Peter Bloemendaal
Zielevrienden
„Ik heb daarboven vijf ziele
vrienden. Ze begeleiden mij
en voeden mij op. Madjoe, een
knaap die ooit in Indonesië
geleefd moet hebben, Sophie,
van wie ik alleen maar weet
dat ze zo heet, Peter Achter
berg, een jong overleden Am
sterdammer, dat hoor je aan
zijn accent, Angelique. Van
haar weet ik ook geen bijzon
derheden. En Louis, de leider
van het groepje en mijn per
soonlijk begeleider. Die we
trouwens allemaal hebben.
Jullie ook!".
Het eerste foutje hebben we
echter al ontdekt. Dat Peter
Achterberg een Amster
dammer is geweest blijkt vol
gens Foks uit het feit, dat zijn
boodschappen altijd met een
sappig Jordaans accent door
komen. Even daarvoor heeft
hij echter verteld dat geesten
geen eigen stem hebben. Zij
gebruiken aardse geluiden
om hun boodschappen door
te geven. Zoals de radio.
Foutje....
En zo maakt Fred Foks al ver
tellend de ene misser na de
andere. Dan weer is het zus,
even later weer zo. „Geesten
zullen nooit een vraag precies
beantwoorden. Ze spreken al
tijd in symbolische zin. Na
men spellen en zo doen ze
nooit". Een uur later echter
luidt het verhaal, dat hij ooit
eens de geesten heeft ge
vraagd om de initialen van de
vrouw Ellen te spellen. De
vrouw waar hij veel van
houdt. „En ze spelden prompt
E.V.". Alweer een foutje.
Proeven
Maar goed. We zijn de beroerd-
sten niet en weigeren voor
alsnog te geloven dat Fred
Foks het niet allemaal zo
nauw met de waarheid neemt.
Wanneer Foks voor een sani
taire noodstop naar het toilet
is verdwenen besluiten we in
een bliksemoverleg om proe
ven te vragen. Glasheldere,
onwrikbare bewijzen van
contact met doden.
„Geen probleem, vraagt u
maar", zegt Foks als hij te
ruggekeerd is. En daarmee
wordt een begin gemaakt met
drie uur lang gesol met gees
ten waar niets anders uitkomt
dan een gierende hoofdpijn
van Fred Foks.
De eerste proef. Fred Foks gaat
stemmen en boodschappen
van geesten uit de uitzending
van een Franstalige zender
plukken. Na wat gerommel
met een microfoon en kabel
tjes neemt Fred Foks thea
traal plaats voor het opname
apparaat en brabbelt wat te
gen de muur en de band
recorder.
Louis
„Louis... (pauze)... Louis, hier is
Fred Foks... (pauze)... Deze
mensen willen graag bood
schappen van jullie horen
Louis... (pauze)... Helpen jul
lie me... (pauze)... Louis!". Na
vijf minuten gaat het spul af
en de band wordt terugge
draaid.
Foks draait de opgenomen mu
ziek weer af en daar gaat hij in
de fout. Hij probeert zijn ei
gen stem, die heel zachtjes
heen. En een touwtje» waar
aan een lipstickhouder ben
gelt. Hij steekt de veiligheids
speld aan het andere eind van
het touwtje door het vel van
zijn duim, neemt een moeilij
ke denkhouding aan en zegt
zacht „Vraagt u maar".
De vraag moet telepatisch ge
steld worden. Niet hardop
dus, want dan gaat het effect
verloren. Diezelfde ochtend
hebben we een kennis gezien.
De eerste vraag die ik in ge
dachten neem: „Wie hebben
we vanochtend gezien?".
-M-
En prompt hobbelt het touwtje
met de lipstickhouder naar de
letter M op de kaart M van
Mieke, M van Emmy. Onwil
lekeurig gieren de zenuwen
me nu toch door de keel. Je
weet tenslotte maar nooit.
Zou het dan toch waar
zijn?
We geven Fred Foks een oude
trouwring, die tot zegelring is
versmolten en vragen hem de
persoon te beschrijven aan
wie de ring heeft toebehoord.
Psychometrie heet dat en
Foks beweert ook die gave te
bezitten.
„Ik zie... ik zie... een man. een
oudere man", orakelt Foks
terwijl hy een nog moeilijker
houding aanneemt. „Grijs
haar... ja hè Louis... ja, zegt-ie,
grijs haar... met een grijs pak
Louis?... Met een grijs pak...".
Foks babbelt zo een poosje
door. Ik kijk Cees schuin aan
en vraag hem met een knikje
of er iets van klopt Cees
schudt nee. En inder
daad.
„Van uw vader wellicht, of van
uw grootvader", stelt Foks als
het contact voorbij is en hy de
ring weer heeft teruggegeven.
„Nee hoor, die was van mijn
grootmoeder...".
Foks lijkt nu echt boos op zijn
zielevrienden. „De koppijn
komt me de oren uit jongens",
zegt-ie. Hoe meer hij in de ga
ten krygt dat we niet van plan
zijn om alles maar voetstoots
aan te nemen, hoe zenuwach
tiger hij wordt. „Nog een
proef heren?", vraagt Fred
Foks hoopvol. Nou, vooruit
dan maar. Nog eentje.
Ja-nee
We besluiten tot een simpel
ja-nee-spelletje. Opnieuw
moeten we een vraag in ge
dachten nemen, die telepa
tisch wordt overgeseind naar
Louis in het hiernamaals.
Fred Foks zit weer met de
pendel en de kaart in de
moeilijke houding. Linksom
draaiende pendel betekent
nee, rechtsom betekent
ja.
Ik besluit een vraag in ge
dachten te nemen, waarover
geen twijfel kan bestaan:
„Hou ik, Peter Bloemendaal,
van muziek?". Zo, duidelijker
kan die vraag niet zijn. Mis
verstand uitgesloten. Fred
Foks roept andermaal zyn
zielevriend Louis op, die
daarop prompt verklaart dat
ik beslist niet van muziek ge
diend ben. De pendel draait
nee. Jammer dan, ik ben dol
op muziek. Voor ons is de
maat vol. We geloven er ook
werkelyk geen barst meer
Niets, helemaal niets hebben
de proeven opgeleverd. Geen
enkel hard bewys Behalve
die M dan. Maar ook daarover
hebben we zo onze twyfels.
Hoe groot is de kans dat Fred
Foks de M aanwyst. Juist,
een op de letters van het alfa
bet. We blijven geloven dat er
meer tussen hemel en aarde is
dan u en ik kunnen bevroe
den. Maar het gaat in ieder
geval niet op de manier die
Foks zich voorstelt. W.e
meent het echte harde bewys
te kunnen leveren moet zich
maar melden.
t het 'pendelen" met een oud lipstickhouder.
onder de Franstalige zender
te horen is, als stemmen van
geesten te verkopen. Maar wij
- slimmeriken die we zijn -
hebben ook onze eigen cas
setterecorder aangezet. En zo
komen we al vergelijkend tot
de conclusie dat Fred Foks de
zaak behoorlijk zit te bedu
velen. Foks wordt boos op
zijn zielevrienden en slingert
ze het verwijt naar het hoofd -
pardon, de ziel - dat ze niet
willen meewerken. „En ze
hadden het toch zo be
loofd...".
Proef twee. De radio gaat aan de
kant en Fred Foks spreekt
teksten in op onze cassette
recorder. Terwijl hij dit doet
nemen we alle geluiden in ons
op, die we in het kamertje ho
ren. Blaffende honden bui
ten, spelende kinderen op
straat, de papegaai beneden
en het ruisen van een vloeitje
als we een sjekkie draai
en.
„Hoor"
En jawel. Als Fred Foks het
bandje terugdraait („Even
kijken of Louis nu wat terug
gezegd heeft") gebruikt hy de
bijgeluiden als bewijs dat de
geesten hebben gesproken.
„Hoor", roept Foks al krui
pend over de grond voor de
cassetterecorder. We veren
overeind. „Hoor je het niet9
Die hond blaft dag Fred
Foks!". Ja, m'n neus! We gaan
weer zitten en schudden wei
nig overtuigd van nee en Fred
Foks krijgt de eerste symp
tomen van een snerpende
hoofdpyn.
Proef drie. De pendel en de
kaart. Fred Foks haalt een
grote kaart te voorschijn,
waarop een cirkel met de let
ters van het alfabet erom